29.09.2013 Views

download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift

download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift

download de pdf - Holland Historisch Tijdschrift

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Holland</strong>, historisch tijdschrift<br />

<strong>Holland</strong> is een tweemaan<strong>de</strong>lijkse uitgave van <strong>de</strong> <strong>Historisch</strong>e Vereniging <strong>Holland</strong>, die voorts <strong>de</strong> reeks <strong>Holland</strong>se<br />

Studiën uitgeeft. De uitgave van <strong>Holland</strong> komt tot stand me<strong>de</strong> dankzij financiële steun van <strong>de</strong><br />

Stichting Regionale Geschiedbeoefening Noord-<strong>Holland</strong> en het project Regionale Geschiedbeoefening<br />

Zuid-<strong>Holland</strong>. <strong>Holland</strong>wordt kosteloos aan <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n toegezon<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se Studiën gel<strong>de</strong>n speciale<br />

le<strong>de</strong>nprijzen/le<strong>de</strong>nkortingen.<br />

Redactie<br />

D. Carasso, M.J.M. Damen, G.M.E. Dorren, K. Goudriaan, GJ. van Ham, I. Hei<strong>de</strong>brink, M. Keblusek, E.<br />

Kreuwels, S. Langereis, J. Steenhuis, G. Valk, G. Verhoeven, I. van <strong>de</strong>r Vlis, A. van <strong>de</strong>r Zee.<br />

Kopij voor <strong>Holland</strong> en <strong>Holland</strong>se Studiën te zen<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> redactiesecretaris van <strong>Holland</strong>, drs. M.J.M. Damen,<br />

Hogewoerd 47, 2311 HG Lei<strong>de</strong>n, telefoon 071-5122963.<br />

De kopij moet wor<strong>de</strong>n ingediend conform <strong>de</strong> richtlijnen van <strong>de</strong> redactie. Deze zijn verkrijgbaar bij <strong>de</strong><br />

redactiesecretaris.<br />

Publicaties ter bespreking of aankondiging in <strong>Holland</strong> gaarne zen<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> boekenredacteur: dr. G.<br />

Verhoeven, p/a Gemeentelijke archiefdienst Delft, Ou<strong>de</strong> Delft 169, 2611 HB Delft, tel. 015-2602340.<br />

<strong>Historisch</strong>e Vereniging <strong>Holland</strong><br />

De <strong>Historisch</strong>e Vereniging <strong>Holland</strong> stelt zich ten doel <strong>de</strong> belangstelling voor en <strong>de</strong> beoefening van <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van Noord- en Zuid-<strong>Holland</strong> in het bijzon<strong>de</strong>r in haar regionale en lokale aspecten te bevor<strong>de</strong>ren.<br />

Secretariaat: mevr. drs. G.J.A.M. Bolten, p/a Rijksarchief in Noord-<strong>Holland</strong>, Kleine Houtweg 18, 2012<br />

CH Haarlem.<br />

Le<strong>de</strong>nadministratie: M.G. Rotteveel, p/a Rijksarchief in Noord-<strong>Holland</strong>, Kleine Houtweg 18, 2012 CH<br />

Haarlem, telefoon 023-5172700.<br />

Contributie: ƒ50 - per jaar voor gewone le<strong>de</strong>n (personen) en buitengewone le<strong>de</strong>n (instellingen), na<br />

ontvangst van een acceptgirokaart te storten op postgirorekening nr. 339121 ten name van <strong>de</strong> <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging <strong>Holland</strong> te Haarlem. Zij die in <strong>de</strong> loop van een kalen<strong>de</strong>rjaar lid wor<strong>de</strong>n, ontvangen kosteloos<br />

<strong>de</strong> in dat jaar reeds verschenen nummers van <strong>Holland</strong>.<br />

Losse nummers: ƒ7,50, dubbele nummers ƒ15,-, vermeer<strong>de</strong>rd met ƒ3 - administratiekosten voor een<br />

enkel nummer, ƒ5,50 voor meer<strong>de</strong>re nummers of voor een dubbel nummer. Losse nummers kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n besteld door overmaking van het verschuldig<strong>de</strong> bedrag op postgirorekening nr. 3593767 ten<br />

name van <strong>de</strong> penningmeester van <strong>de</strong> <strong>Historisch</strong>e Vereniging <strong>Holland</strong>, afd. verkoop publicaties te Haarlem,<br />

on<strong>de</strong>r vermelding van het gewenste.<br />

<strong>Holland</strong>se Studiën: <strong>de</strong>len in <strong>de</strong> serie <strong>Holland</strong>se Studiën en het Apparaat voor <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>Holland</strong><br />

kunnen op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze wor<strong>de</strong>n besteld als losse nummers van <strong>Holland</strong>. Gegevens over <strong>de</strong> publicaties<br />

van <strong>de</strong> Vereniging zijn regelmatig te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> rubriek 'Verkrijgbaar via <strong>Holland</strong>' achterin het tijdschrift.<br />

ISSN 0166-2511 / ISBN 90-6550-040-5<br />

© 1998 <strong>Historisch</strong>e Vereniging <strong>Holland</strong>. Niets uit <strong>de</strong>ze uitgave mag, op welke wijze dan ook, wor<strong>de</strong>n vermenigvuldigd<br />

en/of openbaar gemaakt zon<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong> schriftelijke toestemming van <strong>de</strong> redactie.


Willem Frijhoff<br />

Lief<strong>de</strong> in <strong>Holland</strong>: inleiding<br />

Kan lief<strong>de</strong> het voorwerp van historisch on<strong>de</strong>rzoek zijn? De vraag is min<strong>de</strong>r retorisch dan zij<br />

lijkt, zowel om methodologische en praktische als emotionele re<strong>de</strong>nen.<br />

Er zijn historici die vin<strong>de</strong>n dat geschie<strong>de</strong>nis niet over individuen, en zeker niet over indivi­<br />

duele gevoelens kan gaan, doch slechts over <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> die <strong>de</strong>ze opleveren voor <strong>de</strong> gang<br />

van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis: politieke, sociale of culturele ontwikkelingen, in elk geval iets dat ver<strong>de</strong>r<br />

reikt dan het louter individuele belang. An<strong>de</strong>ren vin<strong>de</strong>n juist dat geschie<strong>de</strong>nis niet over het<br />

algemene maar over het bijzon<strong>de</strong>re behoort te gaan, maar dan wel in zijn collectieve gestalte:<br />

<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re sociale, politieke, economische of culturele vormen die het maatschappelijk le­<br />

ven in <strong>de</strong> tijd en <strong>de</strong> ruimte aanneemt. Is on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> dan wel zinvol ? Welke ge­<br />

stalte en betekenis ze in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> culturen ook moge krijgen, als paringsdrift en drang<br />

tot samenleven is ze immers een van <strong>de</strong> zeer weinige constanten, een sociobiologisch gege­<br />

ven, waaraan geen maatschappijvorm kan ontsnappen.<br />

Ook <strong>de</strong> praktische geschiedbeoefening heeft moeite met <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> als historisch object.<br />

Hartstochten en emoties wor<strong>de</strong>n, zoals we weten, veeleer beleefd dan verwoord. Als vluchtige<br />

vormen van menselijke ervaring onttrekken ze zich gewoonlijk aan onze waarneming. Als ze<br />

al een spoor achterlaten, dan blijkt dat vaak sterk cultureel bepaald en hebben we er grote<br />

moeite mee te achterhalen wat het precies betekent. Een dui<strong>de</strong>lijk voorbeeld daarvan is <strong>de</strong><br />

slepen<strong>de</strong> discussie over het al of niet bestaan van kin<strong>de</strong>rlief<strong>de</strong> in het verle<strong>de</strong>n.' AI even moei­<br />

zaam krijgen we vat op <strong>de</strong> vraag of men vroeger uit lief<strong>de</strong> dan wel uit belang met elkaar trouw­<br />

<strong>de</strong>. En <strong>de</strong> visuele voorstelling van lief<strong>de</strong> en seks is, zoals bekend, een van <strong>de</strong> hot items van het<br />

iconologisch <strong>de</strong>bat. Wie bij zulke discussies niet voor of/of kiest maar voor en/en, heeft er<br />

een nieuw probleem bij. De vraag is dan hoe die twee opties zich tot elkaar verhou<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> sociale en culturele groepen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> samenleving en in het indi­<br />

viduele leven.<br />

Tenslotte zijn er ook emotionele re<strong>de</strong>nen die historisch on<strong>de</strong>rzoek naar lief<strong>de</strong> hin<strong>de</strong>ren.<br />

Geschiedschrijving staat niet buiten <strong>de</strong> cultuur die zij on<strong>de</strong>rzoekt. Zij <strong>de</strong>elt in haar vooroor­<br />

<strong>de</strong>len, schroomvallighe<strong>de</strong>n en taboes. Heel lang behoor<strong>de</strong> ook <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tot die taboes, en<br />

meer in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> in haar seksuele expressie. Was zelfs <strong>de</strong> lezing van het lief<strong>de</strong>s-<br />

boek van het Hooglied, toch door God zelf geïnspireerd, niet verdacht als een naaste gele­<br />

genheid tot zon<strong>de</strong>? Ongetwijfeld hebben ook wij onze voorkeuren en taboes, alleen zijn ze<br />

voor onszelf nog moeilijk zichtbaar. Een toekomstige generatie zal ons daarop afrekenen.<br />

Het is dus niet verwon<strong>de</strong>rlijk dat lief<strong>de</strong> heel lang een thema met een slechte pers is geweest in<br />

<strong>de</strong> professionele geschiedschrijving. Schrijven over lief<strong>de</strong> bleef' beperkt tot historische ro­<br />

mans, nooit helemaal serieus genomen in het vak en al helemaal niet als ze om een lief<strong>de</strong>sge­<br />

schie<strong>de</strong>nis draai<strong>de</strong>n. Op zijn best hoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> 'geschie<strong>de</strong>nis van het dagelijks leven'<br />

of was het een object van 'volkskundige' beschouwingen over lang vergeten, soms wat bizarre<br />

vormen van verloven en vrijen. Slechts <strong>de</strong> maatschappelijke normen en instituties rond <strong>de</strong><br />

1 Zie <strong>de</strong> evaluatie van <strong>de</strong> discussie in: R. Dekker, Uit <strong>de</strong> schaduw in 't grote licht. Kin<strong>de</strong>ren in egodocumenten van <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n<br />

Eeuw tot <strong>de</strong> Romantiek (Amsterdam 1995).<br />

L91


Inleiding<br />

lief<strong>de</strong> en <strong>de</strong> gevolgen van seksueel verkeer gol<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> historici als serieuze stof voor on­<br />

<strong>de</strong>rzoek: huwelijks- en opvoedingsmoraal, gezinsproblemen, kin<strong>de</strong>rtallen, overspel, voorech­<br />

telijke concepties, geslachtsziekten, en niet te vergeten <strong>de</strong> maitresses of <strong>de</strong> schandknapen van<br />

vorsten, pausen en priesters, altijd goed voor een vette knipoog. Lief<strong>de</strong>, zoveel zal dui<strong>de</strong>lijk<br />

zijn, werd gereduceerd tot seksueel verkeer. On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> was on<strong>de</strong>r historici dan<br />

ook in feite seksualiteitson<strong>de</strong>rzoek. Wat daarbovenuit kwam, bleef steken in <strong>de</strong> anekdotiek.<br />

De doorbraak naar een nieuwe, min<strong>de</strong>r anekdotische aandacht voor lief<strong>de</strong> en voor het com­<br />

plex historische verschijnselen daaromheen is, zoals vaak, van buiten <strong>de</strong> dominante geschied­<br />

schrijving gekomen. Daarbij hoeven we niet onmid<strong>de</strong>llijk aan het buitenland te <strong>de</strong>nken. De<br />

sociogenetische bena<strong>de</strong>ring van 'het seksuele probleem' door Jos van Ussel, hoe kritisch ook<br />

door historici ontvangen, lag internationaal in <strong>de</strong> voorhoe<strong>de</strong> en heeft beslist geholpen een ta­<br />

boe te doorbreken: in 1982 was zijn proefschrift uit 1967 al aan <strong>de</strong> zeven<strong>de</strong> druk toe. 2<br />

Maar<br />

ook <strong>de</strong> psychohistory en <strong>de</strong> vroege mentaliteitsgeschie<strong>de</strong>nis hebben <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> teruggebracht op<br />

het historisch toneel: van Lucien Febvre, Philippe Ariès en Jean-Louis Flandrin tot Peter Gay<br />

en, vanuit een heel an<strong>de</strong>re hoek, <strong>de</strong> baanbreken<strong>de</strong> studies over seksualiteit van Michel Fou-<br />

cault. 3<br />

Tegelijk daarmee zijn ou<strong>de</strong>re auteurs heront<strong>de</strong>kt die <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> niet waren vergeten, zo­<br />

als Huizinga in zijn Herfsttij.<br />

Tien jaar gele<strong>de</strong>n is on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Soete minne en helsche boosheit in Ne<strong>de</strong>rland een voorlopi­<br />

ge balans opgemaakt van het on<strong>de</strong>rzoek dat toen op allerlei terreinen opborrel<strong>de</strong>. Wat <strong>de</strong><br />

lief<strong>de</strong> zelf betreft heeft die bun<strong>de</strong>l eigenlijk nog nauwelijks iets van zijn actualiteit verloren. 4<br />

