september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
microdeleties en microduplicaties makkelijk kunnen ontstaan.<br />
Op deze locaties worden bij niet verwante personen<br />
identieke CNVs gedetecteerd. Voorbeelden hiervan zijn de<br />
15q13.3, 16p13.11 en 15q11.2 microdeleties. Deze CNVs zijn<br />
onomstotelijk geassocieerd met een breed spectrum van<br />
neurologische en psychiatrische aandoeningen waaronder<br />
epilepsie. Desondanks worden deze CNVs ook gevonden bij<br />
gezonde individuen en bij gezonde ouders die de CNV hebben<br />
doorgegeven aan een kind met epilepsie. De 15q13.3<br />
microdeletie werd voor het eerst beschreven als genetische<br />
oorzaak bij zeven patiënten met mentale retardatie, milde<br />
dysmorfieën en epilepsie (Sharp et al., 2008). De associatie<br />
met epilepsie stimuleerde verder onderzoek in een groter<br />
cohort van Idiopathische Gegeneraliseerde <strong>Epilepsie</strong> (IGE)<br />
patiënten van wie SNP-array data beschikbaar waren.<br />
Inderdaad werd de 15q13.3 microdeletie gevonden bij 1.3<br />
procent van de 1223 patiënten met IGE en bij geen van<br />
de 3000 controle individuen (Helbig et al., 2009). Ondanks<br />
deze sterke associatie (geschatte Odds Ratio van 50),<br />
compliceerde opvolgend familieonderzoek het beeld; de<br />
15q13.3 deletie werd ook gevonden bij niet aangedane<br />
ouders en andere verwanten zonder epilepsie (Dibbens et<br />
al., 2009). Uit verder onderzoek naar andere klinisch relevante<br />
CNVs bleek dat tot 3 procent van de IGE patiënten<br />
drager is van een met neuropsychiatrische aandoeningen<br />
geassocieerde CNV, zoals de 15q11.2 en 16p13.1 microdeleties<br />
(De Kovel et al., 2010). Cumulatief ver<strong>tegen</strong>woordigen<br />
deze CNVs de tot nu toe grootste groep van genetische<br />
risicofactoren voor IGE met een relatief hoge Odds Ratio.<br />
Desondanks blijft terughoudendheid geboden als het<br />
gaat om predictie en etiologische diagnose . Het feit dat<br />
deze vaak voorkomende CNVs ook geassocieerd zijn met<br />
andere neuropsychiatrische aandoeningen, niet zelden<br />
geërfd worden van een gezonde ouder, en ook bij gezonde<br />
personen voorkomen, duidt erop dat deze chromosomale<br />
afwijkingen geen op zichzelf staande genetische oorzaken<br />
zijn van epilepsie.<br />
Mefford et al. publiceerden in 2010 de resultaten van<br />
array-CGH onderzoek in een groot cohort patiënten met<br />
verschillende vormen van epilepsie, waaronder IGE, maar<br />
ook focale epilepsie en andere epilepsiesyndromen, zoals<br />
West syndroom en Elektrische Status Epilepticus tijdens<br />
de Slaap (ESES) syndroom. Wederom werd bij 2.9 procent<br />
van de 517 patiënten een microdeletie 15q13.3, 16p13.11<br />
of 15q11.2 gevonden. De patiënten die drager zijn van een<br />
CNV waren overwegend patiënten met IGE, op twee patienten<br />
na: één patiënt met focale epilepsie en één patiënt<br />
met infantiele convulsies (Mefford et al., 2010). Bij één<br />
patiënt van een cohort van dertien patiënten met een ESES<br />
syndroom bleek ook een 15q13.3 deletie aanwezig te zijn.<br />
Ten slotte is in een Engelse studie bij 0.6 procent van 3812<br />
sporadische patiënten met voornamelijk focale epilepsie de<br />
16p13.11 CNV gevonden , terwijl geen van de 1299 controles<br />
een dergelijke deletie (groter dan 16 kb) had. In deze studie<br />
werd de 15q13.3 deletie echter bij geen van de patiënten<br />
met focale epilepsie aangetoond (Heinzen et al., 2010).<br />
Deze bevindingen laten een sterke, maar complexe correlatie<br />
zien tussen het voorkomen van specifieke bekende<br />
CNVs en het epilepsie fenotype. De beschreven CNVs zijn<br />
voornamelijk geassocieerd met IGE, maar bij gebrek aan<br />
grote studies bestaat de mogelijkheid dat deze CNVs ook<br />
genetische risicofactoren zijn voor andere vormen van<br />
epilepsie.<br />
Zeldzame CNVs<br />
Naast vaker voorkomende CNVs kunnen met array-CGH<br />
en SNP-array ook zeer zeldzame of unieke CNVs worden<br />
opgespoord. Bij 5 procent van de patiënten uit het eerder<br />
beschreven cohort van Mefford et al. bleek een dergelijke<br />
CNV aanwezig te zijn (Mefford et al., 2010). Door medische<br />
genetica werd een inventarisatie gemaakt van afwijkingen<br />
gevonden met array-CGH onderzoek bij 184 epilepsie<br />
patiënten in het kader van reguliere patiëntenzorg. Het<br />
onderzoek was aangevraagd door de behandelende arts als<br />
diagnostische test. Veel van deze patiënten hadden een ernstige<br />
vorm van epilepsie, met een debuut op jonge kinderleeftijd<br />
en bijkomende neurologische verschijnselen, zoals<br />
een verstandelijke beperking. In 41 procent van de gevallen<br />
werden één of meer mogelijk pathogene CNVs gevonden.<br />
Vijf van deze 75 patiënten hadden een bekende pathogene<br />
vaak voorkomende CNV, de resterende CNVs zijn uniek en<br />
niet eerder geobserveerd (nog niet gepubliceerde data).<br />
Als bij een patiënt met epilepsie een niet eerder beschreven<br />
CNV wordt aangetoond, kan niet zonder meer worden ge-<br />
concludeerd dat er een causale relatie bestaat met de epilepsie.<br />
Een causaal verband is meer of minder waarschijnlijk<br />
afhankelijk van een aantal aspecten. Ten eerste kan<br />
worden gekeken naar de resultaten van array-CGH onderzoek<br />
bij beide ouders. Als de CNV wordt teruggevonden<br />
bij één van de ouders en de betreffende ouder heeft geen<br />
epilepsie, maakt dit een causaal verband minder waarschijnlijk.<br />
Blijkt de CNV echter bij beide ouders afwezig te<br />
zijn en dus nieuw (de novo) te zijn ontstaan, dan maakt dit<br />
een causaal verband waarschijnlijker. Ten tweede kan worden<br />
nagegaan of dezelfde of een overlappende CNV eerder<br />
is gerapporteerd in de medische literatuur of in databases.<br />
Als dit het geval is en de betreffende persoon had vergelijkbare<br />
verschijnselen, dan pleit dit voor een causaal verband.<br />
Tot slot wordt de aard en de geneninhoud van de CNV<br />
beoordeeld. In het algemeen is de kans dat er een causaal<br />
verband is tussen de CNV en de epilepsie bij een microdeletie<br />
groter dan bij een microduplicatie. Bovendien zal een<br />
grotere afwijking vaker pathogeen zijn, dan een kleinere<br />
afwijking. Er kan worden nagegaan wat bekend is van het<br />
20 Periodiek voor professionals 09 | nr 3 | <strong>2011</strong> Genetica en epilepsie