Geschreven door Bernardus Joannes Maria de Bont, ambachtsheer van Kortenhoef, Amsterdam, 1902
DE AMBACHTSHEERLQKHEID
KORTENHOEF.
1
1
I
I
l
I
Niet in den handel.
DE AMBACHTSHEERLI]KHEID
KORTENHOEF
DOOR
B E R N A R D U S J 0 ANNE S M A R I A D E B 0 NT,
AMBACHTSHEER VAN KORTENHOEF.
-------~-~~-+ -------
AMSTERDAM.
1902.
'l'yp. Arnst. Boek- en SteendrukkerU, VJh. Ellerman, Harms & Co.
~~
@_~
,~ ~ .,, .. ~~,,,if~"''"~ ~~, .. ~ ~ ' " ~ ""'~' ~ .. ,
.. ~ ~
~ ~~V'' I\ @~~~~~~~~~~~~J~~~~~.~~~.~~~t~~~!i,
u
Reeds voor meer dan zevenhonderd jaar wordt van Kortenhoef
gewaagd, doch onder anderen naam. In de twaalfde eeuw wordt die
landstreek in een latijnsch charter I) genoemd Curtevenne; in de
dertiende eeuw Curtehoven, z) en na dien tijd gaat de aloude naam
allengskens verloren en wordt hij veranderd in den thans nog bestaanden
naam Kortenhoef.
Curte kan beteekenen Of Kort, zijnde in middel- of oud-nederlandsch
Curt, Of wijst heen naar een persoon, die den frieschen naam draagt
van Curt, d. w. z. Coert. 3) Venne beteekent volgens Kiliaan »palus":
moeras, veen; ook »pascum" : weide. De oorspronkelijke naam kan dus
de beteekenis gehad hebben van Korte Veen, zooals men spreekt van
Hoogeveen, Lageveen, Nederveen, Overveen, dorpen in ons land; of
wel van Con-t's Weide of van Korte Weide. Daar evenwel in de oudste
geschiedenis van Kortenhoef van geen Coert of Curt als bezitter gesproken
wordt, zoo vermeen ik dat wij, zonder de geschiedenis geweld aan te
doen, ons kunnen bepalen tot het stellen van de vraag : heeft men met
het oud-nederlandsch woord Curtevenne willen uitdrukken, dat daar was
Korte Veen of een Korte Weide? Het antwoord op deze vraag is niet
1) Zie Bijlagen N°. I.
2) Als boven N°. 2.
3) Zie het Rituale Rom anum: Nomina propria Frisica, sanctorum nominibus applicata.
6
met zekerheid te geven, doch zij wordt ons eenigszins minder moeilijk
gemaakt door het woord hovm of hoef, dat venne vervangen heeft. In
oud-nederlandsch beteekent hoven of hoef een zeker stuk bebouwbaar
land. Zoo spreekt men bijvoorbeeld van Egmond op den Hoef, op het
land, in tegenstelling van Egmond aan Zee. Waarschijnlijk zal dus het
tegenwoordige dorp Kortenhoef, dat wil zeggen de kom van de gemeente,
begrensd door 't Meentje, de Zand- en Kleizuwe, een kort stuk bebouwbaar
land geweest zijn.
N u wij den oorsprong van den naam Kortenhoef zoo goed mogelijk
tot zijne beteekenis hebben teruggebracht, zoo rest ons de vraag:
waarom wordt Kortenhoef genoemd een Ambachts!teerlfjklzeid?
Om de vraag te kunnen beantwoorden: wat is een Ambacht, wat is
een Heerlfjkheid, is het noodzakelijk, dat wij ons nauwkeurig bekend
maken met de allereerste inrichting van de regeering in ons vaderland,
en een blik slaan op het ontstaan der erfelijke leenen en heerlijkheden.
Wij zullen hier ons aileen bepalen tot het Bisdom Utrecht, daar
Kortenhoef, waarover onze geschiedenis loopt, daaronder ressorteerde.
Nadat het Westersch Romeinsch Rijk, waartoe ook ons land behoorde,
vernietigd was, stichtte Clovis, die den christelijken godsdienst had aangenomen,
omtrent het jaar sao het Frankische Rijk. Zijn afstammeling
Dagobert I trachtte door het invoeren van den christelijken godsdienst
de in zijn gebied wonende volkeren te beschaven. Hij stichtte daarom
in de stad Wiltenburg, thans Utrecht, een kleine kapel. Ruim driekwart
eeuw later, en wel in 695, werd de engelsche zendeling, de
H. Willibrordus, door Paus Sergius tot bisschop gewijd. Hij vestigde
zijn zetel te Utrecht, waarin hij voornamelijk steun vond bij Pepyn
van Herstal 1) en later bij diens zoon Karel Martel, den stamvader
van Karel den Groote, wiens regeering in vele opzichten zoo gezegend
is geweest voor onze gewesten.
Karel Martel, die om zijne betoonde dapperheid den bijnaam ontving
"' I
I) Pepyn was »hofmeyer", dat is eerste ambtenaar van den Frankischen koning.
7
van Martel, dat is: strijdhamer, breidde zijn gezag uit en stiet zijn
heer, den Frankischen koning, van den troon om zelf de regeering te
aanvaarden. Aan hem vooral dankte het Utrechtsche Bisdom zijn
wereldlijke macht. Karel gaf niet aileen Friesland, maar ook de
tegenwoordige provincie Utrecht met Gooiland, Amstelland en W oerden,
te zamen gemeenlijk het Sticht of Nedersticht genoemd, in leen aan de
opvolgers van den H. Willibrordus, onder beding dat zij hem als opperheer
zouden erkennen. Hoewel de bisschoppen, als leenmannen van het
Duitsche Rijk, den Keizer ondergeschikt waren, oefenden zij in hunne
landen de souvereine macht uit, d. w. z. dat zij aan niemand rekenschap
verschuldigd waren. Zij hadden die landen, welke allodiale goederen
genoemd worden, in leen ontvangen en voerden daar het rechtsgebied
of de jurisdictie.
Het tegenwoordige dorp Kortenhoef, zijnde allodiaal goed, behoorde
derhalve aan de bisschoppen van Utrecht, die het echter in het laatst
der elfde eeuw, met de gemeenten Ankenveen, Overmeer en Nederhorst
in leen gaven aan het Kapittel van de S. Maria-Kerk te Utrecht.
Deze Kerk werd opgericht tegen het einde der elfde eeuw door
Conradus, den XXIIen bisschop van Utrecht. Wij lezen over deze
stichting het volgende :
» Eindelijk heeft binnen de Stad Utregt, digt aan den vesten, Conrad us
»eene nieuwe Kerk ter eere van 0. L. V rouwe van den grond opgehaalt
»naar de gelijkenisse van eene andere Kerke, die voorhenen bij de
>)muuren van Milanen had gestaan en onder den naam van de
»H. Maagd Maria Gode was toegewijdt, welke Kerke door Conradus
»zelf, als hij het leger van Keizer Hendrik IV in Italien volgde, was
»verbrandt. De schrijvers getuigen dat hij dezelve rijkelijk heeft be
~giftigt en met een Kapittel voorzien." 1)
Tot de giften, aan het nieuwe Kapittel geschonken, behoorde ook
o. a. Kortenhoef, dat nu feudaal goed werd, omdat het door den
1) Van Heusen en Van Rijn.
8
leenman (Bisdom van Utrecht) aan een ander (Kapittel van S. Maria)
werd afgestaan. Of die afstand onder zeker beding heeft plaats gehad
is mij onbekend. Waarschijnlijk niet.
Kortenhoef werd door deze schenking eene Heerlfjkheid. Met Heerlf:jkheid
is te verstaan een landbezit waaraan verleend zijn door den bezitter,
den Heer, zekere heerlijke rechten als jacht, visscherij, vogelerij, het
recht van den wind, tienden, tollen, cijnsen, pastorij, kosterij, enz. enz.
Toen nu Kortenhoef, afgescheiden van de groote allodiale bezittingen
van het Bisdom Utrecht, als feudaal goed onder de jurisdictie kwam
van het Kapittel van S. Maria, vereenigden zich de gemeente Kortenhoef
en de gehuchten Riethoven en de Rade, I) welke thans eene gemeente
uitmaken, tot een lichaam, welk samenvergaderd lichaam den naam
ontving van Vrije-Ambacht, 2) zijnde »ambacht" een oud-nederlandsch
woord, dat de beteekenis heeft van eene vereeniging van twee of meer
dorpen of gehuchten onder een rechtsgebied. Het hoofd van eene
dusdanige vereeniging werd genoemd de Ambachtsheer. Bij het uitgeven
van eene Heerlijkheid werden Of hoogheerlijke, of middelbare
of !age rechten verleend. Eene andere definitie van Ambachtsheerlfjkheid
vinden wij in Tirion's Tegenwoordige Staat:
,In het uitgeven der Heerlijkheden is nog daarenboven dit onderscheid,
dat de Heeren, die het regt verkrijgen tot het aanstellen van Baljuwen,
die ter hooger vierschaar zitten om Geregt te oeffenen over lijfstrafbaare
zaaken, den titel voeren van Halsheeren of Hooge Heeren; en dat de
andere Heeren, die het regt verkrijgen om Schouten aan te stellen, die
aileen het geregt en bestier oeffenen over burgerlijke zaaken, Ambachtsheeren
genoemd werden, naar het woord »ambacht", dat in zijn oorsprong
in het algemeen overeenkomt met dat van regtsgebied, doch 't welk door
het gebruik bepaaldelijk is toegekend aan die Heerlijkheden, waaraan
geen hooge, maar aileen middelbare en !age jurisdictie toekomt."
1) Rade beteekent Ring, scheiding tusschen twee gemeenten.
2) Vrij van 's Graven beden en schotponden. Zie Tirion's Tegenwoordige Staat.
9
Aan Kortenhoef waren geen hoogheerlijke, maar lage rechten toegekend,
zoodat de Ambachtsheer aileen den schout mocht aanstellen,
wiens werkkring was het hooren en onderzoeken van geschillen, van
kleine misdrijven, waartegen kleine schoutenboeten gesteld zijn (geen
misdrijven die aan den lijve (hals) strafbaar zijn), het stellen van voogden
over weezen, overdragen van landerijen, uitvoeren van uitersten wil, enz.
Halsrecht was aan Kortenhoef niet toegekend, hetgeen bevestigd wordt
door een bevel van den procureur-generaal van Utrecht, gegeven in
I 676 op last van de Staten, die zich de wereldlijke macht van het
Bisdom Utrecht hadden toegeeigend, waarbij Kortenhoef gelast werd
de galg af te breken, I) welke de toenmalige ambachtsheer, Coenraad
Burgh, had doen oprichten.
In het Rijksarchief te Utrecht en te Haarlem bevinden zich enkele
stukken over Kortenhoef, welke ik voor deze mijne studie heb gebruikt.
In Kortenhoef zelf bevindt zich niets, dat mij eeuigszins van nut konde
zijn. De »gerechtskast" 2) welke aldaar in het voormalig priesterkoor
der oude kerk staat en het oud-archief bergt, heb ik, dank de welwillendheid
van den Edelachtb. Heer Burgemeester, doorsnuffeld, maar
niets gevonden. Zij bevat, of moest bevatten, volgens een inventaris
berustend in het Rijksarchief te Haarlem, 8o pakketten, waaronder
0. a. n°. 2 »kerkestukken" en n°. 3 »kerkerekeningen", welke beide
nummers voor mijne studie belangrijk hadden kunnen zijn. Met den
besten wil der wereld heb ik ze niet kunnen vinden. De overige
I) Tirion's Tegenwoordige Staat. In voce Kortenhoef.
z) De inventaris der Gerechtskast is opgenomen in achterstaande Bijlagen n°. 3·
10
pakketten, welke deerlijk door den mot worden opgevreten en vernield,
hebben in 't algemeen betrekking op den polder.
Dank de weinige mij bekende archiefstukken en hetgeen ik hier en
elders vond, ben ik toch geslaagd enkele bijzonderheden te kunnen
mededeelen, welke ik thans hier laat volgen.
De Istc Ambachtsheer
was, zooals wij hiervoor vermeld hebben het Kapittel van de S. Mariakerk
te Utrecht, dat nu eens de tienden, cijnsen en andere inkomsten
der Heerlijkheid verpachtte of in eigen beheer nam. Het oudste mij
be ken de stuk, daarop betrekking hebbende, is van I 310. Er zijn echter
oudere stukken, welke de grenzen en tienden nader regelen. Wij zullen
ze bier eenigszins toelicbten en ze chronologisch als Bijlagen Iaten volgen.
De Heeren van Amstel, die leenmannen waren van den Bisschop
van Utrecht, bezaten vele goederen rondom Kortenboef. Egbertus van
Amstel, die leefde van I I 3 I tot I I 72, I) niet tevreden zijnde met zijn
eigen bezitting, eigende zich enkele tienden toe van bet Kapittel van
S. Marie. Reeds ten tijde van Bisschop Herbert had hij oneenigheid
daarover gehad, welke twist ecbter in der minne was beslecbt. In I I 56
vergreep hij zich opnieuw en de Kanunniken met hun voorspreker
Hendrik Graaf van Gelder, dienden ecne aanklacbt in bij Keizer
Ferdinand. Niet alleen liep bet geschil over de cijnsen en tienden,
maar ook over de hoegrootheid van de Ianden, toebeboorend aan het
Kapittel. De Keizer benoemde vier scheidsmannen, wonende in de
buurt van Kortenhoef, die, voorgelicht door de )eerlijkste landzaten
van die landstreek", de grenzen zouden regelen. H unne namen war en
Wouter en Albrecht van der Aa, Hendrik van Loenersloot en Allard
Cultell, die onder eed beloofden, naar hun beste weten de geschillen
te onderzoeken. Zij verklaarden dat aan het Kapittel behoorden :
1) H1storie der Heeren v. Amstel, door Van Spaen.
II
Io.
zo.
30·
40·
so.
aile tienden van het nieuwe land (novae terra) I) van af Bruntesloot tot aan het
land van Willem van Velzen en het huis van vVouter van der Aa en den dijk,
welken het Kapittel toebehoorde. Hiervan was uitgezonderd een stuk voorland.
a1le tienden van af het land van vVillem van Velzen en het huis van Wouter
van der Aa tot aan de »Hursceldrecht'' 2) en den ban van \Veesp, tot de
Vecht en de krommingen dier rivier, welke het Keuijenlandt genoemd werden.
de tienden van de landerijen van het gehucht Riethofen met zijn jurisdictie.
de jurisdictie en de cijns aan de andere zijde van de Vecht, van af het water
genaamd Sidwinde tot aan Overmeer.
de gerechtigheid (j urisdictie), de cijns en a1le tienden welke aan de kerk te
»Curtevenne" toebehooren.
Dit stuk, dat gegeven werd in I I 56, werd onderteekend door de
vorstelijke getuigen Arnold, aartsbisschop van Keulen, Hendrik, bisschop
van Luik, Godefridus, bisschop van Utrecht, Hendrik, graaf van Gelder,
Dirk, graaf van Holland en Dirk, graaf van Cleef 3). Het is voor de geschiedenis
van de Heerlijkheid Kortenhoef zeer belangrijk en doet ons zien :
I 0 • dat de oude naam was Curtevenne;
2°. de juiste grens der Heerlijkheid met hare tienden en jurisdictie;
3 o. dat in I I 56 de kerk van Kortenhoef tienden bezat.