De systematische bibliografie die daarin was opgenomen, vormt nog steeds <strong>de</strong> beste ingang<br />

tot het on<strong>de</strong>rzoeksterrein. Het pionierswerk van Donald Haks over huwelijk en gezin blijft<br />

een bron van inspiratie. 5<br />

De meeste me<strong>de</strong>werkers aan <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l Soete minne en helsche boosheit<br />

hebben hun on<strong>de</strong>rzoek intussen in <strong>de</strong> vorm van een boek of een proefschrift gepubliceerd:<br />

Lotte van <strong>de</strong>r Pol over prostitutie, Theo van <strong>de</strong>r Meer en DJ. Noordam over homoseksuali­<br />

teit, Maria-Theresia Leuker over huwelijksvoorstellingen. 6<br />

Maar er zijn ook nieuwe, met historische verschijningsvormen van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> verwante the-<br />

2 J.M.W. van Ussel, Geschie<strong>de</strong>nis van het seksueU' probleem (dissertatie 1967; Meppel/Amsterdam 1968; 7e druk 1982). Zie<br />

ook Lex van Naerssen, Zoeken naar warmte. De werken van jos van t'ssel (Deventer 1978). Van Ussel overleed in 1976.<br />

3 Een belangrijke- impuls tot vernieuwing van <strong>de</strong> problematiek ging ook uit van <strong>de</strong> congresbun<strong>de</strong>l van Paul Viallaniex<br />

&Jean Ehrard (red.), Aimeren i'rance 17(>0-l 860. Artes


Inleiding<br />

ma's opgekomen, die zich tien jaar gele<strong>de</strong>n nog pas schoorvoetend aandien<strong>de</strong>n. Gestuwd<br />

door enerzijds vrouwenstudies en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> cultuurgeschie<strong>de</strong>nis van het lichaam, zoals bij<br />

Thomas Laqueur, maakt <strong>de</strong> historische gan<strong>de</strong>r-problematiek thans een stormachtige ontwik­<br />

keling door. 7<br />

Eer in verhouding tot lief<strong>de</strong>, sekse en seksualiteit is een thema dat we nu in tal<br />

van studies terugvin<strong>de</strong>n. Vriendschap, in alle betekenissen van het woord, vormt een on<strong>de</strong>r­<br />

zoeksterrein waarover het laatste woord beslist nog niet is gezegd. 8<br />

Het belangrijkst is wellicht<br />

<strong>de</strong> terugkeer van <strong>de</strong> lichamelijkheid in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, zoals we die thans heel pregnant kun­<br />

nen heront<strong>de</strong>kken dank zij <strong>de</strong> prachtige studies van Caroline Walker Bynum. 9<br />

De an<strong>de</strong>re,<br />

meer cultuurgerichte bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> seksualiteit die daarin vorm krijgt, vin<strong>de</strong>n we al in<br />

een baanbrekend werk als dat van Leo Steinberg over Christus' seksualiteit in <strong>de</strong> kunst. Bij<br />

verschijnen in 1984 verwekte het een kleine sensatie, omdat Jezus ineens een echte man bleek<br />

en in <strong>de</strong> kunst van <strong>de</strong> Renaissance ook alle genitale kenmerken daarvan vertoon<strong>de</strong>. 10<br />

'charitas' bleek ook 'amor' te kunnen zijn.<br />

De vier zojuist genoem<strong>de</strong> thema's wijzen erop waar precies <strong>de</strong> omslag ligt: van <strong>de</strong> sociale<br />

aspecten van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> (seksualiteit, voortplanting, huwelijk, gezin, trouw, seksuele moraal)<br />

naar lief<strong>de</strong> als culturele beel<strong>de</strong>n- en vormentaal en daarmee als eigen, volwaardig object van<br />

<strong>de</strong> cultuurgeschie<strong>de</strong>nis. De bun<strong>de</strong>l opstellen die in 1990 als uitvloeisel van het congres 'Ba­<br />

lans en perspectief van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse cultuurgeschie<strong>de</strong>nis' verscheen, bevatte al aanzetten<br />

in die richting, met bijdragen over bijvoorbeeld lustbeleving (Dorelies Kraakman, Myriam<br />

Everard), of <strong>de</strong> esthetiek van <strong>de</strong> erotische wreedheid (Geert Hekma). 11<br />

Pornografie blijkt een<br />

ingang te kunnen zijn voor een beter begrip van het cultureel systeem. 12<br />

En biografie kan<br />

weer verhel<strong>de</strong>rend werken, zoals Leonard Blussé's bekroon<strong>de</strong> historische reconstructie laat<br />

zien. 13<br />

De aandacht voor <strong>de</strong> taal van het lichaam verschuift het historisch on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> gevolgen<br />

van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>sdaad zelf: lief<strong>de</strong> als culturele han<strong>de</strong>ling. De analyse van het sa­<br />

menspel van i<strong>de</strong>eën en emoties verhel<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> als hartstocht. De vrouw als object of sub­<br />

ject van lief<strong>de</strong> is nu ook voor <strong>de</strong> historicus meer dan 'hoer of broedmachine', om Multatuli te<br />

citeren. 14<br />

Kortom, lief<strong>de</strong> is meer dan seks alleen. Dat is het perspectief waarin dit themanum­<br />

mer Lief<strong>de</strong> in <strong>Holland</strong> dient te wor<strong>de</strong>n gelezen.<br />

Hans <strong>de</strong> Waardt duikt in <strong>de</strong> vroegmo<strong>de</strong>rne processtukken om <strong>de</strong> magische mid<strong>de</strong>len bo­<br />

ven water te halen waarmee mannen en (vooral) vrouwen een lief<strong>de</strong>srelatie tot stand wil<strong>de</strong>n<br />

brengen, hun seksuele prestaties wil<strong>de</strong>n beïnvloe<strong>de</strong>n of hun lief<strong>de</strong>sleven wil<strong>de</strong>n veiligstellen.<br />

René Veenman roert in zijn artikel over <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>spoëzie van <strong>de</strong> Leidse humanist Daniël<br />

7 Thomas Laqueur, Makingsex. Body and gen<strong>de</strong>rfrom the Greeks toFreud (Cambridge, Mass./Londcn 1990).<br />

8 Vergelijk bijvoorbeeld <strong>de</strong> vier totaal verschillen<strong>de</strong> studies rond 'vriendschap' als die van Myriam Everard, 71el en zinnen.<br />

Over lief<strong>de</strong> en lust tussen vrouwen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 18e eeuw (Groningen 1994); Luuc Kooijmans, Vriendschap<br />

en <strong>de</strong> kunst van hel overleven in <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> en achttien<strong>de</strong> eeuw (Amsterdam 1997); R. Hyatte, The art offriendship. The<br />

i<strong>de</strong>alizalion oj friendsbip ut medin'al and early Renaissance li/era ture (Lei<strong>de</strong>n 1994); en Anne Vincent-Buffault, L'exerciee <strong>de</strong><br />

Vamitié. Pour unc liisloire <strong>de</strong>s pratiques amice<strong>de</strong>s anx XVIlième el XlXeme sièe/es (Parijs 1995).<br />

9 Voor Ne<strong>de</strong>rland noem ik slechts het historisch on<strong>de</strong>rzoek naar gebaren: Jan Bremmer en Herman Roo<strong>de</strong>nburg<br />

(red.), Gebaren en licitaeitiishotidi ug win <strong>de</strong> oudheid la! he<strong>de</strong>n (Nijmegen 1993).<br />

10 L. Steinberg, The sexuality of Christ in Renaissance art and in mo<strong>de</strong>rn oblivion (Chicago 1984; 2e herz. druk 1997)<br />

11 G. Hekma, D. Kraakman en W. Melching (red.), Grensgeschillen in <strong>de</strong> seks. Bijdragen tot een culturele gesehietlenis van <strong>de</strong><br />

seksualiteit (Amsterdam/Atlanta 1990).<br />

12 Lynn Hunt (red.), The invention of pornography. Obscenity and the origins of mo<strong>de</strong>rnity 1500-1800 (New York 1993).<br />

13 Leonard Blussé. Hitiers bruid, hen kolvnttttd huwelijksdrama in <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw (Amsterdam, 1997).<br />

14 Citaat in <strong>de</strong> bijdrage van Jos van Waterschoot aan dit themanummer.<br />

Zijn<br />

193


Inleiding<br />

Aib. 1. Lief<strong>de</strong> in <strong>Holland</strong>. Tegel, 17e eeuw. Keramiekmuseum het Princessehof, Leeuwar<strong>de</strong>n.<br />

Heinsius een klassiek maar netelig thema aan: was Daniëls aanbe<strong>de</strong>ne fictie of werkelijkheid?<br />

Zijn zoektocht door <strong>de</strong> teksten suggereert hem een 'realistische' positie, maar <strong>de</strong> puzzel<br />

mondt uit in dat an<strong>de</strong>re klassieke probleem: was het lief<strong>de</strong> uit eigenbelang of uit hartstocht?<br />

Die tweestrijd tussen 'passie' en 'interest' vin<strong>de</strong>n we heel dui<strong>de</strong>lijk verwoord in het volgen­<br />

<strong>de</strong> artikel. Luuc Kooijmans analyseert daarin een van <strong>de</strong> zeer weinige 17e-eeuwse egodocu­<br />

menten waarin met enige openheid over lief<strong>de</strong> wordt gesproken: het dagboek van Willem<br />

Fre<strong>de</strong>rik van Nassau. We krijgen hier wat greep op <strong>de</strong> emoties rond <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> die el<strong>de</strong>rs ver­<br />

scholen blijven.<br />

Rein van <strong>de</strong>r Wiel analyseert <strong>de</strong> onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r Eduard Karsen voor<br />

Sara <strong>de</strong> Swart: van bei<strong>de</strong> kanten, mogen we zeggen, blijkt er sprake van een misverstand over<br />

<strong>de</strong> betekenis van <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>srelatie.<br />

HM<br />

Zie hierover uitgebrei<strong>de</strong>r: Tristan Haan, 'Multatuli's legioen van Insulin<strong>de</strong>. Marie An<strong>de</strong>rson, Dek en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren',<br />

themanummer van De Nieuwe Engelbewaar<strong>de</strong>r, 2, maart 1995 (Amsterdam 1995).


Inleiding<br />

Martin Bossenbroek en Jan H. Kompagnie zitten met hun analyse van <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>elprostitutie<br />

nog het dichtst tegen <strong>de</strong> meer klassieke bena<strong>de</strong>ringen aan, maar stellen op grond van <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>­<br />

lijkheidsenquêtes van 1905-1912 nieuwe vragen over <strong>de</strong> beeldwereld rond seksualiteit en lief<strong>de</strong>.<br />

Naar aanleiding van <strong>de</strong> tentoonstelling 'Meisjes' in het Multatuli Museum situeert conser­<br />

vator Jos van Waterschoot tenslotte kort maar dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> vele vormen die <strong>de</strong> problematiek<br />

van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> aannam bij Multatuli's Legioen van Insulin<strong>de</strong>. 15<br />

Zoals op zoveel an<strong>de</strong>re gebie­<br />

<strong>de</strong>n onthult Multatuli's onstuimige leven ook hier weer <strong>de</strong> rijkdom van <strong>de</strong> levenservaring in<br />

<strong>de</strong> 19e eeuw: lief<strong>de</strong> als hartstocht, als i<strong>de</strong>aal, als maatschappelijke conventie, als persoonlijk<br />

imperatief, en zelfs als emancipatiemid<strong>de</strong>l. Verliefdheid, avontuurtjes, ware lief<strong>de</strong> - Multatuli<br />

beleef<strong>de</strong> dat alles tegelijk en zelfs zijn soepele en vindingrijke geest had er zichtbaar moeite<br />

mee ze met elkaar in overeenstemming te brengen. Maar beter dan vele an<strong>de</strong>re tijdgenoten<br />

laat hij zien dat een mens niet zon<strong>de</strong>r verliefdheid kan.<br />

Als dit themanummer ons helpt te erkennen dat dit gegeven een zinvol object van historisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek kan zijn, is er al heel veel gewonnen.<br />

195


Hans <strong>de</strong> Waardt<br />

'Dat sy die vrouwen lieff hebben':<br />

magische mid<strong>de</strong>len om mensen te manipuleren (1500-1800)<br />

Magische han<strong>de</strong>lingen zijn bedoeld om buitennatuurlijke krachten te manipuleren. Er zijn<br />

maar weinig culturen op <strong>de</strong> wereld waarin niet algemeen geloofd wordt in <strong>de</strong> kracht van zul­<br />

ke manipulaties en hun vermogen om het leven van <strong>de</strong> mens te beïnvloe<strong>de</strong>n. Weliswaar is het<br />

in <strong>de</strong> westerse samenleving min<strong>de</strong>r gangbaar gewor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> macht van <strong>de</strong> magie openlijk<br />

te erkennen. Maar dat is, vergeleken met <strong>de</strong> situatie in an<strong>de</strong>re culturen, zowel in het he<strong>de</strong>n<br />

als in het verle<strong>de</strong>n, uitzon<strong>de</strong>rlijk.<br />

Bij magie gaat het er om, dat men probeert om met krachten die niet tot het domein van<br />

