12.09.2013 Views

Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters

Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters

Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Genesis</strong> 27 De eerstgeboortezegen<br />

Het nut van deze leer strekt zich uit tot heel de kerk: dat wij zeker weten dat alles wat de herauten<br />

van het evangelie ons <strong>op</strong> Gods bevel beloven, krachtig en vast zal zijn, omdat zij niet spreken als<br />

privé personen, maar als <strong>op</strong> Gods eigen bevel. De zwakheid van de dienaar verhindert niet dat voor<br />

Gods Woord zijn waarheid, kracht en uitwerking vaststaat. Hij die zich aanbiedt als borg van eeuwige<br />

zegen en leven, is aan de algemene ellende en de dood onderworpen, maar toch is de belofte van<br />

kracht. Hij die ons vrijspreekt van zonden, is een zondaar, maar omdat dit ambt hem van Godswege is<br />

<strong>op</strong>gelegd, wankelt de vastheid van deze genade die in God is geworteld, nooit.<br />

34 Als Ezau de woorden zijns vaders hoorde, zo schreeuwde hij met een groten en bitteren<br />

schreeuw gans zeer; en hij zeide tot zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijn vader.<br />

Ezau bereikt niets, omdat hij niet de deur van het geloof ingaat. Ook de ware godsvrucht perst<br />

er bij Gods kinderen geween en groot geschreeuw uit. Zij die nalaten God te volgen wanneer Hij<br />

roept, roepen Hem daarna tevergeefs aan, wanneer Hij hun de rug heeft toegekeerd. Zolang God ons<br />

toespreekt en uitnodigt, is de deur van het Koninkrijk der hemelen enigermate ge<strong>op</strong>end, en die gelegenheid<br />

moeten we te baat nemen, als we willen ingaan. Paulus omschrijft de welaangename tijd en de<br />

dag der zaligheid als ons <strong>door</strong> het evangelie genade wordt voorgesteld. Wij moeten vrezen, als wij ons<br />

doof houden voor Gods stem als die tegenwoordig is, Hij Zelf Zich <strong>op</strong> Zijn beurt doof zal houden<br />

voor ons geroep. Maar men vraagt, hoe met deze weigering de belofte is te rijmen: ―Wanneer een zondaar<br />

zich bekeert van al zijn zonden die hij gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhoudt, en doet<br />

recht en gerechtigheid, dan zal hij gewis leven, hij zal niet sterven.‖ Vervolgens schijnt het niet met<br />

Gods barmhartigheden overeen te komen, het zuchten te verwerpen van hen die verslagen over hun<br />

ellende, tot Zijn genade de toevlucht nemen. Berouw, als het maar waar en <strong>op</strong>recht is, zal nooit te laat<br />

komen, en de zondaar, als hij zichzelf hartelijk mishaagt, zal vergiffenis ontvangen. Omdat Ezau zonder<br />

geloof en berouw (in tranen) uitbreekt om de zegen te begeren, is het geen wonder, dat hij afgewezen<br />

wordt. Het begin van bekering is, dat men smart krijgt over zijn zonde en zichzelf mishaagt.<br />

35 En hij zeide: Uw broeder is gekomen met bedrog, en heeft uw zegen weggenomen.<br />

36 Toen zeide hij: Is het niet omdat men zijn naam noemt Jakob, dat hij mij nu twee reizen<br />

heeft bedrogen? Mijn eerstgeboorte heeft hij genomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen genomen.<br />

Voorts zeide hij: Hebt gij dan geen zegen voor mij uitbehouden?<br />

37 Toen antwoordde Izak en zeide tot Ezau: Zie, ik heb hem tot een heer over u gezet, en al<br />

zijn broeders heb ik hem tot knechten gegeven; en ik heb hem met koren en most ondersteund;<br />

wat zal ik u dan nu doen, mijn zoon?<br />

God wil, dat de gelovigen zó van Hem afhankelijk zullen zijn, dat zij zich veilig verlaten <strong>op</strong> het<br />

woord dat hun <strong>door</strong> ‘s mensen tong, <strong>op</strong> Zijn bevel, wordt aangekondigd. Zo zegt men dat zij die<br />

slechts boden en tolken zijn van de genadige vergiffenis, de zonden vergeven.<br />

38 En Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij maar dezen énen zegen, mijn vader? Zegen mij, ook<br />

mij, mijn vader. En Ezau hief zijn stem <strong>op</strong> en weende.<br />

Ongelovigen betreuren als straf hen kwelt, het geluk dat zij missen, maar ondertussen houden<br />

zij niet <strong>op</strong> om in hun ondeugden behagen te scheppen. Ja, zo weinig verlangen zij van harte naar de<br />

gerechtigheid Gods, dat ze liever hebben dat Zijn Naam wordt verdelgd. Van die aard is het gekners<br />

der tanden en het geween in de hel zelf, dat het de verworpenen niet aanzet om God te zoeken, maar<br />

hen alleen verteert <strong>door</strong> verborgen kwellingen. Intussen blijft de geestelijke zegen ongeschonden in<br />

Jacobs bezit, en omdat Ezau weigert zich bij hem te voegen, sluit hij zich uit eigen beweging uit van<br />

het Koninkrijk Gods. Elk die uit vrees en schaamte voor de mensen zich onthoudt van het kwaad is<br />

nog niet ver gevorderd.<br />

39 Toen antwoordde zijn vader Izak en zeide tot hem: Zie, de vettigheden der aarde zullen uw<br />

woningen zijn, en van den dauw des hemels van bovenaf zult gij gezegend zijn.<br />

40 En <strong>op</strong> uw zwaard zult gij leven, en zult uw broeder dienen; doch het zal geschieden, als gij<br />

heersen zult, dan zult gij zijn juk van uw hals afrukken.<br />

66

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!