10.09.2013 Views

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

Korte Verklaring der Heilige Schrift DE KLEINE PROFETEN

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

tot het voortzetten van den bouw in lag opgesloten.<br />

Ongegrond is de mening van nieuwere verklaar<strong>der</strong>s, als zou dit visioen zijn achtergrond hebben in de<br />

bedenkingen, die sommigen (waarschijnlijk zij, die bij de wegvoering in het land waren<br />

achtergebleven) tegen Jozua's hogepriesterschap inbrachten, waarbij ze dan zouden aangevoerd<br />

hebben, dat Jozua door zijn verblijf in de ballingschap verontreinigd was geworden en dus voor het<br />

hogepriesterschap ongeschikt was. Van een <strong>der</strong>gelijken tegenstand weten we overigens niets, en<br />

ook ons visioen spreekt er niet van.<br />

Wel echter toont ons visioen, dat er — met het oog op de te wachten voltooiing van den<br />

tempelbouw, en de daardoor nodig wordende volledige herstelling van den hogepriesterlijken dienst<br />

— aan een <strong>der</strong>gelijke afkondiging van Jozua's ambtsherstelling naar het Goddelijk oordeel behoefte<br />

was. Eensdeels misschien, om de bedenkingen, die bij Jozua zelf en bij het goedgezinde volksdeel<br />

konden opkomen, weg te nemen, en eventuelen tegenstand van min<strong>der</strong> goed gezinden af te wijzen.<br />

Maar zeker niet min<strong>der</strong> om te voorkomen, dat Jozua en het volk deze volledige herstelling van den<br />

hogepriesterlijken dienst als iets vanzelfsprekends zouden aanvaarden; en om, in tegenstelling met<br />

zulk een opvatting, deze herstelling te tonen als het werk van de schuldvergevende genade van Hem,<br />

"die Jeruzalem verkiest".<br />

Natuurlijk is deze ambtsherstelling van Jozua niet uitsluitend, noch allermeest, voor hemzelf van<br />

betekenis. Het eigenlijke is, dat in Jozua het Aäronietisch priesterschap weer in ere wordt hersteld,<br />

en daar het hogepriesterschap strekt tot heil des volks, en de hogepriester het volk bij God<br />

vertegenwoordigt, is de hier gegevene belofte bestemd voor heel het volk. (In verband daarmede<br />

wordt aan dit alles in vs. 8-11 dan ook een belofte van nog ver<strong>der</strong>e strekking toegevoegd). —<br />

Tenslotte: [67] gelijk de Oudtestamentische hogepriester in het algemeen type is van den enigen<br />

Hogepriester Jezus (een naam, die met den naam Jozua wezenlijk één is), zo wijst het hier<br />

beschrevene typisch heen naar den dag, waarp alle schuld en smaad, die Deze droeg (maar dan<br />

enkel om de zonden zijns volks en niet, zoals Jozua, ook om zijn eigen zonden) van Hem zal genomen<br />

worden, en Hij ook als hogepriester met ere en heerlijkheid zal worden gekroond, vgl. Hebr. 8:1 enz.<br />

1 "Hij" (d.i. de HEERE, vgl. 1:20) doet Zacharia een an<strong>der</strong> visioen schouwen. De persoon, die in het<br />

middelpunt van de profetische belangstelling treedt, is de hogepriester Jozua (vgl. Inleiding op<br />

Haggai blz. 7). Jozua "staat" vóór den Engel des HEEREN (vgl. bij 1:11). Deze treedt hier op als<br />

vertegenwoordiger van den HEERE zelf, dien Zacharia in zijn visioenen, in on<strong>der</strong>scheiding van ou<strong>der</strong>e<br />

profeten als Amos en Jesaja, nimmer ziet. Waarschijnlijk hebben we ons den Engel in het begin als<br />

gezeten voor te stellen, zie bij vs. 5. — Behalve van Jozua wordt later (vs. 4) nog van an<strong>der</strong>en gezegd,<br />

dat ze "staan vóór" den Engel; dit zijn dan echter dienaren (engelen), die we ons te denken hebben<br />

als terzijde vóór den Engel staande, terwijl Jozua vlak vóór Hem staat, met het gelaat naar Hem<br />

toegewend. Het toneel zal in den hemel zijn, vgl. vs. 7; misschien, evenals in 1:8 vv., aan den ingang<br />

des hemels; dan kan men zich het ver<strong>der</strong> zó voorstellen, dat Jozua vóór den ingang staat (vgl. vs. 7,<br />

waar hem de toegang wordt beloofd). Men heeft het hier beschrevene wel een rechtszitting<br />

genoemd, maar dit past toch niet voor het slot, waarin alles culmineert: Jozua's investituur als<br />

hogepriester (vs. 5-7), en eigenlijk ook niet voor de daaraan voorafgaande ontzondiging (vs. 3 v.);<br />

alleen het begin doet enigszins aan een rechtszitting denken. — Aan Jozua's rechterhand staat nl. de<br />

Satan, de vijand van des HEEREN knechten (vgl. Job 1:6, enz., en 1 Kron. 21:1) om hem tegen te<br />

staan. Wat die rechterhand betreft, men heeft uit Ps. 109:6 afgeleid, dat bij rechtszittingen de<br />

aanklager rechts van den aangeklaagde placht te staan; wat dan op ons tafereel zou zijn<br />

overgedragen. Intussen wordt ook van den helper gezegd, dat hij aan iemands rechterhand staat, Ps.<br />

109:31; het is daarom ook mogelijk, dat in deze plaatsen "aan zijn rechterhand" slechts een meer<br />

tekenende uitdrukking is voor "aan zijn zijde". — Dit "tegenstaan" beoogt natuurlijk, Jozua buiten te<br />

sluiten van de Goddelijke gunst en van het hogepriesterlijke ambt. In het volgende is sprake van<br />

Jozua's "zondeschuld" (vs. 4), en het "tegenstaan" des Satans draagt dan ook zeker in belangrijke<br />

mate het karakter van "beschuldigen" of "verklagen", Openb. 12:10; waarbij hij zich in dit geval dan<br />

kan gronden op de werkelijkheid; of hij daaraan ook ongegronde verdachtmaking toevoegt, zoals in<br />

40

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!