a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland
a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland
a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
verblijf, moet worden ingediend, maar dat het daarbij niet<br />
noodzakelijk is dat op dat moment aan alle voorwaarden<br />
wordt voldaan, noch dat de inreis zelf binnen de nareisperiode<br />
plaatsvindt. De desbetreffende gezinsleden worden in de gelegenheid<br />
gesteld op een later moment in te reizen.<br />
Uit jurisprudentie valt op te maken dat het hierboven besproken<br />
feitelijke-bandcriterium bij nareizende kinderen vanaf dat<br />
moment is toegepast, al werd het pas in 2009 in het Staatscourant<br />
gepubliceerd. Krap twee maanden na dat Verdonk een<br />
ruime interpretatie van het begrip ‘feitelijke band’ had ingevoerd<br />
in het reguliere gezinsherenigingsbeleid, is dus een restrictievere<br />
interpretatie van dit begrip ingevoerd in het beleid<br />
dat betrekking heeft op gezinshereniging bij toegelaten vluchtelingen.<br />
Het gevolg is dat sommige kinderen in vluchtelingenlanden<br />
aangewezen kunnen zijn op de procedure voor reguliere<br />
toelating, terwijl de rest van het gezin naar <strong>Nederland</strong> kan<br />
op grond van artikel 29 lid 1 onder e van de Vw. Uit de jurisprudentie<br />
blijkt dat dit tot gevolg kan hebben dat verzorgende<br />
ouders zich genoodzaakt zien een kind alleen achter te laten. 14<br />
1.5 MVV-vereiste<br />
Een tweede opmerkelijk besluit van de voormalige staatssecretaris<br />
Albayrak was om de regels met betrekking tot het mvvvereiste<br />
in reguliere zaken op een aantal punten aan te passen.<br />
15 Als belangrijkste algemene wijziging geldt, dat het<br />
mvv-vereiste niet meer kan worden tegengeworpen in die<br />
gevallen waarin uitzetting in strijd<br />
zou zijn met artikel 8 van het<br />
EVRM. Dat betekent dat eerst door<br />
het bestuur vol getoetst moet worden<br />
aan artikel 8 van het EVRM,<br />
voor dat besloten kan worden een<br />
aanvraag om toelating af te wijzen<br />
wegens het ontbreken van een<br />
mvv. 16<br />
Ondanks deze beleidswijziging komen er nog steeds klachten<br />
bij het EHRM naar aanleiding van het mvv-vereiste. Het geval-<br />
Deveci t. <strong>Nederland</strong> betrof een Turkse vrouw die er niet in<br />
slaagde haar aanvraag om verlenging van haar verblijfsvergunning<br />
regulier tijdig in te dienen, omdat zij op dat moment het<br />
geld niet had om haar leges te betalen. 17 Haar te laat ingediende<br />
aanvraag werd aanvankelijk als een eerste aanvraag om toelating<br />
behandeld en geweigerd wegens het ontbreken van een<br />
mvv. Nadat haar klacht door het EHRM aan de <strong>Nederland</strong>se<br />
staat was gecommuniceerd op 2 april 2009, is op 23 juli 2009<br />
door de <strong>Nederland</strong>se staat aan het EHRM gecommuniceerd dat<br />
de vrouw in aanmerking zou komen voor een verblijfsvergunning.<br />
Inmiddels is haar klacht van de rol geschrapt.<br />
Een blik op de rubriek Statements of Facts and Questions op de<br />
HUDOC-site van het EHRM leert dat er meer klachten tegen het<br />
mvv-vereiste lopen, waarover het EHRM onder andere de volgende<br />
vragen heeft gesteld aan de <strong>Nederland</strong>se staat:<br />
- … is the insistence on the … applicant complying with the<br />
visa requirement in the specific circumstances of the case<br />
justified by additional factors going beyond the simple<br />
enforcement of Dutch immigration law? (Matingou Loubelo<br />
t. <strong>Nederland</strong>, klachtnr. 16677/06; Y.O.K. en anderen t.<br />
<strong>Nederland</strong>, klachtnr. 3051/06; Kpapoe t. <strong>Nederland</strong>,<br />
klachtnr. 40012/08 & 38077/09)<br />
- Does the applicant, apart from the requirement to hold a<br />
provisional residence visa, meet all material requirements<br />