De tienden sub 2 en 3 zijn door bet Kapittel van S. Marie verkocht
met de Heerlijkheid I 5 Januari I624 »ende daartoe die thienden groff
ende small". Daar nu bij de herhaalde verkoopen der Heerlijkheid, ook
in I 895, bet bezit der Ambachtsheerlijkheid is over gegaan >>met aile
hare ab- en dependentien, nyet daervan uytgesondert ofte gereserveert"
zoo behooren de tienden wei degelijk aan de opvolgende koopers.
Waar zijn de tienden gebleven, en wie bezit ze clandestinement?
Ziedaar twee vragen, welke na rijp onderzoek, voor de rechtbank
zouden moeten worden beantwoord.
Ook bet kerkgebouw, dat door bet pseudo-Kapittel van S. Marie
aan Godard van Reede verkocht is geworden, behoort den ambachts-
I) Waarschijnlijk aangeplempt land.
z) Holendrecht, een tak van de Amstel, uitloopende in het Geyn.
3) Zie Bijlagen I.
T2
heeren. De regenten van het S. Pietersgasthuis, in hunne hoedanigheid
van ambachtsheer, onderhielden nog in de I 8e eeuw het kerkgebouw.
Het tweede document is een latijnsch stuk I) van ~secundo Nonas
Maji", zijnde 6 Mei I235·
Het betreft de grensscheiding der tienden van »Curtenhoven", welke
aan het Kapittel behooren, en die van »Durscinrevenne'', d. w. z. Dorssewaard,
het eigendom van Gysbrecht van Amstel, wien men niet verwarren
meet met Gysbrecht, die in den moord van Graaf Floris betrokken was.
Als getuigen traden op van de zijde van het Kapittel: de Heeren
Hendrik van Nienburch, Christiaan, Otto en Dirk van Zeist, Kanunniken
van Ste Marie.
Van de andere zijde:
HEER GYSBRECHT VAN AMSTEL.
HEER EGIDIUS VAN MYNDEN.
HEER GYSBRECHT DE JONGE VAN AMSTEL.
EGBERT VAN AMSTEL.
HEINO, Schout van het Kapittel van S. Marie.
WILLEM VAN AMSTEL.
WILLEM VAN MYNDEN.
VOLRICUS.
ALBERTUS.
ULRECUS.
GISELBERTUS.
LUBERTUS.
BERTHOLD US.
DIRCK VAN DRECHT.
HERMAN.
WrLLEM.
LAMKINUS vAN NESSE.
Schepenen en burgers van de
parochie van S. Marie te Utrecht.
1) Inveotaris der oudste charters te Utrecht n°. gr, Rijksarchief te Utrecht. Zie
Bijlageo n°. 2.
I3
Dit stuk werd bekrachtigd door de zegels van het Kapittel van
S. Marie, van Gysbrecht van Amstel, van Egidius van Mynden en van
Ernest van Wlfin, I) ridders.
Het derde charter is van I 290 »feria secunda post Tiburcii" 2).
Het Kapittel beveelt dat schepenen en gemeenten van Kortenhoef
en Ankeveen gehoorzaam zullen zijn aan hun schout aldaar, Egidius
genaamd Block, aan wien het de waarneming der heerlijke rechten
over genoemde gemeenten heeft opgedragen.
Deze Egidius Block zal waarschijnlijk wel een voorvader geweest
zijn van Cornelis Block prior der Reguliere Kanunniken te Utrecht,
zoon van Egidius Block. Cornelis is vermaard als schrijver eener
beduidende klooster-kronijk 3). De gelijkluidendheid van naam doet
denken aan verwantschap. Immers de voornamen zijn in vele familien
erfelijk.
Zouden de Blocken in Vader Vondel ook van den bloede zijn?
Het vierde document is van I 3 ro op Sint Bonifaciusdag. In een
Feuilleton van de Gooi- en Eemlander van 8 Februari I 896 lezen wij
over dit document:
» Bij brief van an no I 3 ro, op Sint Bonifaciusdag, gaf het Kapittel
het gerecht met cijnsen en tienden van Kortenhoeven en Tankenvenne
benevens het gerecht van Horstweerde en onse tienden, die men heet
»lndijkstiende" in pacht aan Sweder van Zuylen, heer van Abcoude,
ridder, voor den duur van zijn leven, voor een jaarlijksche pacht van
honderd pond goed geld »een goeder groten coninx tormijsen voer I2
penninge gherekent oft payment daervoer ;" de eene helft te betalen
»tot Kersavont of binnen veertien daghen daerna ombegrepen ende
dan al betaelt ;" ende andere helft tot Paeschen, enz."
Het vijfde stuk is van I 334 op Kerstavond 4) waarbij het Kapittel
I) Wulven.
2) Inventaris Oudste charters te Utrecht n°. 441. Zie Bijlagen n°. 4·
3) Zie Ilistorisch Genootschap te Utrecht. Bijdr. en l\lededeelingen XVI, bl. I vv.
4) Liber Pilosus biz. 146. Arch. van S. Marie te Utrecht. Zie Bijlagen n°. 5·
verpacht aan Peter, zoon van Herman, een akker, gelegen in het
gerecht van »Cortehoeve," begrensd van hoven aan een akker van
genoemden Peter, van onderen aan dien van Jan Brunic, voor de som
van »viginti grossorum Turonenseum" (twintig Doornicksche grossen)
welke hij aan den rentmeester van het Kapittel moet betalen. De eene
helft in de eerste vijftien dagen na Sint Martinusdag in den winter ;
de andere helft na S. Pietersstoel (den r8 Januari). Deze pacht was
voor eeuwig. Mocht evenwel de pachter of zijne erven nalatig zijn in
het betalen der pachtsom, dan verliezen zij alle recht op den akker.
Aan bet stuk hangt het zegel van het Kapittel.
Het zesde document r) is eene verklaring van Gijsbrecht, beer van
Abcoude en Gasebeke, ridder, die erkent »int jaer Ons Heren dusent
driehondert acht ende veertich, des Vridaghes na Sinte Philips ende
Sinte Jacopsdaghe" ontvangen te hebben gedurende zijn Ieven lang de
»gerechte, tinse ende tienden" van Kortenhoef en van Ankeveen van
het Kapittel van S. Marie voor een jaarlijksche pacht van ~hondert
ende seventich ghulden scilden (gouden schilden) goet van goude, van .
volre wichte ende van goeden monte, jof (of) payment daervoer na
dier werde.'' Hij stelde als borgen:
HEER GHISEBRECHT VAN L OENRESLOET.
HEER SYMON VAN HAERLEM.
HEER VREDERIC UTTEN HAMME.
HEER JAN VAN BROECHUSEN.
STEPHEN VAN ZULEN.
HENRIC VAN BROECHUSEN.
Ridders.
} Knapen.
Voor de geschiedenis der borgstelling uit vroegere eeuwen is dit
stuk zeer merkwaardig. Gijsbrecht belooft de pacht te betalen » binnen
hore montade 't Utrecht".
1) Liber Pilosus der Kerk van S. Marie biz. 75· Rijksarch. te Utrecht. Zie Bijlagen n° . G.
I 5
Hij stelt aan als borgen de hierbovengenoemde ridders en knapen,
die, als hij verzuimt de pacht te betalen, »sonder e(e)nich wedersegghen"
op de eerste aanmaning van het Kapittel »in ene herberghe binnen
Utrecht, daer si ons in wisen (wijzen)," zu11en verschijnen. Hij die het
eerst gemaand zal worden, zal, zonder op een ander te wachten, den
herberg binnengaan, aldaar »maeltiden (eten) en slapen" en dezelve
niet verlaten voor dat aan het Kapittel betaald zijn de pacht en
~sulken coste alse si daden om mi ende om mine borghen in te
manen." Mocht een der borgen in dien tusschentijd in die »herberghe"
sterven, zoo verplicht zich Gijsbrecht een anderen borg »weder te
setten in des doden stede." Mocht een der borgen » sijn trouwe"
verbreken, dan »moghen hem die ander niet bescudden."
Deze brief is geteekend »mit gesamender hant ende elc voer al"
door Gijsbrecht van Abcoude en zijne borgers. Volgens mededeeling
in het F euilleton voornoemd is, blijkens brief van I 349 op St. Odulphusdag,
»na doode van Gijsbrecht van Loenresloot, Gijsbrecht van
Sterkenburg (Starkenborch) in diens opengeva1len plaats" getreden.
Na den dood van Heer Gijsbrecht van Abcoude, die de pacht slechts
gedurende zijn Ieven had, verpachtte het Kapittel van St. Marie,
volgens brief van 1380 >>Op den Mey-avont" r) »hoer gerechten, tinze
ende tienden groet ende cleyne van Cortehoeven, Tankenvenne, Horstwerde,
Dorschervene 2) ende Indix-tienden aan Alfer van der Horst
»Knape" voor de jaarlijksche som van >>hondert ende vijftien goede
oude gulden Vrancrycsche scilden," te voldoen binnen Utrecht zonder
eenige korting voor »waternoet" (watersnood) »donre, blicsem, haghel,
sne (sneeuw), reghen, herenscattinghe, roef, brand, oerloghe ofte van
anders enigherhande onghelde ofte onrade."
1) Liber Pilosus biz. 321-324. Zie Bijlagen n°. 7·
2) Door de verbeurtverklaring der goederen van Gijsbrecht van Amstel, naar aanleiding
van den moord op Graaf Floris V, kwam ,Dorsschevene,'' de Dorsschewaarcl, in andere
hanclen, en zoo het schijnt, in die van het Kapittel van St. Marie.
6
Alfer van der Horst nam de goederen in pacht voor tien jaar en
stelde als borgen :
RUTGHEER SCOUTENZOEN.
GHERYD LUBBRECHTZOEN.
GHISEBRECHT CLOETINC.
CLAES VAN DIEMEN.
WILLAM PETERSZOEN.
HENRIC 0VER-NESSE.
JACOB RUSSCHE.
DIDERIC HERE.
}OHAN VOET.
DIEDERIC VOET.
GEBROEDERS MEEUS.
HADEW AERSZOEN.
DIDERIC BERENZOEN.
De voorwaarden der borgstelling zijn bijna gelijkluidend met die
van I 348. De brief is bezegeld door allen, met uitzondering van
Gheryt Lubbrechtszoen, Ghisebrecht Cloetinc, Claes van Diemen,
Willam Peterszoen, Jacob Russche, Dire Here, Johan en Dire Voet, die
»up dese tijd selve ghene zeghelen en hebben, so hebben wi ghebeden
enen eersamen man den officiaal des hoefs van Utrecht desen brief
over ons te bezeghelen met des hoefs zeghel voers."
Acht jaar later schijnt Alfer van der Horst van zijn pacht ontslagen
te zijn geworden, want in »'t jaer Ons Heren duzent driehondert acht
ende tachtich des Dinxdaghes na Jaers-dach r) worden de »gherechte,
tinse en tiende van Cortehoeven ende van Tankenvene ende gherechte
van Horstweerde" door het Kapittel van S. Marie verpacht voor
zeventien jaar aan Willam, heer van Abcoude ende van Duersteden,
I) Liber Pilosus van St. Marie. Biz. 210-212. Rijksarch. te Utrecht. Zie Bijlagen n°. 8.
17
voor »hondert ende vijftien goede oude gulden Vrancrycsche scilden,
ghoet van goude, van volre ghewichte ende van gherechte munte."
Evenals in den brief van 1348, belooft Willem van Abcoude dat hij
den inwoners van Kortenhoef geen schatting zal opleggen en »waer
oec dat sake dat tot Muden (Muyden) een dam gheslagen worde,"
waardoor de tienden, gerechten en tinsen »daarbi ghebetert worden,"
dan zal hij »jaerlix betalen ghelike den andren pachte ten selven
terminen, die hiervoer bescreven sijn."
Tot zijn borgen stelt hij:
HEER }OHAN VAN RIJNENSTEIN. } R"dd
1 ers.
HEER ]OHAN VAN LYMBEKE.
ALFAER VAN DER HORST.
EERDT T AEDSE.
EERDT VAN STEENRE.
AELBAREN VAN DEN 0ERDE.
]OHAN VAN SCERPENZEEL.
]OHAN DIE BOLE DIRCSSOEN.
LODEWIJCK DIE WALE.
Knapen.
I Bucge
IS
Godschalk, omdat de . bescheiden aangaande die zaak, door lang verloop
van tijd en door den oorlog waren weggeraakt.
Dit merkwaardig, weinig geschonden charter geeft mij aanleiding om
te spreken over
De voormalige R. K. Kerk van Kortenhoef.
Uit genoemd charter blijkt dat de Heerlijkheid v66r het laatst van
de XIVe eeuw slechts een kapel en geen parochiekerk bezat: welke
kapel bediend werd door den pas to or van Vreeland. Eerst later, en
we! hoogstwaarschijnlijk in bet begin der XVIe eeuw, werd de tegenwoordige
kerk met school en pastorie gebouwd. I) De meeste kerken
hadden v66r de Reformatie hare eigen parochiale scholen en aan het
ambt van koster was tevens dat van schoolmeester verbonden, hetgeen
bevestigd wordt uit een verslag van predikanten in de provincie Utrecht
v66r I 6 I 8. Wij lezen daarin hoe de predikant van Kortenhoef, waarschijnlijk
Rumoldus Joannes van Reckhoven, zich beklaagt over »den
coster, noopende de schole," die »syn eijgen soon daerin wil dringen,
daer nochtans hij (predikant) daertoe aengenomen was." z) De koster
liet zich zijn recht niet ontnemen, en volgens eenige onder mij berustende
kopieen van archiefstukken hebben ook zijne opvolgers het schoolmeestersambt
blijven uitoefenen.
De voormalige woning van het tegenwoordige hoofd der school, den
Heer Garretsen, is ontegenzeggelijk de oude pastorie en school geweest.
Zij behoorden tot de kerk en maakten daarvan het integraal deel uit.
Volgens mijne meening is derhalve die woning geen eigendom van de
gemeente, maar kerkelijk goed. De later aangebouwde school kan
een quaestieus bezit genoemd worden, daar zij door de gemeente
gebouwd is geworden.
1) Van Heusen en v. Rijn. In voce Kortenhoef.
z) Bijdr. tot de Gescl1. van de Gemeenten der Hervormden in de Prov. Utrecht voor 1618.
Bij Kemink & Zoon. 1847.
19
Tot mijne verwondering evenwel gaf De Gooi- en Eemlander van
Maart 1902 het volgend communique te lezen over deze quaestie.
»KORTENHOEF. De Raad dezer gemeente heeft besloten, behoudens
de vereischte hoogere goedkeuring, over te gaan tot den publieken
verkoop van het huis, voorheen gebruikt als onderwijzerswoning, met
het daaraan verbonden gebouw, hetwelk voorheen dienst deed als
openbare lagere school, en den daarbij behoorenden tuin, kadastraal
bekend sectie B, no. 1973 en 1974 en groot r2 A. 50 cA., onder
bepaling, dat van dien verkoop zal worden uitgezonderd een strook van
den tuin, grenzende aan de algemeene begraafp!aats, ter lengte van
20 meter en ter breedte van r 7 M., waarvan de waarde is bepaald op
f So. De gunning zal 24 uren worden aangehouden en gedurende
dien tijd komt aan het bestuur der Ned. Herv. kerk alhier het recht
toe, voor den geboden prijs eigenaar te worden van het te verkoopen
onroerend, en de opbrengst van het verkochte gelijkelijk te verdeelen
tusschen de kerk en de gemeente.
Deze dading is getroffen, omdat de noodige gegevens, waaruit zou
kunnen worden bewezen, dat de bedoelde goederen het eigendom der
gemeente zijn, ontbreken, terwijl het kerkbestuur, van meening, dat het
huis en erf aan de kerk toebehoort, staande als zoodanig kadastraal
bekend, zijnerzijds niet in staat is titels over te leggen.
