12.09.2013 Views

Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters

Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters

Commentaar door Calvijn op Genesis - Ds. W. Pieters

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Genesis</strong> 14 Abrams veldtocht<br />

De verandering die Christus heeft aangebracht, was geen afschaffing van de oude beloften maar<br />

veeleer de bevestiging daarvan.<br />

16 En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde; zodat, indien iemand het stof der aarde zal<br />

kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld worden.<br />

We zien dat God hem steeds staande hield <strong>door</strong> Zijn woord en wilde, dat hij alleen van Hem<br />

zou afhangen. Dit recht eist de Heere voor Zich en wil Hij aan Zijn woord toegekend hebben, dat het<br />

ons alleen voldoende is.<br />

17 Maak u <strong>op</strong>, wandel <strong>door</strong> dit land in zijn lengte en in zijn breedte; want Ik zal het u geven.<br />

Dit schijnt nog belachelijker: dat God Abram beveelt om te zwerven, totdat hij het hele land<br />

heeft rond gereisd. Want waartoe diende dit anders, dan om beter te verstaan dat hij een bijwoner was,<br />

en <strong>op</strong>dat hij <strong>door</strong> on<strong>op</strong>houdelijke onrust tevergeefs uitgeput, aan een vast en bepaald bezit zou wanh<strong>op</strong>en?<br />

Hoe kan Abram zich ervan overtuigen dat hij de heer is van dat land waar hij amper water mag<br />

drinken, hoewel hij met grote moeite putten heeft gegraven? Dit zijn oefeningen van het geloof, dat hij<br />

in het Woord de dingen aanschouwt die nog ver zijn en voor de vleselijke waarneming verborgen zijn.<br />

Het geloof is het zien van dingen die afwezig zijn, en heeft het woord als een spiegel waarin het de<br />

genade Gods ziet besloten. Laten wij leren, zó de aarde te <strong>door</strong>wandelen, dat wij van alle rust verstoken<br />

slechts een enige toevlucht overhouden in de wachttoren van het woord. Tegenwoordig is de toestand<br />

van de vromen niet anders; want al zijn zij <strong>door</strong> allen gehaat en gaan zij onder verachting en<br />

schande gebogen; al zwerven zij zonder vaste woonplaats rond, terwijl zij soms hierheen en daarheen<br />

worden gedreven en aan naaktheid en armoede lijden, toch horen zij de erfenis van de wereld, die hun<br />

beloofd is, aan te nemen.<br />

18 En Abram sloeg tenten <strong>op</strong>, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, die bij<br />

Hebron zijn; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar.<br />

<strong>Genesis</strong> 14<br />

Abrams veldtocht<br />

De hoofdinhoud van deze geschiedenis biedt ons een verschrikkelijk schouwspel van menselijke<br />

hebzucht en trots. Als wij tegenwoordig leiders ongewone drukte zien maken en met hun geweld<br />

een land zien beroeren, moeten wij bedenken dat dit kwaad zeer oud is, want in alle tijden heeft de<br />

zucht om te heersen onder de mensen al te veel de overhand gehad.<br />

1 EN het geschiedde in de dagen van Amrafel, den koning van Sínear, van Arioch, den koning<br />

van Ellasar, van Kedor-Laómer, den koning van Elam, en van Tídeal, den koning der volken;<br />

2 Dat zij krijg voerden met Bera, koning van Sódom, en met Birsa, koning van Gomórra, Sinab,<br />

koning van Adama, en Seméber, koning van Zebóïm, en den koning van Bela, dat is Zoar.<br />

3 Deze allen voegden zich tezamen in het dal Siddim, dat is de Zoutzee.<br />

4 Twaalf jaar hadden zij Kedor-Laómer gediend; maar in het dertiende jaar vielen zij af.<br />

5 Zo kwam Kedor-Laómer in het veertiende jaar, en de koningen die met hem waren, en sloegen<br />

de Refaïeten in Asteroth-Karnáïm en de Zuzieten in Ham en de Emieten in Schave-<br />

Kirjatháïm,<br />

6 En de Horieten <strong>op</strong> hun gebergte Seïr, tot aan het effen veld van Paran, hetwelk aan de woestijn<br />

is.<br />

7 Daarna keerden zij weder en kwamen tot En-Mispat, dat is Kades, en sloegen al het land der<br />

Amalekieten, en ook den Amoriet, die te Házezon-Tamar woonde.<br />

8 Toen toog de koning van Sódom uit, en de koning van Gomórra, en de koning van Adama,<br />

en de koning van Zebóïm, en de koning van Bela, dat is Zoar; en zij stelden tegen hen slagorde<br />

in het dal Siddim,<br />

9 Tegen Kedor-Laómer, den koning van Elam, en Tídeal, den koning der volken, en Amrafel,<br />

den koning van Sínear, en Arioch, den koning van Ellasar; vier koningen tegen vijf.<br />

29

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!