for a Netherlands residence permit? (Cisse t. <strong>Nederland</strong>,<br />
klachtnr. 61751/08)<br />
- …should the fact that the applicant does not hold a provi-<br />
Migratierecht en gezinsleven<br />
sional residence visa lead to a different conclusion to the<br />
one reached in the case of Rodrigues da Silva and Hoogkamer<br />
v. the Netherlands ? (Güler t. <strong>Nederland</strong>, klachtnr.<br />
8257/07; Kpapoe t. <strong>Nederland</strong>, klachtnr. 40012/08 &<br />
38077/09. De zaak Rodrigues da Silva wordt hieronder<br />
besproken).<br />
1.6 Verblijf bij <strong>Nederland</strong>s kind: van Da Silva t.<br />
<strong>Nederland</strong> naar Omoregie t. Noorwegen<br />
In de zaak-Da Silva Rodrigues en Hoogkamer t. <strong>Nederland</strong>,<br />
deed de vraag zich voor in hoeverre de positieve verplichtingen<br />
ten opzichte van verzorgende ouders tot aanspraken zouden<br />
leiden op toelating voor verblijf bij een <strong>Nederland</strong>s en/of in<br />
<strong>Nederland</strong> geworteld kind. 18 Coform eerdere rechtspraak, oordeelde<br />
het EHRM ook in dit geval dat veel gewicht toekwam<br />
aan de vraag of gezinsleven is aangegaan op een moment dat<br />
de ouders bewust waren of konden zijn van het feit dat de verblijfsstatus<br />
van één van hen problematisch was. In een dergelijk<br />
geval is de uitzetting van de buitenlandse ouder volgens<br />
het EHRM alleen in het uiterste geval (‘the most exceptional<br />
circumstances’) in strijd met artikel 8.<br />
In het geval-Da Silva was kennelijk sprake van dergelijke uitzonderlijke<br />
omstandigheden. Deze lagen onder andere in het<br />
gegeven dat het kind niet met de moeder meekon in het geval<br />
van uitzetting; dit gelet op het feit dat de vader als enige het<br />
ouderlijk gezag had. De vergaande gevolgen die uitzetting met<br />
Uit Mayeke en Mitunga en Nolan blijkt dus dat de<br />
verplichting van de lidstaten om zorgbehoevende kinderen<br />
te beschermen, positieve verplichtingen impliceert ten<br />
aanzien van zowel ouder als kind.<br />
zich mee zou brengen voor het gezinsleven van het kind, en<br />
het geringe belang dat de <strong>Nederland</strong>se staat had bij uitzetting<br />
van de moeder (zij had geen strafbare feiten begaan, kon in<br />
haar eigen onderhoud voorzien en had wellicht een verblijfsvergunning<br />
kunnen krijgen op grond van haar relatie met de<br />
vader) maakte dat het EHRM vond dat het negatieve besluit<br />
getuigde van ‘excessive formalism’ en dat artikel 8 daarom was<br />
geschonden.<br />
Opmerkelijk is dat het EHRM vervolgens in de zaak-Omoregie t.<br />
Noorwegen, concludeerde dat de geweigerde toelating en ongewenstverklaring<br />
van een afgewezen asielzoeker die getrouwd<br />
was met een Noorse vrouw, inmenging betekende in het recht<br />
op respect voor het gezinsleven. 19 Maar omdat het gezinsleven<br />
werd aangegaan op een moment dat nog geen zekerheid<br />
bestond over het verblijfsrecht van de man, gold ook in dit<br />
geval dat die inmenging slechts onder zeer bijzondere omstandigheden<br />
onrechtmatig zou zijn. Het feit dat de man inmiddels<br />
ook vader was geworden van een Noors kind voldeed niet.<br />
Een belangrijk verschil met Da Silva, was dat het gezin nog<br />
intact was, waardoor er geen juridische belemmeringen<br />
bestonden tegen het gezamenlijk vertrek van alle betrokkenen<br />
naar het buitenland. 20<br />
1.7 Grand Chamber in Sisojeva t. Litouwen: afbakening<br />
van de bescherming geboden door artikel<br />
8 EVRM<br />
Een punt waar het EHRM inmiddels wel meer helderheid over<br />
heeft gegeven, is of artikel 8 EVRM lidstaten kan verplichten<br />
tot het afgegeven van een titel tot verblijf, of dat het lidstaten<br />
A&MR 20<strong>10</strong> Nr. <strong>10</strong> - 523