Nader vernemen wij nog, dat het in de bedoeling van het gemeentebestuur
ligt, eerlang de strook gronds, die van den verkoop wordt
uitgezonderd, bij de begraafplaats te trekken, daar deze vergroot client
te worden."
Indien bovenstaande mededeeling juist is, dan betwijfelen wij zeer of
de dading ooit »de hoogere goedkeuring" zal erlangen en wij betreuren
ten hoogste dat het kerkbestuur aldus zijn goed recht heeft prijsgegeven.
Volgens de kaart van Joost Jansz. doorgaans genoemd »Beeltsnijder"
20
of »Bilhamer," gemaakt in den jare 1575, I) stond de kerk geheel vrij,
dat wil zeggen, zij was niet van den weg gescheiden door de tegenwoordigc
vaart, welke in de eerste jaren der zeventiende eeuw gegraven
zal zijn geworden door den ambachtsheer Godard van Reedc, onder
wiens bestuur de meeste waterkeeringen en uitwateringen gemaakt zijn.
Er waren langs den weg wel slooten en tochten, doch v66r de kerk
· lag een groot plein, dat zich uitstrekte tot even voorbij het huis van
den heer B. van den Broeck. Waarschijnlijk waren kerk en kerkhof door
een lagen steenen muur van den openbaren weg afgesloten. Deze mijne
meening is gebaseerd op het woordje »Rooster," dat in den volksmond
nog gegeven wordt aan de steenen brug, die tegenwoordig toegang
tot de kerk geeft.
In de middeleeuwen, en ook later, waren gewoonlijk de kerk en het
kerkhof door een lagen steenen muur omsloten en men lag op den grond,
v66r den ingang der kerk, een ijzeren rooster, waarvan de staven
tamelijk ver van elkander geplaatst waren. Over de beteekenis van een
dusdanigen rooster bestaan drie lezingen.
Sommige historici zijn van gevoelen dat de rooster diende tot wering
van het vee, in het bijzonder van de varkens, die in den grond van
het kerkhof zouden komen vroeten. De wijd van elkander liggende
staven waren alsdan een beletsel voor den overtocht.
Anderen meenen dat die roosters dienst moesten doen als voetenkrabbers,
waardoor het slijk en de modder, welke de kerkgangers, als
zij de allerellendigste wegen doorworsteld hadden, medebrachten, van
de voeten konden gekrabd worden.
Ook zijn eenigen van meening dat zij dienden om, . alvorens de
gewijde aarde te betreden, het ongewijde stof van de voeten te schrappen. z)
De eerste en tweede lezing zijn zeer aannemelijk, de derde is onzin.
I) D eze kaart werd eerst door H arman Allartsz. van 'Varmenhuijsen en later in 1778 door
J oaones L e Francq van Berkley in clruk uitgegeven.
2) D e Navorsch er 1865 en 1866.
ZI
Toen nu de vaart v66r de kerk gegraven is geworden heeft men op
de plaats waar vroeger de rooster zich bevond een brug gemetseld,
welke in den mond des volks nog den ouden naam »rooster" behouden
heeft.
Volgens oude nog bestaande teekeningen was deze brug overhuifd
en zij had een rondboog. In de vorige eeuw heeft men echter de overhuiving
afgebroken en de van steen gemetselde zijwanden vervangen
door een houten, waardoor aan het oorspronkelijke zeer zeker veel is
bedorven. Het overgeblevene is echter nog zeer schilderachtig en het
zoude te bejammeren zijn, indien de steenen brug met hare trapjes,
welke hoog noodig moet gerestaureerd worden, afgebroken zoude
worden en plaats moest maken voor een »draai" of voor een houten
klepbrug.
Over eigendom en herstel wordt verschillend geoordeeld, daar de
autoriteiten het in deze brugquaestie oneens zijn. De kerkeraad en het
bestuur van het »Fonds der geabandonneerde landen" dringen elkander,
nu er reparatie noodig is, het eigendom op; en voornoemd bestuur,
dat steeds de brug onderhouden heeft en moet onderhouden, - immers
- niet de kerk maar de polder hecft de vaart gegraven - maakt bezwaar
tegen de noodige reparatie, welke zeker niet gering is. Het is te hopen
dat het bestuur van den polder dat schilderachtig gedeelte van Kortenhoef
niet zal opofferen voor eene momentane, betrekkelijk groote
uitgave. Wij zijn te zeer overtuigd van het schoonheidsgevoel van
genoemd bestuur, als dat wij mogen veronderstellen, dat de dubbeltjesquaestie
bier zoude kunnen zegevieren.
De kerk welke uit het eind der XVe, begin XVIe eeuw dagteekent,
bestaat grootendeels uit gebakken steen. Het priesterkoor, dat gebouwd
is volgens de Heilige Linie, bevindt zich ten oosten, de vierkante toren
ten westen. De kerk heeft slechts een beuk en het priesterkoor is
smaller dan het schip. Het inwendige van de kerk is helaas door
zoogenaamde verbeteringen zeer bedorven. De gothieke vensters van
het schip zijn vervangen door half cirkelvormige bogen en een schot
22
scbeidt scbip van koor, waardoor aile proportien zijn verdwenen. De
koperen kronen zijn gelukkig gespaard en men beeft, bij de verandering
in de verlichting, die oude stukken niet al te zeer bedorven.
De kerk, alhoewel van buiten in zeer bedroevenden staat, is van
binnen minder onaanzienlijk. Zij beeft net geschilderde banken en
sedert 1893 een nieuw orgel. Over een dezer banken, en wel over
die met overhuiving, bestaat tusscben kerkeraad en den tegenwoordigen
ambacbtsbeer een geschil. Laatstgenoemde beweert, en terecht, dat die
bank is het eigendom van de ambachtsheerlijkheid en dat zij hem
wederrecbtelijk wordt onthouden. In verschillende adressen heeft hij
zicb aan Heeren Kerkvoogden gewend docb zonder eenig gevolg. Het
was hem niet te doen om het gebruik van die bank, maar om zijn
goed recht. Immers bij verklaarde aan H.H. Kerkvoogden »dat hij
gaarne bereid is tot zoolang bij of zijne opvolgers niet tot uw Kerkgenootschap
behooren, genoemde bank ter beschikking te stellen van
uw collegie, dat daarmede naar goedvinden kan handelen, op voorwaarde
evenwel dat uw geacbt collegie hem schriftelijk mededeclt dat
bet deze beschikking aanvaard".
De Kerkvoogdij antwoordde bierop bij hare missive van 21 Juli 1900
»dat het Kerkbestuur een geheel onpartijdig onderzoek(?) beeft ingesteld
naar dat genoemd recht, maar daaromtrent niets heeft kunnen ontdekken";
»dat bli den publieken verkoop van de Heerlijkbeid ook van
geen recht op een bank in de kerk is melding gemaakt"; »dat zoolang
die rechten niet worden aangetoond, de Kerkvoogdij geen vrijbeid kan
vinden om UHEd. bet recbt op het gebruik van de aangewezene bank
te verleenen''.
N aar aanleiding dezer missive repliceerde de ambachtsbeer in een
uitvoerig adres aan de Kerkvoogdij, waarvan de laatste alineas waren:
»dat van een »verleenen van recbt" geen sprake is, maar wel van
een bandbaven van recht'';
»dat hij om zijn recht te handhaven, de hulp van de rechterlijke
macht moet inroepen'';
23
»dat het gevolg van die inroeping is, dat staande uwen dienst hij met
den deurwaarder op gerechtelijke wijze zijn bank in bezit moet
nemen'';
»dat zi_jne godsdienstige princz'pes en zfjn eerbied voor goddeli:fke diensten
Item verbieden opscltudding te veroorzaken in welk kerkgebouw ook";
»dat hij derhalve, zonder eenigen afstand te doen van zijn onbetwistbaar
recht, voorloopig zal berusten in uw onrechtmatig besluit en zich
ten allen tijde blijft reserveeren het recht op de bank".
Als een der bewijzen van eigendom legde hij nog het volgend
briefj e over :
»Dominus Huygens en den secretaris hebbe mij geseijt dat eenen
W eduwe Lakeveld, moey van de booden van Cortenhoef en bij dezelve
wonende als commensaal de vrijheyt gebruijckt van UEds. plaets in de
Kerk aldaer te occupeeren en dewy! ik niet weet of daertoe van UEd.
permissie heeft bekoomen, soo versoecke in antwoord dezer d'Eer te
hebben van sulks te vernemen, om te weeten waarna mij te reguleeren
in 't mainteneeren van 't respect aan UEds plaets verschuldigd."
Dit briefje r) van schout C. Pook dato r6 Juni 1734 »aen Hoog
Edele Heeren Ambachtheeren van Cortenhoef, regenten van 's Pietersgasthuys",
bewijst ten duidelijkst dat met » UEds plaets" bedoeld wordt
de bank en niet »een plaats", zooals de Kerkvoogdij belieft te beweren.
Immers de vijf regenten konden met hun allen toch niet »een plaats''
»occupeeren''.
Ik vermeen in deze quaestie, welke ook mijn opvolger5 aangaat,
fair gehandeld te hebben en hoop dat nog eenmaal de Kerkvoogdij
op haar onwettig besluit zal terugkomen en zal inzien dat zij hier een
onrechtmatige daad heeft gedaan.
In de kerk hangt een wapenbord met »Obiit den XIX May
A o. MDCCI". Het daarop uitgesneden wapen kan ik vooralsnog niet
te huis brengen. Op een ander bord staat:
1) Sted. Arch. te Arnst. 's Pietersgasthuis.
Alhier in dese Kerck rust Elbert Mooy's gebeente,
Dewelcke hier als Schout regeerde dees gemeente;
Hoogheemraad bovendien en daarby Secretaris,
En door het Stigtsche Land een openbaar notaris,
Baljuw tot Loene en geheim Sclzri:fver aldaar.
Ses ampten syn door hem aileen genoome waar,
Dewelke hij ook heeft getrouwelijk volbragt,
Alsoo het nageslagt daardoor mag zijn geagt.
Gerust den X I va1t vVynmaand
Anno I 73 I.
De vervaardiger van deze rijmelarij is niet bekend, wel de naam
van den schrijver: I. Roos Scripsit.
Ofschoon enkele grafzerken door kerkbanken, welke op haar geplaatst
zijn, onzichtbaar zijn, zoo treft men in de open ruimten o. a. de volgende
aan:
Dit graft hoort toe Cornelis Splinter.
Anno 1648.
Dit graft !wort toe fan Luyten.
Anno 1648 .
. Heyndriek Pietersen Coopman. I)
Anno 1666.
flier rust Elisabeth vau Niewael weduwe van
Salicher Michie! Loeveren.
I67S·
Ri:fck Loez;ere Majoor Generaal over de steeden en forten
aan de Vecht etc. Schout tot Cortenhoef.
1682.
I) Hij was aannemer van den aanleg van 's Graveland.
25
F. G. Dorland.
1717
Op ecn zerk met fraaie omlijsting en timmermansgcreedschap staat:
enz. enz.
Gerrt"t Gerrt"tz, tz"mmerman.
In bet koor hangen naamborden van predikanten. De eerste predikant
was Gerrit Janszoon. Hem werd in 1581 bij Resolutie van de Staten
van Holland I) toegestaan te » mogen voortgaan en de continueren in
de predicatien van de suyvere leeringe des goddelijken woords, soo
wanneer (hij) wederroepinge" zal gedaan hebben van zijne »voorgaende
leere van de Roomsche religie'' en behoorlijk zal zijn »geexamineert''. 2)
Hij was een afvallig priester, die wei met de Kerk gebroken, doch al
hare leerstcllingen nog niet overboord had gegooid. Hij werd om zijne
katholieke gevoelens door de Staten als predikant afgezet. Zijn opvolgcr
was Rumoldus Johannes van Reekhoven, die beroepen werd in 1600
en in r627 »verplaets werd tot Anckeveen". 3) Tijdens zijne bediening
verklaarde hij aan de Synode »dat hij tamelick gehoor heeft, 14 com
» municanten; claechde seer verhindert te worden in den loop des
»H. Evangelii, om eenige vrucht te doen, door den schout en de secre
»taris of coster, beyde als groote ergernisse gegeven hebbende; voechde
»daarby, dat de Schout weder ter Kercken begint te comen, maar den
»Coster even hardneckich blijft, so dat hij predicant geen dienst van
»hem heeft, ja, hij door syn aanzien velen ergernisse geeft; claechde
»oock, dat men driemael bet Ave Maria dept, 's morgens, 's middags
»ende 's avonts. 4)
1) Zie Registers dier Resolutien. Konl. Bib!. te 's Hage.
2) Arch. Gesch. Aartsb. Utrecht, Dl. 2 1 biz. 27.
3) Rijksarch. Utrecht. Kerkenregister tot Cortehouff n°. 292.
4) Bijdr. tot de Gesch. van de Gemeenten der Hervormden in de Prov. Utr. v66r 1618.
Bij Kemink en Zoon 1847.
z6
Uit dezen klaagbrief blijkt dat de mvvoners van Kortenboef nog al
eenigen tijd gedraald bebben alvorens zij tot den Hervormden godsdienst
overgingen.
De tegenwoordige predikant is Domine J. van Bruggen.
De toren, welke zoo liefelijk zijn ranke spits boven bet groen gebladerte
der boomen verbeft, is in tegenstelling der kerk, waarvan bet
dak verlaagd is, zooals blijkt uit de sporen dat bet in den toren beeft
acbtergelaten, nog in ongescbonden toestand. In den toren bangen
twee luidklokken. De kleinste is gegoten in 1498 en draagt in gotbiscb
scbrift bet volgend opscbrift:
Ave · Gratia · Pima · Dominus · Tecum · Amen · I 498.
Zeer begrijpelijk is bet, dat bet kapittel van Ste Marie, ter eere van
zijne allerbeiligste patrones, de Groetenis van den Engel Gabriel aan
Maria op de klok liet gieten.
De grootste klok is van 1641 en prijkt met bet wapen van Van Reede,
gequartileerd met dat van Oem van Wijngaerden; als bartscbild bet
wapen van Vreeland. De andere zijde der klok vertoont bet wapen van
Kortenboef (in goud) een paardenboef van (sabel). Rondom leest men:
Verbum · Domini · Manet · In · Aeternum · :Johannes · Dop
Me · Fecit · z64z · Peter · Van · Der · Lee · Schoudt
Heinrick · 1-leinricksen · De · '.Jonge · Kerckmeister
Heinrick · :Jansen · C!aerbo!t · Buermeister ·
Deze klok is meer dan waarscbijnlijk door Godard van Reede aan
de kerk gescbonken ter gedacbtenis aan zijne eerste vrouw Emerentia
Oem van Wijngaarden, want niet bet wapen van Godard, maar dat
zijner vrouw siert de klok.
In den toren, daar waar bet uurwerk zicb bevindt, staan twee stijlen
van bet voormalig koorbek. Deze fraai besneden eikenhouten stijlen
doen dienst als scbraagbalken. V oorwaar een groot vandalisme.
27
De torcn behoort, zooals alle torens welke bestonden voor den Napoleontischen
tijd, aan de Gemeente. Zij moet zorgen voor zijn onderhoud
en alle kosten van reparatien dragen. Het uurwerk en de klokken
zijn haar eigendom en zij heeft daarover de vrije beschikking. Daar
de toren nu zeer bouwvallig is en de inkomsten van de Gemeente
zeer gering zijn, zoo verboden Burgemeester en W ethouderen in
November 1898, dat de klok geluid zoude worden, tenzij dat aan de
Gemeente voor het gebruik der klokken een subsidie werd gegeven.