<strong>de</strong> natuur behoren bepaal<strong>de</strong> effecten te bewerkstelligen of situaties te creëren binnen het do­<br />

mein van <strong>de</strong> natuur. Men maakt als het ware een uitstapje buiten <strong>de</strong> empirisch waarneemba­<br />

re werkelijkheid om met behulp van buitengewone mid<strong>de</strong>len een bepaald doel te bereiken.<br />

Het magische wereldbeeld heeft dus twee hoofdcomponenten. De basispremisse is <strong>de</strong> aanna­<br />

me dat er buiten <strong>de</strong> natuurlijke, dat wil zeggen <strong>de</strong> zintuiglijk waarneembare wereld, nog een<br />

an<strong>de</strong>re werkelijkheid bestaat die door een gewone sterveling niet kan wor<strong>de</strong>n gezien of an­<br />

<strong>de</strong>rszins kan wor<strong>de</strong>n ervaren. Ten twee<strong>de</strong> neemt iemand die magisch <strong>de</strong>nkt aan, dat er een<br />

bijzon<strong>de</strong>re vorm van causaliteit bestaat die zich onttrekt aan <strong>de</strong> natuurwetten. De krachten<br />

die zich in <strong>de</strong> buitennatuurlijke wereld bevin<strong>de</strong>n, kunnen bepaal<strong>de</strong> effecten te weeg brengen<br />

in <strong>de</strong> natuurlijke wereld.<br />

Deze omschrijving geeft aan wat het magisch <strong>de</strong>nken inhoudt, maar zij voldoet toch niet<br />

geheel en al. Want niet alleen personen die magisch <strong>de</strong>nken nemen aan dat er buitennatuur­<br />

lijke machten bestaan. De genoem<strong>de</strong> premissen vormen in wezen ook <strong>de</strong> basis voor elke reli­<br />

gieuze overtuiging. Magie heeft echter een negatieve connotatie omdat zij vaak op één lijn<br />

wordt gesteld met bijgeloof. On<strong>de</strong>rzoekers die zelf religieuze overtuigingen hebben, willen<br />

daarom graag afstand creëren tussen 'magie' en 'religie'. Er zijn dan ook al vele pogingen ge­<br />

daan om <strong>de</strong>ze twee begrippen conceptueel van elkaar te schei<strong>de</strong>n. Maar het is tot op he<strong>de</strong>n<br />

niet gelukt <strong>de</strong>finities voor <strong>de</strong>ze twee begrippen te vin<strong>de</strong>n die elkaar volstrekt uitsluiten.<br />

Een eeuw gele<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> Britse etnoloog James Frazer in zijn The gol<strong>de</strong>n bough een poging<br />

<strong>de</strong> concepten magie, religie en wetenschap te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. 1<br />

Hij stel<strong>de</strong> dat beoefenaars van<br />

<strong>de</strong> magie ervan uitgaan dat zij een buitennatuurlijke macht kunnen dwingen voor hen te wer­<br />

ken, terwijl personen die louter religieus te werk gaan alleen maar hopen dat <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke<br />

macht die zij aanroepen hen wil bijstaan. In navolging daarvan is sindsdien met name in <strong>de</strong><br />

Engelstalige literatuur telkens weer geprobeerd een scherpe afbakening te ontwerpen waar­<br />

binnen elk van <strong>de</strong>ze drie wereldbeel<strong>de</strong>n een eigen plaats zou hebben, los van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Het<br />

probleem ligt niet bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>finiëring van <strong>de</strong> <strong>de</strong>nktrant die Frazer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> noemer 'weten­<br />

schap' - science- afzon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re twee. Hij dacht daarbij aan een wereldbeeld waar­<br />

binnen alleen causale verban<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n erkend die beperkt blijven tot <strong>de</strong> empirisch waar-<br />

1 James Frazer, The gol<strong>de</strong>n bough. A study in magie and religion (Ware, Hertfordshire 1993) 711-712. Het betreft hier een<br />

herdruk van <strong>de</strong> verkorte versie die door Frazer in 1922 werd verzorgd. Oorspronkelijk tel<strong>de</strong> het werk twaalf <strong>de</strong>len<br />

die tussen 1890 en 1915 zijn verschenen.<br />

19(i


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

neembare werkelijkheid, en waarbinnen geen rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> mogelijk­<br />

heid dat er buitennatuurlijke machten bestaan die het lot van <strong>de</strong> mens kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />

Het bleek aanzienlijk moeilijker <strong>de</strong> begrippen magie en religie van elkaar los te koppelen. Dit<br />

geldt met name voor etnologen als Frazer én voor historici die zich door zijn schema hebben<br />

laten inspireren. Zij hebben daardoor onvoldoen<strong>de</strong> oog voor <strong>de</strong> historische dimensie.<br />

In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis hebben <strong>de</strong> begrippen magie en religie telkens weer een<br />

nieuwe inhoud gekregen. De grens ertussen is dan ook niet voor altijd gegeven, maar <strong>de</strong> aan<br />

tijd en ruimte gebon<strong>de</strong>n uitkomst van een historische ontwikkeling. Het is onmogelijk om in­<br />

hou<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>finities te formuleren die voor alle tij<strong>de</strong>n en culturen geldig zijn. 2<br />

Het is mijns<br />

inziens het beste om in navolging van <strong>de</strong> Franse etnoloog Marcel Mauss het etiket 'magisch'<br />

te geven aan die han<strong>de</strong>lingen en overtuigingen, die in een bepaal<strong>de</strong> cultuur of historische pe­<br />

rio<strong>de</strong> door <strong>de</strong> machthebbers niet wor<strong>de</strong>n erkend als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> religie. 3<br />

Wie bepaal­<br />

<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen of overtuigingen kwalificeert als 'magisch' of 'bijgelovig' moet zich er daar­<br />

om van bewust zijn dat <strong>de</strong>ze termen een politieke lading hebben.<br />

Of een bepaal<strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling of overtuiging als magisch of als religieus wordt gezien, hangt<br />

dus in sterke mate af van <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> politieke en confessionele machtsverhoudingen. We­<br />

reldlijke en kerkelijke overhe<strong>de</strong>n neigen er toe op te tre<strong>de</strong>n tegen wat zij zien als <strong>de</strong> magische<br />

praktijken van het achterlijke volk. Gegevens over magische han<strong>de</strong>lingen zijn dan ook vooral<br />

te vin<strong>de</strong>n in rechterlijke en kerkelijke archieven. Wij zijn daardoor, sterker dan bij menig an­<br />

<strong>de</strong>r historisch on<strong>de</strong>rzoek, afhankelijk van wat <strong>de</strong> autoriteiten wil<strong>de</strong>n laten vastleggen. Een ze­<br />

kere vertekening is daardoor onvermij<strong>de</strong>lijk.<br />

Maar het is niet alleen om die re<strong>de</strong>n een moeilijke opgave om <strong>de</strong> magische voorstellingen<br />

te beschrijven die in het verle<strong>de</strong>n hebben bestaan. Zoals gezegd behoren <strong>de</strong> magische voor­<br />

stellingen tot een <strong>de</strong>nkwereld die door <strong>de</strong> elites niet als waar of goed wordt erkend. Deze eli­<br />

tes controleren <strong>de</strong> instituten waar geloofsvoorstellingen kunnen wor<strong>de</strong>n gearticuleerd. Als<br />

gevolg daarvan wor<strong>de</strong>n 'magische' voorstellingen meestal niet ge<strong>de</strong>tailleerd uitgewerkt en op<br />

consistentie on<strong>de</strong>rzocht. An<strong>de</strong>rs dan in het geval van <strong>de</strong> erken<strong>de</strong> religie, waarvan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r­<br />

<strong>de</strong>len en begrippen door theologen, dus door le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> culturele elite, wor<strong>de</strong>n gepreci­<br />

seerd en ge<strong>de</strong>finieerd, zijn magische voorstellingen vaak nauwelijks omlijnd. Dat is overigens<br />

juist een van <strong>de</strong> sterkste punten van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>nktrant. Degenen die er een magisch wereldbeeld<br />

op na hou<strong>de</strong>n kunnen uitermate eclectisch zijn. Zij nemen nieuwe i<strong>de</strong>eën en praktijken zon­<br />

<strong>de</strong>r veel problemen over en incorporeren die in hun interpretatie van <strong>de</strong> werkelijkheid, zon­<br />

<strong>de</strong>r dat zij zich storen aan eventuele contradicties daarin. Het magisch wereldbeeld is syncre-<br />

tistisch van aard. Als een kameleon kan het zich aanpassen aan nieuwe omstandighe<strong>de</strong>n, zon­<br />

<strong>de</strong>r dat die veran<strong>de</strong>ringen als een probleem wor<strong>de</strong>n ervaren door <strong>de</strong>genen die <strong>de</strong> werkelijk­<br />

heid op die manier beschouwen. Zoals hieron<strong>de</strong>r nog zal blijken, kan dat betekenen dat ook<br />

technieken die binnen het domein van <strong>de</strong> 'wetenschap' zijn ontwikkeld een 'magische' toe­<br />

passing kunnen krijgen. In zekere zin zijn schema's als die van Frazer vooral bedoeld om op­<br />

vattingen van groepen die in <strong>de</strong> ogen van een elite lagere status hebben, als min<strong>de</strong>rwaardig te<br />

2 Pogingen om magie te <strong>de</strong>finiëren door overzichten te ontwerpen waarbinnen elke als magisch aangemerkte han<strong>de</strong>ling<br />

een plaats krijgt, willen dan ook wel eens resulteren in uitermate gecompliceer<strong>de</strong> schema's waarin alles met alles<br />

samenhangt en in wezen niets meer wordt verklaard. Een recent voorbeeld hiervan is Eva Labouvie, Verbotene<br />

Künste. Volksmagie unil liindüchcr Aberglaubc in <strong>de</strong>n Uorfgemcindrn <strong>de</strong>s Saarraumes (16.-19. Joh rhun<strong>de</strong>rl) (Sl. Ingbert 1992)<br />

48, 49, 64, 65.<br />

3 Verg. Marcel Mauss, Sociologie ei onlhropologic (Parijs 1983) 16.<br />

197


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

Afb. 1. Een vrouw betovert een slapen<strong>de</strong> man<br />

door hem met een omgekeerd op <strong>de</strong> pees geleg<strong>de</strong><br />

pijl te beschieten. Uit: Ulrich Molitor, De larniis<br />

etphitonicis mulieribus (1489).<br />

kunnen bestempelen. De on<strong>de</strong>rzoeker die <strong>de</strong> magische <strong>de</strong>nktrant op zijn eigen merites wil<br />

beoor<strong>de</strong>len zal dan ook afstand moeten nemen van zo'n stigmatiseren<strong>de</strong> houding.<br />

In <strong>de</strong>ze bijdrage gaat het om magische han<strong>de</strong>lingen in <strong>Holland</strong> geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> vroegmo<strong>de</strong>rne<br />

tijd, die direct in verband ston<strong>de</strong>n met intermenselijke relaties waarin lief<strong>de</strong> of seks een grote<br />

rol speel<strong>de</strong>n. Naast praktijken die bedoeld waren om iemand verliefd te laten wor<strong>de</strong>n op een<br />

bepaal<strong>de</strong> persoon, komen hier ook an<strong>de</strong>rsoortige gevallen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Zo wor<strong>de</strong>n ook voor­<br />

beel<strong>de</strong>n gegeven van pogingen om met behulp van magie informatie te verkrijgen over <strong>de</strong><br />

eigen kansen op <strong>de</strong> huwelijksmarkt, concurrenten in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> te bestrij<strong>de</strong>n of partners in <strong>de</strong><br />

lief<strong>de</strong> bij te staan.<br />

Betoverd en verliefd<br />

Graaf Arnulf van <strong>Holland</strong>, die in het jaar 993 zou sneuvelen tegen <strong>de</strong> Friezen, had zoals wel<br />

meer vorsten niet genoeg aan zijn wettige echtgenote. Zijn huwelijk met Liutgard van Luxem­<br />

burg was natuurlijk vooral een politieke aangelegenheid. Dat <strong>de</strong> graaf er een bijzit op na<br />

hield, was dus niet uitzon<strong>de</strong>rlijk. Toch vond <strong>de</strong> kroniekschrijver Melis Stoke dat er een ver-<br />

I9K


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

dacht luchtje zat aan een in Castricum woonachtige grafelijke concubine. Volgens <strong>de</strong>ze ge­<br />

schiedschrijver van het <strong>Holland</strong>se huis voel<strong>de</strong> <strong>de</strong> graaf zich tot dit 'wijf' aangetrokken 'dor<br />

haer scone of dor <strong>de</strong>r toverien hone'. 4<br />

Ofwel door haar schoonheid, ófwel door haar toverij<br />

had zij <strong>de</strong> graaf in haar ban gekregen. De mogelijkheid om een beoog<strong>de</strong> partner met behulp<br />

van toverij te bin<strong>de</strong>n was in ie<strong>de</strong>r geval rond het jaar 1300, toen Melis Stoke leef<strong>de</strong>, niet on­<br />

bekend in <strong>Holland</strong>.<br />

De rolver<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong>ze affaire is klassiek in die zin, dat <strong>de</strong> magische han<strong>de</strong>lingen hier be­<br />

doeld waren om het gedrag van een man te beïnvloe<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>genen die met behulp van<br />

magische han<strong>de</strong>lingen probeer<strong>de</strong>n een beoog<strong>de</strong> partner te winnen, waren vrouwen in <strong>de</strong><br />

meer<strong>de</strong>rheid. Waar er wat meer gegevens beschikbaar zijn dan in het wat lapidaire verhaal<br />

over <strong>de</strong> amoureuze avonturen van graaf Arnulf in Castricum, blijkt dat <strong>de</strong> specialisten die<br />

kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ingehuurd om in dit soort gevallen magie te bedrijven eveneens vaak tot het<br />

vrouwelijke geslacht behoor<strong>de</strong>n. Een voorbeeld daarvan was Bertraet Willemsdr, die in 1446<br />

in Gouda drie gul<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> baljuw moest betalen om ver<strong>de</strong>re juridische procedures af te ko­<br />

pen. Zij 'was beruft dat sy raet kon<strong>de</strong> geven van alrehan<strong>de</strong> zaken omme die mans te betove­<br />

ren, dat sy die vrouwen lieff hebben en<strong>de</strong> nae volgen sou<strong>de</strong>n'. 5<br />

