10.09.2013 Views

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

misoogsten waren niet hun enig ongeluk. Ook een karig deel kan nog bevrediging schenken, als de<br />

zegen Gods er op rust. Maar daaraan juist heeft het hun ontbroken. Zij hebben zich arm en<br />

ongelukkig gevoeld, meer nog dan uit de misoogsten alleen behoefde voort te vloeien: de vloek<br />

Gods rustte op hen en op het hunne.<br />

7, 8 Na herhaling <strong>der</strong> opwekking, op dit alles nauw-' keurig te letten, laat de profeet den oproep<br />

horen, den tempelbouw ter hand te nemen. (De veron<strong>der</strong>stelling is natuurlijk, dat de in vs. 6<br />

beschreven vloek zijn oorzaak vond in het nalaten van den tempelbouw, vs. 9v.). "Het gebergte in,<br />

om hout te halen!" zo luidt — vs. 8 — het profetische parool. Het gebergte in de nabijheid van<br />

Jeruzalem (men zal speciaal moeten denken aan het ten Z. van Jeruzalem gelegen gebergte van<br />

Juda) moet destijds meer bebost zijn geweest dan thans, vgl. Neh. 2:8; 8:15. Natuurlijk waren er<br />

behalve het hout (dat voor deur, beschot en dak moest dienen), [14] ook stenen nodig, 2:16; maar<br />

deze lagen er nog van den vorigen tempel. Het hout daarentegen was bij de verwoesting verbrand, 2<br />

Kon. 25:9; Jer. 52:13. Nu had men zeventien jaar geleden, toen men den herbouw begon voor te<br />

bereiden, aan de Feniciërs landbouwprodukten geleverd voor ce<strong>der</strong>hout van den Libanon, Ezra 3:7.<br />

Misschien was dit ce<strong>der</strong>hout niet alleen gekomen, maar ook zolang bewaard gebleven. Ook dan was<br />

er nog behoefte genoeg aan min<strong>der</strong> kostbaar hout voor steigerwerk, loodsen enz. En voorzover er<br />

voor den tempel zelf geen voldoende ce<strong>der</strong>hout aanwezig was, zal het ordinaire hout de plaats<br />

hiervan hebben moeten innemen; want tot een nieuwen aankoop van ce<strong>der</strong>hout zal men wegens de<br />

ongunst <strong>der</strong> tijden niet in staat zijn geweest.<br />

Het herbouwen van den tempel zal tot vrucht hebben, dat de HEERE "daaraan", d.i. aan dien<br />

herbouwden tempel, welgevallen zal hebben, en daaraan "Zich verheerlijken" zal, nl. doordat Hij<br />

heerlijkheid verleent aan zijn huis, 2:7 vv.; vgl. ook Jes. 60:13.<br />

9-11 De profeet komt terug op den on<strong>der</strong>vonden rampspoed. Wat een teleurgestelde<br />

verwachtingen! De akker, die veel beloofde, bracht weinig op; en ook op hetgeen men in huis<br />

haalde, rustte de vloek (vgl. vs. 6): de HEERE blies er in, zodat het wegstoof, en zo maar verdwenen<br />

was, vgl. 2:17. En thans noemt Haggai ook uitdrukkelijk de reden: het is, omdat men het huis des<br />

HEEREN in puin liet liggen, en zich enkel beijverde, zijn eigen huis in orde te brengen. We zien<br />

hieruit, dat er in de jaren, aan Haggai's optreden (17 jaar na den terugkeer) voorafgaand, nog heel<br />

wat te doen is geweest om de teruggekeerden definitief on<strong>der</strong> dak te brengen; Haggai laakt dien<br />

arbeid niet, maar wel, dat men daarbij den tempel vergat, en dus God zijn eer niet gaf.<br />

Daarom — vs. 10 — heeft de hemel den dauw teruggehouden 1 en de aarde haar vrucht. Palestina<br />

heeft over het algemeen een sterke dauwvorming; in de regenloze zomermaanden is de dauw voor<br />

den plantengroei van de grootste betekenis.<br />

Voorts heeft de HEERE — vs. 11 — in het algemeen (dus ook door den regen in te houden) droogte<br />

gebracht over het land en alle gewassen, met als gevolg misoogsten <strong>der</strong> laatste jaren.<br />

12-14 Haggai's woord vindt een goeden ingang bij Zerubbabel en Jozua, en "het gehele overblijfsel<br />

des volks", d.w.z. het thans in Kanaän aanwezige Joodse volk, dat slechts een "overblijfsel" is van het<br />

veel grotere volk, dat daar eenmaal heeft gewoond. Tot dit "overblijfsel" (vgl. Zach. 8:6) is [15] zeker<br />

ook te rekenen de volksgroep, voortgekomen uit de in 586 in het land overgebleven Judeeërs; maar<br />

de kern vormden toch blijkbaar de uit de ballingschap teruggekeerden. — Dat het volk hoorde naar<br />

het profetische woord, komt allereerst hierin uit, dat ze door vrees voor den HEERE werden<br />

aangegrepen (letterl.: "en het volk vreesde voor den HEERE", maar dit betekent dan, dat die vrees<br />

zich op dit ogenblik van hen meester maakte). Die vrees komt hieruit voort, dat zij, Haggai's<br />

bestraffing gelovig aannemend, nu op eenmaal de hand des HEEREN zien in den rampspoed, die hen<br />

trof, en hun zonde en schuld inzien. Die vrees houdt in, dat ze met schrik denken aan de<br />

1 Haggai spreekt niet in wetenschappelijke taal; wanneer wij dus thans aannemen, dat de dauw gevormd wordt<br />

doordat in de lucht aanwezige waterdamp tengevolge van afkoeling overgaat in vloeibaren toestand, wordt dit<br />

door de uitdrukking, dat de hemel de dauw geeft, vgl. Zach. 8 : 12, niet ontkend.<br />

8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!