15.09.2013 Views

a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland

a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland

a&mr 10 2010 middelkoop - VluchtelingenWerk Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

humanitaire of andere redenen. Dat is een aanmerkelijke<br />

appreciatieruimte. Het wetsontwerp maakt de uitvaardiging<br />

van een inreisverbod in veel gevallen tot regel, waarop om<br />

humanitaire en andere redenen een uitzondering kan worden<br />

gemaakt. Afgewacht moet worden of die mogelijkheid in de<br />

praktijk meer dan symbolisch zal zijn.<br />

4.2 Besluit in de zin van de Awb; procedurele<br />

waarborgen<br />

Zowel aan een signalering OVR als aan een ongewenstverklaring<br />

moet een voor bezwaar en/of beroep vatbaar besluit ten<br />

grondslag liggen. Dat blijkt uit art. 12 lid 1 van de richtlijn:<br />

“(…), het besluit betreffende het inreisverbod en (…) worden<br />

schriftelijk uitgevaardigd en vermelden de feitelijke en de<br />

rechtsgronden, alsook informatie over de rechtsmiddelen die<br />

openstaan”. Volgens art. 13 lid 1 Terugkeerrichtlijn moet aan<br />

de betrokkene een doeltreffend rechtsmiddel van beroep of<br />

bezwaar worden toegekend, bij een bevoegde rechterlijke of<br />

administratieve autoriteit of bij een onpartijdig samengestelde<br />

bevoegde instantie waarvan de onafhankelijkheid is<br />

gewaarborgd.<br />

De ongewenstverklaring voldoet daaraan, de signalering OVR<br />

niet. In de Vc 2000 wordt niet aangegeven dat iemand over een<br />

signalering geïnformeerd dient te worden.<br />

Volgens art. 13 lid 2 van de richtlijn kan de rechter, de autoriteit<br />

of de instantie een inreisverbod herzien en de uitvoering<br />

ervan tijdelijk opschorten. Een denkbare bespiegeling over de<br />

vraag of “herzien” zou kunnen betekenen dat de toetsing verder<br />

moet gaan dan de in <strong>Nederland</strong> geldende terughoudende<br />

bestuursrechtelijke toetsing laat ik hier rusten. Iets meer wil ik<br />

zeggen over de reikwijdte die een voorlopige voorziening volgens<br />

deze bepaling zou moeten<br />

hebben. Volgens vaste rechtspraak<br />

van de Afdeling Bestuursrecht-<br />

spraak kan een voorlopige voorziening<br />

slechts het effect hebben dat<br />

de uitzetting wordt opgeschort. De<br />

andere rechtsgevolgen van de<br />

ongewenstverklaring blijven in<br />

stand 11 . Nu art. 13 lid 2 het heeft<br />

over opschorting van “de uitvoering”<br />

van (onder andere) het inreis-<br />

verbod rijst de vraag of daaronder iets anders moet worden verstaan<br />

dan wat in <strong>Nederland</strong> gebeurt. Het zou geen luxe zijn<br />

hierover een vraag aan het Hof van Justitie EU te stellen.<br />

4.3 Gratis rechtshulp<br />

Volgens art. 13 lid 3 Terugkeerrichtlijn heeft de betrokken<br />

onderdaan van een derde land recht op juridisch advies, vertegenwoordiging<br />

in rechte en, indien nodig, taalkundige bijstand.<br />

Volgens het vierde lid moeten de lidstaten ervoor zorgen<br />

dat op verzoek gratis de noodzakelijke rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging<br />

