12.07.2015 Views

Leidraad godsdienst - DPB Brugge

Leidraad godsdienst - DPB Brugge

Leidraad godsdienst - DPB Brugge

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

LEIDRAAD PASTORAAL en GODSDIENSTKatholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Woord vooraf p. 21. Pastoraal op de basisschool p. 3Suggesties voor een pastoraal op school p. 4A. Ontmoeten en gemeenschap vormen p. 5B. Verkondigen van Gods woord p. 11C. Dienstbaar in solidariteit p. 13D. Het leven vieren als Gods geschenk p. 152. Bidden en vieren p. 18A. Gebed en gebedsopvoeding bij kleuters p. 18B. Gebed, celebraties, sacramenten in het lager onderwijs p. 21C. Het bidden van leerlingen die een andere <strong>godsdienst</strong> beleven p. 243. Eerste communie p. 264. Solidariteitsacties p. 295. Godsdiensthoek p. 336. Geloofsopvoeding in de kleuterklas p. 367. Godsdienst in het lager onderwijs: visie en leerplan p. 398. Aanvraag kerkelijk mandaat p. 459. Klassenleraar en leermeester <strong>godsdienst</strong> p. 4610. Lerarenopleiding: met het vak r.-k. <strong>godsdienst</strong> p. 50A. Sollicitatie: (kleuter)onderwijzers, leermeesters rkg p. 50B. Andere personeelsleden uit het gemeenschapsonderwijs p. 5111. Inspectie en begeleiding <strong>godsdienst</strong> p. 5212. Evalueren in de <strong>godsdienst</strong>les p. 5413. Godsdienst en het lestijdenpakket p. 61<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 1


Woord voorafDeze ‘leidraad pastoraal en <strong>godsdienst</strong>’ wil vooral een houvast biedenaan de directeurs van het katholiek basisonderwijs van het bisdom <strong>Brugge</strong>bij het organiseren van het domein ‘pastoraal’ en het vak ‘<strong>godsdienst</strong>’.Deze leidraad kan voor pastoraal en <strong>godsdienst</strong> op het schoolbeleidmeer duidelijkheid en betere afstemming brengen.In heel verscheidene rubrieken wisten we tot een brede bundeling te komenvan visie, achtergrond, verwachtingen, afspraken, aandachtspunten en suggesties.De redacteurs vertrouwen op de bezielende inzet van het schoolteamom mee te stappen in de dynamiek rond pastoraal en <strong>godsdienst</strong> in onze samenleving.Dit ontwerp vormt een initiatief van de inspecteurs-adviseurs r.-k. <strong>godsdienst</strong>,met ondersteuning van de schoolbegeleiders voor pastoraal,de vicaris en alle leden van het dagelijks bestuur van het vicariaat voor onderwijs.<strong>Brugge</strong>1 november 2008Francis De WestelinckSabien LagrainMarc Van EenooJos De Muynck, coördinator<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 2


1. Pastoraal op de basisschoolEen katholieke basisschool blijft gestalte geven aan haar christelijk-gelovig opvoedingsproject. Dat is‘de dragende zinshorizon’ die richting geeft aan alles wat op school leeft. De christelijke identiteit vande school is een bron van inspiratie bij pedagogische en organisatorische keuzes van de school. Zulkewaardegeoriënteerde onderwijspraktijk bepaalt het pedagogisch klimaat van de school.In de lessen <strong>godsdienst</strong> en in het pastorale aanbod van de school komt de identiteit van de school opeen uitdrukkelijke wijze ter sprake. Pastoraal in de basisschool is met andere woorden een wezenlijkonderdeel van het profiel van een katholieke school.Pastoraal op school is het geheel van activiteiten waarin evangelisch bewogen mensen elkaar enanderen met zorg nabij willen zijn. Pastoraal op school brengt kinderen, leerkrachten, ouders en waarhet kan de kerkgemeenschap samen in verbondenheid. Alle initiatieven willen de zin van hetchristelijke geloof laten aanvoelen als een levensweg met een hoopvol perspectief.Pastoraal valt niet samen met de overtuiging om kinderen met een brede zorg te omringen, maar is ereen deelaspect van. Brede zorg schept heel wat pastorale kansen. Pastoraal beperkt zich niet totvieringen en de sterke liturgische tijden.Pastoraal valt ook niet samen met de lessen <strong>godsdienst</strong>. In het vak ondersteunen leerkrachten delevensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen door hun kennis, vaardigheden en attitudes teverbreden en te verdiepen.In een katholieke school wil men verder gaan. Waar het in het vak <strong>godsdienst</strong> om een leersituatie gaat,richt de pastoraal zich vooral op een ‘wijze van zijn’.‣ Pastoraal maak je waar door een goede school uit te bouwen en zelf een goedeschoolmedewerker te zijn.De beroepsspiritualiteit staat hierbij centraal, waarbij je oog hebt voor fundamentele levensvragen.‣ Pastoraal heeft alles te maken met het delen van het geloof en zoekt naar kansen om dit teverdiepen.Het geloof dat we doorgegeven krijgen, wordt op een kritische manier benaderd en op een eigentijdsemanier beleefd.Pastoraal zoekt naar mogelijkheden om als christenen naar buiten te treden.De katholieke school is een school met open vensters, gericht op mens en maatschappij.Typisch voor de pastoraal op school is de aandacht voor de vier wezenlijke uitzichten van elkepastoraal, zoals ze in de Handelingen van de Apostelen naar voor komen. Deze vier pijlers zijn:A. Ontmoeten: samenkomen en ontmoetingsmomenten creëren met aandacht voor de zwakste.B. Verkondigen: het woord van God uitdragen in het licht van het leven van de actualiteit.C. Dienstbaarheid: zorg dragen voor elke medemens, met een voorkeur voor de armen.D. Vieren: bezinnen en bidden rond het leven als een geschenk van God.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 3


Suggesties voor een pastoraal op schoolBij deze vier dimensies van pastoraal proberen we concrete suggesties aan te reiken omtrentinitiatieven die men op school kan nemen inzake de pastorale werking. De suggesties die hier wordenaangereikt, zijn een pretentieloos aanbod. Het is niet zo dat een school al deze zaken moet doen omeen goede school te zijn of om een goede pastorale werking uit te bouwen. Het is eerder een rijkgevulde korf met allerlei aanzetten en ervaringen van initiatieven die her en der reeds gebeuren.Grasduinend in het geheel zullen sommige zaken niet en andere wel stimuleren tot verdere reflectie enuitwerking.Wij hopen dat deze suggesties kunnen bijdragen tot een evenwichtige en dynamische pastoraal in debasisschool.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 4


A. Ontmoeten en gemeenschap vormenVOORAL MET LEERKRACHTENAandacht voor speciale gelegenheden (verjaardagen, huwelijk, overlijden)Een kalender met geboorte- en sterfdata en de aankondiging van andere belangrijkegebeurtenissen in het leven van mensen waar de klas en de school zich mee verbonden voelt.Zulke kalender is een leuk hulpmiddel om op het gepaste moment extra attent te zijn voorsommige mensen.Een ‘ik-weet-iets-goeds-van-jou-kaartje’ doet soms wonderen, zowel bij leerkrachten als bijleerlingen.Voor de hele school wordt er aan het begin van de week een kort openingsmomentgeorganiseerd.- Het aandachtspunt wordt toegelicht.- Er is aandacht voor de sterke tijden uit het kerkelijk jaar, maar ook voor de sterkemomenten uit andere <strong>godsdienst</strong>en.- De jarigen van de week worden extra in de kijker gezet (zingen).- In herinnering brengen van andere vreugdevolle of droevige gebeurtenissen.- Aankondigingen wat er in de komende week allemaal te doen staat op school.- Een kort moment van bezinning en gebed wordt voorzien.- Leerlingen en leerkrachten worden naar hun klas ‘gezonden’.Aanwezig zijn bij belangrijke gebeurtenissen.- Leerkrachten en kinderen zijn aanwezig bij doopvieringen, eerste communie, vormsel,huwelijksvieringen of begrafenissen van mensen die verbonden zijn met de school.- Een bezoekje nadien, een kaartje.- Tijdens het gebedsmoment, aan het begin van een personeelsvergadering, uitnodigen omte bidden voor pasgedoopten, gehuwden, zieken, overledenen…Bijzondere aandacht voor pijn, rouw en verdriet.- De moed hebben om mensen in hun rouwen nabij te zijn, zonder zich op te dringen.- Ook na de begrafenis oog hebben voor het verdriet van rouwende mensen.- Een viering uitwerken voor de overledenen die verbonden waren met de school.- Bij het overlijden van leerkrachten of leerlingen kan men zoeken naar rituelen en symbolenom de verbondenheid met de overledenen uit te drukken. Bv. een foto centraal plaatsen,een gedenkboek leggen, een boom planten in de school.Werken aan een fijne en open sfeer binnen het teamHet lerarenlokaal is een aangename en verzorgde ruimte waar het fijn is om te vertoeven.- Er zijn nu en dan verrassende dingen die aanleiding kunnen geven tot een verdiependgesprek (bv. leeftocht, een boek, een artikel uit een krant, een symbool,…).- Ruimte op het prikbord voor het concrete leven in de school.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 5


Op school is de aanwezigheid van een stille ruimte een pluspunt. Mensen komen er even totrust bij zichzelf en bij God.De middagpauze als een moment van samen-zijn.- Waarom niet eens samen eten? Hierin durven investeren als school (bv. broodjes bestellen,de ruimte feestelijk aankleden).Ontmoetingskansen aanbieden buiten de gewone werksfeer (voor leerkrachten enonderhoudspersoneel).- Nieuwjaarsreceptie.- Uitstap aan het einde van het schooljaar.- Wekelijkse sportactiviteit in de turnzaal.- Een bezinnings- of gebedsmoment voor leerkrachten.- Een studiedag op een andere locatie dan de school.- …Een ideeënbus kan de personeelsleden de kans bieden creatief gedachtegoed op papier tezetten en in de bus te deponeren.VOORAL MET KINDERENBezorgdheid voor zieke kinderenContact houden met zieke kinderen- Medeleerlingen stimuleren tot een bezoekje, een telefoontje, een mailtje, een kaartje.- Afspraken maken met leerlingen om de schriften van de zieke bij te houden.In geval van langdurige ziekte zouden de leerkrachten als team kunnen afspreken omallemaal in te springen door op regelmatige basis allemaal een uurtje les te gaan geven bij hetzieke kind. De klasleerkracht coördineert.OnthaalmomentenHet peter- of meterschap. Leerlingen uit hogere klassen nemen het peterschap op overleerlingen uit lagere leerjaren. Misschien kan een hele klas het peterschap dragen over eenandere klas.vb.: Oudere leerlingen gaan helpen bij het tafelmoment in de eetzaal.De leerlingen werken samen tijdens muzische activiteiten.Leerlingen van de lagere school gaan samen met de kleuters op schoolreis en dragenzorg voor hun jongere schoolgenootjes.Een welkomstmoment voorzien na ieder weekend, na een vakantie bv. met een klaspop ofmascotte.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 6


Aandacht voor het leven van kinderen, hun vreugde en verdrietAls een van de ouders van een kind ernstig ziek is of stervende is, mag het een ‘meeleefboek’bijhouden (een soort poëzie). De andere kinderen van de klas kunnen hun gevoelens, hunmeeleven en troost hierin uitdrukken.Bij echtscheiding hebben kinderen nood aan aandacht en nabijheid.- De titularis kan het kind uitnodigen tot een gesprek met een vertrouwensleerkracht.- Bij veel momenten tijdens de lessen kan de titularis oog hebben voor de signalen van dezekinderen.Na het overlijden van een van de ouders hebbenkinderen blijvend zorg nodig.- Een foto van de overleden ouder in hetreligieuze hoekje van de klas. Ieder jaar kandie foto ook meegaan naar de volgendeklas.- Een gesprek met het kind bijv. n.a.v. eenactiviteit rond moeder- of vaderdag. ‘Ga jijook iets maken voor je papa en het bij zijnfoto plaatsen, of ga je toch voor opa ietsmaken?’In gebedsmomenten is er aandacht voor concrete voorvallen die kinderen kunnen meemaken.- Kinderen krijgen de kans om te vertellen wat hen beroert.- Kinderen mogen zelf gebedsintenties en gebeden formuleren.De leerkracht maakt ruzies en pestsituaties bespreekbaar en helpt mee gemaakte afsprakenop te volgen.- De leerkracht neemt de tijd om het verhaal van kinderen te beluisteren (en laat er al eenszijn koffie voor staan).De verjaardagen van kinderen worden gevierd in de klas. Kinderen mogen dan even volop inde belangstelling staan. De titularis maakt ook best afspraken met ouders over geschenkjes.Het school- en klasreglement duidenZin geven aan afspraken en regels. Bv. wat er gebeurt voor verjaardagen, hoe rijen gevormdworden, waarom er stilte gevraagd wordt, wat het fijne aan samenwerken is.- Voor ouders, maar ook voor kinderen is het belangrijk dat ze een helder zicht hebben op dewaarden achter de regels en de normen. Die waarden zijn verbonden met hetopvoedingsproject van de school.Maandelijks is er een aandachtspunt dat vooropgesteld wordt en in de kijker geplaatst.Klasdoorbrekend werken als kans tot nieuwe ontmoeting- Klasdoorbrekend hoekenwerk met de parallelklas of per cyclus.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 7


- Tijdens het MDO wordt afgesproken wat en vooral ook hoe er over het kind gesproken zalworden tegen de ouders.- Aan oudercontacten kunnen leerlingencontacten vooraf gaan, opdat kinderen weten wat er overhen gezegd zal worden.- Op het rapport worden vooral tips weergegeven.- Tijdens de ouderavond doen de ouders ook wat de kinderen die dag hebben gedaan.- Aandacht voor gescheiden ouders. Beide ouders hebben nood aan en recht op informatie.- Oudercontacten individualiseren: naargelang de zorgvragen van het kind, zal de leerkracht voordeze ouders nu eens meer tijd voorzien dan voor andere.- Naast de ouderavonden voor alle ouders, zijn er moedernamiddagen voor allochtone moeders.In deze kleinere groep voelen deze moeders zich veiliger. Dezelfde thematieken worden methen besproken. Er wordt voorzien in de ondersteuning van een tolk.- Ouders zijn geïnteresseerd in hùn kind. Daarom is ruimte voor informeel en individueel gesprekzo belangrijk.- I.p.v. een oudercontact op school, zou men ook eens het rapport aan huis kunnen brengen.Ouders ondersteunen de school- De school staat open voor de talenten van ouders: hulp bij niveaulezen, ondersteuning bijleerwandelingen, een beroep doen op de deskundigheid van ouders n.a.v. een thema uit hetleergebied W.O., de handigheid van ouders valoriseren,…- Ouders stimuleren om zich te engageren binnen de school. Ouders ervan overtuigen datengagementen in werkgroepen en in het oudercomité over een heel jaar (of langer) lopen.- Op regelmatige tijdstippen worden ouders (onverwacht) binnen geroepen in de school voor eenkop koffie (en een informele babbel).MET HET SCHOOLBESTUURHet schoolbestuur heeft voor het personeel een gezicht. Tijdens de feestelijke momenten (beginen einde schooljaar, kerstviering,…) worden de leden van het schoolbestuur ook uitgenodigd.Voor het uitvoeren van het schoolbeleid is er een regelmatig contact tussen bestuur enkernteam.- Een woord van bemoediging.- Begrip tonen.- Vertrouwen schenken aan het team.- Het schoolbestuur en het team zouden hun werking kunnen afstemmen op het document’Samen bakens uitzetten: schoolbestuur en christelijke identiteit’ (VIMKO, sept. 2005).Domein één situeert zich rond pastoraal en identiteit.- Ook de ‘Katernenreeks van OKB-concreet: (1) personeelsbeleid; (2) strategischebeleidsplannen; (3) leiderschapsstijl en (4) structuren’ (VSKO, 2006-2007) roept deidentiteitsvraag op bij alle beleidsverantwoordelijken. Ze bieden aanzetten om het gesprekop gang te brengen.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 9


B. Verkondigen van Gods woordDE RELATIES MET LEERKRACHTEN- Opkomen voor mekaar en de goede geest laten werken. Durven stilstaan bij de wijze waaropwe met en over elkaar spreken.- Een gebed of een bezinning aan het begin van een vergadering kan afgewisseld worden meteen bijbeltekst die in het midden wordt gelegd en waarbij ieder de kans krijgt om te vertellenwat hem of haar in die tekst raakt.- Leerkrachten aanzetten om zelf te zoeken naar gebeden en bezinningsteksten (voor vieringen,als begin van een vergadering,…) en hen uitnodigen om aan elkaar te vertellen waarom ze voordie tekst gekozen hebben.- Samenwerken met een team aan de voorbereiding van vieringen en bezinningsmomenten.- Levensvragen die kinderen aanreiken aan elkaar durven voorleggen en nagaan hoe je daarmeekan omgaan.- Levensvragen (vragen van leven en dood) niet uit de weg gaan, maar durven zien als een kansom bij elkaar thuis te komen.- Overleg omtrent de implementatie en de uitwerking van de leerplannen <strong>godsdienst</strong> zien als eenkans om het eigen geloof ook een stukje met elkaar te delen.- Het aanbod van de nieuwe leerplannen durven zien als een kans op een herbronning.- Een studiedag plannen om als team rondzingeving te praten en te werken. Watgeven we als leerkrachten door met onsvoorbeeld? En stemt dit overeen met onzevisie?- ‘Leeftocht’ verspreiden ondergeïnteresseerde collega’s.- Samen zoeken naar woorden of beeldenom te zeggen wat niet te zeggen is.- Samenwerken aan de uitwerking van eenviering, een actie,… Hier ontstaan kansentot communicatie.- …DE RELATIE MET KINDEREN- De kansen van de leerplannen ten volle benutten (<strong>godsdienst</strong>, W.O.- mens en zingeving).- Gebruik maken van het aanbod van Missio, Welzijnszorg, Broederlijk Delen, Pax Christi, e.a. inhet aanbod op school.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 11


- In een centrale plaats van de school (bv. inkomhal) ruimte maken om te visualiseren wat er opschool leeft. (Bv. visuele elementen uit de vieringen krijgen hier een plaats).- Werken met een jaarthema dat als een rode draad doorheen het hele schooljaar loopt enkinderen, leerkrachten en ouders met elkaar verbindt. (Bv. de organisatie van devoordrachtavond voor de ouders, de uitwerking van de bezinning voor leerkrachten, allevieringen in de school staan telkens in het teken van het centrale thema: dat geeft eendynamiek op school en stof tot communicatie).- Leren vertrouwvol en ‘lotsverbonden’ met elkaar om te gaan. Geraakt worden door de inbrengvan de ander en dat durven zeggen. Dat geeft elkaar kracht om iets van jezelf prijs te geven.- Een puzzel in de vorm van een hart wordt bij ruzie uit elkaar gelegd. Ieder kind krijgt een helft.Ze leggen aan mekaar uit wat er misliep. Na afloop wordt de puzzel terug in elkaar geschovenen krijgt hij een plaats in de klas.- Aandacht hebben voor en interesse betonen voor de overtuiging van andersgelovigen.Kerkwerk Multicultureel Samenleven biedt jaarlijks tal van suggesties (kaarten n.a.v. het eindevan de Ramadan, de kalender: ‘Feesten bij de buren’, bezoek aan de verschillendegeloofsruimten, bezoek aan de verschillende geloofsgemeenschappen…).Zie website: www.kms.be of mailadres kms@kms.beook http://www.antiracisme.be/nl/educatie/kerkwerk.htmDE RELATIE MET OUDERS EN EXTERNEN- In de brieven aan ouders (bv. ouderavond, afspraken,…) kan in de hoofding iets opgenomenworden waarin de school uitdrukt wat ze belangrijk vinden als school.- Ouders denken mee in de pastorale werkgroep of nemen als oudervereniging een gedeelte vande pastorale taken op.- Pastoraal als een regelmatig terugkerend agendapunt van de participatieraad.- Een ouderavond omtrent de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. Ouders ingesprek laten treden omtrent levensbeschouwelijke vragen (bv. Hoe zien wij de toekomst vanonze kinderen?)- In de lokale bladzijde van het parochieblad een kort verslag over pastorale activiteiten in deschool.- …<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 12