Jonkvrouw Margrieta Beyers, die in 1501 door het Hof van <strong>Holland</strong> werd verbannen, had in<br />

Gorinchem on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een zekere Janneke Dericxdr als klant gehad. Janneke had haar<br />

aanvankelijk om hulp gevraagd om bepaal<strong>de</strong> gestolen goe<strong>de</strong>ren terug te krijgen. Margrieta<br />

had daarop in een spiegel gekeken en gezegd dat zij <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> dief niet wil<strong>de</strong> onthullen<br />

'want dat moet met <strong>de</strong>n duvel geschien'. Daarna was Margrieta overgestapt op een an<strong>de</strong>r on­<br />

<strong>de</strong>rwerp en had zij Janneke voorspeld dat zij geen kin<strong>de</strong>ren meer zou krijgen. Een dag later<br />

was <strong>de</strong> jonkvrouw bij Janneke thuis gekomen, had haar <strong>de</strong> hand gelezen en veel geluk voor­<br />

speld. Vervolgens had zij voor eenentwintig stuivers Janneke een worteltje verkocht dat zo<br />

veel goed fortuin zou brengen dat zij 'tgeluck met besemen vuytten huysse vegen sou<strong>de</strong>'. Ver­<br />

volgens had <strong>de</strong> jonkvrouw gezegd: 'lek sye wel dat u man buyten boeit en<strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren vrouwen<br />

liever heeft dan u. Ick wille u raidt geven en<strong>de</strong> indien ghy tselve doet, hy en sal nyemant liever<br />

hebben ter werelt dan u en<strong>de</strong> alle an<strong>de</strong>re vrouwen sullen hem duncken pad<strong>de</strong>n te wesen. Ick<br />

hebbe een cruyt, ghy sult hem tselve gheven t'eten in syn warmoes off in syn bier en<strong>de</strong> broet.'<br />

Jannekes echtgenoot had dus kennelijk veel buitenechtelijke affaires en Margrieta wist een<br />

mid<strong>de</strong>l om hem daarvan te weerhou<strong>de</strong>n. Zij zou ervoor zorgen dat in <strong>de</strong> ogen van <strong>de</strong> over­<br />

spelige man alle vrouwen, met uitzon<strong>de</strong>ring van zijn echtgenote, pad<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n zijn. Om dat<br />

te bereiken moest Janneke een toverkruid door zijn groente doen zodat hij dat magische mid­<br />

<strong>de</strong>l op zou eten. Dit toverkruid kostte <strong>de</strong> bedrogen echtgenote veertien stuivers. Daarop had<br />

ook Jannekes zuster <strong>de</strong> a<strong>de</strong>llijke waarzegster om raad gevraagd. Margrieta bekeek <strong>de</strong> urine<br />

van <strong>de</strong>ze nieuwe klant en stel<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> hand daarvan vast dat die een rijke man zou trouwen<br />

die binnen een jaar na het huwelijk zou overlij<strong>de</strong>n.<br />

Tegenover het Hof ontken<strong>de</strong> <strong>de</strong> waarzegster alle beschuldigingen, maar <strong>de</strong> procureur-ge­<br />

neraal wees er toen op dat Margrieta tevens voorbehoedmid<strong>de</strong>len en abortiva had verkocht<br />

en wegens haar toverij al uit Zierikzee was verbannen. Haar recept voor een voorbehoedmid­<br />

<strong>de</strong>l bestond er uit dat een vrouw een smeerkaars aan moest steken, <strong>de</strong>ze weer uit moest bla-<br />

4 W.G. Brill (red.), Rijmkroniek van Melis Slnke I. Werken <strong>Historisch</strong> Genootschap, nieuwe serie 40 (Utrecht 1885) 45,<br />

vers 881-886.<br />

5 Algemeen Rijksarchief Den Haag (hierna ARA), Archief van <strong>de</strong> Grafelijkheids Rekenkamer (hierna AGRK), Rekeningen,<br />

inv.nr. 1705, fol.4 v<br />

: Rekening van Floris van Boechout, baljuw van Gouda, 1 <strong>de</strong>cember 1445 tot 30 november<br />

1446.<br />

199


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

zen en <strong>de</strong> rook moest ina<strong>de</strong>men. Daarna moest zij warme malvezijwijn drinken met 'greyne ...<br />

mit an<strong>de</strong>re polvre en<strong>de</strong> mateerie'. Het Hof verban<strong>de</strong> Margrieta voor altijd uit <strong>Holland</strong> en<br />

Zeeland op verbeurte van haar rechterhand indien zij terug zou keren. 6<br />

Jonkvrouw Margrieta kon kennelijk voor vele doelein<strong>de</strong>n geconsulteerd wor<strong>de</strong>n. Het leeu­<br />

wen<strong>de</strong>el van haar werkzaamhe<strong>de</strong>n lijkt betrekking te hebben gehad op relaties tussen mannen<br />

en vrouwen, al kon haar kennelijk ook om raad gevraagd wor<strong>de</strong>n door slachtoffers van diefstal.<br />

Haar klanten waren zo te zien vooral vrouwen die naar mid<strong>de</strong>len zochten om het gedrag van<br />

mannen te beïnvloe<strong>de</strong>n of <strong>de</strong> mogelijke gevolgen van hun seksuele contacten met mannen uit<br />

<strong>de</strong> weg te gaan. Over <strong>de</strong> aanwezigheid van mannen wordt in ie<strong>de</strong>r geval niet gerept. Het kan<br />

niet wor<strong>de</strong>n uitgesloten dat er wel mannen hebben <strong>de</strong>elgenomen aan <strong>de</strong> gesprekken tussen<br />

<strong>de</strong>ze waarzegster en haar klanten, maar daar wordt geen melding van gemaakt.<br />

Margrieta verkocht on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een kruid dat door het voedsel van een man moest wor­<br />

<strong>de</strong>n gemengd wanneer zijn vrouw een ein<strong>de</strong> wil<strong>de</strong> maken aan zijn overspeligheid. Er zijn wel<br />

meer gevallen overgeleverd waarin melding wordt gemaakt van zulke tovermid<strong>de</strong>len. De krui­<br />

<strong>de</strong>n die Margrieta verkocht, waren, vergeleken bij veel van <strong>de</strong>ze mid<strong>de</strong>len, tamelijk onschul­<br />

dig. An<strong>de</strong>re specialisten had<strong>de</strong>n een voorkeur voor stoffen die door het menselijk lichaam<br />

wor<strong>de</strong>n geproduceerd of daarmee op bijzon<strong>de</strong>re wijze in contact had<strong>de</strong>n gestaan<br />

Kwa<strong>de</strong> echtgenoten, lijken en sche<strong>de</strong>ls<br />

In f497 accepteer<strong>de</strong> het Hof van <strong>Holland</strong> <strong>de</strong> gratie die Filips <strong>de</strong> Schone aan Elsken Hen-<br />

rycsdr had verleend op 12 juli 1497, ter gelegenheid van zijn Blij<strong>de</strong> Inkomste in Dordrecht.<br />

Elsken was uit die stad verbannen omdat zij haar man een 'valsche struyfve mit hare daerinne<br />

gedaen' te eten had gegeven. Zij had hem dus een omelet voorgezet waar zij haren in had ver­<br />

stopt. Toen Filips als nieuwe graaf van <strong>Holland</strong> voor het eerst <strong>de</strong> stad bezocht, was Elsken met<br />

hem mee <strong>de</strong> stad ingegaan om zo haar verbanning ongedaan te maken. 7<br />

In een toverijproces dat in 1566 in Amsterdam werd gevoerd, was eveneens sprake van het<br />

magische gebruik van het menselijk lichaam. In dat jaar had een groot aantal weeskin<strong>de</strong>ren te<br />

lij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>monische bezetenheid en het stadsbestuur zocht naar mid<strong>de</strong>len om daar een<br />

ein<strong>de</strong> aan te maken. 8<br />

On<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re probeer<strong>de</strong> het te achterhalen of er misschien één of<br />

6 ARA, Archief Hof van <strong>Holland</strong> (hierna HvH), inv.nr. 5652, fol. 136'-139 v<br />

: Register van criminele sententies, 11 <strong>de</strong>cember<br />

1484 tot 1 juli 1504.<br />

7 ARA, HvH, inv.nr. 480, nr. 41. Zie over gratieverlening in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>: Hans <strong>de</strong> Waardt, 'Feud and atonement in<br />

<strong>Holland</strong> and Zeeland: from private vengeance to reconciliation un<strong>de</strong>r state supervision' in: Anton Schuurman en<br />

Pieter Spierenburg (red.), Private domain, public inquiry. Families and lijeslyl.es in the Nelberlands andEurope, 1550 to the<br />

present (Hilversum 1996) 15-38 en J.G. Smit, Vorsten on<strong>de</strong>rdaem. Studies over I iolland en Zeeland in <strong>de</strong> lette mid<strong>de</strong>leeuwett<br />

(Leuven 1995) 280-282.<br />

8 Zie over <strong>de</strong>ze zaak Hans <strong>de</strong> Waardt, Toverij en samenleving 1500-1800 (Den Haag 1991) 70, 216. Er is wel veron<strong>de</strong>rsteld<br />

dat <strong>de</strong> 'bezetenheid' van <strong>de</strong> wezen zou zijn veroorzaakt door het eten van met moe<strong>de</strong>rkoren besmette rogge:<br />

A. Querido, Storm in hel weeshuis. De beroering on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Amsterdamse burgerwezen in 1566 (Amsterdam 1958); Lydia<br />

Hagoort, 'De weeshuisziekte van 1566'. <strong>Holland</strong> 26 (1994) 71-86. Dit is echter geen aannemelijke veron<strong>de</strong>rstelling.<br />

An<strong>de</strong>re weeshuizen, bijvoorbeeld die van Enkhuizen, Hoorn, Delft en Haarlem hebben op heel an<strong>de</strong>re momenten<br />

eveneens te kampen gehad met dit verschijnsel: De Waardt, Toverij en samenleving. 286-237. Het gaat hier om een cultuurhistorisch<br />

fenomeen dat zich voor<strong>de</strong>ed in communiteiten of samenlevingen met een besloten karakter. In katholieke<br />

gebie<strong>de</strong>n in Duitsland, Frankrijk of <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n manifesteer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze massale bezetenheid<br />

zich vooral in nonnenkloosters. Het bekendste voorbeeld daarvan is zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>de</strong> bezetenheid waardoor het<br />

klooster <strong>de</strong>r Ursulinen in Loudun rond 1634 werd geteisterd: Michel <strong>de</strong> Certeau, La possession ele Loudun (Parijs<br />

1970). Maar er zou<strong>de</strong>n nog talloze vergelijkbare gevallen kunnen wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />

200


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

meer toveressen aan het werk waren geweest die duivels op <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren had<strong>de</strong>n afgestuurd.<br />

In dat verband werd een zekere Ffye Jansdr alias Ffye Li evenheers gevangen genomen en on­<br />

<strong>de</strong>rvraagd.<br />

Ffye ontken<strong>de</strong> <strong>de</strong> wezen te hebben betoverd, maar gaf wel toe betrokken te zijn geweest bij<br />

an<strong>de</strong>re magische han<strong>de</strong>lingen. Zo was op een dag Anna Jansdr <strong>de</strong> Bleeckster bij haar op be­<br />

zoek geweest, die twee stukken brood bij zich had. Ffye vroeg haar waar zij die voor nodig had<br />

en Anna vertel<strong>de</strong> haar dat zij die ging brengen naar een vrouw die veel te stellen had met een<br />

drankzuchtige echtgenoot. Wanneer <strong>de</strong> dronkaard dit brood zou eten, zou hij zich beter gaan<br />

gedragen. Anna had dit mid<strong>de</strong>l tot haar volle tevre<strong>de</strong>nheid bij haar eigen echtgenoot uitge­<br />

probeerd. Ffye wil<strong>de</strong> daarop ook graag een stukje van dit won<strong>de</strong>rbrood hebben en vroeg waar<br />

het zijn werking aan te danken had. Anna vertel<strong>de</strong> toen dat zij het 'gestreecken had<strong>de</strong> <strong>de</strong>ur<br />