Dit voorwaardelijk verbod was billijk. Immers bij herstel van touw,
klokkenstoel enz. moest de Gemeente in haar zakken tasten en zij
krijgt van de kerkvoogdij hoegenaamd geen tegemoetkoming. Was de
toren het eigendom van de kerk, dan zou het verbod terecht onrechtmatig
kunnen genoemd worden, doch nu hij eenmaal aan de Gemeente
behoort, zoo zijn de redenen waarom het luiden verboden werd, zeker
zeer gegrond. Over deze quaestie vinden wij in de K erf.: Ct. van
November 1898 het volgend schrijven van HH. Kerkvoogden van
Kortenhoef:
»Daags voor den eersten Zondag in November is bericht ingekomen
van HH. Burg. en Weth., dat zij in hun schrijven aan de kerkvoogdij
geen onvoorwaardelijk verbod hadden bedoeld, maar, wanneer gecn
subsidie werd verleend voor het gebruik der klokken, zou het luiden
verboden worden, - welke lezing er niet uit op te maken was.
»Door een aantal ingezetenen was in den loop der week een verzoekschrift
ingezonden aan HH. Gedeputeerde Staten om het besluit
van den Raad niet goed te keuren.
>>Om rust en vrede op den komenden Zondag te bewaren is een
subsidie aan bovengenoemde HH. in vooruitzicht gesteld, ingeval het
blijken mocht, dat de kerk geene rechten kon doen gelden op het
gebruik der klokken.
~ Hiermede is de opgewondenheid in de gemeente grootendeels
geweken en zijn de klokken als naar gewoonte geluid in afwachting,
welke adviezen zullen worden ingewonnen."
28
Indien ik goed ben ingelicht, betaalt het kerkbestuur thans eene
kleine subsidie aan de gemeente.
De grond, waarop de tegenwoordige pastorie staat, is door kerkvoogden
gekocht van de weduwe van Domine Carel Huygens, overleden
I 742.
De akte luidt:
Maria de Hondekoeter, weduwe van Dominus Carel Huyghens verkoopt
aan Jacob Abramze Streefkerk, als oudste kerkmeester tot
Kortenhoef voor de kerk alclaer, een perceeltie lands synde een boomgaartie
met syn beplanting, synde vry allodiael goed en met geen
overgelden beswaerd; belendende ten suyde de .kerk, en ten noorde
de wed. Jacob van Vliet; strekkende uyt de vaert oostwaerts tot op
den Boomgaerd van de wed. Elbert Mooij, en dat met syn banwerke
naer toe en aen behoorende voor de somma van f 230.-. r)
Toen de ambachtsheer Heerenman Van Zuijdwijck de Heerlijkheld
gekocht had, stelde hij eene memorie op, waarin hij aan den secretaris
van het kapittel van S. Marie zes vragen deed. 2) Een dier vragen
betrof bet
Jus Patronatus
of juister gezegd, het Jus praesentatt'ont's. De secretaris schreef daarop
het volgend briefje: »Ick heev vier dagen gesogt, doch niet connen
uitvinden hoe dat het Capittel is gecomen aen de Heerlyckheden van
Cortenhoeff en de Anckeveen. Van 't jus patronatus vinde ick in liber
collasiones niet met alle, maer hebbe gevonden een req(ueste) en
nominatie van kerek- en buijrmeesters van Cortenhoeff daerby 't
capittel 't jus patronatus van Cortenhoeff competeren is, van de
I 3 December I 590." z)
Dit briefje getuigt dat de secretaris »Zich niet veel moeiten gegeven
1) Rijks-arch. Haarlem.
2) Stukken betreffeade de Heerlykheid en het Jus patronatus in Cortenhoef en Ankeveen,
specteerende aan S. Marie. Rijksarch. Utrecht n°. 292.
29
heeft den ambachtsheer deugdelijk in te lichten." Hij schijnt mij een
ongeletterd man, die geen gebruik wist tc maken van de oude archieven.
Trouwens als hij schrijft: »ik heev vier dagen gesogf', dan gevoelt men
al aanstonds dat hij de echte navorscher niet is. »Vier dagc" is voor
ecn snuffelaar, die het voorrecht heeft een groot bclangrijk archief tot
zijne beschikking te hebben, geen dag.
AI heeft de secretaris van het kapittel dan ook niet kunnen antwoorden
op de vraag: »Hoe die van Ste Marie zijn ghecomen aen (de)
Heerlykheyd van Cortehoef, wanneer en (op) wat conditie ?" zoo is
toch zijne mededeeling dat 't cap(itte)l 't jus pratonatus van Cortehoeff
competereeren(d) is van de I 3 December I 590" hoogst belangrijk voor
de geschiedenis. Jammer is het echter, dat het stuk van I 3 December
I 590, voor zoover mij bekend, niet meer op het rijksarchief te Utrecht
aanwezig is. Den I 5 Februari r 708 was het met nog andere charters
in handen van Silvester Heereman, ambachtsheer van Kortenhoef, die
het volgend rec;;u r) gaf:
»>ck ondergeschrevene ambagtsheer van Cortehoeff bekenne de bovenverhaelde
carthres (charters) uyt handen van den secretaris des capittels
te hebben. Ten oirconde onderteekent in Utrecht den r 5 February I708.
SILVESTER HEEREMAN D(ominus) Cortehoeff."
Tot die >>bovenverhaelde" charters bchoorde ook een »Requeste van
Nicolaes Maertenzoon, pastoor van Cortehoeff, aen de Heeren Deken
ende Capitulle van Ste Marie 't Utrecht, ambachtsheeren van Cortehoeff
versoeckende collatie van die(n) tijd dat hy aldaer op het versoeck van
de Buerm(eesteren) en Kerkm(eesteren) door Meester Cornelis van
Grevezwaert geinstitueert was."
Uit dit request, waarbij Nicolaes Maertenzoon aan zijnc collatoren
het collatiegeld vraagt, blijkt ook dat het kapittel het :Jus praesentationis
bezat. En daar nu de Heerlijkheid door het Kapittel verkocht
I) Rijksarch. Utrecht n°. 293·
30
is »met al hare appendentien ende dependentien ende toebehooren niet(s)
daervan vuytgesondert ofte gereserveert," 1) zoo hebben de opvolgende
ambachtsheeren bezeten en bezitten zij het onbetwistbaar recht van
presentatie en patronaatschap. Den 16 November 1738 hadden trouwens
de ambachtsheeren nog het recht van begeven der predikantsplaats. z)
DE ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK.
Het juiste tijdstip waarop de katholieken van Kortenhoef hunne kerk
hebben moeten ontruimen, staat niet opgeteekend. Waarschijnlijk vond
zulks eerst plaats na I 593, want wij lezen uit een » Verbaal der visitatie
der Kercken ten platten lande" 3) dat in I 593 »de Kercke tot Cortehoeve
noch besmet was met d'outaeren". De laatste pastoor was
Nicolaas Maertenszoon 4). Hij werd opgevolgd door Jan Gerritsz, een
apostaat, die, zooals hiervoor verhaald, wel afvallig was geworden,
maar toch door de Staten niet vertrouwd werd wat betrof zijne »suyvere
leeringe des goddelijken woords". Zij dwongen hem tot »wederroepinge"
van zijne »voorgaende leere van de Roomsche religie". Jan Gerritsz
schijnt evenwel aan dat bevel niet ten volle voldaan te hebben, want
toen de Synode hem ontsloeg, vond zijn opvolger de kerk nog
» besmet met d 'outaeren".
De katholieken van Kortenhoef, die door »de ommekeer in de
religie van alle geestelijke verzorging daar ter plaatse verstoken waren,
werden nu gedwongen hun godsdienstplichten elders waar te nemen,
en wel te Ankeveen, waar 1de parel der priesteren," Meester Adrianus
van Oorschot" 5), zijn zendelingswerk in het geheim volbracht. Na zijn
r) Rijksarch. Utrecht n°. 292.
2) Archief Arnst. S. Pietersgasthuis.
3) Bijdr. en Meded. v. h. IIist Gen. (Utrecht 1884) VII, 229 vv.
4) Hij trof een accoord met de »buyrmeesteren" van Kortenhoef over •de bedieoinghe
van de pastorijs in dato den 13 Decembrio 1590". Rijksarch. Utrecht, n°. 292.
5) Hist. ofte Beschr. van 't Utrechtsche Bisel., I, 327.
3I
dood nam Bartholdus Ingels, de wakkere Amsterdamsche priester, zijn
verheven werk over. Ingels, als verwant aan de katholieke ambachtsvrouwe
van Ankeveen, nam zijn intrek op den huize lngelenburg en
het was daar dat de katholieken van Ankeveen, kortenhoef en omliggende
plaatsen de troost- en genademiddelen hunner H. Kerk mochten
ontvangen. Toen in 1758 het door Pastoor Ingels ingerichte kerkgebouw
bouwvallig was geworden, werd te Ankeveen de thans nog
bestaande kerk gebouwd. De kerk werd zonder schuldenlast gebouwd
en de kosten bestreden niet aileen door de Ankeveensche katholieken,
maar ook door giften »buyten de gemynte ingekomen voor de kerk'',
onder anderen van »Dekker van Cortenhoef". r)
Kortenhoef bleef onder Ankeveen tot r 8 ro, toen het tot een zelfstandige
static werd verheven. Na ruim twee eeuwen hadden de
katholieken van Kortenhoef weder een eigen kerk, tenminste als men
het armzalig schuurkerkje van voorheen met den naam van kerk mag
bestempelen. Ruim zestig jaar vergaderden de katholieken in dat
nederig bedehuis, waaraan de pastorie verbonden was, tot dat eindelijk,
dank zij de wilskracht en den rusteloozen ijver van den tegenwoordige n
herder, den alom beminden en geeerden pastoor W. J. van Soest, een
nieuw bedehuis verrees, dat zeker onder de schoonste van den omtrek
gerekend mag worden.
De eerste· pastoor was }'oannes Takke. Zijne opvolgers waren:
WILHELMUS SMITS.
ANTHOON 'T HOEN.
PETRUS BROUWER.
CORNELIS VAN DEN NIEUWENDIJK.
HERMANUS VAN MILTENBURG.
THEODORUS WAGENAAR.
I) Zie het belangrijk opstel van Pastoor B. H. Pel le Ankeveen, in het Archief voor de
Gesch. v. h. Aartsh. Utr., Dee! 24.
ANTON BERNARDUS URBANUS.
JOANNES BAALE.
N. F. MERLET.
P. J. ROMEYNDERS.
GAUGERICUS HILHORST.
J OANNES VAN DEN BOSCH.
C. B. VERHEUL.
WILL EM VAN KA TS.
HERMANUS PEET.
WrulELMUS }oANNES VAN SoEST,
r
die den r 3 J uli I 902 zijn zilveren feest als pastoor van Kortenhoef
plechtig- g-evierd heeft.
De IIde Ambachtsheer
was Godard van Reede.
Bij de invoering- der Reformatie werden de bezittingen van de
kapittels, kanunnikdijen en andere kerkelijke goederen wederrechtelijk
aan hare bestemming onttrokken, en met de provenuen van stichtingen,
tot godvruchtige doeleinden geschonken, werden de eersten en de
rijksten in den Iande begiftigd, die, evenmia. als de thans nog bestaande
ridderschap van de Balye van Utrecht, zich niet schaamden om de
renten van geestelijke goederen zich te Iaten uitbetalen. De aloude
S. Mariakerk te Utrecht onderg-ing hetzelfde lot, dat aan al de katholieke
kerken van ons vaderland beschoren was. Door een zeer kleine
minderheid, welke het heft in handen had, werd de meerderheid gekneveld
en vervolg-d en van hare kerkgebouwen en geestelijke goederen
beroofd. Die roof was wederrechtelijk. De eertijds zoo overheerlijke
gebouwen ze staan thans verwaarloosd, schreiend om erbarming. De
kerkelijke goederen zijn verdwenen en van de rijke proostdijen, kanunnikdijen,
fundatien enz. is bijna geen cent meer over. Zij die genoemde
I
I
33
bezittingen zich toeeigenden of de provenuen dier fundatien zich lieten
uitbetalen, verrijkten zich met het geld gegeven ad pias causas en
stoorden zich niet aan het Noblesse Oblige.
Ook op het geroofde van het Kapittel van S. Marie rustte geen
zegen. De pseudo »Deecken ende Cap(itte)le(n) der Kercke van
S. Marien 't Utrecht" ambachtsheeren van Cortenhoef, Ankeveen en
Overmeer, verkoopen reeds »opten IX January r6z4" de Heerlykheid
Kortenhoef »tot verlichtenisse van swaere lasten ende commeren daer
inne onse kercke soo deur den langdurige oorloge, als herdecken van
deselve onse kercke van haer dacke geheel gebloot geweest sijnde."
Zij verkoopen aan Meester Peter Dierhout advokaat in den Hove van
Utrecht als lasthebber van Jonker Godart van Rheden, heer tot Nederhorst
»dye ambachtsheerlickheyden van Cortenhoef ende Anckeveen
opten Utrechtste bodem ofte gront ghelegen met alle haere appendentien,
dependentien ende toebehoiren niet daervan uytgesondert ofte
gereserveert. In sulcke vougen ons d'selve competeeren ende tot noch
toe by ons gepossedeert syn. Ende daertoe die thienden groff als
small, onder welcke coop begrepen is het recht van stellen van schoudt,
scheepenen en secretaris ende eenighe visscheryen. Ende dit voor de
som van 9000 Carolusgulden tot CC st. 't stuk gereeckent," I)
Deze Godard van Reede, van wien ik een zeer schoone afbeelding
bezit, werd geboren 30 September I s88. Hij was de zoon van Gerard
van Reede, pseudo-kanunnik van S. Maarten en lid der Staten van
Utrecht, en van Machtelt van Diert. Reeds op twaalfjarigen leeftijd
werd Godard begiftigd met de Kanunnikdy van S. Maarten, en huwde
in eerste echt Emerentia Oem van Wyngaerden, overleden I632;
in tweede echt Catharina van Utenhoven. In I6I8 werd Godard
beschreven onder de ridderschap van Utrecht en nam als zoodanig
r) De?e brief wordt aangehaald in Inventaris der Charters Kapittel van S. Marie. 3e
Afdeeling 530 M. 2455· Rijksarchief te Utrecht.
2) De Navorscher 1891, Biz. 323.
3
34
zitting in de vergadering der Algemeene Staten. In r646 verscheen
hij als gevolmachtigde van Hun Hoogmogenden op de vredesonderhandelingen
te Munster en stierf den 2 5 J uni I 648.
Godard heeft ontegenzeggelijk vee! ten koste gelegd aan de verbetering
van den Kortenhoefschen polder, welke in zeer nauw verband
stond met het Horstermeer. Zijn vader Gerard van Reede had den
I9 Februari I6I2 van de Staten van den Lande van Utrecht octrooi
gekregen tot bedijking en droogmaking van genoemd meer. De lijdensgeschiedenis
dezer droogmakerij en de geschillen over de uitwatering
van den Kortenhoefschen polder vullen een groot deel van bet archief
te Utrecht. Wij zullen in deze studie ons aileen bepalen tot de
mededeeling dat »hoewel de bedijkers (Gerard en consorten) misschien
niet in aile deelen aan de opgelegde voorwaarden hadden voldaan,
bet toch niet mag worden ontkend dat zij zich groote opofferingen
getroost hebben om hun werk tot een goed einde te brengen.'' r)
Zij maakten o.a. de vaart van Naarden tot Kortenhoef. Ook de sluis
aan bet Meertje is een overblijfsel van bet ondernomen werk van den
nen ambachtsheer.
