Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Genesis</strong> 20 Abraham te Gerar<br />
Men moet vasthouden dat alles wat de Heere uit genade, zonder enige andere drijfveer dan Zijn<br />
goedheid, doet, daarom wordt toegeschreven aan de vroomheid of gebeden van de mensen, <strong>op</strong>dat wij<br />
aangezet zouden worden tot het dienen van God en tot het gebed. Als nu de Heere de genade, waarmee<br />
Hij Zijn knecht Abraham heeft verwaardigd, tot zijn neef uitstrekt, die reeds als een vreemde buiten<br />
zijn huisgezin stond, hoeveel te meer moet dan een ieder van de gelovigen h<strong>op</strong>en, dat diezelfde<br />
genade aan zijn huisgenoten zeker niet onthouden zal worden? Als de Heere, waar Hij ons begunstigt,<br />
ook anderen die met ons zijn verbonden, om wille van ons goed doet, hoeveel te meer zal Hij dan met<br />
ons rekening houden?<br />
Lots dochters<br />
30 En Lot toog <strong>op</strong> uit Zoar en woonde <strong>op</strong> den berg, en zijn twee dochters met hem; want hij<br />
vreesde binnen Zoar te wonen. En hij woonde in een spelonk, hij en zijn twee dochters.<br />
31 Toen zeide de eerstgeborene tot de jongste: Onze vader is oud, en er is geen man in dit land<br />
om tot ons in te gaan, naar de wijze der ganse aarde.<br />
32 Kom, laat ons onzen vader wijn te drinken geven en bij hem liggen, <strong>op</strong>dat wij van onzen<br />
vader zaad in het leven behouden.<br />
Hieruit blijkt, waartoe mensen worden meegesleept als zij hun eigen wil volgen; niets kan namelijk<br />
zo ongerijmd of zo dierlijk zijn, dat wij er ons niet in storten, waar wij de teugel vieren aan ons<br />
vlees. Laat dit het begin van al onze wensen zijn, te onderzoeken wat de Heere toestaat, <strong>op</strong>dat ons niet<br />
in de geest zou komen iets te verlangen, dan wat Hij volgens Zijn Woord toestaat.<br />
33 En zij gaven dien nacht haar vader wijn te drinken; en de eerstgeborene kwam en lag bij<br />
haar vader; en hij werd het niet gewaar in haar nederliggen, noch in haar <strong>op</strong>staan.<br />
34 En het geschiedde des anderen daags, dat de eerstgeborene zeide tot de jongste: Zie, ik heb<br />
gisternacht bij mijn vader gelegen; laat ons ook dezen nacht hem wijn te drinken geven; ga dan<br />
in, lig bij hem, <strong>op</strong>dat wij van onzen vader zaad in het leven behouden.<br />
35 En zij gaven haar vader ook dien nacht wijn te drinken; en de jongste stond <strong>op</strong> en lag bij<br />
hem; en hij werd het niet gewaar in haar nederliggen noch in haar <strong>op</strong>staan.<br />
Voor prikkels tot het kwaad moet men <strong>op</strong> zijn hoede zijn niet anders dan voor dodelijke onheilen,<br />
en elke vleiende uitlokking tot zondigen moet men vrezen niet anders dan iets vergiftigs. Door dit<br />
voorbeeld wilde de Geest ons aansporen tot waakzaamheid, omdat – als wij het allerminst daaraan<br />
denken – <strong>door</strong> een onzichtbare vijand netten voor ons worden gespannen. Als wij <strong>op</strong> ons zelf acht<br />
geven, zal die waakzaamheid ons tegen alle listen van onze vijand <strong>op</strong> onze hoede doen zijn. Er is<br />
niemand, die niet tot zijn eigen misleiding duizenden verleidingen van satan met zich omdraagt.<br />
36 En de twee dochters van Lot werden bevrucht van haar vader.<br />
37 En de eerstgeborene baarde een zoon, en noemde zijn naam Moab; deze is de vader der<br />
Moabieten, tot <strong>op</strong> dezen dag.<br />
38 En de jongste, die baarde ook een zoon, en noemde zijn naam Ben-Ammi; deze is de vader<br />
der kinderen Ammons, tot <strong>op</strong> dezen dag.<br />
<strong>Genesis</strong> 20<br />
Abraham te Gerar<br />
1 EN Abraham reisde vandaar naar het land van het zuiden en woonde tussen Kades en tussen<br />
Sur; en hij verkeerde als vreemdeling te Gerar.<br />
Het is voor vromen nuttig geen vaste woonplaats te hebben <strong>op</strong> aarde, <strong>op</strong>dat zij niet – terwijl zij<br />
hun hart hechten aan een gelegen en rustige woonplaats – de erfenis des hemels uit het oog verliezen.<br />
2 Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond Abimélech,<br />
de koning van Gerar, en nam Sara weg.<br />
In deze geschiedenis stelt de Heilige Geest ons een heldere spiegel voor ogen, van zowel de<br />
menselijke zwakheid als de Goddelijke genade. Omdat Abraham het grote gevaar had vergeten dat<br />
45