<strong>de</strong> mondt van een doot knechtgen'. 9<br />

Zij had het dus door <strong>de</strong> mond van een overle<strong>de</strong>n jonge­<br />

tje gehaald en daardoor had het een magische lading gekregen.<br />

Op haar beurt gaf Ffye dit recept weer door aan een an<strong>de</strong>re vrouw die ook veel te stellen<br />

had met <strong>de</strong> drankzucht van haar echtgenoot. Toen vervolgens <strong>de</strong> bezetenheid van <strong>de</strong> wees­<br />

kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> stad ertoe bracht om op zoek te gaan naar toveressen, herin­<br />

ner<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze laatste vrouw zich haar gesprek met Ffye. Zij meld<strong>de</strong> daarop aan <strong>de</strong> schout dat<br />

Ffye aan magie en toverij <strong>de</strong>ed. Deze nam vervolgens <strong>de</strong> verdachte vrouw in hechtenis. Ffye<br />

werd vier dagen gevangen gehou<strong>de</strong>n en daarbij minstens twee maal, mogelijk drie maal ge­<br />

folterd. Maar zij doorstond <strong>de</strong> tortuur 'son<strong>de</strong>r dat zy yet heeft geconfesseert'. Hoewel <strong>de</strong><br />

schout het erg verdacht vond dat zij dit kon zon<strong>de</strong>r dat zij 'eenige tranen oft eenich bloedt<br />

zon<strong>de</strong>rlinge heeft gelaten oft oick son<strong>de</strong>rlinge groot geluyt heeft gemaect', moest hij haar<br />

toen wel vrijlaten.<br />

Met behulp van een dood lichaam kon men dus magische krachten mobiliseren. Ook in<br />

an<strong>de</strong>re gevallen wer<strong>de</strong>n lijken gebruikt om het leven te beïnvloe<strong>de</strong>n. In 1611 werd, eveneens<br />

te Amsterdam, Marij Gerritsdr voor <strong>de</strong> kerkenraad geroepen. Zij beken<strong>de</strong> bij die gelegenheid<br />

dat zij tegen een an<strong>de</strong>re vrouw had gezegd dat die 'een stuck van <strong>de</strong> slincke vlecht en<strong>de</strong> een<br />

stuck van <strong>de</strong>n nagel aen <strong>de</strong> rechtervoet [van een lijk] sou<strong>de</strong> afsnij<strong>de</strong>n en<strong>de</strong> bewaren, als oyck<br />

<strong>de</strong> nael<strong>de</strong> met <strong>de</strong>n draet daer <strong>de</strong>n doo<strong>de</strong>n Neelken van Damme me<strong>de</strong> is toegenaeyt gewor­<br />

<strong>de</strong>n in 't dootcleet'. Marij had van een vrouw gehoord dat dit alles 'tsamen in bier geso<strong>de</strong>n<br />

syn<strong>de</strong>, goet sou<strong>de</strong> syn om eenen man in te geven die 't met dronkenscap en<strong>de</strong> tot lichte vrou­<br />

wen te gaen geneghen is, om tselve te hin<strong>de</strong>ren'. 10<br />

Lichaams<strong>de</strong>len van gestorven mensen of<br />

zaken die daarmee in contact waren geweest, waren dus probate mid<strong>de</strong>len om mannen ervan<br />

te weerhou<strong>de</strong>n zich te misdragen. Men moest <strong>de</strong>ze macabere stoffen in bier koken en <strong>de</strong>ze<br />

drank vervolgens aan een echtgenoot te drinken geven die zijn geld uitgaf aan drank en lich­<br />

te vrouwen. Als zij dit magisch gela<strong>de</strong>n biertje had<strong>de</strong>n binnen gekregen, zou<strong>de</strong>n zij zich niet<br />

meer bedrinken en geen prostituees meer bezoeken.<br />

Maar <strong>de</strong>ze tovermid<strong>de</strong>len kon<strong>de</strong>n ook wor<strong>de</strong>n gebruikt om mannen juist te dwingen tot<br />

bor<strong>de</strong>elbezoek en an<strong>de</strong>r slecht gedrag. In <strong>de</strong> stad Hoorn wil<strong>de</strong> in het jaar 1654 Griet Egberts<br />

alias Seven haar bor<strong>de</strong>el meer klandizie bezorgen. Op aanra<strong>de</strong>n van een an<strong>de</strong>re vrouw stal zij<br />

9 Gemeentearchief (hierna GA) Amsterdam, Oudrechterlijk archief (hierna ORA-A), inv.nr. 272, fol. 117M21, 131,<br />

133'; ARA, AGRK, Rekeningen, inv.nr. 4230: Rekening van Pieter Pieters, schout van Amsterdam, april 1566-12 april<br />

1569, fol. lT-12, 125'.<br />

10 GA Amsterdam, Archief van <strong>de</strong> kerkenraad van <strong>de</strong> Hervorm<strong>de</strong> Gemeente (hierna HG-A), inv.nr. 3, fol. 255\ 256:<br />

Acta van <strong>de</strong> kerkenraad 1611; vgl. Herman Roo<strong>de</strong>nburg, On<strong>de</strong>r censuur. De kerkelijke tucht in <strong>de</strong> gereformeer<strong>de</strong> gemeente,<br />

van Amsterdam, 1578-1700 (Hilversum 1990) 214.<br />

10 \


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

Afb. 2. Jacob <strong>de</strong> Gheyn II, Vier tovenaressen koken <strong>de</strong>len van een menselijk lichaam. Tekening, begin f 7e<br />

eeuw.<br />

daartoe in Scharwou<strong>de</strong> een sche<strong>de</strong>l van het kerkhof en begroef die on<strong>de</strong>r haar drempel,<br />

'voorgeven<strong>de</strong> daer door neringe te sullen becomen en dat <strong>de</strong> lui<strong>de</strong>n oock geerne we<strong>de</strong>r in<strong>de</strong><br />

selve herberg sou<strong>de</strong>n keeren'. Griet werd daarom met vier bij haar werkzame prostituees ver­<br />

oor<strong>de</strong>eld tot een week gevangenisstraf op water en brood en verbanning. 11<br />

Ook an<strong>de</strong>re on­<br />

<strong>de</strong>rnemers zetten <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len in om hun omzet te vergroten. Zo werd Albert<br />

Alberts van Hamburg in 1618 voor acht jaar uit Amsterdam verbannen omdat hij niet alleen<br />

als heler actief was geweest, maar ook magie had gebruikt. Hij was <strong>de</strong> voorgaan<strong>de</strong> winter met<br />

een schuitje naar Volenwijk gevaren, <strong>de</strong> plaats aan <strong>de</strong> noordzij<strong>de</strong> van het IJ waar <strong>de</strong> lijken van<br />

<strong>de</strong> in Amsterdam geëxecuteer<strong>de</strong> misdadigers te pronk wer<strong>de</strong>n gesteld. Daar had hij het<br />

hoofd en <strong>de</strong> rechterhand van een on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> galg liggend lichaam afgesne<strong>de</strong>n. De sche<strong>de</strong>l<br />

plaatste hij on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> drempel van zijn huis en <strong>de</strong> hand verborg hij in zijn kel<strong>de</strong>r, nadat hij<br />

daar eerst <strong>de</strong> duim van had afgesne<strong>de</strong>n en aan zijn echtgenote had gegeven. Hij had dit ge­<br />

daan zo hij zei om 'neeringh te crygen', dus om meer succes in zaken te hebben. 12<br />

Aan lichaams<strong>de</strong>len van overle<strong>de</strong>n personen wer<strong>de</strong>n indrukwekken<strong>de</strong> krachten toegekend.<br />

Wie daar op <strong>de</strong> juiste wijze gebruik van maakte kon an<strong>de</strong>re mensen dwingen te gehoorzamen.<br />

De aldus gemanipuleer<strong>de</strong> personen wer<strong>de</strong>n er dan óf toe gebracht bepaald gedrag te vermij­<br />

<strong>de</strong>n, óf juist om bepaal<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen te verrichten.<br />

11 GA Hoorn, Oudrechterlijk archief, inv.nr. 4517, fol. 204 v<br />

-205.<br />

12 GA Amsterdam, ORA-A, inv.nr. 571, fol. 126 v<br />

-127.<br />

202


Planeten, bloed, vreem<strong>de</strong> geboorten en leesbare han<strong>de</strong>n<br />

'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

In <strong>de</strong> meeste voorbeel<strong>de</strong>n die tot nu toe aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> kwamen, speel<strong>de</strong>n mannen hoofdzake­<br />

lijk een lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> rol. Zij wer<strong>de</strong>n gemanipuleerd met behulp van magie, maar maakten slechts<br />

zel<strong>de</strong>n gebruik van buitennatuurlijke krachten om vrouwen te laten doen wat zij wil<strong>de</strong>n. Ac­<br />

tief gedrag van mannen lijkt in <strong>de</strong>ze zaken in<strong>de</strong>rdaad slechts bij uitzon<strong>de</strong>ring te zijn voorge­<br />

komen. Toch zijn er wel voorbeel<strong>de</strong>n van mannen die probeer<strong>de</strong>n met magische mid<strong>de</strong>len<br />

vrouwen te bewerken. In Gorinchem wer<strong>de</strong>n in 1608 enkele personen verbannen die 'als een<br />

hey<strong>de</strong>n' rondliepen, die dus een zigeunerleven leid<strong>de</strong>n. Een van hen, Annitgen Thomas uit<br />

Vlaan<strong>de</strong>ren, beken<strong>de</strong> mensen <strong>de</strong> hand te hebben gelezen en '<strong>de</strong> luy<strong>de</strong>n wat wys te maecken<br />

die't gelooven willen'. Ook gaf zij toe aan 'seecker jongman eenige cruy<strong>de</strong>n behandicht te<br />

hebben, hem wysmaecken<strong>de</strong> dat se dienen sou<strong>de</strong>n tot het crygen van<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van een jonge<br />

dochter'. 13<br />

Enkele jaren daarvoor, in 1595, ontken<strong>de</strong> te Rotterdam <strong>de</strong> apotheker Jacob An-<br />

driesz dat hij iets van zulke dingen wist, toen hij ervan werd beschuldigd een poe<strong>de</strong>r te heb­<br />

ben gemaakt waardoor mannen van hun vrouwen wer<strong>de</strong>n losgemaakt. Jacob erken<strong>de</strong> dat een<br />

zekere Clara Jansdr hem wel had gevraagd zo'n mid<strong>de</strong>l te maken. Maar naar zijn eigen zeg­<br />

gen had hij geantwoord 'dattet nyet doenlick was'. 14<br />

Er waren dus ook wel mannen die betrokken waren bij dit soort magische han<strong>de</strong>lingen.<br />

Maar wanneer in <strong>de</strong> bronnen wordt uitgelegd hoe <strong>de</strong> kennis omtrent <strong>de</strong>ze magie werd door­<br />

gegeven, blijkt dat <strong>de</strong>ze vooral circuleer<strong>de</strong> in netwerken van vrouwen. De carrière van <strong>de</strong><br />

waarzegster Maritgen Jans van Delft is wat dat betreft vergelijkbaar met <strong>de</strong> manier waarop eer­<br />

<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong> Ffye Lievenheers en Marij Gerritsdr aan hun magische kennis waren gekomen.<br />

Maritgen werd in 1610 uit Gorinchem verbannen. Zij was twee keer getrouwd geweest, bei<strong>de</strong><br />

keren met soldaten. Nadat ook haar twee<strong>de</strong> echtgenoot was gesneuveld, had zij <strong>de</strong> kost ver­<br />

diend met wassen en schuren. Van een an<strong>de</strong>re vrouw had zij geleerd hoe zij een kwa<strong>de</strong> man<br />

goed moest maken en in Gorinchem had zij met die kunst een vrouwelijke klant geholpen.<br />

Ook had zij geprobeerd daar een zieke vrouw te genezen. Zij beken<strong>de</strong> dat zij te Vlissingen ge­<br />

vangen had gezeten op ver<strong>de</strong>nking van kwaadaardige toverij. Iemand was 'door haer gesicht<br />

qttalick gewor<strong>de</strong>n'. Uitein<strong>de</strong>lijk had men haar daar weer zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>re bestraffing laten<br />

gaan. De schepenen van Gorinchem besloten daarentegen om haar te verbannen. 15<br />

Maritgen Jans had echter nog meer talenten. Zij las ook planeten, zoals dat werd genoemd,<br />

en kon dus door het firmament te bestu<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> gegevens verzamelen waar haar klanten om<br />

vroegen. In Amsterdam had zij een an<strong>de</strong>re vrouw, omdat die kon lezen, het advies gegeven ook<br />

zo <strong>de</strong> kost te verdienen. Wie in staat was <strong>de</strong> stand <strong>de</strong>r planeten te interpreteren kon informatie<br />

krijgen over uiteenlopen<strong>de</strong> zaken. Zo kon on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re wor<strong>de</strong>n achterhaald hoe het stond<br />

met <strong>de</strong> kansen die iemand had op <strong>de</strong> markt van lief<strong>de</strong> en geluk. In 1678 bijvoorbeeld beroem­<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong> Delftse weduwe Abigail Jans zich er ten overstaan van een an<strong>de</strong>re vrouw op dat haar<br />

knecht 'haer door Godt toegevougt was en<strong>de</strong> dat sij sijn planeet hadt laeten leesen'. 16<br />

Het i<strong>de</strong>e dat men <strong>de</strong> toekomst van een persoon te weten kon komen door <strong>de</strong> planeten te<br />

lezen was op zich niet vreemd. Tot ver in <strong>de</strong> 17e eeuw waren chirurgijns en aca<strong>de</strong>misch ge­<br />

vorm<strong>de</strong> geneesheren gewoon het juiste moment voor bepaal<strong>de</strong> medische ingrepen te bepa-<br />

