Seksualiteit bij mensen met ernstige verstandelijke ... - Platform EMG
Seksualiteit bij mensen met ernstige verstandelijke ... - Platform EMG
Seksualiteit bij mensen met ernstige verstandelijke ... - Platform EMG
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2.3.2. Cognitieve ontwikkeling.<br />
De <strong>verstandelijke</strong> vermogens van een mens wordt de cognitie genoemd.De cognitie wordt<br />
aangeduid door middel van het IQ dat iemand heeft. Cognitief functioneren <strong>mensen</strong> <strong>met</strong><br />
evmb op ernstig of zeer ernstig verstandelijk beperkt niveau. Bij een <strong>ernstige</strong> verstandelijk<br />
beperking ligt het IQ tussen de 20 en 34. Bij een zeer <strong>ernstige</strong> <strong>verstandelijke</strong> beperking ligt<br />
het IQ tussen de 0 en 20. Het vaststellen van het IQ levert in de praktijk problemen op omdat<br />
er geen tests zijn die kunnen worden gebruikt voor deze doelgroep.<br />
2.3.3. Sociaal-emotionele ontwikkeling .<br />
Wanneer we kijken naar de normale ontwikkeling die een mens vanaf zijn geboorte doorloopt<br />
zijn er volgens Došen 5 verschillende ontwikkelingsfasen. Hieronder staan per<br />
ontwikkelingsfase de kenmerken van de sociaal emotionele ontwikkeling beschreven.<br />
Fase 1: Eerste adaptiefase (0 tot 6 maanden).<br />
Het kind maakt de eerste maanden een autistische fase door, gericht op het eigen innerlijk<br />
waar<strong>bij</strong> geen speciale aandacht voor de omgeving is. Vanaf de 2 e maand komt het kind in een<br />
symbiotische fase, het ervaart zich niet los van de primaire opvoeder. Onderscheid tussen “ik”<br />
en die ander is er niet. Vocalisatie en glimlach spelen een grote rol in de stimulatie van sociale<br />
interactie. Lichamelijk contact tussen kind en moeder wordt steeds intensiever als gevolg van<br />
de toegenomen aandacht van het kind voor de moeder, er is sprake van meer interactie. Het<br />
kind ontdekt het eigen lichaam. Omgang <strong>met</strong> volwassenen wordt voornamelijk gekleurd door<br />
het lichamelijk contact. Deze fase kenmerkt zich ook door een groeiende sociale interactie<br />
<strong>met</strong> de omgeving en het begin van een band <strong>met</strong> de verzorger. Er is sprake van het begin van<br />
de hechting en het opbouwen van basale emotionele veiligheid. Het kind beweegt zich in een<br />
spanningsveld van afstand nemen van de vertrouwde personen en hen tegelijkertijd hard<br />
nodig hebben.Er is sprake van affectkwaliteiten zoals het ervaren van angst, woede, excitatie<br />
en passiviteit. Er treden <strong>bij</strong>voorbeeld angstreacties op <strong>bij</strong> harde geluiden, bewegingen en<br />
lichtflitsen. Woede en agressiviteit zijn in deze fase nog voornamelijk op zichzelf gericht.<br />
Iemand in deze leeftijdsfase krijgt sensorische prikkels te verwerken, maar is niet in staat die<br />
prikkels tot een geheel te integreren en zich in complexe situaties te redden.<br />
Het kind leert van de eigen reflexmatige activiteiten. De eerste schema’s van actie en reactie<br />
vinden plaats, dit ontwikkelt zich doordat het kind stimuli aanpast aan de reactie van anderen.<br />
Fase 2: De eerste socialisatiefase (6 tot 18 maanden).<br />
Deze fase word gekenmerkt door verdere hechting en het opbouwen van basale emotionele<br />
veiligheid. In deze fase groeit het kind langzamerhand toe naar separatie en individualisatie.<br />
Het kind leert dat zijn activiteiten gevolg kunnen hebben (dat er iets door verandert in de<br />
omgeving). In deze fase komen psychische kwaliteiten tot ontwikkeling ,zoals herinnering,<br />
regulatie van impulsen. Vanaf ongeveer de 7 e maand is er sprake van imitatie, het kind wordt<br />
zich ervan bewust dat het aan contact <strong>met</strong> een ander persoon veiligheid, bevrediging en<br />
plezier kan beleven. Het kind durft zich van een afstand van de moeder te bewegen, maar<br />
heeft tegelijkertijd haar na<strong>bij</strong>heid nodig. In deze behoefte maakt het kind gebruik van<br />
“transitional objects”, <strong>bij</strong>voorbeeld een teddybeer of een ander vertrouwd object. Dat het kind<br />
zich begint te hechten valt af te lezen aan het onderscheid dat wordt gemaakt tussen vreemden<br />
en bekenden. Door een optimale veilige gehechtheid heeft een kind het basisveiligheidsgevoel<br />
van waaruit een zelfstandig persoon kan groeien.