Staatsblad Moniteur - CUY

III. Mission
Art. 4. Le fonds a pour mission de promouvoir par tous les moyens
adéquats la sécurité et l’hygiène du travail.
Ses missions consistent entre autres :
a) à donner des conseils pratiques et àémettre des avis;
b) à dépister les dangers et les lacunes dans les mesures de
prévention des accidents du travail, de sécurité, de protection, d’hygiène
et de confort, à informer d’autres services et personnes de certaines
situations et à solliciter leur intervention s’il y a lieu;
c) à soutenir et guider toute organisation et déroulement de la
coordination de la sécurité sur les chantiers;
d) à organiser des séances d’information et de formation;
e) à s’informer de l’existence et de l’efficacité des moyens de
prévention et à les faire connaître;
f) à rassembler et à propager tous les moyens de propagande
appropriés en vue de promouvoir la sécurité et l’hygiène;
g) à prendre toutes les initiatives permettant la réalisation de ses buts,
entres autres en collaborant avec les instances officielles ou d’autre
organes, personnes et organisations qui ont comme but de promouvoir
la sécurité et l’hygiène;
IV. Financement
Art. 5. Pour réaliser une gestion totalement responsable et autonome,
le fonds dispose d’une dotation de 0,15 p.c. des salaires,
constituant le montant de ses ressources, qui est à prélever sur les
réserves du ″Fonds de sécurité d’existence des ouviers de la construction″.
Art. 6. Ces dispositions sont prises en vertu du point IV de la
convention collective de travail du 31 mars 1976, conclue au sein de
la Commission paritaire de la construction, prévoyant la constitution
du C.N.A.C.
Art. 7. Le fonds peut aussi accepter des subventions et libéralités
qui lui sont accordées pour la réalisation de son objet.
V. Gestion
Art. 8. La Commission paritaire de la construction nomme un
conseil d’administration composé paritairement de six représentants
des employeurs et de six représentants des travailleurs.
Art. 9. Le conseil d’administration désigne en son sein, un bureau
journalier, composé paritairement de deux représentants des employeurs
et de deux représentants des travailleurs.
Art. 10. Le conseil d’administration désigne en son sein :
- deux vice-présidents pour le groupe ″employeurs″;
- deux vice-présidents pour le groupe ″travailleurs″.
Art. 11. La présidence est assurée alternativement par un des
vice-présidents du groupe ″employeurs″ puis un des vice-présidents
du groupe ″travailleurs″.
Chaque groupe désigne, en temps voulu, celui des vice-présidents
de son groupe qu’elle présente comme président.
Le conseil d’administration fixe la durée des mandats dans son
règlement d’ordre intérieur.
Art. 12. Le conseil d’administration se réunit sur convocation du
président qui est, en outre, tenu de convoquer le conseil d’administration
à la demande d’un de ses membres.
Art. 13. Les décisions sont prises à l’unanimité des voix, étant
entendu toutefois que doivent être présents au moins la moitié des
représentants des employeurs et la moitié des représentants des
travailleurs.
Art. 14. Les actions judiciaires, tant en demandant qu’en défendant,
sont poursuivies à la diligence du président.
Art. 15. Le conseil d’administration est investi des pouvoirs les plus
étendus pour la gestion du fonds et pour la réalisation de sa mission
et le stipule dans le règlement intérieur.
Art. 16. Les membres du conseil d’administration ne contractent
aucune obligation personnelle relative aux engagements du fonds.
Art. 17. Au plus tard six mois après l’expiration de l’exercice social,
le conseil d’administration établit un rapport annuel, qui est présenté
à la Commission paritaire de la construction.
MONITEUR BELGE — 18.07.2007 — BELGISCH STAATSBLAD
III. Opdracht
38769
Art. 4. Het fonds heeft als opdracht, door alle daartoe geschikte
middelen, de arbeidsveiligheid en hygiëne te bevorderen.