13 GA Gorinchem, Oudrechterlijk archief (hierna ORA-G), inv.nr. 190, fol. 145-146.<br />

14 N. Alting Mees, 'Uit het protocol van Jacob Symonszn notaris publicq binnen Rotterdam', Rotterdams jaarboekje serie<br />

1, 10 (1912) 121-122.<br />

15 GA Gorinchem, ORA-G, inv.nr. 190, fol. 174-175.<br />

16 GA Delft, Oudrechterlijk archief (hierna ORA-D), inv.nr. 60, 8 oktober 1678. Met dank aan Manon van <strong>de</strong>r Heij<strong>de</strong>n.<br />

2O:Ï


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

len met behulp van astrologische berekeningen. Jaarlijks verschenen almanakken, vaak sa­<br />

mengesteld door een doctor medicinae, aan <strong>de</strong> hand waarvan kon wor<strong>de</strong>n vastgesteld op welk<br />

moment het beste in een bepaald lichaams<strong>de</strong>el een incisie kon wor<strong>de</strong>n gemaakt ten behoeve<br />

van een a<strong>de</strong>rlating. 17<br />

Maar <strong>de</strong>ze almanakken bevatten ook vaak toekomstvoorspellingen. Een dokter van wie een<br />

voorspelling was uitgekomen, kon trots zijn op zijn vakbekwaamheid. Dat niet-geletter<strong>de</strong> in­<br />

woners van <strong>Holland</strong> geloof<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> planeten een rijke bron van informatie bo<strong>de</strong>n, was dus<br />

niet zo vreemd. Menige waarzegger presenteer<strong>de</strong> zichzelf daarom als een probaat lezer <strong>de</strong>r<br />

planeten. Maar velen van hen zullen daarbij niet zover zijn gegaan dat zij <strong>de</strong> gecompliceer<strong>de</strong><br />

berekeningen uitvoer<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> medici hanteer<strong>de</strong>n. Verschillen<strong>de</strong> planeetlezers die hun<br />

klanten vertel<strong>de</strong>n hoe zij het geluk dan wel hun gel<strong>de</strong>lijk fortuin zou<strong>de</strong>n kunnen vin<strong>de</strong>n, ver­<br />

gaar<strong>de</strong>n hun kennis door intens naar <strong>de</strong> sterren te kijken. Zij stel<strong>de</strong>n dat zij over bijzon<strong>de</strong>re<br />

gaven beschikten en daarom dingen kon<strong>de</strong>n zien die voor gewone stervelingen verborgen<br />

bleven. Hun werkwijze leun<strong>de</strong> dus aan tegen die van <strong>de</strong> officieel erken<strong>de</strong> astrologen, maar<br />

was toch in zoverre an<strong>de</strong>rs dat zij zich nadrukkelijk presenteer<strong>de</strong>n als mensen met talenten<br />

die <strong>de</strong> grenzen <strong>de</strong>r natuur overstegen.<br />

Een an<strong>de</strong>re reguliere medische techniek werd op een vergelijkbare manier geïncorpo­<br />

reerd in <strong>de</strong> magische technieken. Chirurgijns waren gewoon hun patiënten verlichting in<br />

hun lij<strong>de</strong>n te geven door hen een hoeveelheid bloed af te tappen. Menig waarzegger was ook<br />

gewoon a<strong>de</strong>r te laten, maar <strong>de</strong>ed dat niet zoals <strong>de</strong> chirurgijns om een stoornis in <strong>de</strong> balans<br />

<strong>de</strong>r humeuren te herstellen. Een magische specialist kon door het bloed van een klant nauw­<br />

keurig te bezien, veel te weten komen over het lot van die cliënt en van diens naasten of zelfs<br />

van diens bezittingen. Om het benodig<strong>de</strong> bloed te verkrijgen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> klanten 'gekopt'.<br />

Daarbij wer<strong>de</strong>n kleine incisies gemaakt in <strong>de</strong> huid. Vervolgens wer<strong>de</strong>n met een vlammetje gla­<br />

zen kommetjes van binnen met vuur verhit. Daarna wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze kommetjes met <strong>de</strong> open<br />

kant tegen <strong>de</strong> huid op <strong>de</strong> bloe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wondjes geplaatst. Als vervolgens <strong>de</strong> lucht afkoel<strong>de</strong>,<br />

werd er wat bloed in het kommetje gezogen, waarna <strong>de</strong>ze substantie kon wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r­<br />

zocht. 18<br />

Maritgen Jans van Delft, wier optre<strong>de</strong>n hierboven al ter sprake kwam, bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

niet alleen <strong>de</strong> planeten, maar ook het bloed van haar klanten.<br />

Deze techniek werd vooral toegepast door vrouwelijke waarzegsters, ook wel 'kopsters' ge­<br />

naamd. Meestal wil<strong>de</strong>n <strong>de</strong> klanten niet meer dan een toekomstvoorspelling, maar soms vroe­<br />

gen zij <strong>de</strong> kopster ook om ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> hulp. De Amsterdamse Mayken Isaax bijvoorbeeld<br />

bezocht in 1659 een kopster om 'haer man we<strong>de</strong>r thuijs te crijgen die van haer geloopen'<br />

was. 19<br />

Dit werk werd vooral gedaan door vrouwen, maar soms ook wel door mannen. Thomas<br />

du Wart bijvoorbeeld, een uit Rammekens afkomstige waarzegger, werd in 1663 door <strong>de</strong> Rot­<br />

terdamse schepenbank ertoe veroor<strong>de</strong>eld om te pronk te staan met een bord waarop ge­<br />

schreven stond: 'valschen waersegger'. Daarna moest hij <strong>de</strong> stad voor twaalf jaar verlaten. Hij<br />

had voor twee stuivers per consult vrouwen gekopt en uit het bloed 'eenigsins verborgene<br />

saecken' geopenbaard. Hij werd on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re geraadpleegd door slachtoffers van diefstal die<br />

17 Zie hierover bijvoorbeeld Frank Huisman, Stadsbelang en standsbesef. Gezondheidszorg en medisch beroep in Groning<br />

1500-1730 (Rotterdam 1992) 51-56. Zie ook Hans <strong>de</strong> Waardt, 'Breaking the boundaries: irregular healers in eighteenth-eentury<br />

<strong>Holland</strong>' in: Marijke Gijswijt-Hofslra, Hilary Marland and Hans <strong>de</strong> Waardt (red.), Illness and healing<br />

alternatives in Western Europe (Lon<strong>de</strong>n en New York 1997) 154.<br />

18 Verg. Florence WJ. Koorn en H. Roo<strong>de</strong>nburg, 'Kopsters: vrouwen in <strong>de</strong> marge van <strong>de</strong> gezondheidszorg', Spiegel historiaell9,3<br />

(1984) 125-129.<br />

19 GA Amsterdam, HG-A, inv.nr. 10, fol. 47; verg. Roo<strong>de</strong>nburg, On<strong>de</strong>r censuur, 213, 214, waar ook an<strong>de</strong>re gevallen wor<strong>de</strong>n<br />

genoemd.<br />

20 I


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

met zijn hulp hun bezittingen wil<strong>de</strong>n achterhalen. Maar on<strong>de</strong>r zijn clientèle bevon<strong>de</strong>n zich<br />

ook <strong>de</strong> echtgenotes van zeelui die wil<strong>de</strong>n weten waar hun mannen waren. Du Wart was in op­<br />

spraak gekomen omdat hij, wanneer hij door een vrouw werd geconsulteerd, altijd 'sijn man-<br />

nelijckheit heeft voor <strong>de</strong>n dagh gehaelt, <strong>de</strong> selve aen haer getoont en<strong>de</strong> daer me<strong>de</strong> in haer<br />

bijwesen schan<strong>de</strong>lijck gespeelt'. Bij een van die gelegenhe<strong>de</strong>n had hij tegen enkele bezoek­<br />

sters gezegd: 'Sijt ghij daer voor vervaert? Gij sijt jonge meijskens.' 20<br />

Door het bloed van een vrouw te bestu<strong>de</strong>ren kon dus kennelijk <strong>de</strong> verblijfplaats wor<strong>de</strong>n<br />

achterhaald van een man met wie zij een bijzon<strong>de</strong>re relatie on<strong>de</strong>rhield. Het ging daarbij ove­<br />

rigens niet altijd om echtgenoten of minnaars. Zo was in 1633 in Schiedam een kopster actief,<br />

die uit het bloed van een door haar behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vrouw kon aflei<strong>de</strong>n dat die een zoon in Oost-<br />

Indië had. De waarzegster zag <strong>de</strong> zoon in kwestie daar bij het vuur zitten. Bij een an<strong>de</strong>re<br />

vrouw stel<strong>de</strong> zij vast dat haar broer op een schip voer dat juist voor <strong>de</strong> kust van Pernambuco<br />

een met suiker gela<strong>de</strong>n Portugese kraak had gekaapt. 21<br />

Een kopster kon niet alleen vaststellen of het goed ging met een dierbare die buitenslands<br />

was. Zij kon ook informatie verstrekken over een man die gewoon thuis was. In 1655 bijvoor­<br />

beeld verzocht <strong>de</strong> Alkmaar<strong>de</strong>r Arent Niesen een notaris om <strong>de</strong> attestatie op te nemen van<br />

Haduw Lambertsdr. 22<br />

Deze verklaar<strong>de</strong> toen dat zij meer dan eens aanwezig was geweest wan­<br />

neer Maria <strong>de</strong> Haen, die met Arent getrouwd was, maar nu geschei<strong>de</strong>n van hem leef<strong>de</strong>, werd<br />

bezocht door <strong>de</strong> 'copster en<strong>de</strong> waersegster' Jannitie '<strong>de</strong> welcke met een helm sou<strong>de</strong> sijn ge­<br />

boren'. Maria had steeds gevraagd wanneer Arent Niesen zou sterven. Het antwoord van <strong>de</strong><br />

waarzegster luid<strong>de</strong> dat hij niet lang meer zou leven. Zij had zijn doodkist of lijkbaar al gezien.<br />

Ook <strong>de</strong> kopster Judith Afoors die in 1658 uit Rotterdam werd verbannen, was naar haar<br />

zeggen met <strong>de</strong> helm geboren en stel<strong>de</strong> dat zij daarom meer kon zien dan een gewoon mens.<br />

Sinds zij zich vier jaar tevoren in Rotterdam had gevestigd had zij met koppen <strong>de</strong> kost ver­<br />

diend. Zij zag 's nachts een bijzon<strong>de</strong>r licht en kon ook aan <strong>de</strong> ogen van een meisje zien of zij<br />

nog maagd was. Zij kon nog twee vrouwen noemen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vaardigheid: 'Willempje opt<br />

Oosteyn<strong>de</strong>' en 'Nele <strong>de</strong>n Hoochduyts op <strong>de</strong> Dijck'. 23<br />

Iemand van wie <strong>de</strong> geboorte een ongewoon karakter had gehad, beschikte over buitenna­<br />

tuurlijke vaardighe<strong>de</strong>n. Dat gold voor personen die met <strong>de</strong> helm waren geboren, maar ook<br />

voor mensen die met <strong>de</strong> keizersne<strong>de</strong> ter wereld waren gebracht of die na <strong>de</strong> dood van hun<br />

moe<strong>de</strong>r waren geboren. Tryn Jans van Hamburg bijvoorbeeld beroem<strong>de</strong> zich er op dat zij 'was<br />

een ongeboorne levendich nae <strong>de</strong> doot van haer moe<strong>de</strong>r uit het lichaem gesne<strong>de</strong>n'. In 1622<br />

vertel<strong>de</strong> zij een Delftse weduwe die op het punt stond te hertrouwen, dat zij een gelukkig hu­<br />

welijk zou hebben omdat er on<strong>de</strong>r haar huis een schat was begraven. Tryn zou er voor zorgen<br />

dat die te voorschijn kwam als <strong>de</strong> weduwe haar eerst een flink bedrag aan geld, wat goud en<br />

enig textiel zou bezorgen. Toen Tryn probeer<strong>de</strong> zich met haar buit uit <strong>de</strong> voeten te maken,<br />

werd zij in Rotterdam gevangen genomen en verbannen.<br />

Deze waarzegster ging niet erg handig te werk, want zij werd opvallend vaak veroor<strong>de</strong>eld.<br />

