Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Genesis</strong> 9 Gods verbond met Noach<br />
20 En Noach bouwde den HEERE een altaar; en hij nam van al het reine vee en van al het rein<br />
gevogelte en offerde brandoffers <strong>op</strong> dat altaar.<br />
Er waren voortdurend tekenen voor hun ogen nodig om hen eraan te herinneren, dat er geen<br />
omgang met God mogelijk was zonder de Middelaar. Voor God stinken alle offers die niet met de<br />
reuk van het geloof zijn <strong>door</strong>trokken.<br />
21 En de HEERE rook dien lieflijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan<br />
den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil, want het gedichtsel van des mensen<br />
hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik<br />
gedaan heb.<br />
Noach bedoelde niets anders te belijden, dan dat hij zijn leven en dat van de dieren aan de<br />
barmhartigheid Gods alleen had te danken. Deze vroomheid was als een goede en lieflijke reuk voor<br />
God, zoals men vindt in Psalm 116:12 en 13 1. Niet alleen wordt het vonnis geveld over de bedorven<br />
zeden, maar de slechtheid wordt gezegd aangeboren te zijn, zodat niets dan kwaad <strong>op</strong>welt. Laten de<br />
mensen erkennen dat zij, zoals ze uit Adam worden geboren, een maaksel zijn vol boosheid, en dat zij<br />
daar<strong>door</strong> alleen verkeerde gedachten vormen, totdat ze een nieuw werk van Christus worden, en <strong>door</strong><br />
Zijn Geest tot een ander leven worden omgezet. Er is geen twijfel aan, of de Heere bedoelt dat het<br />
verstand van de mens zelf verkeerd en helemaal <strong>door</strong> het kwade besmet is, zodat alle gedachten die<br />
daaruit te voorschijn komen, slecht zijn.<br />
22 Voortaan, al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter,<br />
en dag en nacht niet <strong>op</strong>houden.<br />
<strong>Genesis</strong> 9<br />
Gods verbond met Noach<br />
1 EN God zegende Noach en zijn zonen, en Hij zeide tot hen: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt,<br />
en vervult de aarde;<br />
2 En ulieder vrees en ulieder verschrikking zij over al het gedierte der aarde en over al het gevogelte<br />
des hemels, in al wat zich <strong>op</strong> den aardbodem roert en in alle vissen der zee; zij zijn in<br />
uw hand overgegeven.<br />
Wij zien wel, dat woeste dieren mensen aanvallen en velen verscheuren en verslinden (en geen<br />
wonder, want als wij brutaal <strong>op</strong>staan tegen God, waarom zouden de dieren niet tegen ons <strong>op</strong>staan),<br />
maar als God hun woestheid niet wonderlijk in toom hield, zou het meteen gedaan geweest zijn met<br />
het menselijke geslacht. Vanwaar komt het dat slangen ons sparen, dan omdat Hij hun giftigheid bedwingt?<br />
Vanwaar komt het dat tijgers, olifanten, leeuwen, beren, wolven en ontelbare andere wilde<br />
dieren niet al wat mens is, verslinden, verscheuren en verteren, dan <strong>door</strong>dat zij <strong>door</strong> deze onderwerping<br />
als <strong>door</strong> een teugel worden tegengehouden ? Dat wij dus ongedeerd blijven, hebben wij te danken<br />
aan die bijzondere bescherming en bewaring van God. Dat ossen gewoonlijk onder het juk gaan, dat<br />
de woestheid van paarden wordt bedwongen, zodat ze berijders toelaten, of gezadeld worden om lasten<br />
te dragen, dat koeien melk verschaffen en zich geduldig laten melken, dat schapen stil zijn onder<br />
de hand van de scheerder, vloeit voort uit die heerschappij, die (hoewel voor een groot deel verminderd)<br />
toch niet geheel is afgeschaft.<br />
3 Al wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze; Ik heb het u alles gegeven, gelijk het groene<br />
kruid.<br />
Wordt dit woord (1 Timotheüs 4:4 en 5 2) <strong>op</strong>geheven, dan zal niemand met een mondvol brood<br />
zijn lichaam voeden en verkwikken, zonder tegelijk zijn ziel te bezoedelen. Met dit woord spreekt Hij<br />
1 Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden, aan mij bewezen ? Ik zal den beker der verlossingen<br />
<strong>op</strong>nemen, en den Naam des HEEREN aanroepen.<br />
2 Want alle schepsel Gods is goed, en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde; Want het<br />
wordt geheiligd <strong>door</strong> het Woord Gods en <strong>door</strong> het gebed.<br />
18