I
t
De Hide Heer van Kortenhoef
was Gerrit Schaep, zoon van Symon en van Elisabeth Matthysdr-Burgh.
Hij werd geboren den I I en Maart I 594 te Amsterdam en was doctor
in de beide Rechten. De bevallige Marie Spieghel, dochter van Laurens
Jansz. Spieghel en van Neeltje Isaacs Ouderogh, wier schoonheid
Vondel tot een lofdicht inspireerde, 2) was zijne gemalin, bij wie hij
echter geen kinderen verwekte.
Gerrit Schaep was in 1624 Raad in de Amsterdamsche Vroedschap,
1) Overzicht der Geschiedenis van den Polder Kortenhoef. I-Iaarlem, Joh. Enschede en
Zonen, 18g1. Niet in den handel.
2) Spiegel van Maria Spiegel.
35
om vervolgens in 1637 de burgemeesterlijke waardigheid te bekleeden.
Hij was gecommitteerd Raad van Holland, van den Raad van Staten
en in 1644 gezant van Denemarken. Hij overleed in 1666. Gerrit
wordt gehouden voor den stichter van de buitenplaats Schaep-en-Burgh te
's Graveland, r) aldus genaamd naar zijne ouders. Hij schijnt zeer
muziekaal geweest te zijn. Bij de blijde inkomste van Prins Frederik
Hendrik te Groningen componeerde hij een bfeest-musyck." 2)
!Vclen Heer van Kortenhoef.
Na den dood van Gerrit Schaep werd met de Heerlijkheid verleid
Coenraad Burgh, Meester in de Rechten, zoon van doctor Albertus
Burgh en van Anna Wolferts van Diemen. Hij werd te Amsterdam
geboren. In 1649 was hij schepen en raad der stad Amsterdam en
in 1666 werd hij benoemd tot thesaurier-generaal der Unie, welke
betrekking hij waarnam tot aan zijn dood, den 8 November r6gg .
Coenraad was gehuwd met Christina Hooft, rle dochter van den
bekenden Pieter Corneliszoon Hooft, drossaard van Muiden. Zij lieten
vijf kinderen na, waaronder den
Vden Heer van Kortenhoef.
Coenraad Burgh Coenraadszoon, die den IO November 1699 het
overlijden zijns vaders bekend maakte , A en Schaut, Burgemeesters,
Schepenen ende gherechte tot Cortenhoef."
Eersame, Vromen ende discreten l
Dewyle het God Almachtigh belieft heeft, onsen waerden vader
Heer Coenraad Burgh in syn Weledels !even heer van Cortenhoef,
r) Arnst. Jam·b. r88g.
z) Herdrukt in r884 ter gelegenheid van eene maskerade te Groningen.
aad en thesaurier-generaal der Vereenigde N ederlanden op Sondagh,
zynde den achsten deses seer schielyk, door een overval s' avonts
tusschen tien en elfe uuren in den ouderdom van 8 I jaren tot sich te
roepen, so en hebben wy niet willen naerlaten U lieden van dit ons
verlies kennisse te geven, waarmede wij U lieden stellen in de bescherminghe
Godes en blijve Eersame, vrome, discrete,
U lieden toegenegene vriend,
C. BURGH. I)
De schrij ver van bovenstaanden brief is geboren in I 6 57. Hij trouwde
in I700 Anna Maria Bicker Jacobsdr. Was in r689 Raad en in 1690
Schepen der stad Amsterdam. In I 701 werd hij benoemd tot Gouverneur
van Cura
37
1ste Vrouwe van Kortenhoef,
Van Catharina is weinig bekend. Haar portret berust bij Baron Heereman
van Zuijdwijk op het kasteel Surenburg bij Rheine. Reeds in 1717
schonk zij de Heerlijkheid aan het St. Pietersgasthuis te Amsterdam.
Zijne regenten waren de
VIIde Heeren van Kortenhoef,
die aldus in een brief verwelkomd werden door den »substituut-coster
en de schoolmeester tot Kortenhoef" :
Hoogh Agtbare Heeren mijne hooghgenegen Patroonen, Regenten
van S. Pietersgasthuis ende ambachtsheeren van Kortenhoefl
Mijnen onderdanigen plicht herinnert mij UEd. gehoorsaemsten knegt,
met schuldigen respect en ootmoedighsten eerbied U als mijn door de
V oorsienigheyt Gods gewordene nieuwe Ambagtsheeren te komen gratileeren,
wenschend uijt grond der zielen dat den Alderhoogsten genadelijk
gelieve Uwe Achtbaarheden te zegenen en te vervullen soowel met
wijsheyd en genade als met Liefde en Barmhertigheydt, om onder Gods
heylighe Besturinge over UEd. onderdanen tot Cortenhoef soo een heylsaam
regiment te voeren, dat Liefde en Vrede mag onderhouden, dat
Gods kerk behulpsame hand geboden en bij UEd. de ware vrught der
Geregtigheyd bewaerd worde en gelijk ik niet en twijfelen of God in
den Heme! sal onse kerkelijke gebeden genadiglijk verhooren, alzoo
overgeven mij, naast God, aan UEd. dierbare genegentheyt en Protectie,
verblijvende nae ootmoedighe groetenisse.
UEd. Hoogh agtbare Heeren mijne hooggenegene Patroonen,
Devote en onderdanighsten dienaar Abraham van Zuylen,
subst. coster ende schoolmeester.
Cortenhoej, 28 October 1717. 1)
1) Stadsarch. te Amsterd. S. Pietersgasthuis.
Deze »devote" koster was vromer met de pen dan in zijn gedrag,
want den I6en Juli I720 schrijft Domine Huyghens »Bram spadt uyt in
aile godloosheyd. I)
In IJ18 houden regenten hun blijde inkomen te Kortenhoef. Eenige
dagen vooruit en wel den zzen Mei I 7 r 8, schrijft de schout C. Mooy
aan de ambachtsheeren:
>> • • • • dat ick van UEds. aenstaende overcompste aen onse geregten
sal kennis geven en bij provisor order stellen tot de drie tonnen bier
alsdan voor de gemeente uijt te tappen. Omtrent het verdere tractement
dat mijne Heeren alsdan houdt goed vinden te doen, of ik een
visje of wat anders sal besorgen en wat soort wijn. Dan of mijne Heeren
daervoor sorgen sal want tot Cortenhoeff is op een moment soo alles
niet te becomen."
Hierop bestelden de heeren: »4 schotels watervis en 2 met sausvis,
brood en wat dun bier, de rest sullen wij zelven doen suppleeren." Zij
· noodigden ter tafel de »schout, en de tegenwoordige regeering onzer
dorpe, benevens den predicant, de buurmeesters, schepenen, kerkmeesteren,
weesmeesteren en brandmeesteren." Het feest had plaats in
de herberg van Jacob Willems van Vliet, waarschijnlijk het tegenwoordige
cafe en logement van den Heer W. Beyer. De gasten en de
ambachtsheeren schijnen zich kostelijk geamuseerd te hebben, want
eenige dagen na het feest werden aan de regenten teruggezonden, onder
anderen: »een hoed en I8 lege bouteiljes," met de bemerking »onze
mannen hadden nogh smaeck in wijn."
Ruim een halve eeuw bleef de Heerlijkheid in bezit van het S. Pietersgasthuis,
doch de hooge lasten noodzaakten de Regenten haar ten
gelde te maken. In I752, den 29en Januari, vroegen zij advies aan den
advokaat Wantenaer te Utrecht of zij de verlaten Ianden »ten profijte
van bet dorp mogen Iaten verveenen, ten eynde niet te kort te komen
aan de lasten van de verlaten Ianden, van de reparatie der kerk" enz.
1) Deze en volgende mededeelingen zijn geput uithet Stadsarch. te Arnst. S. Pietersgasthuis.
39
Het antwoord op dezen brief heb ik niet kunnen vinden, doch waarschijnlijk
zal het advies wei gunstig geluid hebben, want tegenwoordig
zijn de meeste »verlaten Ianden" tot aan den bodem uitgeveend. Ook
de besognes aan het ambachtsheerschap verbonden zullen zeker er wel
toe bijgedragen hebben om de regenten te bewegen tot den verkoop.
Onophoudelijk worden de Ambachtsheeren lastig gevallen over het gedrag
van den schout »die het bieraccijns niet openbaar verpacht, maar
geeft aan zijn zwager Van der Vliet, hetgeen ten nadeele is van de
de gemeente ;" - over den gemeente-secretaris Neeff »Wiens papieren
wegens fraude verzegeld worden;" - over den brievenbesteller, die
»door de dronkenschap de brieven twee a drie dagen te laat bezorgd ;"
enz. enz.
Na al die miseres besloot het deftig Amsterdamsch college van
Regenten de Heerlijkheid aen den paal te slaan. Zij werd gekocht door
Meester Abraham Calkoen, den
VIIIsten Heer van Kortenhoef,
Abraham Calkoen was baljuw en dijkgraaf van Amstelland en woonde
te Amsterdam. In zijn geslacht bleef de Heerlijkheid tot 2 Januari 1832.
toen zijne erven haar verkochten aan den
lXden Heer van Kortenhoef,
Jan Coenraad Duuring, particulier, wonende te Amsterdam aan de
Keizersgracht tusschen Binnen-Amstel en Utrechtschestraat. Hij kocht
de Heerlijkheid, welke toen nog bestond uit » I 8 bunders, 94 roeden,
3 ellen water, weiland, woeste gronden rietland en bosch'', voor f 1 100.·
plus f 700.- afslag, te zamen dus voor f I 8oo. -- I). In den korten
tijd van zijn beheer schijnt hij door het bouwen van enkele huisjes in
1) Dagregister Deel 18 no. 1688.
40
de Gemeente, het bewijs te hebben willen geven dat hem de belangen
der ingezetenen ter harte gingen.
Den I I Februari 1839 verkocht de notaris Eduard Baek op zijn
last de Heerlijkheid voor fi6zs.- plus afslag f8oo.- te zamen voor
/2425.- I) aan den
Xden Heer van Kortenhoef,
Abraham Nicolaas van Pellecom, geboren te Arnhem in 1783 en
overleden te Boxtel den 29en September 1849. Hij was gedurende ))een
derde eeuw'' predikant te Kortenhoef en werd in I 810 n aar elders
beroepen. In 1839 woonde hij te Schiedam als ))emeritus-predikant
van Geertruydenberg" en verhuisde later naar Boxtel.
Een maand na den aankoop der Heerlijkheid en wel op den
I zen Maart I 809, hield hij zijn feestelijke intocht. De ontvangst door
zijne oud-parochianen schijnt zeer hartelijk geweest te zijn, getuige
onderstaande proclamatie z), welke hij, geheel bewust van zijne W
4I
slechts, dat ik in alles niet volkomen aan uw hooggespannen verwachting, die
welligt mijne krachten aan mijnen goeden wil geevenredigd acht, zal kunnen
beantwoorden. Dit intusschen beloof ik U plechtig dat ik naar mijn vermogen aile
mijne krachten zal inspannen, om, waar ik slechts kan, den bloei en voorspoed
dezer gemeente, en het geluk en genoegen der mij zoo dierbaare Ingezetenen te
helpen bevorderen, waartoe de Almagtige zijnen zegen en bijstand verleene. Gegeven
te Kortenhoef den 16en Maart 1839. De Ambachtsheer voornoemd. Get. van Pellecom
van Kortenhoef.
Deze proclamatie getuigt duidelijk dat de ambachtsheer geheel van
zijne waardigheid was bewust. Dat bewustzijn was zoo sterk dat hij
zijn wapen in dat der Gemeente liet opnemen.
Door een verzuim van het »plaatselijk bestuur der Heerlijkheid en
Gemeente Kortenhoef'' was verzuimd aan den Hoogen Raad van Adel
de bevestiging aan te vragen van het wapen van Kortenhoef. Waarschijnlijk
heeft de nieuwe ambachtsheer genoemd Bestuur op dit verzuim
gewezen, want een maand na de blijde inkomste werd de teekening
van het nieuwe wapen aan den Hoogen Raad ingezonden, waarop
de . bevestiging is verkregen. Het is _jammer, dat door eene kleine
ijdelheid van den emeritus-predikant het aloude wapen van Kortenhoef
veranderd is geworden en thans gekwartierd is met dat van Van
Pellecom.
Domine van Pellecom, ofschoon een man van buitengewone geestvermogens
en een verdienstelijk schrijver, r) was tegenover de katholieken
zeer onverdraagzaam en verdedigde met hand en tand de zoogenaamde
rechten van de afgeschafte Staatskerk. Men houdt hem voor
den schrijver van het pamflet »De Jezuieten, de troon der Nederlanden
en het Concordaat ''
Z. M. de Koning benoemde hem tot ridder in de orde van den
Nedcrlandschen Leeuw.
1) In mijn Kortenhoefsch archief berust o. a. zijn Lof der schilderkunst, met inschrift »den
vVelEerw. Heer G. J. Gimberg, Pred1kant te Kortenhoef van zijn medebroeder den schrijver.
42
Bij zijn dood waren zijne kinderen erfgenaam der Heerlijkheid. Zijn
zoon werd Burgemeester van 's Graveland en Kortenhoef. Geldelijke
omstandigheden waren oorzaak dat zijne laatste levensjaren voor hem
diep rampzalig waren. In r 895 verkochten zijne kinderen de Heerlijkheid,
welke gekocht werd door den tegenwoordigen
XIden Heer van Kortenhoef,
Bernardus Joannes Maria de Bont, Commandeur in de orde van het
H. Graf te Jerusalem en in die van den H . Gregorius den Groote; zoon
van Doctor Bernardus Henricus Cornelius en van Mechteldis Francisca
Elisa Schmitz, geboren te Utrecht den sen September I 845 en gehuwd
met Elisabeth Henriette Margareta Reijffert, dochter van Doctor Marcus
Henricus en Maria Magdalena Hendriks.
Den I 6en J uli I 896 werd hij door de inwoners van Kortenhoef op
plechtige en hartelijke wijze ingehaald. De architect Jac. van Straaten
bouwde voorhem een landhuis, waarin de geschilderde wapens der
vorige ambachtsheeren zijn aangebracht. Het landhuis is gelegen aan
de zoogenaamde Heerlijkheid, eene vaart welke op oude kaarten genoemd
wordt Den Soetm lnval en aan den
Tol,
waarover wij enkele bijzonderheden willen mededeelen.
In I696 was de Zuwe van af de Kortenhoefsche vaart tot aan de
Vecht in zoodanig verval dat zij bij slecht weder niet meer begaanbaar
was. De schout Rijck Louvre, maakte met » buermeesters ende gerechten"
een accoord waarbij hij zich verbond de Zuwe in goeden staat
te brengen en te onderhouden, mits de Staten van Utrecht hem toestonden
een to! te mogen plaatsen. Bij resolutien van 25 Juni I697 en
van IO Juni I698 werd het verzoek van genoemden schout ingewilligd
door Gedeputeerde Staten. Rijck Louvre bouwde het thans nog
43
in wezen zijnde tolhuis en hief een tolrecht op de voorwaarden bij
resolutie van de Staten vastgesteld. I)
De schout-tolgaarder ligt begraven in de protestantsche kerk, zooals
blijkt uit de zerk, welke zijn graf dekt en waarop gebeiteld staat:
Rfjck Loevere, Majoor-Generaal over de steden en
forten oan de Vecht. Schout tot Cortenhoef.
Zijn nalatenschap schijnt niet schitterend te zijn geweest, want zijne
vrouw, Zusanna Lutgens, zuchtte nog jaren lang onder de schuldenlast
>JVan 't gunt (hetgeen) den boedel van den schout Loevere ant dorp
schuldigh was". Den 24en Februari 1705 deed zij afstand van den tol
ten behoeve van de »gemeene geerfdens," zooals men uit n°. I 1 z) van
achterstaande Bijlagen kan zien.
