Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Genesis</strong> 18 God belooft Abraham <strong>op</strong>nieuw een zoon<br />
17 Toen viel Abraham <strong>op</strong> zijn aangezicht en hij lachte; en hij zeide in zijn hart: Zal een die<br />
honderd jaar oud is, een kind geboren worden; en zal Sara, die negentig jaar oud is, baren?<br />
18 En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismaël mocht leven voor Uw aangezicht!<br />
19 En God zeide: Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam<br />
noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond met hem <strong>op</strong>richten, tot een eeuwig verbond zijn zade na<br />
hem.<br />
20 En aangaande Ismaël heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem gezegend en zal hem vruchtbaar<br />
maken en hem gans zeer vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik zal hem tot<br />
een groot volk stellen.<br />
21 Maar Mijn verbond zal Ik met Izak <strong>op</strong>richten, dien u Sara <strong>op</strong> dezen gezetten tijd in het andere<br />
jaar baren zal.<br />
Al hebben wij nu overvloed van alle genot en goed, toch is ons geluk vergankelijk, tenzij wij in<br />
geloof <strong>door</strong>dringen tot het hemelse rijk van God, waarin een grotere en hogere zegen voor ons is weggelegd.<br />
22 En Hij eindigde met hem te spreken; en God voer <strong>op</strong> van Abraham.<br />
23 Toen nam Abraham zijn zoon Ismaël en al de ingeborenen van zijn huis en alle gekochten<br />
met zijn geld, al wat mannelijk was onder de lieden van het huis van Abraham; en hij besneed<br />
het vlees hunner voorhuid, even ten zelven dage, gelijk als God met hem gesproken had.<br />
24 En Abraham was oud negen en negentig jaar, als hem het vlees zijner voorhuid besneden<br />
werd.<br />
25 En Ismaël, zijn zoon, was dertien jaar oud, als hem het vlees zijner voorhuid besneden werd.<br />
26 Even <strong>op</strong> dezen zelven dag werd Abraham besneden, en Ismaël, zijn zoon.<br />
27 En alle mannen van zijn huis, de ingeborene des huizes, en de gekochte met geld, van den<br />
vreemde af, werden met hem besneden.<br />
God schijnt heden een onmogelijk uitvoerbare zaak te bevelen, als Hij wil dat overal in de hele<br />
wereld Zijn evangelie gepredikt zal worden, om haar van de dood tot het leven terug te brengen. We<br />
zien hoe groot de hardnekkigheid is van bijna allen, hoe vele en hoe krachtige aanslagen satan [tegen<br />
de prediking van het evangelie] in het werk stelt, zodat zelfs bij het begin alle wegen zijn afgesloten.<br />
Toch past het elk deze dienst te volbrengen, en niet voor de belemmeringen uit de weg te gaan.<br />
<strong>Genesis</strong> 18<br />
God belooft Abraham <strong>op</strong>nieuw een zoon<br />
1 DAARNA verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van Mamre, als hij in de deur der<br />
tent zat, toen de dag heet werd.<br />
2 En hij hief zijn ogen <strong>op</strong> en zag, en zie, er stonden drie mannen tegenover hem; als hij hen<br />
zag, zo liep hij hun tegemoet van de deur der tent, en boog zich ter aarde.<br />
Het natuurlijke gevoel zelf schrijft ons voor, dat vreemdelingen het meest geholpen moeten<br />
worden. Want er zijn geen mensen die meer medelijden en hulp verdienen, dan diegenen die wij beroofd<br />
zien van vrienden en van huiselijk comfort. Het is vreselijke wreedheid, hen trots te verachten<br />
die, van gewone hulpmiddelen verstoken, tot onze bijstand de toevlucht nemen. Laten wij uit Abrahams<br />
voorbeeld vaststellen, dat zo dikwijls broeders ons tegemoet komen, die onze hulp behoeven,<br />
deze van Godswege ons worden aangeboden.<br />
3 En hij zeide: Heere, heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, zo ga toch niet van Uw knecht<br />
voorbij.<br />
4 Dat toch een weinig water gebracht worde, en wast uw voeten, en leunt onder dezen boom.<br />
5 En ik zal een bete broods langen, dat gij uw hart sterkt; daarna zult gij voortgaan, daarom<br />
omdat gij tot uw knecht overgekomen zijt. En zij zeiden: Doe zoals gij gesproken hebt.<br />
39