Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Genesis</strong> 26 Verbond met Abimélech<br />
draagzaamheid, en als hun soms voedsel en overige levensbehoeften ontbreken, moeten zij het oog<br />
richten <strong>op</strong> Izak, die erg dorstig in de hem van Godswege beloofde erfenis ronddwaalt.<br />
Verbond met Abimélech<br />
26 En Abimélech trok tot hem van Gerar, met Ahuzzat, zijn vriend, en Pichol, zijn krijgsoverste.<br />
Laten wij leren dat de harten der mensen in Gods hand zijn, zodat Hij ze niet alleen ombuigt<br />
tot volgzaamheid die tevoren vol woede waren, maar ook <strong>door</strong> vrees vernedert, zo dikwijls het Hem<br />
behaagt.<br />
27 En Izak zeide tot hen: Waarom zijt gij tot mij gekomen, daar gij mij haat en hebt mij van u<br />
weggezonden?<br />
Deze plaats leert ons, dat het de gelovigen geoorloofd is over hun tegenstanders te klagen om<br />
hen, als het mogelijk is, terug te roepen van hun lust om kwaad te doen, en hun geweld, hun bedrog en<br />
onrecht te verhinderen. God eist niet van de Zijnen, dat ze alle onrecht hun aangedaan zwijgend zullen<br />
<strong>op</strong>nemen, maar alleen, dat zij hun gemoed en hun handen afhouden van wraakoefening. Als toch hun<br />
gemoed rein en gehoorzaam is, zullen ook hun tongen niet venijnig zijn, om van misdrijven een verwijt<br />
te maken, maar dit alleen zullen zij voor ogen hebben te houden, om slechten, <strong>door</strong> schaamtegevoel,<br />
van het kwade af te houden. Als uit klagen geen goede verwachting is voortgekomen, is het beter<br />
met zwijgen de vrede aan te kweken, <strong>op</strong>dat ze soms niet als hen die in kwaad doen zichzelf behagen,<br />
onverontschuldigbaar worden.<br />
28 En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd:<br />
Laat toch een eed tussen ons zijn, tussen ons en tussen u, en laat ons een verbond met u<br />
maken:<br />
Als niet-godvrezende mensen iemand aan wie alles goed lukt, de gezegende des Heeren noemen,<br />
getuigen zij dat God de enige Oorsprong van alle goede dingen is, van Wie alleen alle voorspoed<br />
afdaalt.<br />
29 Zo gij bij ons kwaad doet, gelijk als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u alleenlijk<br />
goedgedaan hebben, en hebben u in vrede laten vertrekken! Gij zijt nu de gezegende<br />
des HEEREN.<br />
Zij handelen naar de gewone handelwijze van mensen, wanneer zij hun misdaden zo kunstig en<br />
prachtig als het maar kan verbloemen. Als wij een zonde hebben gedaan, past het veel meer <strong>op</strong>enhartig<br />
onze schuld te bekennen, dan <strong>door</strong> te ontkennen, het hart der beledigden nog meer te verwonden. Als<br />
ons bevolen wordt de vrede na te jagen, ook als ze ons schijnt te ontvluchten, past het ons veel minder<br />
om afstotend te zijn, als vijanden zich eigener beweging met ons verzoenen, voornamelijk als er in de<br />
toekomst ho<strong>op</strong> bestaat <strong>op</strong> enige verbetering, ook al komt de ware bekering nog niet te voorschijn.<br />
30 Toen maakte hij hun een maaltijd, en zij aten en dronken.<br />
31 En zij stonden des morgens vroeg <strong>op</strong> en zwoeren de een den ander; daarna liet Izak hen<br />
gaan, en zij togen van hem in vrede.<br />
Dit is de wettige manier van eedzweren, als mensen zich onderling verplichten tot het bewaren<br />
van vrede.<br />
32 En het geschiedde ten zelven dage, dat Izaks knechten kwamen en boodschapten hem van<br />
de zaak des puts dien zij gegraven hadden; en zij zeiden hem: Wij hebben water gevonden.<br />
33 En hij noemde denzelven Séba; daarom is de naam dier stad Berséba, tot <strong>op</strong> dezen zelven<br />
dag.<br />
34 Als nu Ezau veertig jaar oud was, nam hij tot een vrouw Judith, de dochter van Beëri den<br />
Hethiet, en Basmath, de dochter van Elon den Hethiet.<br />
35 En dezen waren voor Izak en Rebekka een bitterheid des geestes.<br />
63