Voordat <strong>de</strong> Hamburgse in <strong>Holland</strong> aankwam was Tryn al in 1620 te Utrecht wegens waarzeg­<br />

gerij veroor<strong>de</strong>eld. Zij beken<strong>de</strong> toen dat het gerecht in haar va<strong>de</strong>rstad haar om zulke praktij­<br />

ken al een oor had laten afsnij<strong>de</strong>n. 24<br />

Het was kennelijk haar gewoonte vrouwen te bena<strong>de</strong>ren,<br />

20 GA Rotterdam, Oudrechterlijk archief (hierna ORA-R), inv.nr. 249, fol. 71-73 v<br />

.<br />

21 GA Schiedam, Oudrechterlijk archief (hierna ORA-S), inv.nr. 91, fol. 81-82.<br />

22 GA Alkmaar, Notarieel archief Alkmaar, inv.nr. 192, fol. 367-368.<br />

23 GA Rotterdam, ORA-R, inv.nr. 248, fol. 259"; inv.nr. 140, 6 augustus 1658.<br />

20:5


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

die zij voorspiegel<strong>de</strong> ofwel dat zich on<strong>de</strong>r hun huis een schat bevond die zij alleen te voor­<br />

schijn kon brengen, ofwel dat zij er voor kon zorgen dat <strong>de</strong> echtgenoot van haar klant geen<br />

problemen zou hebben. Zo ontving zij in Amsterdam achtenhalve rijksdaal<strong>de</strong>r van een zee­<br />

mansvrouw, die zij had beloofd er voor te zullen zorgen dat haar man 'die nae Dantzick ge-<br />

trocken was niet zou<strong>de</strong> gevangen wor<strong>de</strong>n'. Zelfs als <strong>de</strong> echtgenoot om wie het ging al was<br />

overle<strong>de</strong>n, kon Tryn hem helpen. In Purmerend kreeg zij van een weduwe vijftien gul<strong>de</strong>n om<br />

aan <strong>de</strong> geest van <strong>de</strong> gestorven echtgenoot van haar slachtoffer een wollen hemd, twee slaapla­<br />

kens, twee kussenslopen en nog twee of drie hemdjes te bezorgen.<br />

Niet alle waarzeggers kon<strong>de</strong>n zich beroemen op een geboorte met een ongewoon karakter,<br />

en zij namen ook niet allemaal <strong>de</strong> moeite om uitgebreid <strong>de</strong> hemellichamen te bestu<strong>de</strong>ren of<br />

bloed af te tappen van hun klanten. Veel waarzeggers volston<strong>de</strong>n er mee <strong>de</strong> lichamen van hun<br />

bezoekers te bestu<strong>de</strong>ren. Met name een on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n kon veel gegevens opleve­<br />

ren over <strong>de</strong> toekomst van <strong>de</strong> klant, maar ook over het reilen en zeilen van diens naasten. Het<br />

waren met name zigeunerinnen of 'hei<strong>de</strong>nse vrouwen', zoals ze meestal in <strong>de</strong> bronnen wor­<br />

<strong>de</strong>n genoemd, die <strong>de</strong> hand lazen. Er zijn heel veel rechtszaken gevoerd tegen <strong>de</strong>ze rondzwer­<br />

ven<strong>de</strong> waarzegsters, maar slechts zel<strong>de</strong>n bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> archieven meer informatie dan louter <strong>de</strong><br />

opmerking dat zij <strong>de</strong> hand lazen en 'goed geluck' zeg<strong>de</strong>n en daarom wer<strong>de</strong>n verbannen. De<br />

rechtbanken waren kennelijk niet wezenlijk geïnteresseerd in <strong>de</strong>ze vreem<strong>de</strong>lingen en wil<strong>de</strong>n<br />

hen alleen maar zo snel mogelijk over <strong>de</strong> grens zetten.<br />

Maar soms heeft een bron toch iets meer te bie<strong>de</strong>n. In 1597 werd in Amsterdam Aeltge Pie-<br />

ters gevangen genomen. 25<br />

Zij was getrouwd met een soldaat van wie zij drie kin<strong>de</strong>ren had,<br />

maar had haar echtgenoot twaalf jaar eer<strong>de</strong>r verlaten omdat zij bij hem niet genoeg te eten<br />

kreeg. Op het moment waarop zij door <strong>de</strong> Amsterdamse schout in hechtenis werd genomen,<br />

woon<strong>de</strong> zij al drie maan<strong>de</strong>n op een kamer in Weesp. Daarvoor had zij rondgezworven. In<br />

Weesp en Amsterdam, maar ook in Doesburg, Doetinchem en Geertrui<strong>de</strong>nberg had zij '<strong>de</strong>n<br />

luy<strong>de</strong>n in<strong>de</strong> hant gesien'. Zij beken<strong>de</strong> dat zij, wanneer haar klanten in hun 'rechterhandt<br />

twee ofte meer scrapkens by een an<strong>de</strong>ren had<strong>de</strong>n, [hen] wysmaeckte dat zy een rycke vryer<br />

ofte vryster sou<strong>de</strong>n crygen, en<strong>de</strong> die geene die alsulcke scrapkens nyet en had<strong>de</strong>n, dat die ter<br />

contrarie sou<strong>de</strong> gebueren'.<br />

Aeltge gaf toe dat zij haar klanten vertel<strong>de</strong> wat zij graag wil<strong>de</strong>n horen. De vrouwen en <strong>de</strong><br />

enkele man die haar consulteer<strong>de</strong>n, verwachtten dat zij er voor zou kunnen zorgen dat hun<br />

gestolen of verloren goed terug zou wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n. Aeltge beschikte over verschillen<strong>de</strong><br />

vaardighe<strong>de</strong>n, zij kon ook planeten lezen. Maar het meren<strong>de</strong>el van haar bezoekers vroeg haar<br />

om hen <strong>de</strong> hand te lezen en te vertellen of zij een rijke vrijer zou<strong>de</strong>n krijgen. Een aantal ke­<br />

ren moest zij er voor zorgen dat weggelopen echtgenoten weer terugkwamen, of zij moest na­<br />

gaan welke van twee echtelie<strong>de</strong>n als eerste zou overlij<strong>de</strong>n. Ook kon zij er voor zorgen dat een<br />

gewelddadige echtgenoot zich beter gedroeg. Zij verkocht daartoe speciale peperworteltjes<br />

die hem moesten wor<strong>de</strong>n voorgezet.<br />

Het hand lezen lever<strong>de</strong> Aeltge meestal niet meer op dan een paar stuivers, maar indien mo-<br />

24 J. Steenhuis, 'Also hier grote sprake is van toverien.' Toverij en <strong>de</strong> gerechtelijke vervolging van toverij voor het gerecht<br />

van Utrecht, 1315-1657 (doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam 1988) 80-81. Zie voor <strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>lingen<br />

in <strong>Holland</strong>: GA Rotterdam, ORA-R, inv.nr. 246, fol. 85-87; GA Gorinchem, ORA-G, inv.nr. 191, 7 april 1623; ibi<strong>de</strong>m,<br />

inv.nr. 189, 12 en 22 april 1623; GA's-Gravenhage, Oudrechterlijk archief (hierna ORA-'sG), inv.nr. 100, L7 oktober<br />

1624; GA Amsterdam, ORA-A, inv.nr. 297, fol. 70', 112, 209'; ibi<strong>de</strong>m, inv.nr. 630E, 10 januari 1627. Ik vermoed<br />

dat <strong>de</strong> ophehtster die als hoofdpersoon optreedt in <strong>de</strong> door een onbeken<strong>de</strong> auteur geschreven klucht Trijn van<br />

Hamburg (Amsterdam: W.Jzn. Wijngaerts 1627) op haar was gebaseerd.<br />

25 De tekst van haar verhoor in GA Amsterdam, ORA-A 5061, inv.nr. 280, fol. 62*-63\ 66-67', 69 v<br />

-71.<br />

206


Afb. 3. Francisco Goya, A<br />

caza <strong>de</strong> dientes ('Op tan<strong>de</strong>njachtj,<br />

Caprichos, serie etsen<br />

1796-1798.<br />

'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

gelijk gebruikte zij het als een inleiding tot een profijtelijker vervolg. Zij zei dan dat er in het<br />

huis van haar cliënte een schat verborgen was en dat zij die te voorschijn kon laten komen, als<br />

haar bezoekster haar bepaal<strong>de</strong> munten bezorg<strong>de</strong> of wat geërfd goud. Wegens haar bedriegerijen<br />

werd Aeltge er door <strong>de</strong> Amsterdamse schepenen op 29 januari 1598 toe veroor<strong>de</strong>eld om<br />

te pronk te wor<strong>de</strong>n gezet, met <strong>de</strong> toverboeken die zij had gebruikt om haar nek. Zij werd ook<br />

gegeseld en tenslotte voor vijftien jaar verbannen. 26<br />

26 GAAmsterdam, ORA-A, inv.nr. 630B, fol. 115-116.<br />

207


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

Kwa<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen<br />

Hierboven wer<strong>de</strong>n al enkele voorbeel<strong>de</strong>n gegeven van toverpraktijken die niet zozeer wer<strong>de</strong>n<br />

verricht om een beoog<strong>de</strong> partner verliefd te laten wor<strong>de</strong>n, als wel om informatie te verkrijgen<br />

over het moment waarop een bestaan<strong>de</strong> echtgenoot zou sterven. Degenen die zulke gegevens<br />

wil<strong>de</strong>n verkrijgen, hoopten dat hun eigen partner of die van hun gelief<strong>de</strong> spoedig zou over­<br />

lij<strong>de</strong>n, zodat zij een nieuw huwelijk zou<strong>de</strong>n kunnen aangaan. Sommigen gingen zo ver, dat zij<br />

probeer<strong>de</strong>n met behulp van toverij <strong>de</strong>gene aan te vallen die als een sta-in-<strong>de</strong>-weg voor <strong>de</strong><br />

eigen amoureuze ontwikkeling werd gezien.<br />

In 1503 werd in Schiedam Elizabeth, echtgenote van Symon Wouters, door drie vrouwen<br />

ervan beschuldigd dat zij een van hen, genaamd Katryn Dircksdr, 'qua<strong>de</strong> zyn gegeven heeft<br />

op haire bruytstoele'. Volgens een man, Cornelis Corneliss, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> drie vrouwen ook ge­<br />

zegd 'datter eenen valschen ring geweest is'. 27<br />

Het is niet helemaal dui<strong>de</strong>lijk wat hier speel<strong>de</strong>.<br />

Kennelijk meen<strong>de</strong>n <strong>de</strong> drie vrouwen die <strong>de</strong> beschuldigingen had<strong>de</strong>n geuit, dat <strong>de</strong> bruidsslui­<br />

er van één van hen was betoverd, evenals <strong>de</strong> ring die was gebruikt bij <strong>de</strong> bruiloft.<br />

In enkele gevallen van latere datum is het dui<strong>de</strong>lijk dat er kwaadaardige toverij werd inge­<br />

zet. Toen <strong>de</strong> uit Denemarken afkomstige naaister Dorothé Carstens in 1614 door <strong>de</strong> schout<br />

van Amsterdam werd verhoord omdat zij actief was als waarzegster, werd zij vervolgens van al­<br />

lerlei praktijken beschuldigd zoals die hierboven genoemd. Zij beken<strong>de</strong> dat zij voorheen in<br />

Rotterdam had gewoond, en dat zij daar on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een vrouw het advies had gegeven een<br />

muskaatnoot te raspen en die in een pannenkoek aan haar echtgenoot te eten te geven 'die<br />

daer door van manieren sou<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren'. Daarnaast had zij van verschillen<strong>de</strong> mensen veel<br />

geld ontvangen om geesten te bezweren die schatten bewaakten. Ook had zij een vrouw aan­<br />

wijzingen gegeven over <strong>de</strong> verblijfplaats van haar man, en een kind genezen dat was beto­<br />

verd. 28<br />

Waarschijnlijk is zij toen Amsterdam uitgezet. Volgens RC. Hooft, die haar in zijn func­<br />

tie van drost van Mui<strong>de</strong>n en schout van Weesp in 1619 voor <strong>de</strong> schepenbank van <strong>de</strong>ze laatste<br />

stad aanklaag<strong>de</strong>, was zij al twee maal uit Amsterdam verbannen. In Weesp had zij haar praktijk<br />

als waarzegster voortgezet en daarbij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een vrouw ontvangen die 'haers mans<br />

dood' had verzocht. 29<br />

De dienstverlening van Dorothé ging toen dus aanzienlijk ver<strong>de</strong>r dan<br />

vijfjaar daarvoor. Met behulp van toverij had zij immers geprobeerd een man te do<strong>de</strong>n, die<br />

door zijn echtgenote niet langer gewenst was. Zij werd door <strong>de</strong> schepenbank van Weesp voor<br />

dat misdrijf slechts veroor<strong>de</strong>eld tot verbanning, een opmerkelijk mild vonnis.<br />

In 1620 werd <strong>de</strong> weduwe Anneke Jansz voor <strong>de</strong> Amsterdamse kerkenraad geroepen, omdat<br />

zij een waarzegster had gevraagd wanneer <strong>de</strong> vrouw van haar minnaar zou overlij<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong><br />

bedrogen echtgenote was dit aanleiding geweest haar man te verlaten. 30<br />

In 1666 werd Grietje<br />

Harmans om eenzelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n door <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> instantie verhoord. 31<br />

Deze kwaadaardige toverij was overigens niet altijd direct tegen het leven van een concur­<br />

rent op <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>smarkt gericht. In enkele gevallen werd slechts veron<strong>de</strong>rsteld dat alleen <strong>de</strong><br />

seksuele vermogens van het slachtoffer waren aangetast. De Amsterdamse regent Bonteman-<br />

27 GA Schiedam, ORA-S, inv.nr. 35, nr. 538.<br />

28 GA Amsterdam, ORA-A, inv.nr. 290, fol. 17'.<br />

29 P.C Hooft, Brieven, B. Huy<strong>de</strong>coper (red.) (Haarlem en Lei<strong>de</strong>n 1750). Tot Hoofts grote ergernis weiger<strong>de</strong>n <strong>de</strong> schepenen<br />

om Dorothé te veroor<strong>de</strong>len. Zij droegen haar slechts op binnen zes weken <strong>de</strong> stad te verlaten; Rijksarchief<br />

