05.05.2013 Views

september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie

september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie

september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Door: Sarah Weckhuysen (WeckhuysenS@kempenhaeghe.nl), neurologie, <strong>Epilepsie</strong> Centrum Kempenhaeghe, locatie Hans<br />

Berger Kliniek, Oosterhout en Laboratorium voor Neurogenetica, Instituut Born Bunge, Universiteit Antwerpen, België.<br />

Monogene neonatale en infantiele<br />

epileptische encefalopathieën<br />

De epileptische encefalopathieën zijn ernstige neurologische aandoeningen bij zuigelingen en zeer jonge kinderen,<br />

waarbij frequente epileptische activiteit gepaard gaat met een stagnatie of regressie in de psychomotore ontwikkeling.<br />

De laatste jaren werden meerdere genetische oorzaken beschreven, waarbij een grote klinische en genetische heterogeniteit<br />

opvalt. Hier worden vijf van de belangrijkste genetische entiteiten besproken.<br />

De epileptische encefalopathieën zijn een heterogene<br />

groep van aandoeningen vaak gekenmerkt door therapieresistente<br />

epilepsie en ernstige cognitieve stoornissen.<br />

De term ‘epileptische encefalopathie’ is gebaseerd op de<br />

hypothese dat frequente ictale of interictale epileptische<br />

activiteit in het immature brein de ontwikkeling beïnvloedt<br />

en zo leidt tot cognitieve problemen en gedragsstoornissen.<br />

Dit suggereert ook dat een snelle medicamenteuze<br />

onderdrukking van de epileptische activiteit<br />

de prognose kan verbeteren. Het blijft echter onduidelijk<br />

voor veel van de epileptische encefalopathieën in hoeverre<br />

de cognitieve problematiek (uitsluitend) wordt veroorzaakt<br />

door de epileptische activiteit, dan wel door de<br />

onderliggende oorzaak (Berg et al., 2010). Deze oorzaak is<br />

heterogeen en kan structureel, metabool of genetisch zijn.<br />

In het afgelopen decennium werden meerdere monogene<br />

oorzaken beschreven, en dit heeft in belangrijke mate bijgedragen<br />

aan de kennis van onderliggende pathomechanismen.<br />

Het genetisch verhaal van de epileptische encefalopathieën<br />

is echter niet eenduidig. Eenzelfde syndroom<br />

kan worden veroorzaakt door meerdere gendefecten, en<br />

eenzelfde mutatie kan meerdere ziektebeelden geven. Aan<br />

de hand van twee korte casusbeschrijvingen worden in dit<br />

artikel vijf genen en de daarbij behorende ziektebeelden<br />

besproken.<br />

Casus 1: Een meisje met recidiverende koortsstuipen<br />

en stagnatie in ontwikkeling<br />

M. is een meisje van vijf jaar. Zwangerschap en geboorte<br />

verliepen normaal. Op de leeftijd van elf maanden heeft ze<br />

een eerste hemiclonische epileptische aanval bij koorts.<br />

Sindsdien treden er regelmatig clusters van aanvallen<br />

op, vaak maar niet steeds uitgelokt door koorts. M. heeft<br />

meerdere aanvalstypes die alle therapieresistent zijn:<br />

gegeneraliseerde tonisch-clonische aanvallen, myocloniëen,<br />

en aanvallen met een meer focaal begin. Sinds het<br />

begin van de aanvallen vertraagt haar ontwikkeling. Op<br />

de leeftijd van vijf jaar heeft ze een milde verstandelijke<br />

Genetica en epilepsie<br />

beperking en is hyperactief. Bij klinisch onderzoek valt<br />

een lichte gangataxie op. Het EEG toont gegeneraliseerde<br />

piekgolfcomplexen zonder fotosensitiviteit. Een MRI<br />

van de hersenen is normaal. Haar moeder heeft als kind<br />

enkele koortsstuipen gehad. Verder vermeldt de familieanamnese<br />

geen epilepsie.<br />

Dravet syndroom?<br />

Het verhaal van M. past bij het Dravet syndroom (DS),<br />

ook wel Severe Myoclonic Epilepsy of Infancy (SMEI) genoemd.<br />

Deze kinderen ontwikkelen zich normaal in het<br />

eerste levensjaar. Het debuut van de epilepsie ligt meestal<br />

tussen de leeftijd van vijf tot acht maanden, hoewel<br />

sporadisch een begin in het tweede levensjaar is beschreven.<br />

De eerste aanvallen zijn meestal febriel, clonisch,<br />

tonisch-clonisch, gegeneraliseerd of unilateraal. Later<br />

verschijnen multipele febriele en afebriele aanvalstypes,<br />

vooral myoclone aanvallen, maar ook atypische absences<br />

en focale aanvallen. Aanvallen zijn vaak langdurig, met<br />

frequent een status epilepticus. De epilepsie is therapieresistent,<br />

al lijkt de ernst van de aanvallen op oudere<br />

leeftijd af te nemen. Vanaf het tweede levensjaar treedt<br />

een graduele ontwikkelingsvertraging op. De verstandelijke<br />

beperking varieert van mild tot ernstig. Kinderen<br />

beginnen op normale leeftijd te lopen, maar ontwikkelen<br />

al gauw een typisch onstabiel gangpatroon door een<br />

combinatie van hypotonie en ataxie. De fijne motoriek<br />

ontwikkelt onvoldoende. Kinderen hebben vaak een<br />

opvallend aandachtsprobleem, zijn hyperactief en<br />

oppositioneel. Het EEG is bij aanvang meestal normaal.<br />

Later verschijnen gegeneraliseerde (poly)piekgolf-<br />

complexen, en vertraagt het achtergrondpatroon. Ook<br />

(multi)focale afwijkingen kunnen voorkomen. Vaak is<br />

er een opvallende fotosensitiviteit. Beeldvorming is<br />

normaal (Dravet, <strong>2011</strong>). Natriumkanaalblokkers als<br />

carbamazepine en lamotrigine hebben vaak een averechts<br />

effect op de aanvallen. Eerste keuze anti-epileptica is de<br />

combinatie van clobazam, valproinezuur en stiripentol.<br />

Periodiek voor professionals 09 | nr 3 | <strong>2011</strong> 9

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!