ter beschikking wordt gesteld, overeenkomstig<br />

de relevante nationale wetgeving of regels inzake rechtshulp.<br />

De lidstaten kunnen bepalen dat op zulke gratis<br />

rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging de voorwaarden<br />

van toepassing zijn als bedoeld in artikel 15, leden 3 tot en met<br />

6 van de Procedurerichtlijn.<br />

4.4 Individuele toetsing<br />

Zoals al vermeld, vergt preambule 6 van de richtlijn dat “beslissingen<br />

die op grond van deze richtlijn worden genomen per<br />

De Terugkeerrichtlijn<br />

geval vastgesteld worden en op objectieve criteria berusten,<br />

die zich niet beperken tot het loutere feit van illegaal verblijf”.<br />

Voorts moeten dwangmaatregelen volgens preambule 13 “uitdrukkelijk<br />

aan de beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid<br />

worden onderworpen”.<br />

In art. 5 van de richtlijn staat dat de lidstaten bij de tenuitvoerlegging<br />

van de richtlijn het beginsel van non-refoulement eerbiedigen<br />

en rekening houden met a) het belang van het kind;<br />

b) het familie- en gezinsleven; c) de gezondheidstoestand van<br />

de betrokken onderdaan van een derde land.<br />

Twee voor <strong>Nederland</strong> ingrijpende aspecten hiervan zijn:<br />

a De Terugkeerrichtlijn kent geen waterscheiding en stoort<br />

zich niet aan een onderscheid tussen beperkingen zoals<br />

bedoeld in art. 3.4 Vb 2000. Er zijn dus geen omstandigheden<br />

die voor de proportionaliteitstoets en de rechtmatigheidstoets<br />

juridisch gezien niet zouden kunnen worden<br />

aangevoerd.<br />

b De enkele toepassing van de glijdende schaal van art. 3.86<br />

Vb 2000 zoals die met ingang van 31 juli 20<strong>10</strong> is aangescherpt<br />

12 kan niet gelden als voldoende motivering voor de<br />

beslissing. Steeds moet worden aangegeven waarom toepassing<br />

van die criteria in het individuele geval gerechtvaardigd<br />

is.<br />

Voorts is het ueberhaupt de vraag of <strong>Nederland</strong> onder de<br />

Terugkeerrichtlijn de vrijheid heeft behouden te bepalen wat<br />

moet worden verstaan onder een bedreiging van de openbare<br />

orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Nu dit<br />

begrip in de Terugkeerrichtlijn is opgenomen als een criterium<br />

voor de bepaling van de duur van het inreisverbod, ligt het<br />

voor de hand dat dit een Unierechtelijk begrip is geworden<br />

zoals dat ook het geval is met de openbare orde en openbare<br />

Nu een ongunstiger behandeling dan de minimumstandaard<br />

van de richtlijn voorschrijft niet is toegestaan, dient<br />

de vraag zich aan of artikel 197 Sr nog mag worden<br />

gehandhaafd.<br />

veiligheid in art. 28 van de Verblijfsrichtlijn 2004/38. Als dat zo<br />

is, kan <strong>Nederland</strong> niet op grond van politieke overwegingen de<br />

glijdende schaal periodiek verder aanscherpen.<br />

De glijdende schaal als geheel zal dan aan het proportionaliteitsvereiste<br />

moeten voldoen, evenals de concrete toepassing<br />

daarvan in een individueel geval.<br />

Een bepaling die mij met het proportionaliteitsbeginsel, zoals<br />

dat in de EU wordt gehanteerd, te enen male onverenigbaar<br />

voorkomt, is het nieuwe art. 3.86 lid 3 Vb 2000, ingegaan op 31<br />

juli 20<strong>10</strong>, waarin staat dat bij de toepassing van de glijdende<br />

schaal de opgelegde straf wordt verdubbeld als het gaat om<br />

misdrijven waartegen meer dan zes jaar gevangenisstraf is<br />

bedreigd.<br />

4.5 Bepaalde duur<br />

Volgens art. 11 lid 2 Terugkeerrichtlijn wordt de duur van het<br />

inreisverbod volgens alle relevante omstandigheden van het<br />

individuele geval bepaald, en bedraagt deze in principe niet<br />

meer dan vijf jaar. De duur kan slechts dan méér dan vijf jaar<br />

bedragen indien de onderdaan van een derde land een ernsti-<br />

A&MR 20<strong>10</strong> Nr. <strong>10</strong> - 535

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!