september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
september 2011 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
GABA-receptor. Mutaties zijn aangetroffen in families<br />
met koortsstuipen gevolgd door absence epilepsie.<br />
Ook in deze families kunnen personen voorkomen<br />
met alleen koortsstuipen of FS+, en personen die ook<br />
tonisch-clonische insulten doormaken (zie tabel 1,<br />
pagina 31).<br />
Er zijn nog twee andere mogelijke loci (2p24 en 8p23p21)<br />
beschreven in GEFS+ families, zonder identificatie<br />
van het gen en zonder bekend genproduct. Mutaties<br />
in de drie genen SCN1A, SCN1B en GABRG2 worden in<br />
15-20 procent van de GEFS+ families gevonden, de<br />
mutaties in het SCN1A gen zijn het meest frequent.<br />
2. SLC2A1<br />
SLC2A1 codeert voor GLUT1, een eiwit dat het glucose<br />
transport over de bloedhersenbarrière faciliteert.<br />
Mutaties leiden tot een gebrek aan glucose voor de<br />
hersenen. Bij kinderen onder de leeftijd van vier jaar<br />
kan dit tot epilepsie leiden die niet is te onderscheiden<br />
van de bekende idio-pathische syndromen. (Zie ook<br />
het artikel op pagina 22 in dit blad).<br />
3. ELP4<br />
In 2009 werd een gen verantwoordelijk voor Benigne<br />
Rolandische <strong>Epilepsie</strong> gelokaliseerd op 11p13. Hier<br />
bevindt zich het ELP4 gen.Het Elongator Protein Complex<br />
4 speelt een belangrijke rol in het aflezen van genen die<br />
het actineskelet, celmotiliteit en celmigratie regelen.<br />
Deze functies zijn cruciaal in het ontwikkelende brein<br />
voor de axonuitgroei en geleiding van deze uitgroei,<br />
neurito-genesis en neuronale migratie (Stroink, <strong>2011</strong>).<br />
<strong>Epilepsie</strong>syndromen in adolescentie en op<br />
volwassen leeftijd<br />
Juveniele Myoclonus <strong>Epilepsie</strong><br />
Juveniele Myoclonus <strong>Epilepsie</strong> (JME) is een IGE waarbij<br />
de aanvallen meestal in de tweede levensdecade beginnen<br />
en vaak levenslang blijven bestaan. Het is een zeer<br />
karakteristiek syndroom met meerdere aanvalstypen:<br />
in ieder geval myoclonieën, meestal tonisch-clonische<br />
insulten en soms ook absences. Aanvallen treden<br />
vooral op kort na het ontwaken. Aanvallen worden<br />
makkelijk geluxeerd door factoren als slaaptekort,<br />
alcoholgebruik, stress, menstruatie en lichtprikkeling<br />
(stroboscopen). Ook het EEG, zo nodig na partiële<br />
slaapdeprivatie, toont karakteristieke afwijkingen: gegeneraliseerde<br />
polypiekgolfcomplexen van 3,5-6 Hz en<br />
bij 30 procent provocatie door lichtflitsstimulatie. In<br />
één familie is een mutatie in het GABRA1 gen, coderend<br />
voor de 1-subunit van de neuronale GABA A -receptor,<br />
beschreven. CLCN2 en EFHC1 zijn kandidaat genen.<br />
32 Periodiek voor professionals 09 | nr 3 | <strong>2011</strong><br />
EFHC1 heeft een functie bij celdeling en migratie van neuronen.<br />
Mutaties kunnen daardoor tot een afwijkend corticaal<br />
netwerk leiden.<br />
2. Autosomaal Dominante Nachtelijke FLE<br />
Autosomaal Dominante Nachtelijke Frontaalkwab <strong>Epilepsie</strong><br />
(ADNFLE) is een ILE waarbij de aanvallen beginnen<br />
in de eerste twee levensdecaden. Aanvallen treden vooral<br />
op tijdens slaap, vaak in clusters, en bestaan uit ongesynchroniseerde<br />
maai- en fietsbewegingen met schreeuwen of<br />
schelden. De aanvallen beginnen plots en stoppen abrupt.<br />
Vaak wordt niet herkend dat dit epileptische aanvallen<br />
zijn. Gedacht wordt aan parasomnieën of psychogene<br />
aanvallen. Er zijn mutaties beschreven in drie verschillende<br />
genen die coderen voor subunits van de nicotine acetylcholine<br />
receptor: CHRNA4, CHRNB2 en CHRNA2. Mutaties<br />
in het CHRNA2 gen zijn echter zeer zeldzaam. De kliniek<br />
onderscheidt niet tussen de drie genen. De penetrantie bedraagt<br />
70 procent. Mutaties in alle drie genen veroorzaken<br />
een toegenomen sensitiviteit van de receptor, het zijn ‘gainof-function’<br />
mutaties. Tien procent van de ADNFLE families<br />
heeft een mutatie in één van deze drie genen. Er moeten<br />
dus meer genen zijn die betrokken zijn bij ADNFLE.<br />
3. Autosomaal Dominante Laterale TLE<br />
Autosomaal Dominante Laterale Temporaalkwab <strong>Epilepsie</strong><br />
(ADLTE) is een ILE, waarbij de aanvallen in de eerste drie<br />
levensdecaden beginnen, en niet is geassocieerd met<br />
koortsstuipen en hippocampale sclerose. Aanvallen<br />
beginnen vaak met geluidsensaties of worden door geluid<br />
geluxeerd. Vaak treedt secundaire generalisatie op. Bij 50<br />
procent van de families is er een mutatie in het LGI1 gen.<br />
Er is niet veel bekend over de functie van het LGI1 eiwit<br />
(Leucine-rich Glioma-Inactivated 1). In <strong>tegen</strong>stelling tot wat<br />
de naam doet vermoeden lijkt het geen belangrijke rol te<br />
spelen bij hersentumoren.<br />
4. Familiaire Mesiale TLE<br />
Familiaire Mesiale Temporaalkwab <strong>Epilepsie</strong> (FMTLE)<br />
is een ILE. Het is een erg heterogene aandoening. Er zijn<br />
families zonder relatie met koortsstuipen en hippocampale<br />
sclerose met een goede prognose. Maar ook ernstig<br />
aangedane families zijn beschreven met een wisselende<br />
associatie met koortsstuipen en hippocampale sclerose bij<br />
een deel van deze familieleden. Er zijn geen genen bekend,<br />
wel enkele loci (zie tabel 1, pagina 31).<br />
5. Familiare Partiële <strong>Epilepsie</strong> met Variabele Foci<br />
Familiaire Partiële <strong>Epilepsie</strong> met Variabele Foci (FPEVF) is<br />
een autosomaal dominant overervende ILE. De patiënten<br />
hebben overdag of ’s nachts partiële aanvallen, maar zowel<br />
klinisch als elektroencephalografisch verschillt het focus<br />
van persoon tot pesoon binnen één familie. Er zijn geen<br />
Genetica en epilepsie