C. Dienstbaar in solidariteitmet mensen en met de wereld veraf en dichtbijDE RELATIES MET LEERKRACHTENMeeleven met collega’s die onder zorgen en lijden gebukt gaan.- Omwisselen of overnemen van toezichten.- Belangstelling tonen, meeleven in hun situatie.- Steeds de algemene visie op onderwijs die in elk leerplan terugkomt, voor ogen houden omoverbodig werk en overbelasting te vermijden. Steeds de vraag stellen in hoeverre eenverandering ook een meerwaarde is voor elk kind?- Samen een haalbare, schooleigen planning met prioriteiten volgen.Opvang van nieuwe en jonge leerkrachten (en vervangers).- Bezorgen van de ‘opdrachtsverklaring van het katholiek onderwijs in Vlaanderen’ (1994).- Zorgen voor een infomap met schooleigen afspraken; met het pedagogisch project.- Openstaan voor vragen.- Een mentor toewijzen aan een nieuwe leerkracht.Deelnemen aan dagen voor beginnende leerkrachten (of beginnende directies). Hier krijgenmensen tijd en ruimte om bij mekaar op verhaal te komen (hoe ervaren wij… waar voelen westeun…).Aandacht voor leerkrachten op rust:- uitnodigen bij speciale gebeurtenissen,- schoolkrantje blijven opsturen,…DE RELATIES MET KINDERENAandacht voor de zorgvragen van ieder kind.- Een haalbaar kindvolgsysteem.- Aanwending van ambten niet uitsluitend om kleine klassen te maken, maar eventueel om tedifferentiëren en soms met twee leerkrachten in groepen te werken.- Aandacht in de klas voor actuele gebeurtenissen (veraf en dichtbij) (Bv. terreuraanslagenkunnen in de klas niet onbesproken blijven: solidariteit met slachtoffers.)- Stimuleren van werken per twee in de klas: kinderen kunnen leren van elkaar en op diemanier een hulp zijn voor mekaar.- Aandacht voor anderstalige nieuwkomers in de klas: kansen die hier zijn, ten vollebenutten.Bijzondere aandacht voor de financieel armen.- Rekeningen spreiden.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 13


- Ouders duidelijk informeren (in de schoolkrant, op klasavonden) wat kinderen moetenkopen en wat zeer vrijblijvend aangeboden wordt.- Kinderen leren omgaan met diversiteit in de klas en grote nadruk leggen opgelijkwaardigheid.- De problematiek van bos-, zee-, sneeuwklassen bij kansarmen: de school als solidairegemeenschap moet er kunnen voor zorgen dat iedereen mee kan gaan.- Gezond reageren tegen de wereld van het ‘hebben’ (allerlei modesnufjes die kinderenmeebrengen naar de school). Vooral het ‘zijn’ (kwaliteit van het leven) benadrukken inprojecten die men opzet.- Duidelijke afspraken i.v.m. wat kan en wat je beter niet doet bij het vieren van verjaardagen.Ondersteuning en begeleiding van huiswerk.Voor- en naschoolse opvang van kinderen.RELATIES MET OUDERSDrempels slechten- Werken aan een vertrouwensrelatie: als leerkracht zelf een bezoek aan ouders (of eentelefoontje) die vanuit hun thuiscultuur zich minder met de school inlaten. Dit niet opmomenten dat er problemen zijn, maar naar aanleiding van het niet aanwezig zijn opoudercontacten, ouderavonden. Deel gewoon enkele positieve zaken mee die bij het kindzijn opgevallen en nodig ze uit om aan je te vertellen wat er mis loopt.- Een goedendag zeggen kost geen geld. Mensen zien werkt telkens als een bevestiging datze meetellen.- De directeur is regelmatig bij de schoolpoort aanwezig en bereikbaar voor ouders.- Een bevraging naar ouders (of een gesprek met hen) over de bereikbaarheid en desamenwerking met de school, de klastitularis, enz.- Bijzondere hulp voor kansarme gezinnen bij eerste communie (kopen van kledij, schoenen).Huisbezoek bij de leerlingen met speciale zorgen- Verschillende leerkrachten gaan een uurtje lesgeven bij het zieke kind; de klassenleraarcoördineert.- Telkens opnieuw naar het verhaal luisteren van ouders.- Tijd vrij maken voor kansarme ouders: hen zelf gaan opzoeken en aanspreken.Actieve medewerking aan solidariteitsacties- Contact met (rusthuizen voor) bejaarden. Kinderen en bejaarden met elkaar in contactbrengen en laten aanvoelen dat zij iets voor elkaar betekenen (optreden voor bejaarden,een terugkerende activiteit met bejaarden zoals kookactiviteit, een teken- ofschilderactiviteit).- Contact met een klas van een ander continent waarbij op regelmatige tijdstippen zakenuitgewisseld worden (bv. e-mail, geschenkendoos met zelfgemaakte knutselwerkjes).- Missio; Welzijnszorg en Broederlijk Delen: uitwerken van het kinderproject van SpoorZes.De presentatie tijdens de diocesane startavond met enkele leerkrachten bijwonen.- Leerkrachten staan stil bij de zin van solidariteitsacties voor kinderen (reflectie over enkeuze uit het enorme aanbod van acties).<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 14


D. Het leven vieren als Gods geschenkRELATIES MET LEERKRACHTENBezinnings- en gebedsmomenten met het teamLeerkrachten maken (per twee) een adventsviering of -bezinning voor het team bij het beginvan de personeelsvergadering van december. Dit bestaat uit mooie teksten, liederen,…Een bezinning hoeft niet ‘kort’ te zijn. Bezinning en gebed mogen tijd kosten, op voorwaarde datze zinvol zijn en goed worden verzorgd.Vieren van belangrijke momenten: geboorte en dood, aandacht voor eerste communie, huwelijkvan kinderen van collega’s.Vieren van vriendschap en collegialiteit in het samen iets doen: eetmaal, uitstap.RELATIES MET KINDERENRuimte voor dagopeningen- Kinderen zoeken een tekst of maken een gebed aansluitend op de belevenissen in de klas.- Belang van de onthaalhoek: in het kringgesprek wordt de verbondenheid met elkaarversterkt. Men voelt zich meer verantwoordelijk voor elkaar, meer bezorgd voor elkaar.- Aandacht voor ‘biddende’ momenten.Een gevarieerd aanbod van klasvieringen (niet enkel eucharistie)- De klasruimte zelf als ruimte waar gevierd wordt, durven gebruiken (mits nodige inrichting:een zekere sfeer oproepen).Door een ritueel uitdrukking geven aan de levensvragen van kinderen: bv. bij een overlijden denaam van de overledene op een steen schrijven en in de <strong>godsdienst</strong>hoek leggen; op geschiktemomenten tijdens de les bij de steen een kaarsje aansteken en tot gebed komen.Door te vieren met leerlingen ligt niet enkel de nadruk op de cognitieve-rationele benaderingmaar krijgt ook de emotionele-sociale en religieuze ontwikkeling van kinderen groeikansen.Vieringen op school versterken deverbondenheid: het groepsgevoelwordt groter,… (een goederelativering van het sterker wordendindividualistisch cultuurklimaat).Door te vieren krijgen we kansenom niet alleen verbaal te werken. Erontstaat een andere vorm van<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 15


communiceren: het creatieve in de mens wordt aangesproken: nieuwe symbolen, rituelenproberen te vinden.Vieren roept een halt toe aan het ‘haastritme’ op school. Het gangbare ritme in het schoollevenwordt doorbroken.Bijzondere gebeurtenissen krijgen door het vieren meer aandacht (sterven van iemand,geboorte, jubilea…).Door te vieren leer je kinderen (en ook collega’s) op een andere manier kennen.RELATIES MET OUDERSAandacht voor bijzondere gebeurtenissen in families.Schoolfeest en oudercomité.Ruimte in de schoolkrant voorzien voor een stukje bezinning (aansluitend bij deonderwijsactualiteit).RELATIE MET PLAATSELIJKE GEMEENSCHAPSchool en parochie werken samen- Viering in de parochiekerk op het einde van het schooljaar, voorbereid door hetoudercomité.- Een klas verzorgt een gezinsviering in het weekend waar alle gezinnen vanuit de school opuitgenodigd zijn.- De school neemt de data van de gezinsvieringen in de parochie in haar maandkalender op.- Belang van overleg met de pastoor of zijn afgevaardigde.De school toont interesse voor de vieringen van andersgelovigen en nodigt ook deandersgelovigen (kinderen en ouders) uit op haar eigen vieringen. Soms zal deze uitwisselingzich beperken tot aanwezigheid. Op andere momenten kan men luisteren naar mekaars gebed.Op nog andere momenten zal men proberen om een viering uit te werken vanuit eengezamenlijke aanpak en participeert men aan elkaars gebed.Inhuldiging van nieuwe gebouwen.Jubileum van school of parochie.De patroonheilige van de school een plaats geven in een viering en in de schoolwerking.Inbreng bij gezinsvieringen.Opendeurdag of schoolfeest.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 16


Nieuwjaarskaarten verwijzen naar KerstmisBron:De Commissie Pastoraal basisonderwijs: COM-PASUitdieping van de bouwstenen voor een pastoraal in de basisschool of Hoe een school in kleine dingengroot kan zijn, Suggesties voor een pastoraal op school, VVKBaO uitdieping 05/12/01<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 17


GebedshoudingDoordat kleuters vooral participeren aan de geloofsbeleving van volwassenen is een herkenbaregebedshouding voor hen belangrijk. Een gebedshouding onderscheidt ook bidden van alle anderedingen. Ze is een element van het specifieke kader dat kleuters nodig hebben. Peuters zullen, als blijktdat dit een ritueel wordt, spontaan de kleuterleidster imiteren. De juf merkt het aan kleuters wanneer ze'mee willen doen'.Bij kleuters is het zinvol en wenselijk verschillende gebedslichaamshoudingen te initiëren. Zo komenook kleuters tot een eigen gebedshouding.Anders- en niet-gelovige kleuters kan je een christelijke gebedshouding niet opleggen. Zij kunnen weluitgenodigd worden om een eigen houding aan te nemen, waarin ze stil kunnen worden en tot gebed ofbezinning komen.Persoonlijk biddenSoms kan je eens een formulegebed als het weesgegroet of het onzevader bidden. Het kan kleuterservan bewust maken dat grote mensen andere (moeilijker) woorden gebruiken om te bidden. Kleutersvertrouwd maken met formulegebeden van volwassenen geeft hen de mogelijkheid te participeren aanhet volwassen gebed. Het kennen van de formulegebeden mag bij kleuters geen doel op zich zijn.De juf kan kleuters ook leren persoonlijk te bidden. Laat hen daarbij volop zichzelf zijn enuitdrukkingsmogelijkheden zoeken die van hen zijn. Je kan aansluiten bij hun eigen ervaringen. Er zijnmomenten van intens ervaren waarbij kleuters God 'voelen', 'vermoeden',... Deze momenten kan jeaangrijpen om kleuters te helpen zich spontaan uit te drukken. Door verbale en non-verbale expressiekunnen ze komen tot persoonlijk bidden.Stilte en vierenMomenten van stilte - al dan niet met meditatieve muziek - zijn bovendien aangewezen opstapjes omkleuters de sfeer van gebed te laten aanvoelen. Dit is zeker aangewezen in klasgroepen met andersenniet-gelovige kleuters. Een stilteritueel is voorwaarde om tot gebed te komen op het niveau van dekleuters.Geloven is ook vieren. Als slot van een belangstellingscentrum (BC) kan een korte viering of een ritueelmoment samen met de kleuters worden opgebouwd. Het levensbeschouwelijke en <strong>godsdienst</strong>ige dat ineen BC werd aangeboden, wordt in die viering of in het ritueel nog eens samengebracht. Het samenvieren geeft hen en de kleuterleidster de mogelijkheid om diepere waarden of geloof uitdrukkelijk tebeleven.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 19


Bidden met anders- en niet-gelovige kleuters in de klasRespect en eerbied voor de overtuiging van anders- en niet-gelovige kleuters (en hun ouders) zijnwezenlijk. Dit is zeker het geval wanneer het om bidden gaat. Men kan kleuters niet dwingen te biddenin een <strong>godsdienst</strong> die ze zelf niet belijden.Vermits kleuters participeren aan wat de kleuterleidster doet, ook aan haar bidden, is grotevoorzichtigheid geboden.Het is belangrijk met de ouders daarover te spreken. Katholieke kleuterscholen hebben een christelijkopvoedingsproject. Een christelijke gebedscultuur hoort daarbij. Aan ouders die zelf geen christenenzijn, moet, wanneer zij hun kinderen in de school inschrijven, duidelijk gezegd worden dat er in deschool (op een christelijke manier) gebeden wordt. Tevens moeten zij ook vernemen dat hun kind nietzal gedwongen worden om aan dat gebed actief deel te nemen.Bron:Werkplan r.-k. <strong>godsdienst</strong> voor het katholiek kleuteronderwijs in Vlaanderen, Licap, 2001, p. 111-119<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 20


B. Gebed, celebraties, sacramenten in het lager onderwijsOmschrijvingBij een totaalconcept van opvoeding is er altijd ook aandacht voor sfeer, stilte, symboolgevoeligheid enrituelen. Hierbij verwijzen we naar het voorafgaande deel ‘A. Gebed en gebedsopvoeding bij kleuters’,(<strong>Leidraad</strong> p. 18-20) dat een basis vormt voor de doorstroming in het lager onderwijs.We maken onderscheid tussen stilte-oefening, bezinning, gebed, liturgie en sacrament. AI dezemogelijkheden kunnen benut worden in de <strong>godsdienst</strong>lessen en bij andere klasactiviteiten, maar eenbijzondere aandacht moet toch uitgaan naar het christelijk bidden.Bidden gebeurt steeds vanuit het bewustzijn van Gods aanwezigheid. Bezinning kan gebeuren oplouter humane basis.Bidden hoeft trouwens niet altijd gekoppeld te zijn aan stilte. In oorspronkelijke bijbelse zin is biddenjuist het doorbreken van de stilte: zich uiten voor God. Dit kan in stilte, maar ook al doende en alvierend. Men hangt best geen al te stereotiep beeld op van bidden. Door de veelzijdigheid ervan tebenadrukken, ontstaan er meer aanknopingspunten voor gebed.De bijbel is een belangrijke bron voor gebed. Door te bidden met psalmen of psalmcitatenbijvoorbeeld, worden kinderen van jongs af aan vertrouwd met bijbelse taal. Die zal hen dan ook oplatere leeftijd vertrouwd in de oren klinken. Het getuigenis van Jezus over zijn godservaring is eenbelangrijke leidraad om kinderen te laten aanvoelen wat bidden is voor christenen: zowel hoe Hij zich tot‘God-Vader' verhoudt als hoe Hij bidt.Het is belangrijk dat de verschillende vormen van gebed en bezinning aangepast worden aan hetniveau van de kinderen en aansluiten bij wat zij zelf beleven of bij wat in de klas ter sprake gekomen is.Het kan zinvol zijn bepaalde passages uit deze gebeden of bezinningen te herhalen, omdat dit hetproces van verinnerlijking bevordert.Anderzijds is het ook nodig dat kinderen kennismaken met het bidden van de geloofsgemeenschap ende kans krijgen eraan deel te nemen. Daartoe zullen ze bepaalde bestaande en traditionele gebedenleren kennen, zoals het ‘kruisteken', het ‘weesgegroet' en het 'onzevader', ook al zijn die geformuleerdin de taal van volwassenen. Door deze te memoriseren kunnen kinderen op eender welk momentmeedoen met gelovigen die samen christelijk willen bidden. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen in deeucharistie, maar ook in andere omstandigheden. Kinderen kunnen bij deze traditionele gebeden ookworden opgeroepen om er een intentie aan te koppelen. Beleving van het gebed alsgemeenschapsgebeuren is cruciaal binnen het christendom en gaat terug op het voorbeeld van Jezus.Kinderen ontdekken verder dat mensen met andere geloofsovertuigingen ook bidden, zij het op eenandere wijze dan christenen. Dit kan een bron zijn van ontmoeting en dialoog met andersgelovigenbinnen en buiten de klas.Gebedsopvoeding kan niet beperkt worden tot het omgaan met teksten. Bidden kan men maar lerenvanuit grondhoudingen als ontvankelijkheid, hoop en vertrouwen, meeleven met anderen, inzet voormens en wereld. Het werken aan deze grondhoudingen is dus heel belangrijk, zodat bidden 'vanbinnenuit' kan groeien. Het is werken aan een cultuur van innerlijkheid.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 21


Gebed is niet alleen verbaal. Verschillende vormen van expressie kunnen aan bod komen. Uit het(samen) bidden kunnen celebraties (niet-sacramentele vieringen) volgen. Celebraties zijn zeerwaardevol op zich en verdienen alle aandacht.De sacramenten worden inhoudelijk verkend. Kinderen ontdekken dat sacramenten ietsvertegenwoordigen van de bredere christelijke gemeenschap, met een eigen inhoud, die ons uit deoverlevering wordt aangereikt. De betekenis van een sacrament wordt het best in verband gebrachtmet wat gelovige mensen beleven. Het doopsel en de eucharistie worden verkend in de eerste cyclus;het sacrament van de verzoening in de tweede; het vormsel, de ziekenzalving, het priesterschap en hethuwelijk in de derde cyclus.In verband met bidden, celebraties en sacramenten is het aangewezen voortdurend aandacht te gevenaan het godsbeeld dat erin ter sprake komt.Plaats in het communicatieprocesOmwille van de eigen problematiek van gebed, celebraties en sacramenten op school, werd gekozen ereen aparte invalshoek aan te wijden. Het is dus niet de bedoeling gebed, celebraties en sacramentenlos te maken van ‘Kerk’, maar wel er voortdurend eigen aandacht aan te geven.In bezinning kunnen kinderen stil worden bij de diepte van het leven. Het is belangrijk dat dit kan in de<strong>godsdienst</strong>les. Zo bouwt men met alle leerlingen aan een cultuur van innerlijkheid.Wie gelooft, richt zich in gebed rechtstreeks tot God. Bidden is iets anders dan zich bezinnen. Dit steltde <strong>godsdienst</strong>leerkracht soms voor problemen. Immers, niet alle leerlingen geloven. Niet alle kinderenzijn verbonden met de kerk. Men kan niemand verplichten te bidden of sacramenten te vieren. Wel kanmen vragen aanwezig te zijn in respect voor het bidden van gelovigen.Kinderen moeten alleszins de kans krijgen om te participeren aan het gebed van volwassenen, zij hetop hun eigen wijze. Ze kunnen op basis daarvan een verschil aanvoelen tussen de woorden vanvolwassenen en van henzelf. Daardoor voelen ze aan dat mensen evolueren in de manier waarop zebidden. Het geloof en het gebed van de leerkracht vormen een steun- en oriëntatiepunt op het vlak vanzingeving. De leerlingen doen op een eigen manier hun inbreng. Hier bestaan er verschillendemogelijkheden: actief deelnemen en meebidden, bidden vanuit de eigen geloofsovertuiging (bv.leerlingen die een andere <strong>godsdienst</strong> beleven), een eigen bijdrage leveren met een lied ofbezinningstekst, stil en respectvol aanwezig zijn.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 22