Deze resolutien zijn voor de ambachtsheeren van K ortenhoef, Vreeland
en N ederhorst zeer belangrijk, daar zij voor hen vrijdom van
tolrecht bevatten.
Ten slotte nog een enkel woord over het dorp, dat zeer schilderachtig
gelegen is en voor een kunstenaarsoog veel aantrekkelijks bezit.
Het >J Rechthuis" van den heer Beijer is dan ook verrijkt met een
aantal schetsen in olieverf door verschillende hollandsche en buitenlandsche
schilders, in vriendschappelijke herinnering den waard aangeboden.
Men vindt er schetsen en teekeningen van Gabriel, Wijsmuller,
Verster, Heyl, Wiggers, Poggenbeek, Kruseman van Elst, mevrouw
Terpstra en anderen.
Het schilderachtigste gedeelte is echter De Wfjde Blik ; gezien van
de tolbrug op de Zuwe. Overweldigend schoon is daar die watermassa
met haar tal van grooter en kleiner eilandjes, hier met gras
I) Extract uit de Resolutien van Gedeputeerde Staten van Utrecht, berustencle in de verzameling
Rijks·archieven te Utrecht. Zie Bijlagen n°. 9 en 10.
2) Rijks-archief te Haarlem.
44
begroeicl, claar met riet bewasscn, gincls met rijshout beplant. Hier
en daar een kerktoren in het verschiet, terwijl visscherschuitjes en
bootjes, geladen met ruigt en riet, op dien wijden waterplas dobberen.
Kalm en rustig is die plek ; aangrijpencl hetgeen zij te aanschouwen
geeft bij het licht der zon, als zij bloedrood in purperen en gouden
wolkgevaarten ondergaat.
Doch niet altijd kalm zijn hare wateren. Storm en noodweer
veranderen plotseling die rimpellooze watervlakte in een holle zee;
onstuimige baren en golven, voortgezweept door een krachtigen zuidwestenwind,
bedreigen dam en dijk en beuken in woeste vaart op de
nog hicr en daar liggende »drooglandjes", welke den eersten aanval
van het machtig element hebben kunnen keeren, doch thans machteloos
in de onpeilbare diepte verzinken. En als storm en regen en onweer
zich verheffen, dan is het uit met het droomen onder den helderen
heme!, en wee den onhandigen roeier die niet in veilige haven is.
Dan kunnen de ingelanden klagen :
Groote plas, groote plas,
'k Wou dat j e leeggemalen was,
Want je komt mij aile dagen
Brokken van mijn »droogland" vragen.
De Kortenhoefers zijn een nijverig volk, dat met landbouw en visscherij
den kost verdient. Het Iaatste bedrijf wordt in den laatsten tijd minder
voordeelig door het aantal hengelaars, die in de Kortenhoefsche plassen
hun vischlust botvieren. Een verbod van eigenaren om niet te mogen
visschen zonder bijzondere vergunning zoude hier zeker van pas zijn
en voorkomen, dat tallooze kleine vischjes vernietigd werden en het
vischwater werd · uitgemoord. Ook het visschen met den »kaaskop" is
een strooperij, welke gerechtelijk verboden moest worden.
Dit instrument heet eigenlijk de koddeket, en het heeft waarschijnlijk in
de wandeling den bijnaam van Kaaskop gekregen door zijne gelijkenis
met den vorm waarin de Edammer kaas gemaakt wordt.
Het is een halfronde uitgeholde bol van omstreeks 2 5 centimeter
•
45
doorsnede, aan de balzijde voorzien van een steel, om er op den waterspiegel
stooten mee te kunnen geven. In de balzijde zijn eenige gaatjes
ter grootte van bijna een centimeter geboord om de Iucht door te Iaten.
De visscher geeft een harden doch korten stoot met het werktuig
op het water, zoodat iedermaal eene soort van ontploffing ontstaat,
vergezeld van een pijnlijk gefluit veroorzaakt door de lucht die door de
gaatjes ontsnapt.
Wanneer men bij stil weder op een kwartier afstand van den visscher
is, kan men reeds duidelijk de dof donderende stooten hooren en men
denkt, als dit boven het water zulke verbazend angstige geluiden teweegbrengt,
hoe is het dan wei ben eden gesteld?
Wie zal het ons zeggen anders dan de visschen? Mij hebben ze het
eens gezegd.
Varende in een schuitje kwam ik eens voorbij een visscher die op
eene niet zeer diepe plaats aan 't plompen was. De visscherij met den
kaaskop heet men plompen .
Ik wilde het moordwerk van nabij gadeslaan en voer vlak bij den
visscher. Toen de Iichte netjes, die kris en kras door het water worden
uitgezet klaar stonden, begon de kaaskop zijn werk.
Men kon den visch in aile richtingen zien wegschieten, ja enkelen
kwamen ~ met den Imp tegen mijne schuit terecht en lieten zich dan,
voor een oogenblik machteloos naar beneden zinken om weder opnieuw
een zet terzijde te doen, waardoor alles zonder uitzondering in de
netjes terecht moet komen.
De schrik maakte de visch zinneloos en totaal tot verdediging onmachtig.
Het gebruik van den kaaskop, kan mijns inziens moeielijk den toets
aan de wet van I 857 doorstaan. In artikel 2 5 lezen wij dat het
verboden is
>' • • • c. te visschen elders dan in de rivieren, stroomen, meren en
plassen wanneer het water met ijs bedekt is, tenzij met toestemming
van onzen commissaris in de provincie,
»d. visch te vangen door vergif of bedwelmende micldelen."
Eene uitspraak van den Hoogen Raad heeft onder bedwelmende
middelen het slaan op het water gerangschikt, zelfs het slaan met polsstokken,
dat op geen stukken na de verschrikkelijke beroering onder
den visch teweegbrengt van den kaaskop, heeft veroordeeling tot in de
hoogste instantie uitgelokt.
Onze visscherij wordt met die moordtuigen doodgevischt en met
den dag dooier. De hoofdzaak moet en kan voor een groot dee! bij
de justitie en bij ons wetboek van strafvordering gezocht worden.
Kortenhoef heeft tijden gekend van bloei, maar ook van verval. In
1748 telde het 203 huizen r), in r84r slechts 86, door I4I gezinnen
bewoond z). Thans is er weer eene kentering te bespeuren en gaat
de gemeente merkbaar vooruit, ofschoon zij nog niet kan bogen op
haar scheepstimmerwerf, koren-pelmolen en haarspinnerij 3) van voorheen.
Moge de zegen des Allerhoogsten rusten op de Heerlijkheid Kortenhoef
met hare nijvere bevolking l
1) Tirion's Tegenwoordige Staat van Utrecht. 1772.
2) Van der Aa. Aardrijkskunclig vVoordenboek.
3) De spinnerij were! in 1841 weder opgericht tot ondersteuning van behoeftigen. Reeds
vroeger had zij aldaar bestaan.
B IJ LAG EN.
N°. I.
Keizer Fredrik I beslist het geschil tusschen de Kanunniken van
s. Maria te Utrecht en Egbert van Amstel, in 't jaar I I s6.
In den naam der heilige en onverdeelde Drie-eenheid, Amen. Ik,
Fredrik, door Gods genade Roomsch Keizer, Vermeerderaar des Rijks,
doe kond beide aan nakomelingen en tijdgenooten, dat wij den twist,
die tusschen onze broeders, de Kanunniken van S. Maria, en Egbertus,
Dienstman van S. Maarten, geweest is, beslecht, en de klacht, die zij
voor ons hebben gebracht, bij wijzen raad onzer vorsten, ter neder
gelegd hebben. Want naardien de gemelde broeders, met hunncn
advocaat, Henrik, Graaf van Gelder, aan ons geklaagd hadden, dat
gemelde Egbertus zich, opnieuw, had toegeeigend het recht van eenige
novalen, cijnzen en tienden, hetwelk hij voor Bisschop Herbert goeder
gedachtenis erkend had hun toe te behooren; en zij, ten bewijze hiervan,
wettige getuigen hadden bijgebracht; zoo is hij ten laatste genoodzaakt
geworden het (aangenomen) bewind af te staan, en alles, waarover de
broeders geklaagd hadden, aan de Kerk, aan den advocaat, en aan de
broeders, in onze tegenwoordigheid, over te geven. Doch, alzoo er
daarenboven geschil ontstaan is over de uitgestrektheid der grenzen,
zoo hebben wij, bij raad der vorsten, en met toestemming van beide
partijen, de voorzienige mannen van die landstreek, Wouter van der A,
Albrecht van der A, Henrik van Londersloethe en Alard Cultell, bij
eede doen beloven, dat zij, op gedaan onderzoek, naar hun beste kennis,
en nasporing bij de eerlijkste landzaten, die zij onder eede zouden moeten
ho01·en, de grenzen regelen zouden. En dezen, tot ons zijnde wedergekeerd,
hebben verklaard, dat de gansche tienden van het nieuwe
land, van Brunthesloithe af tot aan het land van Willem van Velzen,
het huis van Wouter, en den Dijk toe, den broederen toebehoort, een
stuk voorland, gemeten met de korte roede van elf voeten, uitgenomen.
Voorts, van het land van Willem en het huis van Wouter af tot aan
Hursceldrecht en de banne van Wisepe, en tot tegen den stroom (de
Vecht) tot aan de plaats waar de kromten zijn, Kui (of het Keuijenland)
geheeten; en daar die kromten niet zijn, hebben zij verklaard, dat de
tienden, volgens de maat van 't gemelde voorland, den broederen
toekomen. Ook hebben zij verklaard, dat de tienden der landerijen,
Retfelt (Rietveld) genaamd, en de gerechtigheid en cijns aldaar den
broederen toekomen. Voorts, hebben zij verklaard, dat aan de andere
zijde van den stroom, van het water Sidwinde af tot aan de Meer, die
Vuermere genaamd wordt, de gerechtigheid en cijns, en in Curtevenne
de gerechtigheid, de cijns en de geheele tienden der Kerk toebehooren.
vVij hebben derhalve de Kerk en de broeders door ons gezag in dit
alles bevestigd, en opdat niemand zich vermete hierop na dezen eenige
inbreuk te doen, hebben wij bevolen, dit geschrift met ons zegel te
bekrachtigen. Het overige, hetwelk hij (Egbertus) van de Kerk van
S. Maria, tegen den wil der broederen, hoogmoedig en hardnekkig
onder zich houdt, stellen wij ter beslissing van de Bisschoppelijke
rechtbank. Gedaan te Utrecht, in 't jaar van des Heeren Menschwording
duizend eenhonderd zes-en-vijftig, in 't vijfde jaar onzer
Koninklijke en in het eerste onzer Keizerlijke Regeering, in tegenwoordigheid
dezer vorstelijke getuigen, de eerwaardigen Arnold, Aarts-
49
bisschop van Keulen, Henrik, Bisschop van Luik, Godefrid, verkoren
Bisschop van Utrecht, en de Graven Henrik van Ghelre, Dirk van
Holland, en Dirk van Cleve.
(Uit een ajschrijt, hetwe!k i12 de archieven der
Domkerk van Utrecht bewaard wordt Bij
WAGENAAR, blz. 103.)
No.2.
Notum sit omnibus presentium litterarum inspectoribus, quod de
consensu Capituli Beate Marie Trajectensis et Dni Giselberti militis de
Amstelle, per justam limitationem terre factam, separati sunt termini
decimarum de Curtenhoven ejusdem Capituli a terminis decimarum de
Durscinrevene predicti Dni Giselberti de Amestelle, interposito jurejurando;
ut supradictorum terminorum decimarum per limitationem discreta
separatio usque ad hominis vitam et terre situm firmiter observetur.
Presentes autem huic limitationi interfuerunt ex parte Capituli memorati
Dni Henricus de Nienburch, Christianus, Otto, et Theodericus de Seist
canonici B. Marie Trajectensis; et ex altera parte ipse Dnns Giselbertus
de Amestelle, Dnus Egidius de Minden, Dnus Giselbertus junior de
Amstelle milites, filii predicti Dni Eg. de Minden, Ecbertus de Amestelle,
Heino scultetus Dominorum de Sta Maria et scabini, videlicet
Willelmus de Amestelle, Willelmus de Minden, Volcricus, Albertus,
Ulricus, Giselbertus, Lubertus, Bertoldus, Theodericus de Drecht, Herimannus,
Willelmus, Lamkinus de Nesse et omnes cives parochi::e illius
et alii quam plures. Acta sunt hec anno Dni millesimo ducentesimo tricesimo
quinto, secundo Nonas Maji. Ut autem ea que predicta sunt tam
presentibus quam futuris rata et inviolabilia permaneant, presens scriptum
sigillorum ecclesie B. Marie Trajectensis, Dni Giselberti de Amestelle,
4
...
so
Dni Egidii de Minden et Dni Ernesti de Wlfin militum appensio, ne
existit communitum. Datum predito die et anno.
Naar het oorspronkelijk charter, berustend in het Rijksarchief te Utrecht n°. 91. Het
charter is nog voorzien vaa de zegels vaa 't kapittel van S. Marie ea van heer Gijsbert van
Amstel, doch merkelijk geschonden. De andere ontbreken. (Vriendelijke mededeeling van
den ZeerEerw. Heer J. H. Hofman.)
lnventaris van het Arclzief der Gemeente Kortenhoej, berustende in de
»Regtkas" dier Gemeente, staande in het koor der Hervormde Kerk.
No.
I. Diverse oude boeken.
2. )) kerkestukken.
3. » kerkerekeningen.
4· Kwitantien van de kerk.
5. Oude kwitantien.
6. Kwitantien van de landspenningen.
7· » kerk.
8. » 40e penning.
9· » » » verlaten landen.
IO. » » den polder.
I I. Oude kwitantien en specificatien.
I 2. Omslag van het familiegeld.
I 3· Rekening , » »
I 4· Consumptie-zittingen.
I 5. Reparatien van de Zeedijkspolder.
I 6. Stukken van den Zeedijk.
I 7. Stukken van den Zeedijk.
I 8. Koopconditien.
No.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29-
30.
3!.
32-
33·
34·
35·
36.
37·
38.
39·
40.
4!.
42.
43·
44·
45·
46.
47·
48.
49-
50.
Aanschrijving van den Zeedijk.
Rekeningen van de veenlieden.
Omslagen van den polder.
» » de dorplasten.
Rekwesten.
N ominatien.
H uwelijkszaken.
V erpacht-conditien.
Bandingsrollen.
Aanschrijvingen.
Rekening van de verlaten landen.
Omslagen van de binnenlandsche kosten.
Generale rekening van de Zeedijksgelden.
Rekening van Staten-penningen.
Aanteekeningen van 't slagturven.
Schouw-cedullen.
Specificatie van den polder.
Memorien.
Rekeningen van het logeergeld.
Gaden.cedullen.
Kohieren van zes cedullen van het huisgeld.
Visitatien van de veenlieden.
Consenten tot begraven van drenkelingen.
Uitzetting van de ontgronding.
Rekeningen » » »
Attestatien.
Rekening van het gemaal wegens de thuisleggers.
Lijsten van extra ordinaire middelen.
Exploiten.
Papieren van Schout Louvre in 't Gerecht.
Diverse polderstukken.
Stukken van de veenlieden.
5 t
4*
52
No.
5 r. Actens van indemniteit.
52. Inventarissen.
53· Papieren behoorende tot de obl. van de veenlieden.
54· Bestekken.
55. Molenbrieven.
56. Resolutien.
57. Resolutieboeken.
58. Rekeningen van de slikgelden.
59· Zet-cedullen van 't Redemptiegeld.
