Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Genesis</strong> 11 De torenbouw van Babel<br />
15 En Kanaän gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,<br />
16 En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,<br />
17 En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet,<br />
18 En den Arvadiet, en den Zemariet en den Hamathiet; en daarna zijn de huisgezinnen der<br />
Kanaänieten verspreid.<br />
19 En de landpale der Kanaänieten was van Sidon, waar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe; waar<br />
gij gaat naar Sódom en Gomórra, en Adama en Zebóïm, tot Lasa toe.<br />
20 Dit zijn Chams zonen naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in<br />
hun volken.<br />
De nakomelingen van Sem<br />
21 Voorts zijn Sem zonen geboren; dezelve is ook de vader van alle zonen van Heber, broeder<br />
van Jafeth, de grootste.<br />
22 Sems zonen waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud en Aram.<br />
23 En Arams zonen waren Uz, en Hul, en Gether en Mas.<br />
24 En Arfachsad gewon Selah; en Selah gewon Heber.<br />
25 En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg, want in zijn dagen is de<br />
aarde verdeeld, en zijns broeders naam was Joktan.<br />
26 En Joktan gewon Almódad, en Selef, en Hazarmávet, en Jerah,<br />
27 En Hadóram, en Uzal, en Dikla,<br />
28 En Obal, en Abímaël, en Scheba,<br />
29 En Ofir, en Havíla en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan.<br />
30 En hun woning was van Mescha af, waar gij gaat naar Sefar, het gebergte van het oosten.<br />
31 Dit zijn Sems zonen naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, naar<br />
hun volken.<br />
32 Dit zijn de huisgezinnen der zonen van Noach naar hun geboorten, in hun volken; en van<br />
dezen zijn de volken <strong>op</strong> de aarde verdeeld na den vloed.<br />
<strong>Genesis</strong> 11<br />
De torenbouw van Babel<br />
1 EN de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden.<br />
2 Maar het geschiedde als zij tegen het oosten togen, dat zij een laagte vonden in het land Sínear;<br />
en zij woonden aldaar.<br />
3 En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Komaan, laat ons tichels strijken en wel<strong>door</strong>branden.<br />
En de tichel was hun voor steen en de lijm was hun voor leem.<br />
Vaak houdt de moeilijkheid ons van noodzakelijke arbeid af; maar zij missen stenen en kalk en<br />
aarzelen toch niet een gebouw te beginnen dat boven de wolken uitsteekt. Wij leren uit dit voorbeeld,<br />
hoever de begeerte van mensen gaat, als zij eenmaal aan hun eerzucht toegeven.<br />
4 En zij zeiden: Komaan, laat ons voor ons een stad bouwen en een toren, welks <strong>op</strong>perste in<br />
den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken; <strong>op</strong>dat wij niet misschien over de ganse<br />
aarde verstrooid worden.<br />
Eerzucht is niet alleen onrecht voor mensen, maar ook driestheid tegen God. Zodra stervelingen<br />
zichzelf vergeten en zich hoger verheffen dan hun past, is het zeker, dat zij strijd voeren tegen<br />
God. Het kan niet anders, of elk die zijn perken overschrijdt, valt rechtstreeks God aan. De <strong>op</strong>eenvolging<br />
van strijd moet ons niet ontmoedigen. De eenheid van taal had onder hen samenstemming in de<br />
liefde moeten aankweken, maar nadat deze schare zich van de zuivere dienst van God en van de heilige<br />
vergadering der gelovigen vervreemdde, groeit zij aan om oorlog tegen God te verwekken. Dit is de<br />
voortdurende razernij van de wereld, dat terwijl men de hemel veracht, men de onsterfelijkheid <strong>op</strong><br />
aarde zoekt, waar alles bouwvallig en vergankelijk is. Uit dit voorbeeld leren wij hoezeer het ons past<br />
22