CHRISTUS DE PLANT VAN NAAM 5 PREKEN Preek over Hooglied ...
CHRISTUS DE PLANT VAN NAAM 5 PREKEN Preek over Hooglied ...
CHRISTUS DE PLANT VAN NAAM 5 PREKEN Preek over Hooglied ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
69<br />
Gods. Daar zullen ze zo het kroontje neerwerpen en uitroepen: Gij, o Lam Gods, hebt<br />
ons Gode gekocht met Uw dierbaar bloed! Hoe meer ik er in mag komen, hoe meer ik<br />
verlang om naar Huis te mogen gaan. Hoe meer ik uitroep:<br />
Het zal zo lang niet eens meer duren,<br />
Want mijn reisje kort al af,<br />
In 't snel voorbijgaan van de uren;<br />
Dan daalt mijn lichaam in het graf.<br />
Dan ga ik van die volle zee<br />
Van al dit wereldse gebruis,<br />
Naar 't Vaderland, zo welgelegen,<br />
Naar 't Land, en naar mijn Jezus thuis.<br />
O, kinderen Gods in ons midden, nog een ogenblikje. Hier gaan wij soms klagend door<br />
moeiten en diepe wegen heen. Maar dáár zal ik mijn Borg aanschouwen. Daar zal ik<br />
Hem aanschouwen, Die hier doorstoken is. Nietwaar, volk? Daar zullen wij eeuwig,<br />
eeuwig bij Hem zijn. Daar zal nooit een scheiding meer zijn. Daar zullen we Hem zien<br />
van aangezicht tot aangezicht.<br />
Ik wil u eens even iets voorlezen, waar ik verleden zondag <strong>over</strong> gesproken heb. Dat is<br />
uit de eerste zendbrief van de apostel Johannes, het 3 e hoofdstuk, het 2 e vers, deze<br />
woorden: Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij<br />
zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk<br />
wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. Daar heb ik die zondag <strong>over</strong> gesproken.<br />
Wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. Wij zien nu nog door een spiegel als in een duistere<br />
rede. Alsdan zal ik Hem aanschouwen. O, ik heb mijn Borg aanschouwd in de Geest!<br />
Een vrouw uit Rijssen zei eens tegen mij (Ze is allang in de heerlijkheid, ik spreek van<br />
vijftig jaar terug): O, Ligtenberg, ik heb mee mogen maken, dat ik uit de hand van de<br />
Vader, in de hand van de Zoon terechtkwam; ik heb mee mogen maken, dat ik uit de<br />
hand van de Zoon aan de Vader weer gegeven werd. Als ik daaraan denk, gemeente, als<br />
wij dat mogen ervaren, uit de hand van de eeuwige Vader gegeven te worden aan de<br />
Zoon. Daar de Zoon door de diepten ging, door de angsten der hel, onder de toorn van<br />
de Vader, kon Hij de Kerk weer tot God brengen. Halleluja, onze God zij eeuwig de<br />
ere! Als ik daar in kom, in dat vrije, soevereine, Goddelijke genadewerk, dan roep ik<br />
met dat volk uit: daar een erfgenaam van te zijn! Eertijds een erfwachter van de hel, en<br />
een kind des toorns. Met de ganse wereld verdoemelijk voor God. Maar dan nu een<br />
erfgenaam te mogen zijn van hemel en aarde, waar Petrus van spreekt: Want wij<br />
verwachten, naar Zijn belofte, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, in dewelke<br />
gerechtigheid woont. O, Sion, wat zal het zijn, als wij daar eenmaal bij elkaar zullen<br />
zijn!<br />
Ik zei eens tegen enige kinderen: kinderen, daar liggen vader en moeder nu; nu zijn zij<br />
in de hemel. Of ze elkaar dadelijk zullen zien, dat weet ik niet, want daar kunnen nog<br />
wel jaren <strong>over</strong>heen gaan. Maar zij zijn er. En zij zullen nu samen dat kroontje<br />
neerwerpen voor de voeten van het Lam. Hebt u er in de hemel van uw familie? Dan<br />
wachten ze op u, volk. Dat ze daar met de verloste schare straks eeuwig God zullen<br />
groot maken. Zijn er in ons midden, wier familie of bekenden voorgegaan zijn? Dan zult<br />
u volgen. Daar zult gij eeuwig zingen! Daar is geen huwelijksleven meer, daar is ook<br />
geen familieleven meer. Maar dan zal het zijn: eeuwig, eeuwig God groot maken en<br />
verheerlijken!