15.09.2013 Views

a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland

a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland

a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

vloeden (r.o. 97). Advocaat-Generaal Mengozzi heeft in zijn<br />

conclusie van 1 juni 20<strong>10</strong> meer factoren expliciet benoemd<br />

die bij de beoordeling zouden moeten worden betrokken<br />

(para. 78). 4 Het lijkt mij dat deze evengoed in de beoordeling<br />

moeten worden betrokken, nu het Hof duidelijk aangeeft dat<br />

het niet heeft bedoeld een limitatieve opsomming te geven.<br />

Het Hof bepaalt derhalve dat een individuele beoordeling<br />

moet worden verricht en geeft ook aan dat alle mogelijke<br />

subjectieve en objectieve factoren moeten worden beoordeeld<br />

voordat kan worden aangenomen dat artikel 12 lid 2<br />

sub b en c DRi van toepassing zijn. Het is de vraag of het<br />

<strong>Nederland</strong>s beleid (paragraaf C4/3.11.3.3 Vc), waarin onder<br />

meer is vastgelegd dat artikel 1F Vv kan worden tegengeworpen<br />

indien de Minister heeft bepaald dat aan bepaalde categorieën<br />

van personen binnen een organisatie voortaan 1F Vv<br />

moet worden tegengeworpen, in overeenstemming is met<br />

deze volstrekte individuele beoordeling die het Hof vereist. Ik<br />

denk hierbij bijvoorbeeld aan het beleid om alle (onder-)officieren<br />

van de Afghaanse staatsveiligheidsdienst KhAD/WAD<br />

ten tijde van het communistisch regime 1F Vv tegen te werpen.<br />

Weliswaar bestaat in theorie de mogelijkheid dat de<br />

vreemdeling aannemelijk kan maken dat sprake is van een<br />

significante uitzondering op deze regel, maar het stellen van<br />

deze regel lijkt mij moeilijk houdbaar vanwege de zo expliciete<br />

en ondubbelzinnige individuele beoordeling die het Hof<br />

voorschrijft.<br />

Ook wordt volgens het huidige beleid direct beoordeeld of<br />

een persoon kan worden uitgesloten, terwijl het Hof lijkt te<br />

bepalen dat eerst moet worden beoordeeld of iemand in<br />

principe kwalificeert als vluchteling.<br />

Het antwoord op vraag 2 vind ik niet verbazend. Het Hof<br />

bepaalt dat het niet vereist is dat de persoon een actueel<br />

gevaar voor de lidstaat vormt teneinde artikel 12 lid 2 sub b<br />

of c DRi te kunnen toepassen (r.o. <strong>10</strong>3-<strong>10</strong>5). Het Hof verwijst<br />

hierbij naar de doelstelling van deze bepaling en die van artikel<br />

1F sub b en c (hetzelfde geldt mijns inziens voor 1F sub<br />

a) Vv, namelijk te voorkomen dat personen die ernstige misdrijven<br />

hebben begaan hun strafrechtelijke verantwoordelijkheid<br />

kunnen ontlopen en om personen van de vluchtelingenstatus<br />

uit te sluiten die deze bescherming onwaardig zijn. Dit<br />

laat overigens onverlet dat zoals het Hof in r.o. <strong>10</strong>1 overweegt<br />

voor toepassing van artikel 14 lid 4 sub a en artikel 21<br />

lid 2 DRi wel sprake moet zijn van een actueel gevaar. Ook<br />

voor toepassing van richtlijn 2004/38 bij EU-onderdanen<br />

geldt dat sprake moet zijn van een actueel gevaar voor de<br />

openbare orde en dat verwijzing naar toepasselijkheid van<br />

artikel 1F Vv in die zaken niet automatisch een actueel<br />

gevaar oplevert.<br />

In de laatste drie antwoorden bepaalt het Hof onder meer dat<br />

geen verdere evenredigheidstoetsing hoeft plaats te vinden,<br />

omdat de bevoegde instantie reeds voordat tot de vaststelling<br />

van artikel 12 lid 2 sub b of c DRi is gekomen, alle<br />

omstandigheden die de daden en de situatie van de persoon<br />

kenmerken, in de beoordeling heeft betrokken (r.o. <strong>10</strong>9).<br />

Expliciet bepaalt het Hof overigens dat met toepassing van<br />

artikel 12 lid 2 DRi geen standpunt wordt ingenomen over de<br />

vraag of de persoon kan worden uitgezet naar het land van<br />

herkomst (r.o. 1<strong>10</strong>).<br />

Ten slotte antwoordt het Hof dat artikel 3 DRi zich er niet<br />

tegen verzet dat een verblijfsvergunning wordt verleend aan<br />

de persoon die op grond van artikel 12 lid 2 DRi van de<br />

vluchtelingenstatus is uitgesloten, zo lang duidelijk is dat het<br />

geen vluchtelingenstatus (of subsidiaire beschermingstatus)<br />

is (r.o. 118-121). In <strong>Nederland</strong> kan de vreemdeling nu na tien<br />

jaar 3 EVRM-uitzettingsbeletsel worden uitgenodigd door de<br />

IND om een aanvraag voor een vergunning op grond van artikel<br />

3.4 lid 3 Vb in te dienen. Hierbij gelden de voorwaarden<br />

dat geen zicht is op verandering binnen niet al te lange termijn,<br />

en dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat<br />

hij niet naar een derde land kan. Bovendien moet sprake zijn<br />

van zeer bijzondere omstandigheden. De uitzonderingssituatie<br />

die <strong>Nederland</strong> voor ogen heeft, kan op basis van deze uitspraak<br />

gerelativeerd worden. Immers, het Hof geeft hier aan<br />

dat een vergunning kan worden verleend aan iemand die is<br />

uitgesloten op grond van artikel 12 lid 2 DRi, zolang het maar<br />

geen vluchtelingenstatus (of subsidiaire beschermingstatus)<br />

is.<br />

Een mooie uitspraak die eindelijk Europese verduidelijking<br />

geeft over toepassing van de uitsluitingsclausules. •<br />

MARIEKE VAN EIK | MR. M. VAN EIK IS ADVOCAAT BIJ BÖHLER<br />

ADVOCATEN TE AMSTERDAM.<br />

NOTEN<br />

1 HvJEU (Grote kamer), 9 november 20<strong>10</strong>, C-57/09, C-<strong>10</strong>1/09 (B en D), ve<strong>10</strong>001978.<br />

(Deze uitspraak zal in JV 2011/1 verschijnen; red.).<br />

2 Richtlijn inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen<br />

en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming<br />

behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, 29 april 2004, 2004/83/EG,<br />

ve04001791.<br />

3 Bijlage bij gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GVBV, ve07000394.<br />

4 Conclusie A-G, 1 juni 20<strong>10</strong>, t.a.v. HvJEU, C-57/09, C-<strong>10</strong>1/09 (B. en D), ve<strong>10</strong>000780.<br />

A&MR 20<strong>10</strong> Nr. <strong>10</strong> - 547

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!