De meest aangewezen plaats voor de sacramenten is de geloofsgemeenschap (parochie). Deonmiddellijke voorbereiding op de viering van het sacrament gebeurt het best in de parochie.Leerkrachten kunnen daarbij meewerken. De kennismaking met het sacrament kan wel binnen het vak<strong>godsdienst</strong> en andere klasactiviteiten.Of sacramenten in schoolverband kunnen gevierd worden, met respect voor leerlingen en leerkrachtenén voor het sacrament zelf, moet ter plaatse door het team worden uitgemaakt. Het plots doorbrekenvan de lessen is moeilijk en is niet altijd winst. Het vieren kan uitgaan van de pastoraal op school zelf.Hier zal moeten gezocht worden naar een goede samenwerking met de parochie. Het is hierbijbelangrijk te zoeken naar een liturgie waarin kinderen een eigen plaats krijgen, en waarin de kern vanhet sacrament voor hen duidelijk is.Men mag zich echter niet blind staren op het vieren van sacramenten alleen. Ook celebraties (nietsacramentelevieringen) zijn waardevol en verdienen een plaats in klas en/of school. In ons bisdomloopt een vorming voor gebedsleiders.Didactische aandachtspuntenHet is noodzakelijk dat de leerkracht - eventueel in samenspraak met het schoolteam - zich bewustafvraagt welke vorm van bezinning en /of gebed mogelijk is in de klas. Daarbij houdt men rekening metwat de kinderen te leren hebben over bidden, maar ook met hun eigen overtuiging. Bidden kan maar inrespect voor ieders vrijheid. Ongetwijfeld moet hier gezocht worden naar vormen van differentiatie,waarbij ook niet-gelovige kinderen op hun eigen manier aan bod komen.Accenten per cyclusEerste cyclus:- Nadruk op actieve participatie: kinderen willen 'mee’-‘doen'. Beide woorddelen zijn belangrijk.- Celebraties opbouwen rond levenselementen die bron zijn van verwondering, levensvreugde en zorg.- Celebraties opbouwen rond belevingen die verband houden met eucharistie.- Vertrouwd worden met gemeenschapsgebeden: bv. morgengebed, tafelgebed…Tweede cyclus:- Meer aandacht voor persoonlijke en creatieve inbreng van kinderen, gekoppeld aan sterke ervaringenof de verwerking van een inhoudelijk aanbod.- Meer oog voor de symbolische omkadering van gebed en vieringen.- Differentiatie: elk kan een inbreng doen, maar de vorm en inhoud ervan kunnen verschillen van kindtot kind. Wel kan het hele gebeuren als een sterk moment van verbondenheid worden doorleefd.- Gemeenschapsgebeden inhoudelijk verkennen en memoriseren.Derde cyclus:- Meer nadruk op authenticiteit in uitdrukking van bezinning en gebed: wat je zegt, daar sta je voor.Geen hol verbalisme; niet blijven steken in een formalistische benadering van bidden en vieren.- Kinderen zelf het verband laten leggen tussen hun persoonlijke verwerking van een inhoudelijkaanbod en hun expressie in bezinning en gebed.- Voor gebed: sterker accent op het zich laten omvormen door een goddelijke aanwezigheid.- Ingaan op het waarom van gemeenschapsgebeden.Bron:Leerplan rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> voor het lager onderwijs in Vlaanderen, Licap, 2000, p. 60-62<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 23


C. Het bidden van leerlingen die een andere <strong>godsdienst</strong> belevenHet is nodig heel voorzichtig om te gaan met het bidden van andersgelovigen op katholieke scholen, envooral te zorgen dat de persoonlijke vrijheid van de andersgelovige leerlingen geëerbiedigd blijft. Ingeen geval verplicht men hen tot actieve deelname aan een christelijk gebed, in gelijk welke vorm(klasgebed, gebedsdienst, sacramentele of andere liturgische dienst). Wanneer de leerlingen in de<strong>godsdienst</strong>les een gebeds- of bezinningstekst schrijven, dienen de andersgelovige leerlingen duidelijk teweten dat zij geen christelijk gebed moeten formuleren.1. Bij de kleinste kinderen moet men bijzonder voorzichtig zijn: zij zijn nog niet goed in staat invrijheid hun religieuze eigenheid te poneren. Hun 'participatief geloven' kan hen ertoe brengenspontaan dingen te doen die hun ouders (of zijzelf later) verwerpen: bv. het maken van eenkruisteken.2. Indien de andersgelovige kinderen het verlangen en hun ouders dit aanvaarden is er geenbezwaar tegen dat zij aansluiten bij een groep die bidt. Onder 'aansluiten bij' en 'deelnemen aan'kan men twee vormen onderscheiden:- Passieve aanwezigheid is te aanvaarden.- Actievere deelname ligt moeilijker. Maar moet ze volledig uitgesloten worden? Men moet eenonderscheid maken volgens de aard van het gebed of de gebedsviering (zie hierna nr. 3 en 4).3. Betreffende de sacramenten geldt hetzelfde onderscheid.De leerlingen van een katholieke school nemen actief deel aan de sacramenten. Zij gaan naar deeucharistie, waarin zij de gaven van brood en wijn naar het altaar brengen, de communieontvangen… Zij vieren het sacrament van de verzoening.Het is wenselijk voor andersgelovige leerlingen te zoeken naar alternatieven die aansluiten bij huneigen gebedstraditie. Er kunnen zich echter bijzondere gevallen voordoen, waarbij andersgelovigeleerlingen - bijvoorbeeld uit vriendschap voor een katholieke vriend - wensen aanwezig te zijn bijeen katholieke begrafenis of bij vieringen.4. Er kunnen gemeenschappelijke gebedsmomenten zijn van verschillende aard:a. Katholieke en oecumenische gebedsmomenten, gebedsvieringen:Indien hierbij andersgelovige leerlingen aanwezig zijn beperken zij zich best tot louteraanwezigheid.Is het aanvaardbaar dat sommige andersgelovige leerlingen een katholiek gebed voorlezen (bv.voorbeden)? Zij vragen daar soms zelf naar en beschouwen dit als een teken dat zij aanvaard zijnen bij de groep horen. Hoe meer het gaat om specifiek christelijke gebedselementen, des tevoorzichtiger moet men hierbij zijn. Eventueel kunnen andersgelovige leerlingen gebedenvoorlezen of mee gebeden opzeggen die gericht zijn tot God (in het algemeen, zonder Hem alsVader aan te spreken), zonder dat Christus of de Geest erbij betrokken zijn.Dezelfde voorzichtigheid moet men aan de dag leggen wanneer andersgelovige leerlingen willenmeezingen of samen met anderen aan religieuze expressie willen doen (bv. wel sommigegebedshoudingen aannemen; geen kruisverering).b. Christenen en andersgelovigen bidden op dezelfde plaats elk om beurt, ieder volgens zijn eigenreligieuze traditie.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 24


c. Men kan interreligieuze vieringen organiseren. Thema’s als verdraagzaamheid, oorlog envrede, duisternis en licht, enz. worden zowel vanuit de torah of de koran als vanuit de bijbelbelicht. De thema's uit het <strong>godsdienst</strong>leerplan bieden kansen tot dergelijke interreligieuzevieringen.5. Het gebed in de eigen geloofstraditieHet is moeilijk de andersgelovige kinderen op school rituele gebeden te laten verrichten: devoorwaarden daartoe (o.a. mogelijkheid tot rituele reiniging vooraf) en de passende context zijn erniet.Leerlingen die het wensen kunnen wel bestaande gebeden reciteren of zelf geschreven gebedenvoordragen. De christelijke leerlingen nemen daarbij een houding aan van aandacht en eerbied.Bron:Het vak r.-k. <strong>godsdienst</strong> in katholieke basisscholen met een hoog percentage moslims, toepassingsnotavan de erkende instantie r.-k. <strong>godsdienst</strong>, april 2000, p. 14-15<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 25


3. Eerste communieHet leerplan r.-k. <strong>godsdienst</strong> en de beleidsopties in verbandmet de eerste communie van het bisdom <strong>Brugge</strong> zijngelijklopend. ‘Het vademecum voor de parochies 2008’suggereert het automatisme waarmee de eerste communievaak wordt gevierd te doorbreken en een pastoraal uit tewerken waarbij gezin, school en parochie hun specifiekebijdrage behartigen. In het bisdom <strong>Brugge</strong> vindt de eerstecommunie plaats op het einde van het eerste leerjaar.Het belang van een parochiale of federale werkgroepOm een stappenplan uit te denken en concreet te makenbrengt de parochie of federatie alle betrokken partijen (eenvertegenwoordiging van de ouders, leerkrachten en directie,teamleden, leden van liturgische werkgroepen, ...) bijeen vooreen eerste verkennend gesprek. Dit gebeurt best in de maandseptember. Het is de bedoeling een parochiale/federalewerkgroep eerste communie samen te stellen waarin allebetrokken partijen vertegenwoordigd zijn. Elk jaar opnieuw kande samenstelling van de groep herbekeken worden.Een stappenplan1. De inschrijving voor de eerste communie gebeurt via de ouders. De parochie zoekt uit hoe men hetgemakkelijkst en het efficiëntst alle kinderen die in aanmerking komen voor de eerste communie kanbereiken (aandacht voor kinderen die school lopen buiten de parochie of les volgen in het buitengewoononderwijs). Men zorgt ervoor dat ook sociaal zwakkere ouders op een passende wijze aangesprokenworden.'De eerste communie wordt gevierd in de parochiekerk van de ouders. Indien dit in stedelijke centra niethaalbaar lijkt, gaat de viering in elk geval door in een parochiekerk. Wanneer de kinderen van eenzelfdeklas willen samenblijven voor hun eerste communie, ook al wonen zij op verschillende parochies, moet ditin bepaalde omstandigheden kunnen. Hierbij dient immers rekening gehouden te worden met het gegevendat een aantal ouders en kinderen op school hun enige (gelovige) gemeenschapservaring opdoen' (blz. 23-24). Uiteindelijk zijn het de ouders die in samenspraak met de parochieverantwoordelijken beslissen inwelke geloofsgemeenschap zij hun kind willen initiëren.Op de Dienst Parochiepastoraal is een modelbrief voor de ouders beschikbaar.De parochieverantwoordelijken zorgen ervoor dat zij een doopattest hebben van de kinderen die hun eerstecommunie vieren. Als kandidaat eerste communicanten niet zijn gedoopt, kunnen ze na een aangepastecatechese, het doopsel ontvangen tijdens de voorbereidingstijd op de eerste communie.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 26


Men zoekt naar haalbare modellen van volwassenencatechese om ouders te begeleiden naar de eerstecommunie. De Dienst Parochiepastoraal leent een panelenkoffer uit met laagdrempelige impulsen (eenlied, een knutselbeurt, een puzzel, ...) voor een oudercontact. Er is een catechetisch circuit uitgewerkt datzowel voor de ouderavond als voor de catechese met de kinderen in de loop van het jaar kan gebruiktworden. Er is ook een gebedshuisje te verkrijgen met eenvoudige middelen om naar aanleiding van deeerste communie met het hele gezin even te bidden. In 2009 start een nieuw project: ‘Rond de tafel vanJezus’.De diocesane werkgroep eerste communie ontwierp een concreet project om kinderen op hun eerstecommunie voor te bereiden. ‘Rond de tafel van Jezus’ concentreert zich rond enkele belangrijkebouwstenen van de eerste communieviering. Deze viering wordt als het ware over zes bouwstenen, zesthema’s, gespreid. Bij elk thema wordt vanuit de verschillende partners (school, parochie, gezin) ietsaangeboden. Zo komt de jongen of het meisje dat zich op de eerste communie voorbereidt viaverschillende kanalen in contact met de kernelementen van het christelijk geloof. Centraal in dit alles staateen rugzakje. Elk kind dat zich op de eerste communie voorbereidt, krijgt een rugzakje dat de tocht naar deeucharistie mee begeleidt. In dit rugzakje zitten enkele impulsen per thema. Deze impulsen richten zichzowel naar de kinderen als naar de ouders. Je vindt in dit rugzakje: een blokkaars, een Jezus-figuurtje, eendoorschuifkaart met het Onze Vader, een broodmanddoek, een boekje met tafelverhalen en –gebeden,zakje met steentjes, het paspoort van een christen en een kaftje met berichten aan de ouders. Het rugzakjeen de handleiding zijn verkrijgbaar via de Talentade (Dienst voor evangelisatie).2. Na overleg met de parochieverantwoordelijke komt men tot afspraken over de eigen inbreng van deschool. Het leerplan voorziet in de eerste cyclus een onderwerp 'Brood, tafel, maaltijd houden’. Ditonderwerp wil kinderen kennis laten maken met de eucharistie en brengt daartoe een aantal essentiëleinzichten bij. De handboeken bieden daartoe de nodige impulsen. Binnen de onderwerpen zijn er heel wataanknopingspunten die voorbereiden en verwijzen naar het sacrament.Naast het verkennen van het sacrament van de eucharistie kan de school ook meewerken aan de eerstecommuniecatechese die zevenjarigen stapsgewijs binnenleidt in de liturgie van de eerste communie. Eenwerkgroep schoolpastoraal kan hier goede diensten bewijzen. Het leerplan laat qua timing de mogelijkheidtot deze uitbreiding open.De nieuwe handboeken geven geen praktische uitwerking van de eerste communie. Niettemin is zinvolmateriaal ter beschikking. Meerdere uitgeverijen en catechetische diensten brengen zinvolle publicaties opde markt. Sommige parochies werken met een eigen werkmap. Het is de bedoeling dat ouders, leerkrachtenen betrokkenen op de parochie samen met de eerste communicanten via haalbare impulsen (verhalen,doeditjes, gebeden, ...) naar de eerste communie toegroeien. De concrete voorbereiding van de viering kanheel beperkt zijn; hierbij mogen de repetities echt tot het minimum worden herleid.3. Men plant een aantal instapvieringen in voorbereiding op de eerste communie. Deze vieringen wordenbest sober gehouden met telkens terugkerende en dus herkenbare bouwstenen. Op de Dienstparochiepastoraal is beschikbaar: een map met instapvieringen, en een verwerkingsmap om er thuis en/ofin klas bij stil te staan. Er is ook een bundel met passende liederen voorhanden.4. De eerste communieviering zelf sluit best goed aan bij de instapvieringen (dezelfde structuur, dezelfdeliederen, ...). Op de Dienst Parochiepastoraal vind je een model.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 27


5. Als opvolging van de eerste communie wordt op geregelde tijdstippen een gemeenschapsviering metaandacht voor jonge gezinnen voorzien. Zo staat de eerste communieviering niet geïsoleerd, integendeel,zij biedt jonge gezinnen de kans in contact te blijven met de lokale geloofsgemeenschap. Gemeenschapsvieringenlaten het toe een band te smeden tussen de eerste communie- en de vormselpastoraal.Zo komen mensen in de parochie thuis. In liturgische centra worden suggesties voor gemeenschapsvieringenaangeboden.Referentie:CCV in het bisdom <strong>Brugge</strong>, Dienst Parochiepastoraal: Werkgroep eerste communie brugge@ccv.be enwww.ccv.beBron:Vademecum voor de parochies, bisdom <strong>Brugge</strong>, 2008<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 28


4. SolidariteitsactiesBezig zijn met kansarmoede is geen eenmalige zaak, maar eenuitdrukkelijke keuze die men als school maakt. Toch is de realiteit in deschool vaak anders en gaat men het pas hebben over kansarmen naaraanleiding van projecten. Rond het werken met kansarmoede scheppenconcrete projecten een gevoelig klimaat. Vanuit zulke campagnes zijnleerkrachten dikwijls heel gemotiveerd en hebben ze hun eigen redenenom mee te doen. Organisaties en andere tussenpersonen hebben in hetonderwijs een nieuwe doelgroep gevonden.Tal van motieven zijn er om met je klas of school een financiële actie optouw te zetten.Die motieven kunnen edelmoedig zijn (‘We willen helpen’), pedagogisch (‘We leren delen’) ofsensibiliserend (‘We werken aan bewustwording’).Het is belangrijk dat een financiële actie binnen een bredere activiteit kadert; daarom spreken we eerderover solidariteitsacties.Bij het vragen van geld aan kinderen plaatsen we ook een aantal kanttekeningen.Vele organisaties hebben voor hun campagne een nieuwe doelgroep gevonden in de basisschool. Hetis tot hen doorgedrongen dat ontwikkelingseducatie daar tot het programma kan behoren. Voorsommige organisaties blijft het geven van informatie aan kinderen een middel om hun eigenfondsenwerving te verruimen. Het is belangrijk dat organisaties rekening houden met de cognitieve ensociaal-emotionele ontwikkelingen van kinderen. Andere organisaties zijn wel bereid om de dialoog aante gaan en te zoeken naar een eerlijke weg om informatie op maat van kinderen door te spelen,losgekoppeld van het financiële aspect. Wanneer men als school besluit om aan een campagne mee tedoen zijn er heel wat vragen te beantwoorden: welk project kiest men of welke ‘tussenschakel’(organisatie of tussenpersoon). Deze keuzes kan men het best onderwerpen aan een aantal criteria.Soms kiezen scholen ervoor iemand uit hun eigen midden rechtstreeks te steunen (bijvoorbeeldiemand die werkt in het Zuiden). Daarvoor kunnen dezelfde criteria gelden. We wijzen erop dat het nietfair is om van campagnematerialen en -sfeer van een organisatie gebruik te maken om een eigenproject op te zetten.1. Van verbondenheid tot solidariteitWanneer de bewogenheid rond een situatie (bv. natuurramp) erg groot is kan zonder twijfelverbondenheid ontstaan. Het blijft wel belangrijk om kinderen via concrete verhalen de mogelijkheid tebieden zich verbonden te blijven voelen met mensen in het getroffen gebied. Dit is meteen een oproepom in je klas systematisch aandacht te hebben voor kansarmoede. Zo groeit ook verbondenheid in hetgewone, het alledaagse.Ontmoeting en communicatie zijn pijlers om te komen tot verbondenheid.Deze communicatie kan als volgt tot stand komen:- praten met bezoekers of getuigen die tijdelijk hier zijn;- correspondentie met bepaalde kinderen, klassen, scholen, gezinnen, organisaties;- uitwisseling van tekeningen, foto’s, geluidscassettes, dvd’s, videocassettes, dagboeken,...<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 29