Zijn opdrachten bestaan er onder andere in :
a) praktische aanwijzingen geven en adviezen uitbrengen;
b) de gevaren en leemten in de maatregelen ter voorkoming van
arbeidsongevallen, de veiligheid, bescherming, hygiëne en comfort
opsporen, andere diensten en personen informeren omtrent bepaalde
toestanden en desgevallend om hun tussenkomst vragen;
c) ondersteunen en begeleiden van elke organisatie en verloop van de
coördinatie van de veiligheid op de bouwplaatsen;
d) informatie- en vormingszittingen organiseren;
e) inlichtingen inwinnen omtrent het bestaan en de doeltreffendheid
van de voorkomingsmiddelen en deze kenbaar maken;
f) alle gepaste middelen en propaganda verzamelen en verspreiden
met het oog op het bevorderen van de veiligheid en de hygiëne;
g) alle initiatieven nemen die het verwezenlijken van zijn doelstellingen
mogelijk maken; onder meer door samen te werken met officiële
en andere instanties, organen, personen en organisaties, die de
bevordering van de veiligheid en de hygiëne tot doel hebben.
IV. Financiering
Art. 5. Om een volledig verantwoord en autonoom beheer te
realiseren beschikt het fonds over een dotatie van 0,15 pct. van de lonen
als bedrag van zijn inkomsten dat wordt afgenomen van de reserves
van het ″Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het
bouwbedrijf″.
Art. 6. Deze bepalingen worden genomen overeenkomstig punt IV
van de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 1976, gesloten in
het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, dat voorziet in de oprichting
van het N.A.V.B.
Art. 7. Het fonds kan evenzeer voor de verwezenlijking van zijn
doelstelling verleende subsidies en giften aanvaarden.
V. Beheer
Art. 8. Het Paritair Comité voor het bouwbedrijf duidt een raad van
beheer aan, paritair samengesteld uit zes vertegenwoordigers van de
werkgevers en zes vertegenwoordigers van de werknemers.
Art. 9. De raad van beheer duidt in zijn midden, een dagelijks
bureau aan, paritair samengesteld uit twee vertegenwoordigers van de
werkgevers en twee vertegenwoordigers van de werknemers.
Art. 10. De raad van beheer duidt in zijn midden aan :
- twee ondervoorzitters voor de groep ″werkgevers″;
- twee ondervoorzitters voor de groep ″werknemers″.
Art. 11. Het voorzitterschap wordt beurtelings waargenomen door
één van de ondervoorzitters van de groep ″werkgevers″ en daarna door
één van de ondervoorzitters van de groep ″werknemers″.
Elke groep duidt, te gepasten tijde, diegene van de ondervoorzitters
van zijn groep aan, die zij als voorzitter voordraagt.
De raad van beheer bepaalt de duur van deze mandaten in zijn
huishoudelijk reglement.
Art. 12. De raad van beheer vergadert op uitnodiging van de
voorzitter die, daarenboven, verplicht is de raad van beheer samen te
roepen op aanvraag van één lid.
Art. 13. De beslissingen worden met éénparigheid van stemmen
genomen, met dien verstande nochtans dat ten minste de helft van de
vertegenwoordigers van de werkgevers en de helft van de vertegenwoordigers
van de werknemers dienen aanwezig te zijn.
Art. 14. De rechtsvorderingen, hetzij als eiser hetzij als verweerder,
worden ten verzoeke van de voorzitter ingesteld.
Art. 15. De raad van beheer is met de meest uitgebreide machten
bekleed wat het beheer van het fonds en het nastreven van zijn doel
betreft en legt dit vast in het huishoudelijk reglement.
Art. 16. De beheerders gaan geen enkele persoonlijke verplichting
aan met betrekking tot de verbintenissen van het fonds.
Art. 17. De raad van beheer stelt uiterlijk zes maand na afloop van
het sociaal dienstjaar het jaarverslag op dat aan het Paritair Comité voor
het bouwbedrijf wordt voorgelegd.