Nadere toegang nr. 75

NADERE TOEGANG 75
Jacob Hugensz. en Pieter Hugensz. gebroeders beiden wonende Vlaardingen zijn schuldig aan
Cornelis Cornelisz. Calff de oude over de koop van een nieuw botschip. Zij beloven te betalen op 2
jaar en verzekeren dit op het voorn. botschip onder verband van waterrecht.
Nr. 358 folio 195 d.d. 22-03-1608.
Wouter en Cornelis Claeszonen, mitsgaders Joost Jorisz. gehuwd met Maertgen Claesdr., alle drie
mondige kinderen van zaliger Claes Woutersz., ter ene zijde en Maertgen Cornelisdr. hun moeder ter
andere zijde. Zij zijn geaccordeerd nadat Pieter Jansz. Lis en Elias Pietersz. Maerlant schepenen
alhier ten huize van Maertgen Cornelisdr. waren gecompareerd en tegen haar verklaarden dat zij zich
tevreden moest houden en consenteren in de vertichting van haar kinderen nopens de patrimoniale
goederen volgens het accoord en uitkoop van d.d. 06-03-1605, ter presentie van Jacob Lambrechtsz.
brouwer, inhoudende dat zij weduwe zal behouden de boedel mits dat zij aan haar kinderen in
voldoening van hun vaderlijke goederen, elk zal kleden en uithuwelijken naar haar staat en vermogen,
mitsgaders daarboven aan elk een bruidstoel van f 200. Joost Jorisz. bekent betaald te zijn.
Nr. 359 folio 196 d.d. 25-03-1608.
Pieter Thonisz. de Helt burger alhier is schuldig aan Jan Arentsz. Dwinglo secretaris te Vlaardingen de
somme van f 81 carolus ter zake van afgerekende en geleende penningen. Hij belooft te betalen met f
20 per jaar, alle jaren uit de 1° haringteelt. Hij is tevreden voor zichzelf en als vader van Arent en
Tonis Pietersz. zijn kinderen, dat de voorn. Jan Arentsz. Dwinglo uit de 1° reis zal innen wat hij en zijn
zonen zullen komen te verdienen. Indien hij of zijn kinderen niet meer zouden kunnen betalen door
overlijden, dan zal Jan Arentsz. Dwinglo de onbetaalde penningen mogen verhalen aan f 130 carolus
welke hem comparant zullen overschieten uit de verkoop van zijn huis en erf, gekocht door Arien
Lenertsz. houtzager, boven de oude kustingbrief die Pieter Meesz. metselaar daarop sprekende heeft,
verschijnende op £ 25 per jaar.
Nr. 360 folio 197 d.d. 28-03-1608.
Arent Cornelisz. bakker wonende alhier naast het stadhuis is schuldig aan Maria Pietersdr. weduwe
en boedelhoudster van Willem Ariensz. korenkoper de somme van f 400 carolus ter zake van gekocht
tarwe en rogge, boven een andere somme van f 300 carolus waarvan hij op 18-06-1603 bezegeldheid
heeft gepasseerd t.b.v. de voorn. Willem Ariensz., zodat hij nu schuldig is de somma van f 700
carolus. Hij zal betalen het lopende jaar f 100 welke op deze brief zullen worden afgeschreven en de f
600 zal hij onder zich houden zonder rente te voldoen zolang hij zijn rogge en tarwe van haar afneemt
en van niemand anders. Indien hij wel van een ander afneemt, dient hij contant af te rekenen. De f
600 dienen binnen 12 jaar betaald te worden. Hij verbindt hieraan zijn huis en erf bezijden het
stadhuis naast het huis genaamd de boot aan de westzijde en Jan Mathijsz. aan de oostzijde.
Nr. 361 folio 197v. d.d. 23-03-1608.
Bruijn Ariensz. Cuijper oud burgemeester heeft verkocht aan het Oude Manhuis een losrente van £ 75
per jaar tegen de penning 16 met een hoofdsom van f 1.200. Hij verzekert dit op zijn huis, erf en
plaats in het Westnieuweland, belend ten Z: de weduwe van Jacob Willemsz. Brasser en ten N:
Andries Marinusz., strekkende voor van de straat tot achter aan de stadsvest. Het huis en erf is vrij en
niet belast.
Nr. 362 folio 198 d.d. 29-03-1608.
Pieter Tonisz. de Helt wonende alhier heeft verkocht aan Arien Dircxz. een huis en erf op de Laan,
belend ten W: Henrick Jacobsz. en ten O: Mees Willemsz. Koopsom f 625 carolus, te betalen met f 50
contant, welke de verkoper op St. Maarten zal ontvangen en de rest op f 25 carolus per jaar. Belast
met f 0-07-08 per jaar, te ontvangen door het Koningsveld convent te Delft. De koper zal in mindering
van de verkoopprijs betalen de oude kustingbrief welke Pieter Meesz. metselaar op het huis
sprekende heeft, inhoudende nog £ 495. Waarborg: de oude waarbrief.
Nr. 363 folio 198v. d.d. 29-03-1608.
Willem Jacobsz. wonende Rotterdam met procuratie van Henrick Barentsz. Noortberch gehuwd met
Hillegont Melchiorsdr., Jacob Mathijsz. metselaar gehuwd met Grietgen Melchiorsdr. en Jacob
Sijmonsz. gehuwd met Aeffgen Melchiorsdr., tezamen wonende Rotterdam en erfgenamen voor de
helft van Jan Jansz. Nagel hun oom en Jan Harmensz. lijndraaier met Pieter Jansz. Schaer kuiper, elk
voor hunzelf als erfgenamen van Neeltgen Gerritsdr., in leven weduwe van de voorsz. Jan Jansz.
Nagel, vervangende hun mede erfgenamen, voor de andere helft. Zij hebben opgedragen aan het
Weeshuis alhier een kustingbrief verleden voor schepenen alhier door Pieter Jansz. Muijs over de
koop van zijn huis en erf op het het Kerkhof alhier, nog inhoudende f 502, te betalen met f 30 per jaar,
gedateerd 21-06-1594. De weesmeesters zullen uit deze brief moeten betalen de somme van f 68 als
restant van de oude kustingbrief welke Jan Jansz. Nagel eertijds verleden heeft voor de koop van het
huis en erf. Het voorsz. huis zal kwiteren f 101 die Neeltgen Gerritsdr. van het Weeshuis heeft
genoten en dat zal hiermee dood en te niet zijn aangezien het van de voorn. brief zal worden
afgetrokken. De comparanten bekennen door de weesmeesters betaald en voldaan te zijn.
50