- contacten met mensen uit andere landen die in ons land wonen;- via brugpersonen of -organisaties.Directe communicatie kan bijzonder waardevol zijn. Toch mag men de moeilijkheden die zich daarbijkunnen voordoen niet onderschatten. Het is aan te raden om van bij het begin af te spreken dat deperiode van uitwisseling beperkt wordt in de tijd. Het mag geen oeverloze onderneming worden. Deuitwisseling mag niet verwateren in een louter financiële stroom.Er zijn tal van didactische werkvormen die op ontmoeting gericht zijn en een bruikbare vormingondersteunen.Voorbeelden:- een (speelgoed)koffer in de klas;- foto’s, teksten, voorwerpen brengen personen van andere culturen dichterbij;- inleefprogramma’s kunnen een vreemde leefwereld dichterbij brengen.Ook al gebeurt de ontmoeting met mensen niet echt, toch zijn de kinderen bezig met mensen ensituaties uit het dagelijks leven.Waar we wel meer dan vroeger op moeten letten is dat solidariteit wederkerig is.Kinderen en leerkrachten die vanuit hun kansarmoede of vanuit hun eigen cultuur met ons meewerken(via ter beschikking stellen van foto’s, verhalen enz.) hebben ook het recht om foto’s, video’s, verhalente krijgen over het leven hier bij ons (voorbeeld: Noord-Zuid dialoog). Wanneer wij bij hen op bezoekgaan, moeten zij in principe ook de kans krijgen om bij ons te komen. Dit is veeleisend op alle gebied.Maar als we eerlijk zijn moeten we toegeven dat dit een must is.Bovenstaande vormen van uitwisseling en ontmoeting vinden reeds hier en daar sporadisch plaats. Hetblijft een uitdaging om creatief te zoeken naar haalbare wegen om kansarmoede te ontmoeten.2. Situeer het geld vragenHoe belangrijk de financiële acties ook zijn, benadruk dat kansarmen:- zelf hun problemen zien;- zelf een oplossing blijven zoeken;- zelf aan die oplossing werken;- en zelf die oplossing mee betalen.Zo benadrukken we dat we mensen willen steunen in het realiseren van hún plannen.3. Het geldbesef gaat het delen van geld voorafSlechts wanneer een kind ondervonden heeft dat geld een waarde heeft, kan het bewust iets ‘afstaan’,delen van zijn bezit.Bij jonge kinderen, bij wie dit besef nog minimaal is, kan de financiële actie vervangen worden door eensymbolische inspanning die kinderen leveren (bv. spaarzaam omgaan met energie, water…, sorteren).4. Informatie gaat aan de actie voorafWanneer informatie aan de actie voorafgaat, bieden we meteen kansen tot opvolging achteraf. Eenfinanciële actie staat niet op zichzelf. Achtergrondinformatie, het op zoek gaan naar oorzaken van deproblemen… omkaderen best de actie.Probeer ook om nadien terug te komen op de situatie.Een solidariteitsactie kan zo de aanleiding vormen om op een systematische manier aandacht tehebben voor kansarmoede in de klas. Zo maak je van de uitzonderlijke situatie een kans tot eenbredere en blijvende bewustwording.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 30


5. Spreek hoopvol zonder eigen inbreng te overschattenEen hoopvol perspectief, met kans op verbetering, maakt het echt de moeite om zich ook financieel in tespannen. Toch moeten we onze inbreng ook relativeren. We dragen bij tot de verbetering van eensituatie of de verlichting van de nood die er is, maar we lossen daarmee niet alle problemen op. Probeervolkeren of personen waardig voor te stellen, met aandacht voor het sociale, culturele en economischekader. Ze zijn in staat om zelf oplossingen te vinden voor hun noden. Ook wij hebben van hen veel teleren maar gezien de ernst van de situatie rekenen ze ook op solidariteit van buitenaf.6. Geen druk, geen competitieVermijd elke vorm van druk. Je kunt niet van elk kind een even grote inbreng verwachten.7. Gezamenlijk projectEen solidariteitsactie op school werkt het meest motiverend als ze een gezamenlijk project is van dehele school met specifieke aandacht voor de vorm van de actie bij de verschillende leeftijden. Demotivatie van leerkrachten kan op die manier overslaan naar de leerlingen. Deze actie kan ook deaanleiding vormen om met het hele schoolteam na te denken over criteria die je kunt hanteren omsolidariteitsacties op te zetten. Op die manier maken die acties beter deel uit van een gezamenlijkeschoolvisie.Bron:Studio Globo, Voorbij die kleuren, aanvulling bij hoofdstuk 5, ‘Van financiële acties tot solidariteitsacties’De drie volgende solidariteitsacties verdienen onze voorkeur-aandacht.Via een campagne in parochies, scholen en groepen wil Welzijnszorgmensen bewust maken van de grote noden die er in eigen land nogsteeds bestaan door sociale onrechtvaardigheid. Opkomen voor dezwakkeren betekent herverdeling van macht, bezit en waardering omsamen meer mens te worden. Daaraan wil Welzijnszorg werken.Giften worden ingezameld voor tientallen sociale welzijnsprojecten inhet Vlaamse land. Welzijnszorg neemt geregeld ook politiekestandpunten in.Elk jaar zet SpoorZes (in samenwerking met Welzijnszorg) een adventswerking op voor hetbasisonderwijs: brochure voor de leerkracht, werkmateriaal voor de kinderen, adventskalender, cd,kinder- en jeugdboeken,… Ook de werkgroep Welzijnszorg geeft materiaal uit.Contactadres: Diocesane werkgroep Welzijnszorg, Animatiedienst West-Vlaanderen, websitewww.welzijnszorg.be of via mailadres: roeselare@bdwzz.be<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 31


Tijdens de veertigdagentijd zijn er acties ombroederlijk te delen met de armen uit de DerdeWereld. Broederlijk Delen wil onze mensen hetonrecht van de Derde Wereld laten inzien. Werkenaan bewustmaking is ontzettend belangrijk. Metgeldinzamelingen ondersteunt Broederlijk Delenprojecten in de Derde Wereld, die vooral de verdrukte mens zelf ten goede komen. Broederlijk Delen wilook druk uitoefenen op de verantwoordelijke instanties.SpoorZes (in samenwerking met Broederlijk Delen en Kinderwereldatelier) zorgt voor een uitgebreidevastenbrochure: achtergrondinformatie,uitwerking van een project, lesmomenten,PowerPoint of diareeks, krantjes, tekeningen,cd en dvd,…Elk jaar verschijnt er ook een kindgerichtveertigdagenboekje (kalender uitgaveHasselt).Ook de werkgroep Broederlijk Delen geeftmateriaal uit.Contactadres: Diocesane werkgroepBroederlijk Delen, Animatiedienst West-Vlaanderen, website www.broederlijkdelen.beof via mailadres: roeselare@bdwzz.beKerk heet missie: laten zien dat Jezus Christusthuishoort in alle culturen en bij alle volkeren.Vandaag heet die missie vooral getuigenis. In respectvoor elke cultuur werkt de gelovige als zout en gist. DeJonge Kerken zijn volwaardige kerken en kunnen ons door hun levendigheid en solidariteit inspireren.Sinds 1843 wil Missio (vroeger P.M.K.) kinderen laten delen met alle kinderen over de hele wereld.Motto is: kinderen helpen kinderen. Het omvat: elkaar leren kennen en beminnen van cultuur tot cultuur,met en voor elkaar bidden, elkaar helpen… Missio-kinderen helpt kinderen ‘verbonden’ te leven metJezus en met kinderen uit andere landen. Solidair zijn…bidden, houden van, leren kennen en delen…Elk jaar verschijnen heel wat concreet bruikbarepublicaties: campagnekrant, Wereldwijs, werkblaadjes,klasposter, prentenset, lesuitwerkingen, geloofstijdschriften:Samuel, Simon, Naomi.Contactadres en startdag: Missio-kinderen: Kontinenten,Doorniksesteenweg 149, 8500 Kortrijk, tel. 056/21 62 10en website www.missio.be of via mailadres:brugge@missio.beBronnen:Deleu Paul, Dehaene Trees,… Al de dagen van ons leven, een boek voor gelovige gezinnen, Averbode,1986, p. 373, 403;Verhelst Marcel, e.a. Tov, een geloofsboek voor jongeren, Patmos, 1990, p. 171-174 ; p.226-228;Solidariteitsacties met kinderen, een folder en uitgave van Top-kinderen, 1997<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 32


5. GodsdiensthoekCommunicatie is wezenlijk in de klas. De <strong>godsdienst</strong>hoek is hiervoor een belangrijke plaats.Communicatie is echter niet alleen verbaal. Er zijn vele vormen van expressie.KleutersIn de hele klasruimte kan je kansen aanbieden om tot levensbeschouwelijke en religieuze ervaringen tekomen. De aankleding van de ruimte, de gekozen materialen, de schikking van de hoeken… kunnenkleuters helpen om zich in de klas thuis te voelen. In de hoeken kunnen ze rijke ontwikkelingskansenkrijgen, kunnen ze over iets verwonderd zijn, kunnen ze vol bewondering naar iets kijken en genieten.De onthaalhoek (of onthaalkring) is knooppunt van veel interactie. Het is een uitgelezen plaats om het<strong>godsdienst</strong>ige tot leven te laten komen. Het is een vaste plaats voor rituelen. De voorwerpen en prentendie er een plaats hebben, nodigen uit tot communicatie en verankering.Een <strong>godsdienst</strong>hoek (die meestal een deel van de onthaalhoek is) heeft verschillende functies enbetekenissen:Een rituele betekenis: het herkenningspunt in de klas waaraan vaste tijdsstippen en handelingspatronenverbonden zijn.Een symbolische-religieuze betekenis: via herkenbare voorwerpen en handelingen wordt hetreligieuze ‘opgeroepen’, bv. kaars, regenboog, muziek, een lied, bloemen, water, wierookstokje…Een symbolisch-<strong>godsdienst</strong>ige betekenis: daar zijn voorwerpen, handelingen, woorden die explicietverwijzen naar christelijk geloven: bv. het gebedsritueel, een kinderbijbel, een Mariabeeld, hetkruisbeeld, foto van Jezus met de kinderen.Een sociale functie: het is de plaats in het lokaal waar klassikaal veel activiteiten doorgaan. Het is deplaats van het kringgesprek, het luisteren naar elkaar….Een organisatorische functie, geïntegreerd in de onthaalhoek, dag- en weekkalender, weerkalender,adventskalender, vastenboekje, taakborden, aanbreng van het thema…Al deze dimensies vragen om een geheel van blijvende en variabele elementen, zodat zowel hetduurzame als het afwisselende van het leven erin uitgedrukt worden.Een <strong>godsdienst</strong>hoek is dus geen statisch gegeven, maar bevat variabele elementen, naargelang hetbelangstellingscentrum (BC), het seizoen, de periode van het kerkelijk jaar, gebeurtenissen in het levenvan de kleuters of de leefwereld, en de leeftijd van de kinderen.Afhankelijk van de leeftijd van de kleuters zullen er meer of minder variabele elementen in de hoek zijn.De jongste kleuters hebben meer nood aan herkenbare, vaste elementen die gericht zijn op hetbasisvertrouwen en het contact. De beleving staat hierbij centraal. Een kaars, zachte muziek,drijfkaarsjes, prenten die het gebedsmoment of het lied ondersteunen doen hier wonderen.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 33


Kleuters zijn ook doeners. Het is belangrijk dat ze uitgenodigd worden bij een BC om zelf voorwerpenaan te brengen. Nieuwe elementen prikkelen vooral de verwondering van de oudste kleuters enverhogen hun actieve betrokkenheid. Belangrijke belevingen kunnen een blijvende verankering krijgenin de <strong>godsdienst</strong>hoek.De <strong>godsdienst</strong>hoek heeft ook blijvende elementen, bv. een kaars, een boom met plaats voor vreugdeenverdrietboodschappen, een handpop, taakborden, een kijkplaat uit de bijbel, een kruisbeeldeventueel gemaakt door de kinderen, een afbeelding van Jezus en Maria, een voorwerp uit een anderecultuur, vertelboeken, de rituelendoos voor het begin van de week, een pluim of steen… Probeer dezeelementen binnen te brengen op het gepaste tijdstip met een gesprek: bv. Maria in de advent,kruisbeeld maken met de kinderen in het begin van het jaar of als ze het kruisteken aanleren, eentekening van Jezus als kleine jongen, als knaap van twaalf en als volwassene om telkens bij het beginvan een bijbelverhaal te tonen hoe groot Jezus ongeveer was bij het verhaal.Reflectie voor de leerkrachtKomt de <strong>godsdienst</strong>ige ontwikkeling binnen mijn BC visueel aan bod in de aankleding van mijnkleuterklas?Lager onderwijsOok in het lager onderwijs blijft de <strong>godsdienst</strong>hoek kinderen uitdagen om nieuwe elementen zelf aan tebrengen. Diepe ervaringen van kinderen, afsterven, geboorte, verhuis, acties,… kunnen er eenblijvende plaats krijgen. Met een verdriet- en vreugdekaars, een mooi kruisbeeld, een passendebijbelprent, een gebedenboekje of kinderbijbel, een symbool uit een andere cultuur, een aandachtspuntuit de actualiteit of het liturgisch jaar wordt de <strong>godsdienst</strong>hoek zo een leefhoek van intenseverbondenheid. Zo groeit een klimaat van openheid, communicatie, behulpzaamheid en waarderingvoor elkaar.De <strong>godsdienst</strong>hoek is zeker belangrijk in de fase van de verankering van het leerproces. Via symbolen,rituelen, teksten of voorwerpen worden inzichten die vaak moeilijk en abstract zijn beter vastgehouden.Kernteksten kunnen een hele ervaringswereld terug oproepen. Die groeien mee doorheen hetonderwerp. Elk onderwerp nodigt uit om de kern van elke les te visualiseren via een ondersteunendetekst, een themabeeld met het onderwerp erbij en mooie illustraties. Dit vraagt reflectie van elkeleerkracht om bij elk onderwerp zelf te zoeken wat vastgezet kan worden in de <strong>godsdienst</strong>hoek. Het iseen belangrijke ondersteuning voor zwakkere kinderen en helpt anderen in de verankering van eenonderwerp. De basistaal uit het leerplan kan hierbij een goede hulp zijn.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 34


De <strong>godsdienst</strong>hoek kan drie elementen uit het vernieuwde leerplan sterk ondersteunen. Die elementenzijn zowel belangrijk naar kleuters als naar kinderen van de lagere school.De <strong>godsdienst</strong>hoek of stille ruimte nodigt uit tot communicatie.De <strong>godsdienst</strong>hoek of stille ruimte nodigt uit tot stilte.De <strong>godsdienst</strong>hoek of stille ruimte nodigt uit tot gebed.De leerkracht kan de elementen ook vanuit de andere richting bekijken. Levensbeschouwelijkecommunicatie, stilte en gebed vragen een inkleding van de ruimte, vragen sfeer. Dit proces moet in deeerste plaats aantrekkelijk zijn, uitnodigend, verdiepend en visueel sterk.Reflectie voor de leerkrachtIs mijn onderwerp visueel aanwezig in de klas en hoe wordt het opgebouwd? Is er aandacht voor zowelkernteksten als visuele ondersteuning?Heb ik de leerlingen met de basistaal van het onderwerp voldoende vertrouwd gemaakt?Is mijn <strong>godsdienst</strong>hoek aantrekkelijk?Worden kinderen betrokken bij de aankleding ervan?Zijn er in mijn klas elementen die uitnodigen tot stilte, gebed of communicatie?Bronnen:Werkplan r.-k. <strong>godsdienst</strong> voor het katholiek kleuteronderwijs in Vlaanderen, Licap, 2001Leerplan r.-k. <strong>godsdienst</strong> voor het lager onderwijs in Vlaanderen, Licap, 2000<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 35


6. Geloofsopvoeding in de kleuterklasVisieGodsdienst in de kleuterklas kan een dynamisch gebeuren zijn dat de ontwikkeling van de helepersoonlijkheid stimuleert, meer bepaald de groei en de verdieping op levensbeschouwelijk vlak.Tot de inhoud van het <strong>godsdienst</strong>aanbod behoren alledaagse ervaringen van de kinderen. Omkleuters te begeleiden in hun ontwikkeling kan de kleuterleidster zich baseren op essentiële elementenvan het christelijk geloven, voor zover ze van betekenis kunnen zijn voor de kleuters vandaag.Denken we aan:- God die houdt van alle mensen ook met hun beperkingen,- kinderen die bij Jezus op de eerste plaats komen,- elke mens die beeld is van God en dus uniek,- mensen die vanuit de verbondenheid met God proberen het goede te doen.Kleuters leren Jezus het best kennen zoals Hij tussen de mensen geleefd heeft en leeft, zijndienstbaarheid, zijn aandacht voor de kleinen. De ontmoetingsverhalen, waarbij mensen deugd belevenaan de ontmoeting met Jezus, staan dan ook centraal. Het is niet altijd aangewezen een volledigverhaal te vertellen. Soms is één beeld of een stuk uit het verhaal even zinvol. Zeker voor de jongerekleuters is dit soms de beste keuze.Kleuters kunnen ook God op het spoor komen als Vader van Jezus en van ons allen. Jezus heeftGods liefde voor ons zichtbaar gemaakt. In Jezus ontdekken kinderen wat het betekent dat God vanmensen houdt. Maar ook het Oude Testament bevat schitterende godsbeelden, die kleuters iets vanGod kunnen laten aanvoelen.Kinderen hebben inspirerende figuren nodig die deze liefde zichtbaar maken. In de eerste plaats deleerkracht zelf. Daarnaast kiezen we het best figuren die aansluiten bij de ervaringen uit de leefwereldvan de kinderen: Franciscus van Assisi, Don Bosco, maar ook een verpleger, een brandweermanmaken deze liefde concreet.Die ervaringen roepen immers levensvragen op die ook kleuters zich stellen in hun omgaan met dewereld. Die vragen onthullen een zoeken naar vertrouwen, houvast en toekomst.De ervaringswereld van de kleuters komt uitdrukkelijk aan bod in wat de kleuterjuf vanuit christelijkperspectief binnenbrengt.Kleuters maken op een eigen wijze kennis met deze elementen van christelijk geloven.Voor heel wat kleuters is de kleuterklas één van de weinige, zoniet de enige plaats waar ze met hetchristelijke geloof en de figuur van Jezus kennismaken. Het is werkelijk een ‘beginnen’.De communicatie, waarbij een voortdurende interactie is tussen het woord van de juf, het woord vande kleuter en het Woord van God, staat centraal in het proces dat opgezet wordt.In die communicatie is het gebruik van verschillende ook non-verbale vormen van <strong>godsdienst</strong>igeexpressie belangrijk. Visuele, auditieve, dramatische, muzische en liturgische uitingsvormen hebbeneigen mogelijkheden.Voorwaarde voor dit communicatieve proces is een basis van vertrouwen tussen kleuterleidster enkleuters en tussen de kleuters onderling.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 36