6o. Estimatien.
61. Concept·minuut transporten.
62. Registers van patenten.
63. Slagturven en borgtochten van de veenlieden.
64, Lijsten van de brandspuit.
65. Boedelrekeningen en inventarissen.
66. Diverse papieren van 't gemaal.
67. Lijsten van weer bare mannen, huisgezinnen etc.
68. Papieren van het bakkersgemaal.
6g. Rekening van verhoogen der kerk.
70. » » collecte voor brand.
7r. Weesboeken.
72. Aanschrijvingen en publicatien.
73· Arrondissements-bevolking en bulletins der wetten.
74· Diverse oude wetten.
75. Ker ke boeken.
76. Extract resolutieboeken.
77· Taxatielijst.
78. Een doos met oude transporten.
79· Schalen en gewicht.
So.
Een slot, sleutels en bakjes.
( Rfjksarchz'ef te Haarlem)
53
N°. 4·
Officialis curie Trajectensis universis presentia visuris et audituris
salutem et agnoscere veritatem. N overint universi, quod nos litteras
decani et capituli ecclesie Beate Marie Trajectensis sigillo ejusdem
ecclesie sigillatas, non abolitas, non concancellatas, nee in aliqua parte
viciatas vidimus, in hec verba:
Decanus et Capitulum ecclesie Beate Marie Trajectensis scabinis et
communitati in Curtenhoven et Tankenvene, necnon universis presentia
visuris et audituris salutem in Dno. Universitatem vestram scire volumus,
presentibus protestando, jurisdictionem nostram in Curtenhoven et in
Tankenvene ad Egidium dictum Block et ad nullum alium pertinere
nee ab ipso E(gidio) posse 1) ad alium posse transferri, secundum formam
litterarum dicto Egidio a nostro Capitulo concessarum ; et si
aliquis preterquam dictus E(gidius) jurisdictionem predictam sibi presumpserit
usurpare, nullum warandiam a nostro Capitulo se noverit
habiturum et in nostrum prejudicium et contra nostram agere voluntatem.
Quare universitatem vestram exoramus, precipimus nichilominus et
mandamus, quod nulli alii, quam dicto Egidio in hys que ad jurisdictionem
prcedictam pertinent, pareatis, scientes quod quicumque oppositum
fecerit, contra ipsum, quantum de jure poterimus, procedemus. Datum
anno Dni MCC nonagesimo, feria secunda post Tiburcii.
In cujus rei testimonium et munimen, de consensa dicti Egidii sigillum
curie Trajectensis duximus presentibus apponendum. Datum anno et
die predictis.
Inventaris oudste charters, Rijksarchief te Utrecht N°. 441.
den zeereerw. heer J. II. Hofman.)
(Vriendelijke mededeeling van
I) Dit »posse" is blijkbaar een vergissing; doch 't staat in den tekst, m a~ r is door sti pjes
onderteekend.
Capitulum ecclesie Beate Marie Trajetensis universis presentia visuris
facimus manifestum, quodnos locavimus Petro filio Hermanni agrum ...
quondam situm in jurisdictione nostra de Cortehoeve, inter agros Petri
jam dicti a parte superiori et Johannis Brunic a parte inferiori, pro
annuo pacto viginti grossorum Turonensium regalium, singulis annis
camerario nostro, pro una media parte infra quindenam post festum
Beati Martini hyemalis et pro alia parte media infra quindenam post
festum Beati Petri ad Cathedram solvendorum, etiam de herede in
heredem perpetuo possidendam; ita tamen, quod si Petrus Hermanni
predictus vel sui heredes pactum prefatum terminis antedictis solvere
neglexerint, extunc cadent ab omni jure, quod ipsis in locatione agri
predicti fuerat acquisitum; nichilominus tamen pactum preneglectum
solvere tenebuntur- - In quorum omniam testimonium sigillum ecclesie
nostre antedicte presentibus est appensum. Datum anno Domini
MCCCXXXIV in vigilia Natalis Domini.
Liber Pilosus. Blz. 146. Rijksarch. Utrecht. (Vriendelijke mededeeling van den ZeerEerw.
Heer J. II. Hofman.)
Aile denghenen, die desen brief sullen sien of horen lesen, doe ic
verstaen Ghisebrecht, here van Apcoude ende van Gasebeke, ridder,
dat ic in pachte ontfanghen hebbe tot minen live, van eersamen luden
den deken ende den ghemenen capite! der kerken van Sinte Marien
t'Utrecht, hore gerechte, tinse ende tienden van Cortehoeven ende van
Tankenvene, hoer gherechte van Horstwerde ende Indijx·tiende, also
alse si gheleghen sijn ende hem ende horen goedshuse vors van ouds
toebehoert hebben ende noch doen, elx jaers om hondert ende seventich
ghulden scilde, goet van goude, van volre wichte ende van goeder
55
monte, jof payment daervoer na die werde, dat binnen Utrecht in der
tijt der betalinghe ghenge ende ghave is, vrij ghelt, sonder afcorten
van onghelde of van enigherhande onghevalle dat daer op vallen mochte.
Dien vorseyden heren jof horen cameraer te betalen ende vriliken te
leveren op minen cost, op minen anxt ende op minen arbeyt, binnen
hore montade t'Utrecht, die ene helft tot Kers-avonde naest comende
ende die ander helft tot Paeschen daernaest comende, of binnen viertien
daghen na elken termine voers onbegh(r)epen, ende ummer tot
elken termine vorseit al vol betaelt, ende also voert jaerlix also langhe
alse ic ]eve : ende na minre doet comen dese voerghenoemde gherechten,
tinse ende tienden vrij ende los weder an den heren vorghenoemt,
horen vrijen wille (daer)mede te doen, behoudenlike hem hore
pensie, die hem daeraf dan verscenen ware. Oec soe hebbe ic gheloeft
ende ghelove desen voerg. heren, dat ic hore luden, die in desen voerg.
gherechten woenachtich sijn ende hem toebehoeren niet bidden, noch
bescatten, noch in enigher manieren beswaren en sel, noch ymant van
minen weghen, vorder dan ic mijns selfs luden doc. Ende waer oec dat
sake dat tot Muden een dam gheslaghen worde ende die vorg. gerechten,
tinse ende tienden daerbi ghebetert worden, dat soude staen
tot vier lude segghen, twe(e) die de heren daertoe namen ende twe(e)
die ic daerteghens nomen sel, ende wes dat si segghen dat ic dien
heren vors. daervoer gheven sel jaerlix tot die pachte die hiervoer
bescreven is, dat sel ic hem dan jaerlix betalen ghelike den andren
pachte ten selven terminen, die hiervoer bescreven sijn, also langhe
alse ic leve. Ende waer oec dat sake, dat ic die betalinghe des pachts
tot enighe termine vorseyt in enighen jare versumede, of dat ic mi
jeghens den heren voerg. in enighen vors. ponte verbrake, so sel ic
ende mine borghen, die ic hierop hebbe gheset mit ghesamender hant
ende elx voer al, eersamen lude alse haer Ghisebrecht van Loenresloet,
haer Symon van Haerlem, haer Vrederic uten Hamme, haer Jan van
Broechusen ridders, Stephen van Zulen ende Henrie van Broechusen
knapen, tot maninghe der heren vors. of hoers boden incomen leysten,
--
sonder enich wedersegghen, in ene herberghe binnen Utrecht, daer si
ons in wisen; ende wie dat eerst ghemaent worde, die soude eerste
incomen sonder verbeyt der ander, aldaer des daghes rechte maeltiden
terene(n) ende des nachts te slapene(n), ons selven te winnen, niemant met
sinen andele quite te laten ende uter herberghe niet te sceyden, desen
voerg. heren den deken ende capite! en ware eerste voldaen van horen
versetene pachte ende van allen ponten voers., daer si ghebrec in badden,
ende mede van sulken coste alse si daden om mi ende om mine
borghen in te manen. Ende soe wie van ons dan laghe van andre scout
of selve niet leyste en mochte, die sel voer hem legghen enen anderen
goeden man. Ende waer dat enich van minen voers. borghen hier binnen
storve, so sel ic binnen viertien daghen daerna enen anderen borghe
also goet weder setten in des doden stede; of ic ende dieghene die
van minen borghen te live blive sellen daervoer incomen leysten alse
voers. is, also langhe (h)ent ic enen anderen borghe, also goet, weder
gheset hebbe in des doden stede. Ende waer oec dat iemant van ons
hyrof sijn trouwe verbrake, dat God verbieden moete, daermede en
moghen hem die ander niet bescudden. Ende dese voerg. heren en
dorven niemant trouweloes scelden of mit enighen rechte verwinnen, si
ne willen 't doen, noch men sel's hem niet verghen. r) - Aile dese
voers. voerwarden hebbe ic Ghisebrecht here van Apcoude ende van
Gasebeke, ridder, principale sacwoude voers., ende wi Gisebrecht van
Loenresloet, Symon van Haerlem, Vrederic uten Hamme, Johan van
Broeckhusen, ridders, Stephen van Zulen ende Henrie van Broechusen,
knapen, borghen voerg., gheloeft ende gheloven mit gesamender hant
ende elc voer al, witteliken ende wel vast ende stade te houden ende
te voldoen mit goeden trouwen, sonder arghelist ende sonder enich
weder segghen of wedertale, mit gheesteliken rechte of mit weerliken
rechte of mit anders enigherhande feyte. - In orconde des briefs,
I) De lezing : »berg hen" is ook mogelijk.
57
beseghelt mit onsen seghelen. Ghegheven in 't jaer Ons Heren dusent
drehoudert achtendeviertich, des Vridaghes na Sinte Philipes ende Sinte
J acobs-daghe.
Liber Pilosus. Biz. 75· Rijks-archief te Utrecht. (Vriendelijke mededeeling van den Zeer
Eerw. Heer J. II. Hofman.)
N°. 7•
Alle denghenen die desen brief zellen zien of horen lesen, doe ic
verstaen Alfer van der Horst, knape, dat ic in pachte ontfanghen
hebbc van eersamen luden den deken ende capitel der kerken van
Sinte Marien t'Utrecht, tot tien jaren toe naestcomende na der daten
des briefs, hoer gerechten, tinze ende tienden, groet ende cleyne, van
Cortehoeven, Tankenvene, Horstwerde, Dorschervene ende Jndix-tienden,
(mit) egghen ende eynden, also alse ghelegen zijn ende si horen Goedshuze
van Sinte Marien voers. van outs toe behoert hebben ende toebehoren,
elx jaers om hondert ende vijftien goede oude gulden
Vrancrijcsche scilde, goet van goude, van volre ghewichten ende van
gherechter munten, oft paeyment daervoer, daer men ze in elker tijt
der betalinge om copen mach in der wissel binnen Utrecht, vrijs
ghel(t)s, te betalen ende vri ende commerloes te leveren binnen
Utrecht in bore montaden op minen cost, anxt ende arbeyt den
voers. heren van Sinte Marien ofte hoers cameraers indertijt, alse die
ene helfte tot Korsavont, nu naestcomende ende die ander helfte tot
Paeschen daernaest comende ofte binnen viertien daghen na elken
termine voers. onbegrepen, ende also voert jaerlix deze voers. tien
jaren uut, zonder enigherhande ofcortinghe ofte verminringhe des voers.
pachts van de cost ofte van enigherhande ongheval ofte onghelde, het
waer van tientrechte, waternoet, donre, blicsen, haghel, sne, reghen,
herenscattinghe, roef, brant, oerloghe ofte van anders enigherhande
onghelde ofte onrade, dat daerop vallen mochte in enigherwijs, in
wat manieren dattet toecomen mochte. Ende t'enden den tien jaren
voers. zelen die voerseide gherechten, tinze ende tienden vri ende los
wedercomen aen den deken ende capittel voers., horen vrien willen
daermede te doen, behoudelike denzelven deken ende capitel voerscr.
horen pacht, die hem dan van den voers. goede verscenen ware. Voert
so sijnt vorwaerden, waer dat zake dat ic binnen desen voers. tien jaren
oflivich worde so soude dese voerscr. pacht comen op minen ousten
ghetruweden zoen of ik en hadde mer en had ic ghenen zoen, so
zoude dieselve pacht comen op mine outste ghetruwede dochter; ende
waer 't dat ic gheen zoen nochte dochter en hadde, so zou 't comen
op minen naesten ghetruweden erfnaem, also dattet ummer op enen
erfenaem bliven zel die tien jaren uut voers. Ende ic noch mine erfenamen
en zellen dezen voers. pacht niemant vercopen noch wechgheven,
noch bespreken, noch versetten, noch verzellen, noch verwandelen, nochte
uutgheven in een deel ofte al, nochte in gheenrehande manieren, buten
volcomen wil ende consente des dekens ende capitels voers. Ende waer
oec dat zake dat ic of mine erfenamen ghebraec mijns (in gebreke
bleef), die betalinge des pachts voers. tot enigherhande voers. terminen
versumeden, of dat ic of mine erfnamen voers. tieghens den voers. heren
enich punten verbraken, so viel wi van dezen pachte voers. ende van
allen rechte ende toezegghen, dat wi aen desen voers. goede had den;
ende datselve goet quaem dan vri ende ledich weder aen den deken
ende capitel voers., horen vrien wille daermede te doen, also verre
alse sij 't aennemen wouden, sonder yemant wedersegghen ende sonder
vervolghe mit enighen rechte, behoudeliken ummer den deken ende
capitel voers. hoers versetens pachts in allen denselven manyeren ende
vorwaerden alse hiervoer bescreven staen. Ende waer dat ic of mine
erfenamen, ghebrake mijns, desen voers. pacht tot elken voers. termine
jaerlix niet en betaelden nochte en voldeden of enich van desen punten
ende voerwaerden voerghenoemt verbraken, het waer in een deel of a!,
so soude wi ende onze borghen, die wi hierop hebben gheset, alze
59
Rutgheer scoutenzoen, Gheryd Lubbrechtzoen, Ghisebrecht Cloetinc,
Claes van Diemen, Willam Peterszoen, Henrie Over Nesse, Jacob
Rusche, Dideric Here, Johan Voet, Diederic Voet, ghebroeders Meeus
Hadewaerszoen ende Dideric Berenzoen, te maninghe des dekens ende
capitels voers. of hoers ghewaerden boden in comen leysten, sonder
enich wederzegghen, in een herberghe binnen Utrecht, daer men ons
in wijst; alse so wie dan eerst ghemaent wert, die sel eerst incomen
leysten, sonder enich verbeit der ander aldaer, des daghes rechte
maeltiden te eten, in der herberghen voers. ons selven te winnen ende
uut der herberghen niet te sceiden, den deken ende capite! voers. en
waer eerst van horen voers. pacht ende van allen punten voers., daer
si ghebrec in hadden al voldaen, ende mede van zulken coste alsi deden
om ons ofte enich van minen borghen voerscr. in te manen ; ende so
wie van ons laghe voer ander scout, ofte selve niet leysten en mochte,
die sel voer hem selven legghen enen anderen goeden man. Ende
waer 't dat enich van minen voers. borghen storve binnen desen
voers. tien jaren of eer ic hem a! voldaen hadde in allen manieren,
als hier bescreven staet, so sel ic of mine erfename, ghebrake mijns,
binnen viertien daghen na siere doet enen anderen borghe also goet
ofte beter weder setten in siere stat, of ic ente ghene, die van minen
borghe te live bliven, sellen daervoer in comen leysten alse voers. is,
also langhe ent ic of mine erfename, ghebrake mijns, enen anderen
borghe also goet ofte beter weder hebbe gheset in des doden steden.
