Scan 2, april 2001 - UMC Utrecht

hartdood in zwembad en wieg
Kopje onder
De diverse LQTS-types hebben ook een periode
waarin ze bij voorkeur toeslaan. Hoorntje: “Bij
type 1 ontstaan de aanvallen vooral op jonge
leeftijd, vanaf een jaar of vier. Type 2 openbaart
zich meestal pas na een jaar of tien en de eerste
aanvallen bij patiënten met type 3 doen zich
voor tussen de twintig en dertig jaar. Verder zie
je dat de ernst van de aanval over het algemeen
toeneemt met het stijgen van de leeftijd.”
Zelf raakte Hoorntje ‘getriggerd’ door de relatie
van het syndroom met zwemmen. Vooral bij
type 1 patiënten lokt een waterbad nogal eens
‘n aanval uit. Hoorntje: “Als op onze afdeling
een kind wordt binnen gebracht dat (bijna) is
verdronken, screenen we voortaan op LQTS. Als
na een zorgvuldige anamnese tenminste geen
andere verklaring voor het voorval kan worden
gegeven. Je moet natuurlijk eerst andere mogelijke
oorzaken uitsluiten, bijvoorbeeld dat het
kind onder water werd geduwd of dat het niet
kon zwemmen. Daarna is LQTS een reële optie.
Ook bij onverklaarde verdrinkingen bij het
schoolzwemmen, waarvan we de afgelopen tien
jaar diverse voorbeelden hebben gezien, kan het
syndroom in het spel zijn.”
Hoorntje onderzocht ook of onderdompeling
van het gelaat van patiënten met type 1 of 2 in
een bak water extra informatie oplevert voor
diagnostiek of preventie. Hoorntje: “Bij onder-
dompeling in koud water zie je op een hartfilmpje
inderdaad verschillen, maar de interpretatie
daarvan vraagt om de nodige voorzichtigheid.
De waargenomen verschillen geven in
elk geval een indicatie over het type LQTS dat
iemand heeft en welk gen daarbij waarschijnlijk
betrokken is. Dat maakt gerichte genetische
screening een stuk eenvoudiger.”
Paradoxen
Preventie ligt wat minder makkelijk. Hoorntje:
“Het zou natuurlijk mooi zijn als we bij patiënten
met type 1 in de onderdompelingstest lichte
afwijkingen zien, die waarschuwen voor groter
onheil in het zwembad. Die patiënten kunnen
nr 2 april 2001 17