Een kleuterleidster mag stapstenen leggen waar kinderen hun levensbeschouwing later verder opkunnen bouwen. Er wordt een basis gelegd waardoor kleuters aanvoelen: met die liefde, die warmte,die verbondenheid… daar heeft God mee te maken..De voorwaarden en aspecten van menselijke groei, die een voedingsbodem vormen voor de religieuzeen levensbeschouwelijke ontwikkeling van een kind, worden componenten van levensbeschouwelijkegroei genoemd en zijn de basis van ons <strong>godsdienst</strong>ig aanbod (Werkplan p. 30).Er zijn heel wat kansen om aan impliciete geloofsopvoeding te doen. Binnen heel watervaringssituaties in de kleuterwerking krijgt ook de <strong>godsdienst</strong>ige ontwikkeling kansen, via verhaal,beeld, gesprek, manuele activiteiten,…Daarnaast opteren wij voor een expliciet en gepland aanbod waarbij een van de componenten vanlevensbeschouwelijke groei binnen ons belangstellingscentrum (BC) centraal staat.Het is zinvol bij de start van een BC de component te noteren, omdat dit het geheel van de ervaringen,geloofsverhalen en rituelen zal bepalen.Er zijn vier grote componenten:A. fundamentele bestaansconditiesB. verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschappen en natuur/cultuurC. groeien in gevoeligheid voor goed en kwaadD. verkennen van geloofstaal en groeien in symboolgevoeligheid.Vanuit deze componenten wordt het <strong>godsdienst</strong>aanbod opgebouwd, waarbij de kleuters kansen krijgenom ervaringen op te doen die de <strong>godsdienst</strong>ige ontwikkeling ondersteunen. Dit aanbod is geenaaneenschakeling van losse momenten, maar loopt als een rode draad door het BC.Vanuit elke component zijn drie grote gebieden te onderscheiden in het <strong>godsdienst</strong>ig aanbod opkleuterleeftijd: levenservaringen ter sprake gebracht via verhalen of eigen belevingen uitdrukkelijke geloofstaal, aangereikt in verhalen of andere teksten en een geheel van rituelen, feesten en symbolen die mee te beleven zijn.Het werkplan <strong>godsdienst</strong> op p. 136 reikt een schema aan om bij elk BC te brainstormen rond ons<strong>godsdienst</strong>ig aanbod.Ook voor de <strong>godsdienst</strong>ige ontwikkeling zullen we ervoor moeten zorgen dat de vier ervaringssituaties(ontwikkelingsplan) op een evenwichtige wijze in de klas aan bod komen. Het is belangrijk dat dezedifferentiatie zichtbaar is in onze werking: zelfstandig spelen explorerend beleven ontwikkelingsondersteunend leren ontmoeten.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 37


Enkele suggesties bij de vier ervaringssituatiesZelfstandig spelTal van hoeken kunnen verrijkt worden vanuit ons aanbod: aangepaste puzzels, verkleedkledijvanuit ons verhaal, bijbelboekjes en cd’s om verhalen te beluisteren en te bewerken.Manuele activiteiten kunnen ons <strong>godsdienst</strong>ig aanbod tenvolle ondersteunen.Explorerend belevenPraatplaten om kleuters op verhaal te laten komen en op ontdekkingstocht te gaan.Naast wie- en wat-vragen kunnen waarom-vragen de communicatie sterk verdiepen.Vrij uitdrukken van een beleving via een manuele activiteit, een exploratie in een kerk of in denatuur kunnen deze beleving versterken.Ontwikkelingsondersteunend lerenHier krijgen de kleuters de kans om zich helemaal in te leven in verhalen of in een welbepaalderol. Heel wat bewegingsactiviteiten kunnen dit proces ondersteunen.Bepaalde begrippen, gebeden, liedjes, symbolen worden verkend met de kleuters enverankeren het beleefde.OntmoetenEr zijn tal van ontmoetingskansen die de <strong>godsdienst</strong>ige ontwikkeling ondersteunen:kringgesprekken, zingen, beluisteren van verhalen, stilterituelen, kaarsje en andere symbolen.Onze <strong>godsdienst</strong>hoek krijgt hierbij een bijzondere plaats.Volgend materiaal kan een kleuterleidster helpen haar levensbeschouwelijk aanbod inhoudelijk uit tewerken:- Ontwikkelingsplan voor de katholieke kleuterschool, CRKLKO, 2000.- Werkplan rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> voor het katholiek kleuteronderwijs in Vlaanderen, Licap, 2001.- Handleidingen <strong>godsdienst</strong> voor het kleuteronderwijs:Opstapjes: uitgeverij AverbodeTuin Van Heden: uitgeverij Van InTOV: uitgeverij Pelckmans.Daarnaast doet het geloofstijdschrift ‘Naömi’ een occasioneel aanbod dat zeer rijk is en nauw aansluitbij het liturgisch en pastoraal jaar en bij tal van BC’s.Zinvolle kleutergebeden vindt elke juf in ‘Sta eens even stil’ voor 3 tot 5 jaar, uitgegeven door Averbode.Het communicatieve spel ‘Ik ben ik’ (VSKO) biedt allerlei kansen tot verdieping en filosoferen metkleuters.En vergeet vooral de mooie prentenboeken niet die een prachtige instap blijven voor het uitwerken vanhet aanbod.Een kleuterleidster blijft het best zinvol plukken uit een veelheid van materiaal; daar is ze altijd sterk in.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 38


7. Godsdienst in het lager onderwijs: visie en leerplanKinderen begeleiden in hun groeiVijf jaar intensief werken hebben geleid tothet leerplan <strong>godsdienst</strong>. Vele gesprekkenen nog meer uren tekstverwerking leverdendrie leerplannen op: één voor het lageronderwijs, één voor het secundair onderwijsen één voor het buitengewoon secundaironderwijs (ook het werkplan kleuteronderwijsen het raamplan buitengewoonlager onderwijs). De nieuwe leerplannen<strong>godsdienst</strong> gelden als norm voor alleonderwijsnetten. Ze werden op 9september 1999 door de Vlaamsebisschoppen goedgekeurd. Alleleerkrachten van de lagere school maaktentussen 2000 en 2002 kennis met hetnieuwe leerplan <strong>godsdienst</strong>. In deze rubriekwillen we u het leerplan voor het lageronderwijs kort voorstellen.KINDEREN IN EEN COMPLEXE WERELDKinderen groeien op in een wondere en fascinerende wereld. Reeds op jonge leeftijd, zowel thuis als opschool, verkennen zij die wereld. Die verre wereld wordt voor hen in beeld gebracht en bereikbaargemaakt door de moderne communicatiemedia.Er zijn ook kinderen die weinig mogelijkheden hebben. De wereld is voor hen geen sprookjeswereld. Zehebben heel wat problemen en stellen vele vragen. En net als andere kinderen koesteren zij veelverwachtingen.De samenleving waarin kinderen opgroeien, is steeds meer geseculariseerd en gepluraliseerd: geenenkele <strong>godsdienst</strong> of levensbeschouwing bepaalt nog echt alleen het zinsperspectief waarop dehedendaagse cultuur gebouwd is.Het christendom blijft natuurlijk wel een belangrijke achtergrond van de westerse samenleving, maarvele mensen bekennen er zich niet meer uitdrukkelijk toe. Hieruit volgt dat het vak <strong>godsdienst</strong> niet altijdaansluit bij de levensbeschouwelijke achtergrond en interesse van kinderen en jongeren die vandaagopgroeien.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 39


De westerse samenleving vertoont bovendien een alsmaar grotere verscheidenheid van culturen en<strong>godsdienst</strong>en. Dat brengt spanningen met zich mee, vragen en twijfels. Die levensbeschouwelijkeverscheidenheid treffen we niet alleen aan in de scholen en klassen, maar ook in de lessen roomskatholieke<strong>godsdienst</strong>.Naast deze groeiende verscheidenheid zien we vandaag tevens een omgekeerde tendens naargroeiende uniformisering of globalisering. Alles wordt aan alles gelijk: van Londen tot Peking, vanChicago tot Bujumbura drinken en eten mensen hetzelfde voedsel (of dromen ze ervan), kopen ze indezelfde winkelketens (of willen ze kopen), beluisteren ze dezelfde muziek, bekijken ze dezelfde t.v.-programma’s of surfen ze op hetzelfde wereldwijde internet. Evenzeer als de toenemendeverscheidenheid en versplintering, bemoeilijkt en bedreigt deze tendens tot uniformisering de vormingvan een eigen, unieke identiteit. Ook hierop wil het vak rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> kritisch inspelen.Mensen willen niet onder een algemene, uniforme noemer geplaatst worden. Ze willen een concrete enunieke persoon zijn. Ze willen een eigen verhaal hebben met een unieke geschiedenis, symbolen enrituelen, taal enz., hoezeer in dit verlangen ook gevaren schuil gaan.In zo ’n complexe wereld moeten alle kinderen hun weg zoeken. Ze leren omgaan met mensen en lerennadenken over het leven. Het is niet eenvoudig om te groeien naar een samenhangende zingeving voorhet eigen bestaan. De school wil op haar eigen wijze kinderen helpen om hun weg te vinden in dezecomplexe wereld. Ze heeft ook als opdracht kinderen te helpen groeien naar een samenhangendezingeving voor hun leven.LEVENSBESCHOUWELIJKE EN RELIGIEUZE GROEIHet vak rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> wil in dat kader een dienst zijn aan de kinderen. Leerkrachten<strong>godsdienst</strong> hebben de opdracht kinderen te begeleiden in hun groei, meer bepaald in hunlevensbeschouwelijke en religieuze groei.Deze begeleiding vergt respect en eerbied voor elk kind in zijn evolutie. Dit houdt o.a. in dat menkinderen niet dwingt om christelijk gelovig te worden. Kinderen worden wel uitgedaagd om te groeienals mens en te bouwen aan een eigen identiteit. De leerkracht wekt hun aandacht voor vragen engebeurtenissen in hun leven en in de wereld. Zo willen de <strong>godsdienst</strong>lessen voor de kinderen een appèlzijn om zelf te groeien naar een eigen en verantwoorde beslissing inzake geloven en leven. Dezebeslissing kan zeer verschillend zijn. Het is een keuze die leerlingen in vrijheid geleidelijk zelf zullenmaken. Deze keuze zal in de toekomst gemaakt worden. In de lagere school zijn kinderen er nog nietaan toe.In deze groei onderscheidt het leerplan een viertal componenten (bouwstenen): vanuit fundamentele bestaanscondities in verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschappen, natuur en cultuur, groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad en open komen voor symboliek in geloofstaal, rituelen en vieringen.Deze componenten kunnen als volgt begrepen worden:<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 40


De fundamentele bestaanscondities (onmisbare levensvoorwaarden) vormen de basisvoorwaardenvoor groei en zijn ook aspecten van groei. Kinderen moeten een evenwicht kunnen bereiken in despanning tussen vertrouwen en wantrouwen, en in het omgaan met mogelijkheden en beperkingen.Mensen stellen zich vragen als: ‘Wat zal de toekomst brengen? Is het leven betrouwbaar? Wie zal ikworden? Wat met lijden en dood? Is er reden tot hoop?’Kinderen hebben nood aan vertrouwen, zowel in de wereld waarin ze leven, als in zichzelf, ondanks ensoms ook dankzij grenzen en beperkingen.Groei is vooral geënt op de relaties die kinderen in toenemende mate willen en kunnen aangaan. Eentweede component (bouwsteen) is dan ook verbondenheid: met zichzelf, met anderen, metgemeenschappen en met de natuur en cultuur.Ook hier leven vragen: ‘Wie ben ik? Waarom ben ik zoals ik ben? Heeft mijn leven een bestemming?Wat maakt mijn leven zinvol? Wie is mijn naaste? Staan anderen mijn vrijheid niet in de weg? Bestaater een band tussen de mensen of is het ieder voor zich? Waarom vormen mensen gemeenschap? Moetik trouw zijn? Moeten mensen rekening houden met de natuur of mogen ze er mee omgaan volgenseigen goeddunken en voordeel?’Verbondenheid is niet enkel een component van groei in het leerplan; het perspectief van universeleverbondenheid is tevens een minimumvoorwaarde waaraan een levensbeschouwelijke optie moetbeantwoorden, opdat ze ondersteund en bevestigd kan worden in <strong>godsdienst</strong>lessen. Dit wordt bedoeldmet levensbeschouwelijke opvoeding in 'religieus' perspectief.Ten derde is het voor de groei van kinderen als mens en als gelovige essentieel dat hun gevoeligheidvoor het onderscheid tussen goed en kwaad gevoed wordt.Op dit terrein groeien vragen als: ‘Waarom zou ik rekening houden met anderen? Wie kan mij tot ietsverplichten? Welke waarden zijn belangrijk?’Tenslotte kunnen kinderen maar open komen voor het <strong>godsdienst</strong>ige als ze ook leren denken, voelenen spreken in een daartoe geëigende geloofstaal. Dit is voor kinderen een moeilijke taal, omdat zemetaforisch is en niet alledaags.Vraag is hier: 'Hoe vind ik mijn weg in de wereld van symbolen, geloofstaal, rituelen, vieringen?' Tochkunnen ze met symboliek leren omgaan.EEN EIGEN CHRISTELIJKE BIJDRAGE IN DIT GROEIPROCESNet als andere <strong>godsdienst</strong>en is ook de christelijke <strong>godsdienst</strong> een worsteling met algemeen menselijkelevensvragen. Dit betekent niet dat het christelijke geloof hiertoe mag herleid worden. Voor kinderen inhet lager onderwijs is het echter onmogelijk een totaalbeeld te geven van het christelijke geloof. Daaromwordt dit geloof ter sprake gebracht in functie van de levensvragen van kinderen. Het leerplan heeft eeneigen ‘christelijke’ benadering van de bovengenoemde componenten van levensbeschouwelijke enreligieuze groei (zie schema leerplan r.-k. <strong>godsdienst</strong>: rechtse kolom, p. 34-36).GROEIEN DOORHEEN DE LAGERE SCHOOLHet decreet basisonderwijs van 1997 spreekt niet meer van graden in het onderwijs. Toch gebeuren degroei en de ontwikkeling van kinderen in verschillende fasen. Het leerplan maakt daarom in de lagereschool onderscheid tussen drie ‘cycli’. Elke cyclus heeft zijn eigen karakteristieken (krachtlijnen) zowelvanuit de ontwikkeling van de kinderen als vanuit de eigen bijdrage van het christelijk geloven:<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 41


In de eerste cyclus staat ‘leven in geborgenheid’ centraal. Vanuit geborgenheid bij volwassenenkunnen kinderen groeien naar zelfstandigheid en open komen voor geloofstaal. Het is de bedoelinghet basisvertrouwen van kinderen te versterken, te verruimen en te verdiepen, o.a. doorkennismaking met God als liefhebbende Vader.De tweede cyclus staat in het teken van verbondenheid met anderen. De opgave bestaat erin bijde kinderen de gerichtheid op zichzelf te overstijgen, zodat ze open komen voor de oproep dieuitgaat van anderen. Wederkerigheid en ontmoeting staan centraal. De manier waarop Jezusomgaat met mensen staat model voor ontmoeting tussen mensen onderling en tussen mens enGod. Een tweede kerngegeven is komen tot gevoeligheid voor en inzicht in geloofstaal.Aandachtspunten voor de derde cyclus zijn: blikverruiming op de wereld zowel in ruimte- als intijdsperspectief; beginnend zoeken naar en bouwen aan de eigen identiteit; zin om zich teengageren samen met anderen, in het perspectief van wereldsolidariteit; ontluikende kritische zinen groeiend vermogen tot reflectie; de kernboodschap van het christendom in zijn actuelerelevantie; leven in een ruimer gemeenschapsperspectief. Kinderen kunnen zich identificeren metkrachtige levensidealen die gericht zijn op solidariteit. Ze kunnen zich gesteund voelen door dekracht van de heilige Geest.ONDERWERPENVanuit de componenten (bouwstenen) van levensbeschouwelijke en religieuze groei enerzijds en vanuitde groei doorheen de drie cycli anderzijds werden de onderwerpen gekozen die in de klas met dekinderen moeten uitgewerkt worden. Elke cyclus heeft twaalf onderwerpen. In het overzicht worden zegerangschikt volgens de nummering van de componenten van groei (zie hierboven). De titel van elkonderwerp staat gewoon gedrukt; de eigen christelijke benadering van elk onderwerp is cursief gedrukt:(zie schema leerplan r.-k. <strong>godsdienst</strong>, kolom eerste cyclus, tweede cyclus en derde cyclus, p. 72-73).COMMUNICATIEHet nieuwe leerplan kiest uitdrukkelijk voorcommunicatie. De leerprocessen verlopen incommunicatie: met elkaar spreken en naarelkaar luisteren.De communicatie die in de lessen<strong>godsdienst</strong> nagestreefd wordt, heeft heeleigen kenmerken. In de visietekst die aande basis ligt van de nieuwe leerplannenwordt ze omschreven met de termen:‘woord-woord-Woord’. Het feit dat hier telkens sprake is van ‘woord’ mag niet eng geïnterpreteerdworden. Communicatie is hier bedoeld als een gebeuren waarbij de totale mens betrokken is (hoofd,hart, handen). Deze communicatie doet beroep op verbale en non-verbale expressievormen:lichaamstaal, lichaamsexpressie, muzische, dramatische en liturgische expressievormen.Er is het ‘woord’ van de leerlingen. Zij kunnen hun eigen origineel verhaal binnenbrengen in de<strong>godsdienst</strong>les: hun eigen ervaringen, belevingen, reacties, weerstanden, noden, gevoelens… Op die<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 42


manier geven zij een inhoud aan de les die door niemand anders kan gebracht worden, zelfs niet doorde beste leerkracht.Er is het ‘woord’ van de leerkracht. Vanuit eigen leven, ervaring, achtergrond, deskundigheid enopdracht als <strong>godsdienst</strong>leerkracht heeft hij/zij een specifieke inbreng in de lessen. De leerkrachtbegeleidt de leerlingen in hun groei en brengt daartoe o.a. elementen van het christelijke geloven in hetmidden die de leerlingen aan het denken kunnen zetten.Zo komt een dialoog op gang, waarin ruimte is voor het ‘Woord’: het spreken van God zelf. Samenluisteren leerlingen en leerkracht hoe God zijn Woord laat klinken. God spreekt voor gelovigen via deSchrift, maar zijn aanwezigheid en zijn Woord kunnen ook opgemerkt worden in het met elkaar sprekenvan leerlingen en leerkracht. Deze communicatie wordt pas mogelijk wanneer leerkrachten (en gelovigeleerlingen) durven geloven dat Gods Geest ‘waait waar en hoe Hij wil’ doorheen respectvolle, zeg maarliefdevolle communicatie.Wanneer leerlingen van jongsaf aan vertrouwd raken met echte communicatie rond geloven enlevensbeschouwing, is er een basis gelegd om later als volwassenen ook communicatievaardig te zijnop dit terrein. Dit zal alvast een winstpunt zijn in vergelijking met volwassenen van vandaag, voor wieeen dergelijk gesprek vaak niet haalbaar is.Een sfeer van vertrouwen is een grondvoorwaarde om tot communicatie te komen en ze vol te houden.Kinderen moeten en mogen ervaren dat ze aanvaard en graag gezien worden. Het is in deze sfeer vanvertrouwen dat ze kunnen kennismaken met het christendom en de mogelijke betekenis ervan voor hunleven. Iedere leerling zal op dit vlak een unieke weg gaan en daartoe de nodige tijd en steun krijgen.BIJBELBinnen deze communicatie heeft de bijbel een heel eigen plaats. Er worden heel wat bijbelverhalen en -teksten voorzien in het nieuwe leerplan. Daarbij is het niet de bedoeling in het verleden te blijvensteken. De bijbel komt niet aan bod om de ‘historiek’ van het leven van Jezus of van andere belangrijkepersonen te tekenen. Het is wel de bedoeling om aan de hand van de bijbel samen met kinderen te zienhoe God vandaag met mensen bezig is en te bespreken wat geloven vandaag voor mensen kanbetekenen. Dit is een andere manier van omgaan met de bijbel dan die de meeste mensen gewoon zijn.Hier zal dus wat werk zijn voor begeleiding en nascholing.DE TOEKOMSTDe laatste jaren werkten leerkrachten zich in de nieuwe visie in. Begeleiding en nascholing staanhiervoor in bij de vijf Vlaamse bisdommen. De leerplanmakers durven hopen dat de invoering van hetnieuwe leerplan voor vele leerkrachten kansen meebrengt voor eigen geloofsverdieping. Ookleerkrachten die het moeilijk hebben met geloven kunnen langs deze weg opnieuw ontdekken wat deboodschap van het evangelie is voor mensen van vandaag.Dit leerplan wil ook een dienst zijn aan de samenleving. Het wil kinderen vormen in delevensbeschouwelijke en/of religieuze aspecten van hun leven. Het wil hen gevoelig maken voor depositieve mogelijkheden in de wereld en in de huidige tijdsgeest. Het wil hen kritisch en weerbaarmaken voor alles wat leven naar beneden haalt of afbreekt. Zo durven de leerplanmakers hopen dat<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 43


deze kinderen later – als volwassenen – hun verantwoordelijkheid opnemen om de samenlevingmenswaardig en leefbaar te maken voor iedereen.De leerplanmakers wensen dat dit leerplan mag bijdragen in de herderlijke zorg van de kerk voor mensen wereld. Met Gods kracht en in het spoor van Jezus mogen <strong>godsdienst</strong>leerkrachten zich inzetten voorkinderen ‘opdat zij leven mogen bezitten, en wel in overvloed’ (Joh. 10,10).Bron:artikel van Luc Maes<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 44