Ende so wanneer enich van ons borghen voers. sijn twaeleften dee! van
den voers. pacht, die tot enich voers. termijn onbetaelt ware, betaelde
ofte van enighen voers. punten, daer ghebrec in ware, van sinen twalefstendeel
voldede, mit alsulken coste alse daerom ghedaen ware, om ons
in te manen, daer waer hi dan tot dier tijt mede qwijt alse voer sijn
aendeel van der tijt voerleden; mer van den pacht van allen toecomender
terminen ende van den anderen punten voers. bleve hi nochtans
den voers. heren verbonden, alse voers. is. Maer wanneer den deken
ende capite! voers. dit voers. goet vrij ende los weder aenghecomen
6o
is, hetsi t'ends den voers. tien jaren ofte hierbinnen mit horen willen,
of dat die voers. pacht anders yment overghegheven worde bi wille
ende consente des dekens ende capitels voerg., so sijn alle deze voers.
borghen van al dier losten ende borchtochten voers. claerliken qwijt,
also verre als hem dan van horen verscenen pacht ende van allen
horen vorwaerden voers. al voldaen waer, ende anders niet; ende daer
hem niet of voldaen en waer, daer soude wi of voldoen in allen manieren
ende vorwaerden, alse hiervoer bescreven staet. Ende waer oec dat
yemant van ons hierof sijn truwe verbrake, dat God verbieden moete,
daermede en mach hen die ander niet bescudden; noch die de ken ende
capitel voers. en sijn nymant sculdich trouweloes te scelden, noch te
verwinnen mit enighen rechte, sine willen 't doen, noch men sels hem
niet verghen.
Alle dese voers. vorwaerden ghelove ic Alfer van der Horst, knape,
principale zacwoude ende wi borgen voerghenoemt ghelovent mit hem
witteliken ende wel, vast ende stade te houden ende vol te doen bi
onser trouwen sonder enich arghelist; ende vertien mede alre were
ende wederwoerde, die wi of yemant van ons hier wederzegghen ofte
proven moghen mit gheesteliken rechte, ofte mit waerliken rechte, ofte
mit ander enigerhande feyte ofte zaken, in wat manieren dattet toecomen
mochte. - Ende opdat alle deze voers. voerwaerden vast ende
stade ende onverbroken bliven, so hebbe wi Alfer van der Horst,
Rutgher scoutenzoen, Henrie Over Nesse, Meeus Hadewaertszoen ende
Dideric Berenzoen voerghenoemde dezen brief bezeghelt mit onsen
zeghelen; ende want wi Gheryd Lubbrechtzoen, Ghisebrecht Clotinc,
Claes van Diemen, Willam Peterszoen, Jacob Rusche, Dire Here, Johan
Voet ende Dire Voet voerghenoemt op dese tijd selve ghene zeghelen
en hebben, so hebben wi ghebeden enen eersamen man den officiael
des hoefs van Utrecht dezen brief over ons te bezeghelen mit des
hoefs zeghel voers. in orconde der waerheyt; en de wi officiael des
hoefs van Utrecht voers. hebben om bede wille Gheryd Lubbrechtszoens,
Ghisebert Cloetinx, Claes van Diemen, Willam Peterszoens, Jacobs
6r
Ruschen, Dircs Heren, Jan Voets en Dircs Voets voerghenoemde desen
brief over hem bezeghelt mit ons hoefs zeghel. - J n orconde en de
kennisse der waerheyt ghegheven in 't jaer Ons Heren dusent drehondert
ende tachtich op den Mey-avont.
Liber Pilosus. Biz. 321-24. Rijksarch. Utrecht.
zeereerw. heer J. II. Hofman.)
(Vriendelijke mededeeling vau den
N°. 8.
Allen denghenen die dezen brief zellen zien of horen lezen, doe wi
verstaen Willam here van Abcoude ende van Duersteden, dat wi in
pachte ontfanghen hebben, van eersamen luden den deken ende capite!
der kerken van Sinte Marien t'Utrecht, boer gherechte, tinse ende tiende
van Cortehoeven ende van Tankenvene, boer gerechte van Horstweerde
ende Indijcstiende (mit) egghen ende eynden, also alsi ghelegen sijn
ende hem ende horen Goedshusen voers. van outs toebehoert hebben
eude noch toebehoren, tot zeventien jaren toe, die ingaen zullen opten
Mey-avont nu naest comende, elx jaers om hondert ende vijftien goede
oude gulden V rancrijcsche scilde, ghoet van goude, van volre ghewichte
ende van gherechter munte, oft payment daervoer, daer men ze
in elker tijt der betalinghe om copen mach in der wissel binnen Utrecht
( ... genoegzaam zooals in den voorgaanden brief van 1 380). Voert
hebben wi gheloeft ende gheloven mit goeden trouwen voer ons ende
voer onze erfnamen den deken ende capite! voers alse dat wi noch
niemant van onzer weghen die lude in den voers. gerechte bescatten
nochte bezwaren en zelen vorder dan des Ghestichts recht is van Utrecht,
ende dat wi nemen zellen den tins, smalen tiende ende boeten aen
zulker paye, ofte die waerde daervoer, in alle diese manieren, dattet
van outs den deken ende capittel voers. toebehoert heeft ( ... als in den
voorgaanden. HU verbindt zich als zijn voorganger tot >leisting" en
62
zet tot zijne borgen) haer Johan van Rijnensteyne, haer Johan van Lymbeke,
ridders, Alfaer van der Horst, Eerst Taedse, Eerst van Steenre,
Aelbaren van den Oerde. Johan van Scerpenzeel, Johan die Bole Dircssoen
en de Lodewyck die Wale knapen ( . . . verder als in den voorgaanden.
Zij beloven den leistings-plicht trouw na te komen) wi Johan
van Rijnensteyne, Johan van Lymbeec, ridders, Alfaer van der Horst,
Eerst Taedse, Eerst van Steenre ende Aelberen van der Oerde voers.
mit hem mit ghesamender hant elc voer al ende onghescheyden, ende
wie Johan van Scerpenzeel, Johan die Bole ende Lodewyck die Wa!e,
borgers t'Utrecht, gheloven 't mede alse goede borghen, alse elc mit neghen
d6el van den voerzeyden ghelde ende ghelofte hem selven te quiten ...
(verder als in den voorgaanden.) Ghegheven in 't jaer Ons Heren
duzent driehondert achte ende tachtich des Dinxdaghes na Jaers-dach.
Liber Pilosus van S. Marie. Biz. 210- 12. R ijks-arch. Utrecht. (Vriendelijke mededeeling
van den ZeerEerw. IIeer J. H. Hofman.)
CHARTER BETREFFENDE DE KAPEL VAN KORTENHOEF.
I. 4 Juni I 380. De Officiaal van Utrecht bevestigt de vroeger gegeven
uitspraak in een geschil, destUds gehangen hebbende tusschen Mr. Godschalk,
pastoor van Vreeland, rector der kapel van Kortenhoef en
fafriekmeesters der heilige stede te Amsterdam, over eene uitkeering
en waarvan nu eene nieuwe berechting was gevraagd door Beer Arnoldus
Pietersz. gezegd Springer, opvolger van Mr. Godschalk, omdat de
bescheiden aangaande die zaak, door lang verloop van tijd en door den
oorlog, waren weggeraakt.
Charter; perkament; origineel. Weinig geschonden.
2. Protocol van rentcbrieven, van ISS6-1595 en van 1650-166s.
3· Protocol van plechten en andere gerechtelijke akten, van
r698-r81 r.
4· Bandingrechtsrollen, van 1659, r66o, I68o, r686 tot 1716, 1731
tot I748, 1767 en 1793.
63
;-
5· Vierschaarsrol, van I December I623 tot I Maart I632.
6. Gerechtsregister, van 5 September I63 I tot I 5 October I658.
7. Procedure van Buurmeesteren, Schepenen en Ingelanden van
Kortenhoef, tegen Rijck Loevere, Schout aldaar, over het doen van
rekening A o. I 686.
8. Stukken, meest van gerechtelijken aard, I r en I ge eenw.
9· Transport akten, I 7e en I ge eeuwen.
I o. V oorwaarden van verkoopingen van roerende en onroerende
goederen, van I 593 tot I 8 I 3·
I I. Weesboeken, van 3 I Mei I 62 I tot 2 5 Maart I So r.
I2. Bewijsakten wegens vocigdij, IJ" en I8e eeuw.
( Rfjksarcltief Haarlem.)
N°. 9·
Veneris den 2 5 J unij I 697.
Op de requeste van Rijck Louvre, schout ende waarsman van Cortehouff
vertonende dat de wegh op de Suwe van Cortehouff na de Vecht
soodanigh in vervall was gekomen dat deselve bij regenachtigh weer
niet konde gereden worden, dat hij suppliant met buermeesters ende
gerechten op approbatie van haar Ed. Mo. na voorgaende ratificatie
van de geerfdens op den 30en Julij I696 hadde opgerecht het annexe
accoord of contract tot makinge van de voors. wegen, dat op den dagh
van ratificatie bij eenige wierd ingesproocken; ende alsoo gemelte wegh
diende te worden gemaeckt, soo versochte hij suppliant eenige heeren
uyt haar Ed. Mo. Collegie daar voor hij suppliant ende de contrahenten,
mitsgaders den poldermeester van Hilfersum ende vordere geerfdens ofte
hare gecommitteerden mochten worden gehoort om een nader of ander
middel te beramen tot het maken van de voors. zuwen, ofte dat haar
Ed. Mog. et concept·accoord na verhoor van den suppliant ende verdere
geinteresseerdens, geliefden te approberen ende een ider te ordonneren
daar na te gedragen den 9en Septembar 1696 alhier nogh gedient. Is
geappointeert.
De Gedeputeerden etc. gehoort het rapport van de heeren van
Heemstede ende andere haar Ed. Mo. Gecommitteerden accorderen
den suppliant de gabelle over de zuweweg van Cortehouff na de Vecht
wordende geheven, mits geen boger gabel vorderende als van outs
betaalt is geweest ende daar voor aen de kerck van Cortebouff jaarlijcx
uijtkerende de somme van dertigh gulden, ende authoriseren die van
den gerechte van Cortebouff voors. om over de gemelte wegh jaarlijcx
de scbourde exactelijck te voeren.
(Rijksarcft£ej Utreclzt. Extract u£t Reso!utzen Ged. Statm van Utrecht.)
Gehoort zijnde bet nader rapport van de heeren van Heemstede
ende andere haar Ea. Mo. Gecommitteerden den 9"n Septembris 1696
ende zsen Junij 1697. Is na deliberatie goedgevonden aen Rijck Louvre,
schout van Cortehouff, te consenteren gelijck aen deselven geconsenteert
word bij desen de gabelle op de zuwen van Cortehouff te vorderen ende
ontfangen in maniere als volght:
dat van ider wagen, cbeze of ander rijtuijgh voor 't gebruijck van
den zuwenwegh sal worden betaelt by t'openen van den boom ider
reys eene stuijver.
Dogh bij nacht of na sons ondergangh dubbeld.
Voor ossen of koejen of paerden ider vier penningen.
Schapen ende verkens twe penningen.
Dat van de voors. gabelle exempt sullen zijn de Ed. Mo. heren
Staten 's lands van Utrecht ende alle de heren comparerende ter
dagvaart van de provintie van Utrecht mitsgaders de heren raden
6s
van t'Hoff van Justitie procureur-generaal ende de maarschalcken,
mitsgaders de ambachtsheren van Cortehouff, V reland en de N ederhorst.
dat voor de voors. gabelle den voornoemden schout Louvre of sijns
rechts hebbende, in plaatse van gehoefslaagdens verplicht sal of sullen
zijn jaarlijx ende alle jaar op een sekere hooghte ende peijl, bij die
van den gerechte aen de brugge in de zuwen leggende te doen slaen
of tekenen, deselve zuwenwegh te doen maken ende uijt de schouwe
te houden van die van den gerechte van Cortehouff op de boete
daartoe staende volgens haar Ed. Mo. appointement van den 2 5 en
Junij 1697.
dat niemand den boomwachter sal mogen injurieren off qualijck
handelen, maar bij het openen van den boom sijn stuijver sal moeten
betalen op pene van vijf en twintig gulden te verbeuren, d'eene helft
ten behouve van de kerck van Cortehouff ende d'ander helfte ten
behouve van de boomwachter.
dat den schout Louvre of sijns rechthebbende jaarlijcx ende alle
jaar sal moeten betalen aen de kerck van Cortehouff een somme van
dertigh gulden, sullende ingaen na dat den toll daarvan sal worden
genoten.
dat daarentegens den voors. schout Louvre de gemelte zuwenweg
sal mogen beweijden ende met hout of bomen bepoten, ende die
vermogen te doen kappen soo hij te rade sal vinden, mits de wegh
onderhoudende op de schouwe van die van den gerechte van Cortehouff
als voors. is.
Ende ordonneren haar Ed. Mo. d'ingesetenen van Cortehouff ende
allen anderen sigh na de voors. articulen te reguleren.
Ende permitteren den voornoemden schout Louvre om dese articulen
tot Cortehouff voors. te mogen doen publiceren ende affigeren opdat
een ider sigh daarna kan gedragen.
(R ijksarchief Utrecht. Extract uit R esolutien Ged. Staten van Utrecht.)
66
Wij Barent U do Schout, Dirck Abrahamsz. Kool en Klaas Willemsz.
Manten, Schepenen tot Kortenhoeff, en den We! Ed. Heere Zilvester
Heereman, heere van Kortenhoeff etc. syn geregte, doen cont enz. dat
voor ons gecompareert ende verschenen is Juff. Zusanna Lutgens in
qualiteit als Wede en boedelhouster van Ryck Loevere in syn Ieven
schout alhier en verclaarde in dier qualiteit te cederen en te transporteeren,
aen en ten behoeve van de gemeene geerfdens van Cortenhoef
een buys en d'actie van coop tot het erf (waeraen geen cooppenningen
resteren) staende naest en aen de Zuwe, met het regt dat den
boedel van den Schout Loevere heeft tot het water en lant daer annen,
gelegen binnen de twee roeden breete, langs de Zuwe mitsgrs tot den
to!, welcke Haer Ed. Moge op de voors. Zuwe hebben geheven, volgens
resolutie van haer Ed. Mog. van dato den 25 Juny 1697 en IO Juny
I 698 daervan zynde, en verder nogh anders niet, op de las ten van
het onderhouden van de Zuwe en uytkerende aen de Kerck van
Kortenhoef jaerlycxs dartig gulden, mitsgaders op de Iasten van 2}2' veri
acker en 't ongeld op de Ianden annex de Zuwe staende of zodanige
als het selve volgens den blaffer, manualen en cautieboecken mogt
subject zyn, voorts met sodanige servituyten enz. bekennende de
compute van de voile cooppenningen voldaen te syn by uytwisseling
van eene quitantie van gelycke somme door de gecommitteerdens van
de geerfdens aen haer verleent, in mindering vant gunt den boedel van
den Schout Loevere ant dorp schuldigh was, renuncieerende enz.
Kortmhoef 24 Feb. 1705.
(Rfjksarchief Haarlem.)
67
Schouten te Kortenhoef
(voor zoover mfj bekend).
CLAES HEYNENSOEN in I465.
DAAM VAN 0UTSHOORN in I594·
SPLINTER VAN LYENRODE in I 624.
PIETER VAN DER LEEU in I641.
HUYBERT VAN SCHADYCK in I66g.
RIJCK LOEVERE in I68o.
BARENT UDO in I705.
ADOLF WINCKLER in I 7 I 5.
ELBERT MOOY obiit I73 I.
CLAES POOCK in I 7 3 I.
KRYN HOOGEVEEN in I 7 48.