10.09.2013 Views

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

macht beroofd, de vloek over wat het eens had gedaan was door Cyrus (die de stad immers<br />

gespaard had) slechts zeer ten dele voltrokken en bleef op Babel rusten. Intussen wijst de<br />

uitdrukking "de volken, enz." er op, dat de profeet niet uitsluitend aan Babel denkt; en ook in vs. 9<br />

schijnt de uitspraak "zij zullen ten buit worden aan wie hen dienden (of: aan hun slaven)" te spreken<br />

van een heerserspositie, zoals Babel toen niet meer bezat. We nemen daarom aan, dat de profeet<br />

het oog heeft op de volkerenmacht in meer algemenen zin, waarbij ook het Perzische wereldrijk, dat<br />

Juda toch bleef knechten, niet is buiten te sluiten, vgl. boven bij Zach. 1:15, 21; zie ook Hagg. 2:8, 23<br />

(en het daar, achter vs. 10, opgemerkte aangaande de vervulling).<br />

Wat de HEERE nu aangaande Juda's plun<strong>der</strong>aars zegt, is allereerst: "wie ulieden {nl. de Judeeërs)<br />

aantast, tast mijn oogappel aan"; een sterk-mensvormige uitdrukking, die zegt, dat door het leed,<br />

dat den Judeeërs is aangedaan, de HEERE a. h. w. zelf, en dan nog wel op een uiterst gevoelige plek,<br />

getroffen is. M. a. w. zijn grote liefde voor Juda sluit in zich een hevig toornen tegen Juda's<br />

on<strong>der</strong>drukkers, vgl. 1:15. Hiermede is dus feitelijk uitgesproken, dat deze natiën aan het Goddelijk<br />

strafgericht vervallen zijn, wat trouwens ook in vs. 6 reeds wordt on<strong>der</strong>steld.<br />

In vs. 9 volgt nu nog de uitdrukkelijke gerichtsaankondiging. De HEERE zal "tegen hen" (d.i. tegen<br />

Juda's plun<strong>der</strong>aars) "zijn hand zwaaien"; dit is een gebaar van dreiging, en des HEEREN dreiging is<br />

met kracht, vgl. Jes. 11:15 (in tegenstelling met de machteloze dreiging van den Assyriër, Jes. 10:32).<br />

Dus is, a. h. w. door één Goddelijk handgebaar, het lot van Juda's overweldigers beslist: zij zullen ten<br />

buit worden aan wie hen dienden, d.i. aan de door hen on<strong>der</strong>worpen volken; waarmede de<br />

on<strong>der</strong>gang van hun macht en glorie op tekenende wijze is uitgedrukt. — Het slot van het vers is o.i.<br />

een betuiging van den profeet, dat door de vervulling de Judeeërs zullen gewaarworden, dus als<br />

voor hun ogen zullen zien, dat hij, Zacharia, door den HEERE was gezonden (vgl. vs. 8). De profeet<br />

geeft aldus nogmaals een krachtige verzekering, dat zijn voorzegging betrouwbaar is, vgl. vs. 11, en<br />

4:9; 6:15. (Dat hij pas den HEERE als "Ik" heeft laten spreken, en nu met "mij" zichzelf als spreker<br />

aanduidt, is een persoonsverwisseling, die bij de profeten meermalen voorkomt; voor de mening,<br />

dat hier, en reeds van vs. 6 af, niet de profeet, maar de Engel des HEEREN aan het woord zou zijn,<br />

die enerzijds God is, en an<strong>der</strong>zijds kan zeggen gezonden te zijn, bestaat o.i. dan ook geen grond; en<br />

het is zeker veel natuurlijker, te denken aan een betuiging van den profeet aangaande zijn<br />

Goddelijke zending; dit is ook el<strong>der</strong>s de meest aannemelijke opvatting dezer woorden, vgl. vs. 11;<br />

4:9; en vooral 6:15).<br />

[64] De vervulling is, zover onze profetie op de stad Babel betrekking heeft, reeds spoedig begonnen.<br />

In 488 v. C. werd de stad, die tegen het Perzisch gezag in opstand was gekomen, door Darius<br />

getuchtigd, waarbij de muren en torens werden geslecht. Later werden de gouden beeldzuilen van<br />

Bel en de tempelschatten door Xerxes geroofd. Latere heersers als Alexan<strong>der</strong> en Antiochus de Grote<br />

waren de stad gunstiger gezind; maar toch waren er reeds ten tijde van Plinius nog slechts<br />

puinhopen van over.<br />

Voorzover de profetie ziet op de volkerenwereld in bre<strong>der</strong>en zin, zie men hetgeen bij Hagg. 2:1-10<br />

aangaande de vervulling is opgemerkt.<br />

10-13 Hier neemt de profeet weer rechtstreeks het thema van Sions toekomst op, en sluit zich dus<br />

weer nauwer aan bij de gedachte van het laatste visioen, vs. 1-5; vgl. ook 1:16.<br />

De ,,dochter Sion" (d.i. Sion of Jeruzalem, voorgesteld als vrouw of maagd) verheuge zich, want de<br />

HEERE komt tot haar om in haar midden te wonen. Eertijds heeft Hij de stad in zijn toorn verlaten,<br />

om de zonde zijns volks (men vergelijke Ezechiëls visioenen, waarin hij de heerlijkheid des HEEREN<br />

ziet wegtrekken uit den tempel, Ez. 9:3; 10:4, 18; 11:22 v.); thans wil Hij we<strong>der</strong>keren, om er opnieuw<br />

te wonen; immers wordt ook zijn huis herbouwd, 1:16; vgl. ook 2:5.<br />

In vs. 11 verruimt zich de blik: vele volken zullen zich bij den HEERE aansluiten, d.i. zich bij Hem en<br />

38

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!