8. Aanvraag kerkelijk mandaatAanvraag van het kerkelijk mandaat voor het geven van rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong>Sinds 1 september 1998 dient elke pas afgestudeerde die onmiddellijk of in de toekomst in aanmerkingkomt om <strong>godsdienst</strong> te geven (kleuteronderwijzers, onderwijzers, klassenleraars of ambulanten,taakleerkrachten...) een kerkelijk mandaat aan te vragen voor het geven van r.-k. <strong>godsdienst</strong>. Dit geldtdus niet voor leerkrachten die aangesteld worden in het ambt van leermeester bewegingsopvoeding,logopedist, kinesist…Elke bisschop verleent dit kerkelijk mandaat voor zijn bisdom.In het bisdom <strong>Brugge</strong> gebeurt de aanvraag van dit mandaat bij de eerste indiensttreding in eenbepaalde school. Elke beginnende leerkracht vraagt dus bij de eerste indiensttreding dit mandaat aan.Elke directeur beschikt over dit aanvraagformulier. Het formulier kan elke (kleuter)onderwijzer ook viade website van onze <strong>godsdienst</strong>begeleiding afhalen: http://dib.sip.be/<strong>godsdienst</strong>/mandaat.htmIn eerste instantie ontvangt de leerkracht een ‘voorwaardelijk mandaat’. Dit is de toestemming om testarten met <strong>godsdienst</strong>onderricht in de tijdelijke opdracht waarvoor men is aangeworven.Het voorwaardelijk mandaat wordt door de inspecteur-adviseur coördinator r.-k. <strong>godsdienst</strong> toegekend,onderaan op het aanvraagformulier. Eén exemplaar wordt aan de leerkracht terugbezorgd, met daarophet nummer van het voorwaardelijk mandaat.Het definitief mandaat wordt twee jaar later gegeven na een positieve evaluatie door de inspecteur<strong>godsdienst</strong>.Het nummer van het voorwaardelijk of het definitief mandaat wordt bij een volgende aanwerving in eennieuwe school door de leerkracht meegedeeld aan de directeur die het vermeldt op deaanwervingsakte. Elke leerkracht dient dus het terugbezorgde exemplaar goed te bewaren.De aanvraag van het kerkelijk mandaat (in twee exemplaren) (1)en het behaalde diploma (2),samen met de overeenkomst bij de eerste indiensttreding (3)worden gestuurd naar:<strong>DPB</strong>, Secretariaat Basisonderwijs,Baron Ruzettelaan 296, 8310 Assebroek.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 45


9. Klassenleraar en leermeester <strong>godsdienst</strong> (hulpcatecheet)KlassenlerarenDe klassenleraar is de hoofdverantwoordelijke voor het <strong>godsdienst</strong>onderricht in zijn klas. In de vrijescholen behoort het <strong>godsdienst</strong>onderricht tot de opdracht van elke leerkracht zodat het<strong>godsdienst</strong>onderricht geïntegreerd is in het geheel van de vorming en menswording van de kinderen.Dit betekent niet dat men 'modelgelovige' moet zijn. Elke gelovige is en blijft een zoeker. Er kunnenzelfs periodes zijn van moeizaam zoeken en van twijfelen. Men neemt kinderen mee in wat men zelf alskostbaar en waardevol beleeft.Het is duidelijk dat verscheidenheid inzake geloven en levensbeschouwing ook bij de leerkrachten tevinden is.Het feit dat een klassenleraar ook <strong>godsdienst</strong> geeft, stelt hem in de mogelijkheid het<strong>godsdienst</strong>onderricht te integreren in het geheel van het onderwijs in de klas. Op die manier vermijdtmen dat <strong>godsdienst</strong> herleid wordt tot een geïsoleerd 'vak'.Leermeester <strong>godsdienst</strong> (hulpcatecheet)Vanuit zijn persoonlijke keuze, zijn overtuiging, zijn specifieke vorming en zijn beschikbaarheid biedteen leermeester <strong>godsdienst</strong> (hulpcatecheet) niet enkel hulp aan de klassenleraar maar biedt hij tevenskansen om het <strong>godsdienst</strong>onderricht en de pastoraal op school een meer-waarde aan te reiken. Weraden de klassenleraar aan op de hoogte te zijn van het lesaanbod door de leermeester aangebracht,teneinde de continuïteit voor de kinderen te verzekeren.Bij een gediplomeerde onderwijzer in het ambt van leermeester <strong>godsdienst</strong> wordt aan een hoger<strong>godsdienst</strong>instituut de nascholing <strong>godsdienst</strong> verwacht.Bij een gediplomeerde kleuteronderwijzer in het ambt van leermeester <strong>godsdienst</strong> wordt dezelfdenascholing vereist.Indien overwogen wordt een onderwijzer (of een kleuteronderwijzer) te nemen, dan stelt de school bijvoorkeur iemand voor die zich pastoraal en parochiaal sterk inzet.De aanstelling en eventuele vervanging van een leermeester <strong>godsdienst</strong> gebeurt steeds op voordrachtvan de <strong>godsdienst</strong>inspecteur van het gebied.Het spreekt voor zich dat de leermeester goed kan samenwerken met de klassenleraren en met dedirecteur.De leermeester neemt maximum één van de drie lestijden <strong>godsdienst</strong> per week op. Daarbij maakt hijgebruik van hetzelfde handboek van de titularis en worden er onderling goede afspraken gemaakt.Hierbij schakelt hij zich in het leerproces van de onderwerpen.Scholen die voor het eerst overwegen om met een leermeester <strong>godsdienst</strong> te werken (of het ambtanders willen inrichten) nemen contact op met de <strong>godsdienst</strong>inspecteur van het gebied.Een voorafgaand gesprek tussen het schoolbestuur, directie, leerkrachten en <strong>godsdienst</strong>inspectie kanklaarheid brengen in de visie op het werken met een leermeester <strong>godsdienst</strong>.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 46


Leermeesters worden aangesteld in het ambt van leermeester en bouwen in dit eigen ambt anciënniteitop.Leerkrachten met een duo-baanWe stellen twee mogelijkheden voor:In een klas waar twee personen een duo-baan waarnemen, kan het dat beide personen de<strong>godsdienst</strong>lessen opnemen. Beide leerkrachten maken immers het wel en wee van de klas mee enkunnen door zelf de <strong>godsdienst</strong>lessen te geven zich blijvend verbonden weten met de praktijk voorpastoraal en <strong>godsdienst</strong> binnen de school. Dit veronderstelt duidelijke en goede afspraken met de duopartner.Ofwel opteert men om het ene jaar de <strong>godsdienst</strong>lessen volledig door één partner, het volgende jaarvolledig door de andere partner te laten geven. Zo komen beide duo-partners om de twee jaar aan debeurt. Wanneer het langer zou duren vooraleer één van de duo-partners de <strong>godsdienst</strong>lessen terug zouopnemen, is de kans groot dat die persoon vervreemdt van de schoolpraktijk voor pastoraal en<strong>godsdienst</strong>.Het kan echter nooit dat de <strong>godsdienst</strong>lessen in een klas door drie personen worden opgenomen. Waarin de klas van een duo-baan reeds een leermeester (hulpcatecheet) <strong>godsdienst</strong>les komt geven, zalslechts één van de twee duo-partners de <strong>godsdienst</strong>lessen aanvullen.Procedure bij een leermeester <strong>godsdienst</strong>- tijdelijke aanstelling van bepaalde duur (TABD)- tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD)- vaste benoeming (VB)- functiebeschrijving- evaluatieOverzicht van regelgeving en aandachtspunten i.v.m. de aanstelling en vaste benoeming evenals defunctiebeschrijving en evaluatie van leermeesters r.-k. <strong>godsdienst</strong> in scholen behorend tot GO!, tot hetgesubsidieerd officieel onderwijs of tot het vrij gesubsidieerd onderwijs waar de keuze in delevensbeschouwelijke vakken aangeboden wordt.Op basis van het staatkundige beginsel van de scheiding van kerk en staat is de kerkelijke overheid als enigebevoegd om de vakinhoud en de vakpedagogie van het vak r.-k. <strong>godsdienst</strong> te bepalen. Ook is zij als enige bevoegdom te oordelen over de vakinhoudelijke en vakpedagogische geschiktheid van de leermeesters die het vak r.-k.<strong>godsdienst</strong> geven. Dit rechtsbeginsel heeft ook ingang gevonden in de vigerende Vlaamse onderwijswetgeving.De kerkelijke overheid treedt op als: 1) enige instantie voor de interne kerkelijke mandatering van de (kandidaat-)<strong>godsdienst</strong>leerkracht, als 2) bevoegde instantie conform de Vlaamse decreten rechtspositie en als 3) erkende instantieconform het decreet inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.De bevoegde instantie voor de katholieke <strong>godsdienst</strong> is de diocesane bisschop van het bisdom waarin de schoolgelegen is. Er zijn in Vlaanderen vijf bevoegde instanties, te weten: de bisschoppen van Antwerpen, <strong>Brugge</strong>, Gent,Hasselt en Mechelen-Brussel. De kerkrechtelijke bevoegdheden van elke diocesane bisschop voor het onderwijs zijnbeperkt tot de bisdomgrenzen.De diocesane bisschop laat zich voor de taken zoals voorzien in de decreten rechtspositie vertegenwoordigen door zijnvicaris voor onderwijs of door één of meerdere inspecteurs-adviseurs die hiertoe door deze bisschop gemachtigdwerden.Er is in Vlaanderen één erkende instantie van de r.-k. <strong>godsdienst</strong> waarin de vijf in Vlaanderen gelegen bisdommensamenwerken i.v.m. de coördinatie van de inspectie-begeleiding van het vak r.-k. <strong>godsdienst</strong>.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 47


Wij willen het proces van aanstelling, benoeming evenals functiebeschrijving en evaluatie van eenleermeester r.-k. <strong>godsdienst</strong> stapsgewijs toelichten:* Voordat een <strong>godsdienst</strong>leerkracht inzetbaar kan zijn in een school, maakt hij zich bekend bij dekerkelijke overheid van het bisdom waarin hij werkzaam wil zijn. Dit gebeurt door middel van dezogenaamde ‘engagementsverklaring’ waarvan ook de aanvraag van het kerkelijk mandaat deeluitmaakt.Indien aan de door de kerk gestelde voorwaarden voldaan is, zoals verwoord in deengagementsverklaring, en de kerkelijke overheid de kandidaat aanvaardt, verleent de diocesanebisschop via zijn gemandateerde het kerkelijk mandaat aan de betrokken <strong>godsdienst</strong>leerkracht. Ditkerkelijk mandaat is gebonden aan het bisdom waarin het verleend werd. Wil de <strong>godsdienst</strong>leerkracht inmeerdere bisdommen werkzaam zijn, dan dient deze zich ook op de hier beschreven wijze teengageren in meerdere bisdommen.* Ontstaat er in een school een vacature voor een leermeester <strong>godsdienst</strong>, dan neemt de school contactop met de bevoegde instantie want er dient voorafgaande aan elke aanstelling, tijdelijke aanstelling vandoorlopende duur (TADD), vaste benoeming of mutatie/nieuwe affectatie, een tussenkomst te gebeurendoor de bevoegde instantie van de betrokken eredienst. Deze tussenkomst heet: ‘voordracht’ bij alleaanstellingen en bij de vaste benoeming en ‘instemming’ in het geval van mutatie/nieuwe affectatie. Navoordracht (schriftelijk of per e-mail) gaat het schoolbestuur over tot aanstelling of vaste benoeming vande leermeester r.-k. <strong>godsdienst</strong> conform de decreten rechtspositie.De inrichtende macht van de school wordt de ‘werkgever’ van de leermeester <strong>godsdienst</strong>. De kerkelijkeoverheid is zijn ‘opdrachtgever’ voor wat betreft vakinhoud en vakpedagogie.* Na de eerste aanstelling van de leermeester <strong>godsdienst</strong> begint zijn onderwijsloopbaan in de school.De leermeester heeft nu gedurende zijn hele schoolloopbaan recht op begeleiding door deinspecteurs-adviseurs r.-k. <strong>godsdienst</strong> werkzaam in het betreffende bisdom. Het zijn ook dezeinspecteurs-adviseurs die de leermeester inspecteren voor wat betreft vakinhoud en vakpedagogie.* Zodra de leermeester <strong>godsdienst</strong> voor een langere periode dan 104 dagen wordt aangesteld in eenschool, stelt de directeur van de school hem zijn functiebeschrijving ter hand.Deze functiebeschrijving bestaat uit een algemeen onderdeel en een specifiek onderdeel (goedgekeurddoor alle bevoegde en erkende instanties en vereniging van de levensbeschouwelijke vakken inVlaanderen.)Het is op basis van deze functiebeschrijving dat de functioneringsgesprekken met de leermeester<strong>godsdienst</strong> plaatsvinden, evenals de uiteindelijke evaluatie door de eerste evaluator. Aan dezeevaluatie levert de bevoegde instantie een bijdrage voor vakinhoud en vakpedagogie d.m.v. de daartoegemandateerde inspecteurs-adviseurs. Deze bijdrage is gebaseerd op de reguliere verslaggeving vande inspecteurs-adviseurs van de betrokken leermeester. De bijdrage eindigt met een conclusie‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. In verband hiermee is het van groot belang om tijdig contact op te nemenmet de bevoegde inspecteur-adviseur met het oog op het verkrijgen van deze bijdrage.Bron:IDKG, Maurice van Stiphout<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 48


Functiebeschrijving voor de klassenleraar met opdracht <strong>godsdienst</strong>‘Specifieke aspecten van de functiebeschrijving van de klasleerkracht basisonderwijs met <strong>godsdienst</strong> inde opdracht’‘Het specifieke van de opdracht voor de klasleerkracht basisonderwijs met <strong>godsdienst</strong> in de opdracht’Deze modellen bevinden zich op de website van het VVKBaO:website VVKBaO, inloggen, directies, modellen, functiebeschrijvingen.Functiebeschrijving voor de leermeester <strong>godsdienst</strong> in het vrij onderwijsDit model staat (begin 2009) op de website van het <strong>DPB</strong>:basisonderwijs, domeinen, leergebiedgebonden, <strong>godsdienst</strong>, functiebeschrijving.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 49


10. Lerarenopleiding: met het vak r.-k. <strong>godsdienst</strong>A. Sollicitatie: (kleuter)onderwijzers, leermeesters r.-k. <strong>godsdienst</strong>1. Met een attest r.-k. <strong>godsdienst</strong> (vóór 1999)Voor mogelijke kandidaten die vóór 1999 aan een katholieke of een niet-katholieke hogeschool welkatholieke <strong>godsdienst</strong> volgden en het getuigschrift behaalden, is bijkomende vorming <strong>godsdienst</strong>vereist. Dit gegeven is na te gaan op het diploma en/of het getuigschrift afgeleverd door het bisdom.Voor deze kandidaten is ondertussen vooral het leerplan r.-k. <strong>godsdienst</strong> helemaal vernieuwd; hierbij isde introductie van het leerplan <strong>godsdienst</strong> en de studie van de didactiek onontbeerlijk.De volgende vorming wordt gevraagd: een traject van nascholing op woensdag aan een HogerDiocesaan Godsdienstinstituut (bv. HDGI, Biezekapelstraat 2 te Gent). Het programma is in modulairevorm over twee studiejaren gespreid en omhelst: studie van het leerplan in modules,<strong>godsdienst</strong>didactiek, stage, schoolpastoraal, eindevaluatie. Van bij de aanvang mag deze kandidaat opschool de <strong>godsdienst</strong>lessen opnemen. Na de twee studiejaren bekomt men een attest van roomskatholieke<strong>godsdienst</strong>.2. Zonder een attest r.-k. <strong>godsdienst</strong> (vóór 2010)Wie aan de hogeschool geen katholieke <strong>godsdienst</strong> volgde (ook al volgde hij in lager en secundaironderwijs <strong>godsdienst</strong>), komt niet in aanmerking voor een betrekking met <strong>godsdienst</strong>opdracht in onskatholiek basisonderwijs. Deze kandidaat beschikt niet over de bevoegdheid om <strong>godsdienst</strong> te geven.Deze kandidaten die toch het vak r.-k. <strong>godsdienst</strong> verlangen te geven, nemen steeds met de<strong>godsdienst</strong>inspecteur contact. Deze leerkrachten dienen immers een opleiding r.-k. <strong>godsdienst</strong> tevolgen om een attest te verwerven. Zo kan de kandidaat een voldoende geacht of vereistbekwaamheidsbewijs behalen en daarna het vak <strong>godsdienst</strong> geven. Tijdens deze opleiding r.-k.<strong>godsdienst</strong> kan de kandidaat alleen een opdracht zónder <strong>godsdienst</strong> opnemen.3. Gediplomeerd aan een niet-katholieke lerarenopleiding (vanaf 2011)Af en toe krijgt een directeur een sollicitatie van een leerkracht, gediplomeerd aan een niet-katholiekelerarenopleiding. Indien deze kandidaat beschikt over een ‘attest r.-k. <strong>godsdienst</strong>’, is deze sollicitant eenvalabele kandidaat.Voortaan kunnen kandidaten met een attest r.-k. <strong>godsdienst</strong> uit de officiële lerarenopleiding Howestvanaf juni 2011 volwaardig in het katholiek basisonderwijs in aanmerking komen, gezien zij over debevoegdheid voor <strong>godsdienst</strong> beschikken. De huidige opleiding tot leerkracht r.-k. <strong>godsdienst</strong> in Howestis door het bisdom <strong>Brugge</strong> erkend.Het is de opdracht van het schoolbestuur niet lichtvaardig over kandidaten te oordelen. Depedagogische kwaliteiten alsook het christelijk engagement en de affiniteit met geloof en kerk worden bijhet beoordelen samen in rekening gebracht. Ook de bekwaamheid om <strong>godsdienst</strong> te geven wordt inoverweging genomen.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 50


