september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Door: Hans Stroink (h.stroink@cwz.nl), (kinder)neurologie, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen; Bas Stunnenberg en<br />
Floor Jansen (f.e.jansen@umcutrecht.nl), kinderneurologie, Universitair Medisch Centrum, Utrecht.<br />
<strong>Epilepsie</strong> en de relatie met andere<br />
paroxysmale aandoeningen<br />
Recentelijk zijn genen ontdekt betrokken bij autosomaal dominant overervende epilepsie. Mutaties in een aantal van<br />
deze genen kunnen ook andere paroxysmale aandoeningen veroorzaken, zoals migraine en bewegingsstoornissen<br />
waaronder ataxie. Verschillende paroxysmale aandoeningen kunnen daardoor bij één persoon of binnen één familie<br />
aanwezig zijn. De aard van de mutatie kan echter ook het fenotype bepalen, zodat de symptomatologie van familie tot<br />
familie varieert afhankelijk van de aanwezige mutatie in het betreffende gen. Hier wordt beknopt de huidige stand<br />
van zaken weergegeven.<br />
De diagnose van paroxysmale aandoeningen berust voornamelijk<br />
op de (hetero)anamnese. Naast EEG en beeldvormend<br />
onderzoek (MRI) zijn meer recent de ontwikkelingen<br />
in het genetische onderzoek van steeds groter<br />
belang geworden voor de diagnose en behandeling van<br />
epilepsie. Hier worden de genetische ziektebeelden beschreven,<br />
waar bij patiënten en/of familieleden naast epilepsie<br />
ook andere paroxysmale symptomen voorkomen.<br />
Genetische associatie<br />
Monogenetische autosomaal dominant overervende<br />
epilepsiesyndromen zijn relatief zeldzaam. De nu bekende<br />
genen voor monogentisch bepaalde idiopathische<br />
epilepsie coderen bijna allemaal voor ionkanalen. Het<br />
is opvallend dat vaak koortsstuipen worden beschreven<br />
in de gepubliceerde families. Stoornissen in de functie<br />
van ionkanalen zijn behalve bij epilepsie onder andere<br />
ook beschreven bij migraine, bewegingsstoornissen,<br />
spierziekten en hartritmestoornissen (Kullmann, 2010;<br />
Crompton & Berkovic, 2009; Stroink, <strong>2011</strong>). Kenmerkend<br />
voor kanalopathieën is het paroxysmale karakter<br />
van de symptomen. Interictaal zijn de patiënten vaak<br />
klachtenvrij. Bij een deel van de kanalopathieën kunnen<br />
na langere tijd wel blijvende symptomen ontstaan,<br />
bijvoorbeeld bij episodische ataxie type 2. Vaak begint<br />
de symptomatologie van kanalopathieën, vooral als het<br />
epilepsie betreft, al op jonge leeftijd. De epileptische<br />
aanvallen kunnen na enige tijd spontaan in remissie<br />
gaan. Maar op latere leeftijd kunnen bij deze patiënten<br />
weer andere paroxysmale aandoeningen ontstaan. Dus<br />
een mutatie in één gen kan bij één persoon tot verschillende<br />
paroxysmale symptomen leiden op verschillende<br />
leeftijden. Anderzijds kan één nauw omschreven klinisch<br />
syndroom door mutaties in verschillende genen worden<br />
veroorzaakt.<br />
Migraine en epilepsie<br />
Migraine en epilepsie zijn een enkele maal moeilijk van<br />
elkaar te onderscheiden. Soms gaan epilepsie en migraine<br />
samen. Een epileptisch insult kan optreden tijdens de<br />
aura van de migraine, ook wel aangeduid met de enigszins<br />
omstreden term migralepsy. Na een insult kan een<br />
postictale migraine optreden. Patiënten met epilepsie<br />
hebben twee tot vier maal vaker migraine dan mensen<br />
zonder epilepsie (Crompton & Berkovic 2009; Haan et<br />
al., 2008) en omgekeerd heeft 1 tot 17 procent van de<br />
patiënten met migraine epilepsie, hetgeen gemeenschappelijke<br />
genetische determinanten veronderstelt. <strong>Epilepsie</strong><br />
en migraine zijn beide symptomen van aandoeningen als<br />
mitochondriale encephalomyopathieën (MELAS, POLG<br />
mutaties) en goedaardige occipitale epilepsie (Crompton<br />
& Berkovic 2009; Haan et al., 2008). Daarnaast kunnen<br />
migraine en epilepsie allebei voorkomen bij een onderliggende<br />
hersenaandoening waaronder een arterioveneuze<br />
malformatie, alternerende hemiplegie van de<br />
kinderleeftijd en het Sturge Weber syndroom.<br />
Familiaire hemiplegische migraine (FHM) is een<br />
zeldzame autosomaal dominant overervende vorm van<br />
migraine met aura, meestal een passagere hemiplegie.<br />
Het klinisch beeld van FHM varieert van aanvallen met<br />
pure hemiplegische migraine tot aanvallen die in het<br />
ergste geval resulteren in coma (met bij beeldvormend<br />
onderzoek in sommige gevallen aanwijzingen voor<br />
cerebraal oedeem), hemiparalyse, koorts, meningeale<br />
prikkeling en status epilepticus, hetgeen dagen tot weken<br />
kan aanhouden. Opvallend is dat bij een deel van de FHM<br />
patiënten de aanvallen worden geluxeerd door een mild<br />
hoofdtrauma. Er zijn momenteel drie genen bekend<br />
waarin mutaties familiaire hemiplegische migraine<br />
veroorzaken: CACNA1A (FHM1), ATP1A2 (FMH2) en<br />
22 Periodiek voor professionals 09 | nr 3 | <strong>2011</strong> Genetica en epilepsie