10.09.2013 Views

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Godswoord tot hun bemoediging.<br />

Men lette erop, dat de schrijftrant hier min<strong>der</strong> schools-nauwkeurig is, dan wij in geschreven stukken<br />

gewoon zijn. In vs. 2 is gezegd, dat het woord <strong>der</strong> HEEREN door den dienst van Haggai uitging als<br />

volgt. Men zou dus nu aanstonds verwachten [17] de door Haggai tot het volk gesproken woorden. In<br />

plaats daarvan geeft vs. 2 de woorden, door den HEERE tot Haggai gesproken. Intussen deelt de<br />

auteur daardoor toch vanzelf ook mede, wat Haggai gesproken heeft. Zijn mededeling is dus<br />

duidelijk genoeg, mits men hem maar niet al te schools aan de letter houdt. Men vergelijke ook Jona<br />

2:1 vv.<br />

De profeet richt zich — vs. 4 .— speciaal tot hen, die den tempel van Salomo hebben gekend; daar<br />

de verwoesting hiervan nog geen 70 jaar geleden was, konden er nog zulken in leven zijn. Aan dezen<br />

dus, die "dit huis nog in zijn vroegere heerlijkheid" hebben gezien, stelt hij de vraag: "en hoe ziet gij<br />

het nu? is het niet als niets in uw ogen?" 1 Haggai weet, dat de vergelijking tussen het verleden en<br />

het heden zich aan sommige toeschouwers vanzelf opdringt. Vier weken zijn er verlopen, sinds men<br />

(op den 24en <strong>der</strong> 6e maand, 2:la) den tempelbouw weer ter hand genomen had. Waarschijnlijk<br />

waren dit slechts drie werk-weken, want al was alleen op den eersten en op den achtsten dag alle<br />

arbeid verboden, toch is wel waarschijnlijk, dat de tempelbouw gedurende het feest stilstond. In<br />

ie<strong>der</strong> geval: ver gevor<strong>der</strong>d kan de arbeid nog niet zijn geweest. Maar er was toch een begin en het<br />

aanschouwen van dat nieuwe begin deed licht de gedachten, vooral van de ou<strong>der</strong>e generatie, vol<br />

weemoed teruggaan naar de zoveel glorievoller dagen van Salomo's tempel. Zo was het óók geweest<br />

bij het leggen van den grondsteen, Ezra 3:12; en een <strong>der</strong>gelijke stemming veron<strong>der</strong>stelt ook Haggai<br />

thans bij de oudste generatie. Die herbouw schijnt hun, vergeleken bij wat verwoest werd, "als<br />

niets". Men denke hierbij zowel aan hetgeen ze er reeds van zagen (de afmetingen, ten dele<br />

misschien ook het reeds aangebrachte ordinaire hout van Juda's bergen, dat allicht mede moest<br />

dienen om het ce<strong>der</strong>hout te vervangen), als aan wat zij, op grond van de hun bekende<br />

omstandigheden, ervan verwachten konden: waar zou men bv. het goud vinden, waarmede<br />

Salomo's tempel getooid was geweest?<br />

5, 6 Tegenover deze ontmoedigende gedachten stelt nu de profeet de vertroostende Godsbelofte.<br />

Na Zerubbabel en Jozua noemt hij "al gij volk des lands", een uitdrukking, waarmede hier 2 blijkbaar<br />

wordt bedoeld het Joodse volk ("volk" dan genomen als de "massa" in on<strong>der</strong>scheiding van de<br />

hoofden, die afzon<strong>der</strong>lijk zijn genoemd, vgl. Zach. 7:5). Zij allen worden opgewekt "moed te<br />

scheppen" (of: sterk, [18] goedsmoeds te zijn), en het werk dapper voort te zetten; want — en hier<br />

wordt herhaald de belofte van 1 :13 —:de HEERE is met hen. Vs. 6 werkt dit nog na<strong>der</strong> uit. Vooreerst<br />

herinnert de HEERE aan het bij den Sinai door Hem met Israel gesloten verbond (eigenl. staat er:<br />

"het woord"; uit het volgende: "dat Ik met u sloot" wordt echter duidelijk, dat "woord" hier aanduidt<br />

het verbond, dat door het woord <strong>der</strong> Goddelijke toezegging is tot stand gekomen). Van dit verbond<br />

zegt de HEERE — zo onze in de vertaling weergegeven opvatting juist is — dat Hij daaraan zal<br />

gedenken, en dienovereenkomstig dus met Israel zal zijn. En: "mijn Geest staat in uw midden". Men<br />

vgl. Jes. 63:10 vv., waar gezegd wordt, dat de HEERE in de woestijn (en ook nog in Kanaän) zijn<br />

heiligen Geest gaf in Israels midden; en dat die Geest hen door de woestijn naar Kanaän leidde, vgl.<br />

Neh. 9:20. We zullen hierbij allereerst aan Mozes en an<strong>der</strong>e leidslieden moeten denken, aan wie die<br />

Geest bijzon<strong>der</strong> was geschonken; maar de uitdrukking heeft nog ver<strong>der</strong>e strekking, en zegt geheel in<br />

het algemeen, dat die Geest door zijn inwerking op de leidslieden, en voorts door heel zijn<br />

ondoorgrondelijke Goddelijke werkzaamheid, Israels eigenlijke Leidsman was. Evenzo zal ook thans<br />

die Geest in Israels midden werken, en tot den tempelbouw kracht, bezieling en bestiering schenken,<br />

1 Haggai spreekt dus eigenlijk niet van twee tempels, maar van één, met twee verschijningsvormen; m. a. w. de<br />

herbouwde tempel is voor hem de voortzetting van den verwoesten.<br />

2 Evenzo Zacharia 7:5. Daarentegen wordt in Ezra 4:4 de uitdrukking gebruikt tot aanduiding van de half-<br />

Heidense bevolking <strong>der</strong> omgeving, speciaal de Samaritanen, zie Inleiding; vgl. ook Ezra 10:2 en Neh. 10:32,<br />

waar "volk" in het meervoud staat, en Ezra 9:1 en Neh. 9:30, waar beide woorden in het meervoud staan.<br />

10

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!