Indien er meerdere leerkrachten zich kandidaat stellen, is het belangrijk de mogelijkheden van elkekandidaat af te wegen en te kiezen voor de sollicitant die het meest geschikt is voor de school en deopdracht.Voor elke eventuele aanwerving van een leerkracht met een diploma aan een niet-katholiekehogeschool, die niet beschikt over een attest r.-k. <strong>godsdienst</strong>, ook voor een korte betrekking, dient dedirecteur vooraf contact te nemen met de <strong>godsdienst</strong>inspecteur. Deze kan de nodige inlichtingenverstrekken.Alle directeurs en alle schoolbesturen dienen deze richtlijnen strikt na te leven. Wij rekenen opplichtgetrouwe en collegiale medewerking van alle directies om zowel eventuele kandidaten als hun<strong>godsdienst</strong>inspecteur tijdig in te lichten. Vergetelheid of onwetendheid kunnen geen aanleiding geventot vrijstelling van de vereiste bijscholing.Elke nieuw aangeworven leerkracht vraagt via de schoolbij de eerste indiensttreding het kerkelijk mandaat aan.Deze aanvraag van het kerkelijk mandaat (1)samen met het behaald diploma met attest <strong>godsdienst</strong> (2)en de overeenkomst van de school (3)stuurt de school op naar het <strong>DPB</strong> <strong>Brugge</strong> (zie eerder: procedure p. 47).B. Andere personeelsleden uit het gemeenschapsonderwijsAndere personeelsleden zonder opdracht <strong>godsdienst</strong> met een diploma van het gemeenschapsonderwijskunnen eveneens solliciteren aan een katholieke basisschool: leermeester bewegingsopvoeding ofmuzische vorming, kinderverzorg(st)er, ICT- of zorgcoördinator… Deze personeelsleden bewegen enengageren zich ook sterk bij de opvoeding en vorming van kinderen. Hun christelijke profilering enlevensbeschouwelijke communicatie bij kleuters en leerlingen is van wezenlijk belang. Ook van dezepersoneelsleden vraagt de pedagogische begeleiding van ons bisdom een beperkte opdracht. Dedomeinbegeleiders identiteit en pastoraal nemen het begeleidingstraject daaromtrent waar. Het is deopdracht en de zorg van elk schoolbestuur om dit mee te nemen in de beoordeling van sollicitanten.Een kennismaking met ‘de opdrachtsverklaring van het katholiek onderwijs’ en met ‘het schoolwerkplan’is hierbij de aangewezen weg. Het engagement om loyaal het katholiek opvoedingsproject te helpenrealiseren is noodzakelijk. Deze loyauteit wordt door de directeur van de school opgevolgd.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 51


11. Inspectie en begeleiding <strong>godsdienst</strong>Het decreet ‘Inspectie en Begeleiding Levensbeschouwelijke vakken’ (01-12-1993) voorziet in deopvolging van de opdracht van inspectie en van begeleiding.A. InspectieDe inspecteur-adviseur rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> is belast met volgende controle-opdrachten:- Controle op de naleving van het lessenrooster :Het aantal cursussen <strong>godsdienst</strong> wordt correct ingericht (op basis van het aantal ingeschrevenleerlingen per vestigingsplaats op 1 februari van het voorgaande schooljaar).Het lessenrooster komt overeen met het tijdstip van de gegeven lessen.De lessen zijn over de hele week gespreid.- Controle op de leermiddelen :De handboeken dragen het geschiktheidslabel van de Erkende Instantie rooms-katholieke<strong>godsdienst</strong>.Andere gebruikte leermiddelen: tijdschriften Averbode, geloofstijdschriften Averbode, SpoorZes,Missio, website Thomas ‘In de kijker’,… volgen een geactualiseerde methodiek en didactiek enkunnen alleen worden aangewend om de doelstelling in de onderwerpen van het leerplan waar temaken.Didactisch materiaal (bv bijbelplaten, tijdsbanden, illustraties) zijn voldoende in de klas terondersteuning van de les aanwezig.Voor het <strong>godsdienst</strong>onderricht doet de school een inspanning die evenredig is aan wat vooranderen vakken gebeurt (bv werkschriften, fotokopiemogelijkheid, …)- Controle op het klaslokaal :De klas is voor de leerlingen didactisch verzorgd, net en aangenaam ingericht.- Controle op het volgen van wetgeving, besluiten en omzendbrieven.Over al deze punten kan worden gerapporteerd bij de Coördinerend inspecteur-generaal van hetDepartement Onderwijs.B. BegeleidingDe inspecteur-adviseur rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> is eveneens belast met volgendebegeleidingsopdrachten:- De zinvolle invulling van het leerplan of de jaarplanning <strong>godsdienst</strong>;- Een voldoende duidelijke en volledige vermelding in de klasagenda van alle lessen <strong>godsdienst</strong> inhet lager onderwijs; hierbij worden naast het onderwerp zowel het doel als de kern (of uitbreiding)vermeld. Eenvoudig het lesonderwerp vermelden volstaat dus niet. Ook de gebruikte leermiddelenhoren hierbij.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 52


Voor het kleuteronderwijs volstaat een uitgebreid weekschema waarin voor iedere dag een<strong>godsdienst</strong>moment is opgenomen. Ook hier worden concrete doelen neergeschreven naast hetbelangstellingscentrum.- Een verantwoorde uitwerking van het geplande onderwerp en de leerdoelen tijdens heel hetlesgebeuren; hierbij zal ook gelet worden op een voldoende afwisseling in de didactischewerkvormen, de kansen tot communicatie met de leerlingen, het gebruik van didactisch materiaal,…- De aanwezigheid en het voldoende gebruik van een werkschrift ;- Godsdiensthoek : zie hoger rubriek (5) leidraad p. 33;- Het voldoende aanwezig zijn van de gelovige dimensie in de <strong>godsdienst</strong>lessen in communicatiemet de leerlingen.* Een bijbelverhaal wil ons allereerst iets zeggen over God, over Jezus. De gelovige boodschap vanhet bijbelverhaal dient beklemtoond te worden. Zo is het niet voldoende bij het werken met eenbijbelverhaal alleen maar enkele humaniserende of moraliserende besluiten te trekken.* Welke accenten leggen we bij de benadering van de sacramenten en het gebed? Wordt hier hetaspect ‘ontmoeting met God’ voldoende geduid? Krijgen de kinderen ook kansen om het lesproces‘als inleefbaar’ te ervaren?* Is de aangeboden leerstof gelovig-theologisch verantwoord en aangepast aan het niveau van hetkind?* Krijgt de ontwikkeling van een eigentijdse gelovige taal bij het kind voldoende kansen?- Evalueren in de <strong>godsdienst</strong>les : zie verder rubriek (12) leidraad p. 54.Over deze punten kan een verslag van beoordeling voor het Schoolbestuur en de Erkende Instantie (devicaris van onderwijs) worden opgemaakt.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 53


12. Evalueren in de <strong>godsdienst</strong>lesBij het evalueren in de <strong>godsdienst</strong>les sluiten we aan bij de evaluatiecultuur in de school. Het vak<strong>godsdienst</strong> maakt immers deel uit van het geheel van de basisvorming van de lagere school.Motieven voor evaluatieDe vraag naar de motieven voor evaluatie bekijken we niet alleen vanuit de invalshoek van het kind,maar eveneens vanuit de benadering van de leerkrachten, de school en de ouders.Alhoewel een kind bouwer is aan zijn eigen leren, kunnen de leeromgeving en deleerkrachtenbegeleiding hierbij een beïnvloedende rol spelen. Een kind leert het best in een krachtigeleeromgeving: een leeromgeving waarin het activiteitenaanbod, het klasmilieu en de begeleiding ‘rijk’zijn. Het aanbod van de leerkracht is van groot belang.In de school is de belangrijkste opdracht elk kind de kansen te geven om te groeien in de verschillendeleer- en ontwikkelingsdomeinen (kennis, inzichten, attitudes, vaardigheden, leren leren,…). Vandaar datelke leerkracht activiteiten en leersituaties zal creëren met welomschreven leerdoelen voor dekinderen, ook voor het vak <strong>godsdienst</strong>. Het is de opdracht van elke leerkracht om de voorziene leertijdvoor de kinderen efficiënt te gebruiken. Daarnaast zal de leerkracht de ontwikkeling van de kinderenvolgen en zonodig ondersteunen.Ouders zijn de eerste verantwoordelijken voor de opvoeding en begeleiding van hun kinderen. Zijvertrouwen hun kind toe aan de school die op haar beurt hun kind zal begeleiden in het leerproces. Veleouders zijn dan ook begaan met de ontwikkeling van hun kind. Zij verwachten van de school objectieveinformatie over het ontwikkelingsproces van hun kind.Leren is een indrukwekkend proces waarin evalueren een belangrijke functie heeft.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 54


Doel van evaluatie binnen het <strong>godsdienst</strong>onderwijs (wat beogen we?)1. We trachten met het evaluatiegebeuren op de eerste plaats zicht te krijgen op delevensbeschouwelijke, de religieuze en geloofsgroei van kinderen, met de bedoeling dezelevensbeschouwelijke groei te ondersteunen en verder te ontwikkelen (leerplan r.-k. <strong>godsdienst</strong> p.17-38).2. Het <strong>godsdienst</strong>onderricht heeft net als de andere leergebieden een eigenheid maar staat zeker nietlos van de andere leergebieden omdat het op haar beurt ook een bijdrage wil leveren aan de totalegroei van kinderen. In de ondersteuning van de groei van kinderen (totaalopvoeding) vormen delevensbeschouwelijke en <strong>godsdienst</strong>ige componenten een belangrijke dimensie.De wijze waarop kinderen binnen het <strong>godsdienst</strong>onderricht gevolgd en begeleid worden, kadert in deglobale visie op evaluatie en rapportering van de school. Evalueren is een onderdeel van hetpedagogisch project van de school dat geconcretiseerd wordt in het schoolwerkplan. Dekwaliteitsnormen die gesteld worden voor de andere leergebieden gelden eveneens voor het vak<strong>godsdienst</strong>.De groei van een traditionele test- en toetscultuur naar een nieuwe evaluatiecultuur moet ook zijnweerslag vinden binnen de <strong>godsdienst</strong>lessen.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 55


De functie van evaluatie in het <strong>godsdienst</strong>onderricht (waartoe dient het?)Het leerplan <strong>godsdienst</strong> legt op het vlak van kwaliteit een drietal belangrijke accenten:1. De evaluatie staat altijd in functie van de doelen die men tracht te realiseren.Ligt het effect, het resultaat, het verwachte gedrag in de lijn van het gestelde doel? (Bij elkonderwerp vinden we drie tot vijf leerplandoelen: leerplan r.-k. <strong>godsdienst</strong> p. 85-232.)De verschillende doelen in het leerplan zijn niet allemaal van dezelfde orde. We hebbenkennisdoelen, doelen die gericht zijn op het ontwikkelen van vaardigheden en doelen diegericht zijn op het verwerven van attitudes.De drie soorten doelen kunnen we schematisch zo voorstellen:Kennis ~ Weten ~ Cognitieve vaardigheidVaardigheden ~ Kunnen ~ Kritische reflectie en communicatieve vaardigheidAttitudes ~ Beleven ~ Levensbeschouwelijke vaardigheid en identiteitDe toetsing van kennis gaat terug op het verwerven van cognitieve gegevens uit het vak.De termen vaardigheden en attitudes worden vaak ten onrechte door elkaar gebruikt. Hoewelhet onderscheid niet steeds even duidelijk is, kan men stellen dat vaardigheden welbepaaldemethodes, strategieën, werkwijzen, technieken, automatismen zijn die een persoon gebruikt omeen bepaald probleem op te lossen. Het zijn als het ware ‘kundigheden’ waar men bepaalde,reeds verworven informatie toepast in concrete situaties. Er zijn verschillende soortenvaardigheden, zoals: cognitieve vaardigheden, technische vaardigheden, creatievevaardigheden, motorische vaardigheden, sociale vaardigheden, relationele vaardigheden,communicatieve vaardigheden.Attitudes verschillen van vaardigheden omdat attitudes slechts zichtbaar worden als erbepaalde kennisinhouden en vaardigheden voorhanden zijn.Wanneer de kennis en de vaardigheid niet aanwezig zijn, kan de attitude niet tot uiting komen.Kennis en vaardigheden zijn als het ware de voorwaarden om tot een attitudegedrag te komen.2. Bij de evaluatie in het <strong>godsdienst</strong>onderricht staat het groeiproces van kinderen centraal. Dedoelen hebben de functie de kinderen te stimuleren en te helpen in hun levensbeschouwelijke,religieuze en geloofsgroei met respect voor de vrijheid van de levensovertuiging van de oudersen hun kinderen.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 56


3. Een derde belangrijke functie van de evaluatie is de ondersteuning van de evolutie van hetzelfwaardegevoel van de leerling. Het leren dient hier gekoppeld te zijn aan het komen totbeleven. Deze ervaring leidt op termijn tot eigen verantwoording en zelfvertrouwen. Doorwerkvormen als rollenspel, bibliodrama, kunst, poëzie,… verhogen we de betrokkenheid en deoriëntering van leerlingen op hun eigen leren en beleven.Losse bedenkingen bij evaluatie in het <strong>godsdienst</strong>onderwijso Evalueren is op de eerste plaats een middel om de doelgerichtheid, de resultaten en dekwaliteit van ons <strong>godsdienst</strong>onderwijs na te gaan.o Het is zinvol zich af en toe eens een beeld te vormen van de plaats waar elk kind staat in zijnlevensbeschouwelijk-<strong>godsdienst</strong>ige ontwikkeling.o Het is belangrijk de ken-inhouden in een onderwerp duidelijk te bepalen en voor de leerlingen afte bakenen.o Ook de levensbeschouwelijke en communicatieve vaardigheden kunnen worden geëvalueerd.o Communicatieve vaardigheden kunnen duidelijk omschreven worden.o Toetsen blijven een zinvolle evaluatievorm, zeker bij grotere kinderen: bijvoorbeeld een toets bijhet einde van een onderwerp.o Wat niet direct in cijfers meetbaar of objectiveerbaar is, vormt ook zinvolle evaluatie-informatie.o Evalueren kan ook op basis van opdrachten tijdens de <strong>godsdienst</strong>les door observatie vanmondelinge of andere inbreng en deelname van de leerlingen.o Of een kind al dan niet braaf is of zijn best doet, heeft met evaluatie van de leerattitudes van het<strong>godsdienst</strong>onderwijs niets te maken. Wel of het kind kan luisteren, zich kan inleven, openstaatvoor, betrokken is op …o Punten zeggen iets, maar zeker niet alles. Ook andere vormen van rapportering (verbaal ofschriftelijk) zijn aangewezen. Het puntenrapport is zeker niet enkel gebaseerd op foutenanalyse.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 57


Evaluatie van de leerlingBij de leerling maakt het leerplan een onderscheid tussen product- en procesevaluatie.1. Productevaluatie: evaluatie van waarneembare prestaties (rendement). Deze evaluatie zegt ietsover de vorderingen die de kinderen maken.2. Procesevaluatie: evaluatie van de wijze waarop de leerlingen participeren aan het lesgebeuren.3. Wat moet er volgens het leerplan geëvalueerd worden?Het eerste criterium voor evaluatie zijn de doelen met bijhorende inhoud en beheersingsniveau.Het tweede criterium voor evaluatie zijn het kind en zijn ontwikkeling. Vormen de leerprocesseneen positieve bijdrage tot levensbeschouwelijke en religieuze groei?Het derde criterium is de ondersteuning van het zelfwaardegevoel van de leerling.4. Hoe evalueren?Er zijn verschillende soorten doelen, die elk een eigen evaluatie vragen:Er zijn doelen die te maken hebben met kennis of vaardigheden. Zij zijn concreet waarneembaaren kunnen via toetsing vrij objectief geëvalueerd worden.Er zijn doelen die te maken hebben met beleving. Zij houden verband met persoonlijke verwerking,verankering en oriëntatie.Kinderen kunnen ook aangezet worden tot zelfevaluatie via terugblikgesprekken. Zij kunnenzichzelf beoordelen op het vlak van betrokkenheid, luisterbereidheid, reflectie, samenwerkingszin.Zelfsturing is een belangrijke vaardigheid om te komen tot keuzebekwaamheid.5. RapporterenDe school deelt de resultaten van deze evaluatie mee aan de kinderen, de ouders en het team (zieverder op p. 59). Na de evaluatie is remediëren noodzakelijk.Evaluatie en pedagogisch handelen van de leerkrachtDe evaluatie van de leerkracht betreft het pedagogisch handelen, dat de levensbeschouwelijke groeibij de leerlingen wil bevorderen.Alle aspecten van het didactisch handelen kunnen op hun kwaliteit beoordeeld worden:- op basis van een analyse van de evaluatie van de leerlingen en een reflectie daarop;- via rechtstreekse reflectie op het eigen handelen.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 58


Enkele aandachtspunten bij de manier waarop (hoe) we evalueren en rapporterenZoals het ook voor de andere vakken gebeurt, vermeldt het schoolrapport voor <strong>godsdienst</strong> eenobjectieve waardering. Kennis van het vak (door toetsen, taken…) en vaardigheden (door taken,activiteiten, werkschrift, …) maken hier deel van uit.Daarnaast is het waardevol om op de wijze van de school attitudes te rapporteren als: inzet, aandacht,belangstelling, eerbied… Vaak zal een uitvoeriger woordelijke rapportering of een verdere mondelingeverklaring nog meer stimulerend werken.De resultaten van de evaluatie dienen hoe dan ook meegedeeld te worden aan de kinderen, hunouders of eerste opvoeders, het team. Over de evaluatie kan op verschillende wijzen gerapporteerdworden: door een mondelinge commentaar en/of door een cijfer. Wat men meedeelt moet een zovolledig mogelijk beeld geven van de evolutie van de kinderen op levensbeschouwelijk vlak, alsook vande wijze waarop het kind deelneemt aan het verloop van de <strong>godsdienst</strong>les. Het is niet voldoende omalleen vorderingen op het vlak van kennis te melden.Op basis van het erkende lestijdenpakket wordt het getuigschrift basisonderwijs aan de leerlingenuitgereikt. Niet iedere evaluatie moet uitgedrukt worden in een score (cijfer). Wel moet er regelmatig eenpuntencijfer genoteerd worden op het rapport. Dit cijfer voor <strong>godsdienst</strong> telt mee voor het geheel vanhet rapport. Dit is bij wet vastgelegd voor alle levensbeschouwelijke vakken: art. 11 van de wet van 29mei 1959 (leerplan r.-k. <strong>godsdienst</strong> p. 244).In het eerste en tweede leerjaarIn het eerste leerjaar waar de <strong>godsdienst</strong>kennis bij aanvang minimaal is, bieden de momenten van eentoets of proef de kans om vaardigheden en attitudes met een rapportering te beoordelen.Hierbij herhalen we dat attitudes ook rapportering verdienen op de wijze van de school.In het derde tot zesde leerjaarHet kenniselement dat in de <strong>godsdienst</strong>lessen meer en meer aan belang wint, kan naast devaardigheden worden getoetst en op de wijze van de school op het rapport worden aangeduid. Dezegroeiende <strong>godsdienst</strong>kennis wordt door toetsen of proeven getest na repetitie van de afgewerkteonderwerpen. De vaardigheden (door werkschrift, door taken en activiteiten) en attitudes blijvenuiteraard belangrijk.Losmaken uit de examensfeerAlles pleit ervoor de <strong>godsdienst</strong>toets aan de examensfeer te onttrekken en de proef niet in de dezelfdeperiode te houden. In de jaarplanning voor <strong>godsdienst</strong>onderricht, voorgesteld door de verschillendeleermiddelen, zijn momenten voor repetitie en toets voorzien.Evalueren is een waardering uitdrukken voor de leerinspanning van de leerling, ook voor het domein<strong>godsdienst</strong>. Elk evaluatiemoment houdt voor de leerkracht eveneens een zelfreflectiemoment in.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 59


We kunnen deze waardering onder verschillende vormen uitdrukken:na en tijdens de observatie (permanente evaluatie);we geven tips en hints om de leerlingen te bevestigen in hun gedrag of om hen uit tedagen om het anders te doen of om hun houding enigszins bij te sturen;…Deze evaluatie is vooral diagnostisch bedoeld. Na zo’n diagnostische evaluatie volgt er feed-back enremediërende suggesties:- via taken en opdrachten- via instrumenten: correctiesleutels - evaluatiekaarten -….- via kijkwijzers- via toetsen - formatief bedoeld- via proefwerken - summatief bedoeldVerklaring bij formatief en summatiefFormatieve evaluatie zijn evaluatiemomenten die gebruikt worden om na te gaan of de leerlingen welgoed mee zijn met het leer- of vormingsproces. Het zijn momenten om de leerlingen zelf aan te sporenom over hun eigen vorderingen na te denken en om er conclusies uit te trekken voor de volgende stap inhet leertraject.Summatieve evaluatie wil op scharniermomenten in de schoolloopbaan van de leerling stilstaan bij watde som van een lange reeks onderwijsleerprocessen voor de leerling heeft opgeleverd. Aansluitend kanhet team goede beslissingen nemen in verband met oriëntering, met het toekennen van een attest, methet overgaan naar een andere onderwijsvorm, met het opstarten van een aangepast remediërings- ofhandelingsplan.Evalueren houdt een belangrijke stap in voor het proces van de geloofsgroei van kinderen.Kinderen verwelkomen, aanspreken, opvoeden en onderwijzen, begeleiden, evalueren, … het is eenopdracht voor elke leerkracht. Christelijk gelovige leerkrachten kunnen daarin iets beleven van wie God(Jahweh) wil zijn voor mensen: ‘Ik-zal-er-zijn-voor-jou’.In het spoor van Jezus kunnen ook leerkrachten zeggen: ‘Ik ben gekomen opdat ze leven mogenbezitten, en wel in overvloed’ (Joh. 10,10).Bronnen:Leerplan rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> voor het lager onderwijs in Vlaanderen, Licap, 2000Leerlingen evalueren in de basisschool, Jan Saveyn, Wolters Plantyn, 2007<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 60


13. Godsdienst en het lestijdenpakket1. AlgemeenHet katholiek onderwijs is een vrij onderwijs met een opvoedingsproject dat steunt op het evangelie ende persoon van Jezus Christus. Op grond hiervan wordt de school door de bisschop erkend alskatholieke school. Het vak rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> behoort tot het erkende lestijdenpakket van28 uren van het katholiek onderwijs en heeft alles te maken met de eigenheid van het net. Op basis vandit erkende lestijdenpakket wordt het getuigschrift basisonderwijs aan de leerlingen uitgereikt.In het vrij katholiek onderwijs is katholieke <strong>godsdienst</strong> vanzelfsprekend een verplicht vak. Hier is er dusgeen keuzevrijheid en ook geen vrijstelling mogelijk. Wie zijn kind inschrijft in een katholieke schoolstemt in met het christelijk opvoedingsproject en de lessen <strong>godsdienst</strong> als levensbeschouwelijk vak.Het leerplan rooms-katholieke <strong>godsdienst</strong> heeft vooral als belangrijk uitgangspunt: ‘respect voor deovertuiging van elk kind’. De christelijke levensovertuiging wordt niet opgedrongen en de lessenverlopen in een heel open sfeer.Leerlingen met een andere levensovertuiging, ingeschreven in het katholiek onderwijs, volgen altijdde lessen <strong>godsdienst</strong> en nemen deel aan de toetsen voor dit vak.Het is helemaal niet eenvoudig <strong>godsdienst</strong>lessen te verzorgen in katholieke lagere scholen met eenbeperkt aantal christelijke leerlingen én een hoog percentage andersgelovigen. Men staat voor demoeilijke opgave bij deze lessen zowel recht te doen aan de christelijke als aan de andersgelovigeleerlingen, elk met hun eigen niveau van religieuze betrokkenheid. De Vlaamse vicarissen vooronderwijs kiezen ervoor in deze scholen als levensbeschouwelijk vak enkel lessen r.-k. <strong>godsdienst</strong> aante bieden, met oog voor verscheidenheid en in een open dialoog. Hopelijk dragen dergelijke lessen bijtot de totaalmenselijke en levensbeschouwelijke groei van de leerlingen en tot een verdraagzamesamenleving.Rond de tijdige inschrijving voor de eerste communie verwijzen we hier in deze leidraad naar rubriek 3Eerste communie 1. Een stappenplan p. 26: ‘De parochieverantwoordelijken zorgen ervoor dat zij eendoopattest hebben van de kinderen die hun eerste communie vieren.’<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 61


Leerlingen van andere <strong>godsdienst</strong>en en niet-gedoopte leerlingen‘De katholieke school vervult haar opdracht in een multireligieus en multicultureel samenlevingsverband.De samenstelling van de schoolgemeenschap biedt hiervan een weerspiegeling’ (uit ‘Opdrachtsverklaringvan het katholiek onderwijs in Vlaanderen’).Respect voor de identiteit van anderen sluit zeker in: respect voor de eigen identiteit van de katholieke<strong>godsdienst</strong>, alsook voor de eigen identiteit van de katholieke school. Wie zich inschrijft voor hetkatholiek onderwijs, aanvaardt en onderschrijft het katholiek opvoedingsproject. Voor leerlingen vanandere <strong>godsdienst</strong>en of niet-gedoopte leerlingen moet dit opvoedingsproject van bij de inschrijvingduidelijk zijn.Bijwonen van de lessenIn het katholiek onderwijs wordt enkel katholieke <strong>godsdienst</strong> onderwezen. Geen enkele vrijstelling is opdit vlak mogelijk. De aanwezigheid tijdens en het volgen van de lessen katholieke <strong>godsdienst</strong> zijn duseen absolute voorwaarde.Bijwonen van gebedsvieringenLeerlingen van andere <strong>godsdienst</strong>en en niet-gedoopte leerlingen kunnen respectvol aanwezig zijntijdens de gebedsvieringen, zonder actieve deelname eraan.Bijwonen van sacramentele vieringenDe beoogde groep leerlingen kunnen ook respectvol deelnemen aan sacramentele vieringen, als hunouders zich daar niet tegen verzetten.Het is noodzakelijk bij de inschrijving van elke leerling hieromtrent heel duidelijk en voldoende tecommuniceren.2. Aantal cursussenDe berekening van het aantal cursussen <strong>godsdienst</strong> gebeurt op basis van het aantal ingeschrevenleerlingen per vestigingsplaats op 1 februari van het voorgaande schooljaar.Het aantal lestijden <strong>godsdienst</strong> wordt aangewend op 1 september.Uitzonderingen op de teldatum van 1 februari van het voorgaande schooljaar :1° Nieuwe basisscholen en nieuwe lagere scholen gedurende de eerste zes jaar van hun bestaan.2° Scholen in herstructurering op 1 september.Voor deze scholen is de teldatum 30 september van het lopende schooljaar. Voor hen wordt het aantalaanvullende lestijden katholieke <strong>godsdienst</strong> dus berekend op basis van de ingeschreven leerlingen pervestigingsplaats op 30 september. De aanwending gebeurt evenwel met ingang van 1 september opbasis van een realistische prognose.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 62


3. Algemene principes1° Een cursus katholieke <strong>godsdienst</strong> omvat twee lestijden en wordt enkel gesubsidieerd als hijeffectief wordt ingericht voor dit specifieke doel.2° Overdracht van cursussen is altijd mogelijk van vestigingsplaats naar vestigingsplaats vandezelfde school, en van de ene school naar de andere school op voorwaarde dat ze voor <strong>godsdienst</strong>worden aangewend. Overleg binnen de scholengemeenschap is hierbij aangewezen.3° In onze katholieke scholen richten wij evenwel voor élke georganiseerde leerlingengroepkatholieke <strong>godsdienst</strong> steeds drie lestijden <strong>godsdienst</strong> in. Deze derde lestijd haalt de school (inafspraak binnen de scholengemeenschap) uit de lestijden volgens de schalen (het lestijdenpakket). Deleerlingengroep voor <strong>godsdienst</strong> komt globaal overeen met de leerlingengroep voor de algemenevakken. Niet aangewende aanvullende lestijden van <strong>godsdienst</strong> kunnen als bijkomende derde lestijdworden toegekend aan een andere leerlingengroep.4° De leermeester <strong>godsdienst</strong> wordt beschouwd als hulpcatecheet. Hij/zij kan maximum één lestijdvan de klassenleraar overnemen. Eventuele afwijkingen worden eerst voorgelegd aan de<strong>godsdienst</strong>inspecteur.4. KnelpuntenAls het aantal cursussen dat men inricht op 1 september gelijk is aan het aantal rechthebbendecursussen op basis van de leerlingenaantallen per vestigingsplaats van 1 februari is er uiteraard geenprobleem.Moeilijker wordt het als het aantal cursussen verschilt op beide data.A. Het aantal cursussen dat men inricht op 1 september kan kleiner zijn dan het aantal aanwendbareop basis van 1 februari.Knelpunten kunnen hier zijn:a. Het aantal cursussen is kleiner dan het aantal lestijden waarvoor de hulpcatecheet is benoemd.Voorbeeld: een hulpcatecheet is benoemd voor 12 lestijden. Er zijn slechts 11 cursussen.De catecheet kan zéker niet worden ter beschikking gesteld: er zijn immers 22 lestijden katholieke<strong>godsdienst</strong> aanwendbaar.Hoe op te lossen ?* De hulpcatecheet geeft ook les in een andere school van hetzelfde schoolbestuur. Zijn opdracht kandaar worden uitgebreid.* Als dit niet kan, geeft de hulpcatecheet 2 lestijden in één klas, in afspraak met de<strong>godsdienst</strong>inspecteur.NIET aan te raden: de hulpcatecheet wordt voor 1 lt. ambulante leerkracht. Hij moet hiervoor trouwensover het voldoende geachte bekwaamheidsbewijs beschikken. (Administratief houdt dit in dat hij 1 lt.vastbenoemd onderwijzer wordt en zó in dit ambt van onderwijzer prioriteit opbouwt.)b. Het aantal cursussen waarop men recht heeft op basis van het aantal leerlingen pervestigingsplaats op 1 februari is kleiner dan het op 1 september aantal georganiseerdeleerlingengroepen.Voorbeeld :vestigingsplaats 1 :vestigingsplaats 2 :1 februarirecht op 5 cursussenrecht op 2 cursussen1 septembergeorganiseerde llngroepen: 6georganiseerde llngroepen: 3De school mag 7 subsidieerbare cursussen inrichten op 1 september.Ze organiseert echter op basis van het stijgend leerlingenaantal van september 9 leerlingengroepen.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 63


Hoe oplossen voor <strong>godsdienst</strong> ?De school kan 9 cursussen als volgt inrichten:* 7 cursussen zijn subsidieerbaar.* Er kunnen 2 niet-subsidieerbare cursussen (2 x 3 lt.) worden ingericht alleen in de plage-lestijden vanvoltijds presterende leerkrachten. M.a.w. de leerkracht die <strong>godsdienst</strong> geeft in een niet-subsidieerbarecursus moet – na aftrek van de 3 lestijden <strong>godsdienst</strong> – nog minimaal 24 lestijden zélf presteren alshoofdopdracht om de volle wedde te blijven behouden.De school die niet-subsidieerbare cursussen inricht, omschrijft deze nauwkeurig op de BAO - Jaarl. Inl.2/5.B. Het aantal rechthebbende cursussen kan groter zijn dan het op 1 september aantal georganiseerdeleerlingengroepen.voorbeeld :1 februari1 septembergeorganiseerde llngroepen: 6recht op 7 cursussenDe 7 cursussen zijn aanvullende lestijden katholieke <strong>godsdienst</strong> die uitsluitend voor dit specifieke doelworden aangewend.Dit houdt in ons voorbeeld in dat men de 6 georganiseerde leerlingengroepen in 7 groepen voorkatholieke <strong>godsdienst</strong> kan opsplitsen én effectief <strong>godsdienst</strong> aan elk van de 7 groepen kan geven, wilmen de subsidies voor deze lestijden krijgen. Het is dus zeer de vraag of een opsplitsing énkel voor<strong>godsdienst</strong> wenselijk en zinvol is.In rubriek 3 (Algemene principes) stelden we in 3°: In onze katholieke scholen richten wij voor élkegeorganiseerde leerlingengroep katholieke <strong>godsdienst</strong> steeds drie lestijden <strong>godsdienst</strong> in. Ook hier geldtdeze afspraak die wij beogen omwille van de pedagogische continuïteit van het vak <strong>godsdienst</strong> inéénzelfde leerlingengroep. Deze 3° lestijd voor dezelfde leerlingengroep komt uit het lestijdenpakket,uit de plage-uren, of uit de niet aangewende aanvullende lestijden van <strong>godsdienst</strong>.5. Bijzondere Pedagogische Taken (BPT) voor <strong>godsdienst</strong>BPT-uren kunnen voor 3 % uit het lestijdenpakket: lestijden volgens de schalen én de aanvullendelestijden <strong>godsdienst</strong>, volgens de Omzendbrief met specifieke maatregelen vanaf 1-9-2001 voor hetorganiseren van bijzondere pedagogische taken in het basisonderwijs. De drie procent wordt berekendop het toegekende lestijden- en urenpakket.Deze BPT-uren kunnen voor pastoraal worden aangewend en in lestijden <strong>godsdienst</strong> wordeningeschreven. Een pastorale opdracht valt conform het leerplan onder <strong>godsdienst</strong>onderwijs.Deze BPT-uren zijn voor kleuteronderwijzers en onderwijzers, alsook voor leermeesters r.-k. <strong>godsdienst</strong>mogelijk.‘De aanvullende lestijden kunnen uitsluitend voor hun specifiek doel worden aangewend’ (cfr.omzendbrief: personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs; referentie: BaO/97/7). ‘Aanvullendelestijden <strong>godsdienst</strong> mogen niet worden vervangen door BPT-uren, maar moeten voor<strong>godsdienst</strong>onderricht worden aangewend’ (cfr. ronde van Vlaanderen basisonderwijs: juni 2001).Voor de wijze van invullen op de ‘BAO – Jaarl. Inl.’ neemt de directeur contact met de<strong>godsdienst</strong>inspecteur.<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 64


BPT-uren zijn geen aparte uren. Het zijn uren uit het reguliere pakket die men kindvrij inricht. Het enejaar organiseert men die wel, het andere jaar niet, maar de uren zijn er wel en als een leerkracht daarinbenoemd is, blijven dat benoemde lestijden al dan niet aangewend als BPT.De directeur doet er goed aan voor die bijzondere pedagogische taak een functiebeschrijving enhandelingsplan op te maken. Het moet duidelijk bepaald zijn wanneer die uren effectief op schoolgepresteerd worden zodat hierop controle mogelijk is. Ook de inhoudelijke controle moet mogelijk zijn,zowel door directeur als inspecteur.De inspecteur-adviseur heeft inspectiebevoegdheid over de BPT-uren die men voor pastoraal onder denaam <strong>godsdienst</strong> inricht.Elke specifieke inrichting van de lestijden r.-k. <strong>godsdienst</strong> onder de punten 3, 4 en 5 (Rubriek 12.Godsdienst en het lestijdenpakket) legt de directeur voor in overleg met de inspecteur-adviseur r.-k.<strong>godsdienst</strong> en is geldig voor de duur van een schooljaar.Wil voor elk van deze knelpunten vooraf advies vragen aan de <strong>godsdienst</strong>inspecteur!Ook voor het invullen op ‘BAO - Jaarl. Inl.’ kan je op hem/haar een beroep doen.Bron:Het vak r.-k. <strong>godsdienst</strong> in katholieke basisscholen met een hoog percentage moslims, toepassingsnotavan de erkende instantie r.-k. <strong>godsdienst</strong>, april 2000, p. 14-15<strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 65


Verantwoordelijke uitgeverJos De Muynck, Oliebaan 7, 8000 <strong>Brugge</strong>Ter info: websitewww.dpbbrugge.be basisonderwijs, domeinen, leergebiedgebonden, <strong>godsdienst</strong>, leidraad© Copyrightinspecteurs-adviseurs r.-k. <strong>godsdienst</strong> katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Digitale beeldenBroederlijk Delen: Maulipadar (1): Stephane SwinnenGelegenheidsbeelden (8): Jos De MuynckParochie Male (1): Lut ValléVormselcatechese Sijsele (7): parochiale medewerkersVrije Basisschool De Linde Sint-Kruis (5): Jos De MuynckVrije Basisschool Merkem (2): Marina SweertvaegherVrije Basisschool Meulebeke, Paandersstraat (1): Sabien LagrainVrije Basisschool Oudenburg (1): leerkrachtVrije Centrumschool Roeselare (11): leerkrachtenDrukGrafische Campus VTI <strong>Brugge</strong><strong>Leidraad</strong> pastoraal en <strong>godsdienst</strong> - katholiek basisonderwijs bisdom <strong>Brugge</strong>Ontwerp 17 mei 2011 66

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!