Noord-<strong>Holland</strong>, Oudrechterlijk archief, inv.nr. 2862, 5 oktober 1619.<br />

30 GA Amsterdam, HG-A, inv.nr. 4, fol. 413; Roo<strong>de</strong>nburg, On<strong>de</strong>r censuur, 214.<br />

31 GA Amsterdam, HG-A, inv.nr. 11, fol. 227; Roo<strong>de</strong>nburg, On<strong>de</strong>r censuur, 214.<br />

20H


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

tel nam in zijn verzameling handschriften enkele stukken op over gevallen waarin werd be­<br />

weerd dat mannen als gevolg van toverij impotent waren gewor<strong>de</strong>n. In 1654 beklaag<strong>de</strong> een<br />

joodse vrouw zich bij <strong>de</strong> Amsterdamse schepenen over het feit 'dat haer man haer noijt had-<br />

<strong>de</strong> bekent, niet tegenstaen<strong>de</strong> [zij] veel <strong>de</strong>bvoiren daer toe aengewent had<strong>de</strong>'. Zij voeg<strong>de</strong> er<br />

aan toe dat zij 'een mael hem lang gestreelt hebben<strong>de</strong> en<strong>de</strong> het werck evenwel niet willen<strong>de</strong><br />

gaen, sy tegen hem sy<strong>de</strong>: "Gae nu eens by <strong>de</strong> myt", 'twelck hy doen<strong>de</strong>, <strong>de</strong> myt strackx by hem<br />

leggen<strong>de</strong>, <strong>de</strong> saecke seer wel en fatsoenelyck als dat behoort gegaen is'. De echtgenote was<br />

daardoor tot <strong>de</strong> conclusie gekomen dat <strong>de</strong> dienstmeid haar man betoverd had, en zij vroeg<br />

het gerecht het meisje op te dragen <strong>de</strong> betovering ongedaan te maken. De schepenen gingen<br />

daar niet op in. 32<br />

Begin april 1671 <strong>de</strong>ed zich een zeer uitzon<strong>de</strong>rlijk geval voor op het veer van Amsterdam<br />

naar Harlingen. De Fries Jouw Tjomes van Belcum rol<strong>de</strong> zich na het eten in zijn <strong>de</strong>ken om te<br />

gaan slapen. Een an<strong>de</strong>re passagier, Thomas Kint uit het Duitse Reinberg, kroop 's nachts bij<br />

hem on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>ken. De volgen<strong>de</strong> morgen eiste Kint op hoge toon dat Tjomes hem terug<br />

zou geven wat hij hem had ontnomen. Kint dreig<strong>de</strong> dat hij hem zou do<strong>de</strong>n als hij niet mee­<br />

werkte. Tjomes begreep niet wat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r bedoel<strong>de</strong>. Hij had <strong>de</strong> Duitser een plaats on<strong>de</strong>r zijn<br />

<strong>de</strong>ken gegund omdat het zo koud was. Uitein<strong>de</strong>lijk beken<strong>de</strong> Kint dat Tjomes hem 'sijn man-<br />

nelijcheyt' had ontnomen. De aanwezige vrouwen lachten hem daarop uit en riepen: 'dat<br />

mocht gy te nacht verloren hebben by dat jonck vrouw.' Kint had zich <strong>de</strong> avond tevoren nog­<br />

al aangesteld tegenover een jonge vrouwelijke me<strong>de</strong>passagier en daarbij 'vrij wat mallicheyt<br />

gebruyckt dat niet alte eerlyck was'. Van <strong>de</strong> vrouwen kreeg Kint dus geen steun, zeker niet na­<br />

dat hij geprobeerd had te bewijzen dat zijn geslachts<strong>de</strong>el echt was verdwenen. Toen hij zijn<br />

broek openknoopte, weiger<strong>de</strong>n zij hem te on<strong>de</strong>rzoeken. Maar toen het, naar zijn zeggen, ont­<br />

man<strong>de</strong> slachtoffer even later vanaf het schip in <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>rzee stond te urineren, riepen <strong>de</strong> aan­<br />

wezigen uit: 'De guijt, siet dat hij sijn instrument queijt is en hij pist soo wel overhoort als een<br />

an<strong>de</strong>r.' 33<br />

Er zijn uit <strong>Holland</strong> geen an<strong>de</strong>re gevallen bekend van mannen die meen<strong>de</strong>n dat hun<br />

potentie was weggetoverd, maar geheel onbekend was dit fenomeen in dit gewest dus niet.<br />

Koffïedikkijken en kaarüeggen<br />

Tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 18e eeuw was er het een en an<strong>de</strong>r veran<strong>de</strong>rd in <strong>de</strong> voorstellingen die<br />

<strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong>rs had<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> manier waarop met behulp van magie het lief<strong>de</strong>sleven kon<br />

wor<strong>de</strong>n beïnvloed. Van verschillen<strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën en praktijken die hierboven zijn beschreven,<br />

wordt in <strong>de</strong> bronnen uit die perio<strong>de</strong> geen gewag meer gemaakt, an<strong>de</strong>re wor<strong>de</strong>n daarentegen<br />

voor het eerst genoemd. De volgen<strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n kunnen dat dui<strong>de</strong>lijk maken.<br />

In 1786 kreeg Elisabeth Caret in opdracht van <strong>de</strong> Leidse schepenbank een bord om <strong>de</strong> nek<br />

gehangen met <strong>de</strong> tekst: 'zogenaam<strong>de</strong> waarzegster'. Daarna moest zij voor zes jaar <strong>Holland</strong> en<br />

West-Friesland verlaten. 34<br />

Op 8 mei van dat jaar had zij 's avonds om negen uur een jonge­<br />

man, diens zuster en nog een meisje ontvangen. De jongeman wil<strong>de</strong> weten 'of hij ook nog for­<br />

tuin zou<strong>de</strong> maaken', waarop Elisabeth 'ja' antwoord<strong>de</strong>. Daarop vroeg een van <strong>de</strong> twee meisjes<br />

of zij een goe<strong>de</strong> kans maakte om een vrijer te krijgen. Ook op <strong>de</strong>ze vraag gaf <strong>de</strong> waarzegster<br />

32 GA Amsterdam, Collectie Handschriften, inv.nr. 32, fol. 110 v<br />

.<br />

33 Ibi<strong>de</strong>m, inv.nr. 33, fol. 286-295; verg. Balthasar Bekker, De betover<strong>de</strong> weereld IV (1693) 49-50.<br />

34 GA Lei<strong>de</strong>n, Oudrechterlijk archief, inv.nr. 3.58, fol. 32-35'.<br />

20'.)


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

Afb. 4. Daniël Chodowiecki, Karlengukkerei. Uit: Taschenbuch für Aufkldwr (1791).<br />

210


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

een bevestigend antwoord en zij voeg<strong>de</strong> er aan toe dat <strong>de</strong> meisjes haar <strong>de</strong> zondag daarop<br />

rond kerktijd moesten bezoeken als zij meer wil<strong>de</strong>n weten. Dan zou Elisabeth het gezicht van<br />

<strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> man laten zien.<br />

Kennelijk kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> twee niet zo lang wachten, want een van hen ging al op vrijdag met<br />

drie vriendinnen bij <strong>de</strong> waarzegster op bezoek. Die stuur<strong>de</strong> hen naar een pand el<strong>de</strong>rs in Lei­<br />

<strong>de</strong>n, waar zij kort daarna ook zelf arriveer<strong>de</strong>. Zij schonk voor elk van <strong>de</strong> meisjes een kop kof­<br />

fie in en nadat die waren leeggedronken, bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Elisabeth het achtergebleven koffiedik.<br />

In één van <strong>de</strong> kopjes zag zij een kruis, in een an<strong>de</strong>r een springend paard en in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kop­<br />

je zag zij een duif. Zij gaf pas een ver<strong>de</strong>re toelichting op <strong>de</strong>ze bevindingen nadat zij ook <strong>de</strong><br />

kaart had gelegd. Maar toen kon zij wel tot enkele belangwekken<strong>de</strong> uitspraken komen. Haar<br />

eerste bezoekster had volgens haar een blon<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r 'die haar valsch bestond', <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

zou dronken wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> kermis en een onecht kind krijgen, <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> had een vrijer die<br />

'staand en zittend werk <strong>de</strong>ed'. Deze vrijer zou er met een an<strong>de</strong>r vandoor gaan. Ook zou dit<br />

meisje ruzie krijgen met iemand aan wie zij geld had geleend en dat zou zij slechts na veel<br />

moeite terug krijgen. Voor dit <strong>de</strong>r<strong>de</strong> meisje was het nu overigens een heel goed moment om<br />

aan <strong>de</strong> loterij mee te doen. Volgens <strong>de</strong> schout van Lei<strong>de</strong>n had Elisabeth nog veel meer 'on­<br />

nozele en ligtgeloovige menschen' bedrogen en <strong>de</strong> schepenen veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n haar daarom<br />

tot <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> straf.<br />

De ongehuw<strong>de</strong> naaister Johanna Lammertsen werd in 1805 voor <strong>de</strong> schepenbank van Go­<br />

rinchem geleid. Zij was 32 jaar oud, geboren te Vianen en opgevoed in het weeshuis aldaar.<br />

Met haar onechte kind woon<strong>de</strong> zij sinds zo'n zevenenhalfjaar in Gorinchem. Als waarzegster<br />

verdien<strong>de</strong> zij wat bij en was daardoor betrokken geraakt bij een geval van kin<strong>de</strong>rmoord. On­<br />

langs had zij voor twee dubbeltjes <strong>de</strong> kaart gelegd voor een paar vrouwen. Tegen een van hen,<br />

een dienstmeisje, had Johanna gezegd dat die een vrijer had die over het water was en dat zij<br />

van haar werkgeefster maar een zeer gering presentje had gekregen. De dochter <strong>de</strong>s huizes,<br />

Dingena Lommers, had zij voorspeld dat die in <strong>de</strong> kraam zou komen van een dochter die niet<br />

lang zou leven. Maar het was maar goed dat dit kind snel zou sterven, want het zou an<strong>de</strong>rs een<br />

scheiding in <strong>de</strong> huishouding aanbrengen. Dingena beviel in<strong>de</strong>rdaad korte tijd daarna. Haar<br />

kind werd vervolgens door haar en haar moe<strong>de</strong>r gedood. De drost van Gorinchem bracht<br />

Dingena, haar moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> waarzegster voor het gerecht.<br />

Johanna vertel<strong>de</strong> dat zij het kaartleggen had geleerd van een vrouw die met een kraam <strong>de</strong><br />

kermissen afreis<strong>de</strong>. Zij had geen i<strong>de</strong>e hoe <strong>de</strong>ze kunst werkte en kon ook geen enkele voor­<br />

spelling van haar noemen die was uitgekomen. Johanna gaf toe dat zij bedrog pleeg<strong>de</strong>, maar<br />

omdat zij maar drie stuivers per dag verdien<strong>de</strong>, zag zij geen an<strong>de</strong>re uitweg om zichzelf en haar<br />

kind in leven te hou<strong>de</strong>n. Overigens ontken<strong>de</strong> Johanna ten stelligste dat zij haar cliënte had<br />

aangera<strong>de</strong>n haar kind stiekem geboren te laten wor<strong>de</strong>n en dan weg te moffelen. De Gorcum-<br />

se schepenen von<strong>de</strong>n dat zij aan 'helsche raadgevingen' <strong>de</strong>ed en dat zij had aangezet tot kin­<br />

<strong>de</strong>rmoord. Zij veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n haar tot één jaar verbanning. Dingema Lommers werd wegens<br />

kin<strong>de</strong>rmoord veroor<strong>de</strong>eld tot geseling met een strop om <strong>de</strong> hals, een brandmerk en 50 jaar<br />

tuchthuis. Haar moe<strong>de</strong>r, Anna Lommers, kreeg <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> straf. 35<br />

Koffiedik en speelkaarten waren hulpmid<strong>de</strong>len die in <strong>Holland</strong> pas in <strong>de</strong> 18e eeuw hun in­<br />

tree <strong>de</strong><strong>de</strong>n als hulpmid<strong>de</strong>len voor waarzeggers. Zij namen <strong>de</strong> plaats in van ou<strong>de</strong>re technieken<br />

zoals het koppen, maar niet van het planeetlezen. Zo werd in 1803 Johanna Sophia Wilhelmi-<br />

na Fre<strong>de</strong>rica Algans, een weduwe van 60 jaar oud, in Den Haag te pronk gezet met een bord<br />

35 GA Gorinchem, ORA-G, inv.nr. 202, fol. 153M54*.<br />

211


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

voor haar borst waarop geschreven stond 'bedriegster'. Voorts werd zij voor zes jaar uit Den<br />

Haag verbannen. Zij was geboren te Voorburg, maar woon<strong>de</strong> in 's-Gravenhage en had zich<br />

daar bezig gehou<strong>de</strong>n met 'kaart en planeet ligten' en 'het voorschrijven en verzorgen van<br />

zeer na<strong>de</strong>lige medicamenten voor swangere vrouwen'. 36<br />

Er waren in <strong>de</strong>ze tijd geen waarzeggers meer die beweer<strong>de</strong>n, dat zij ervoor kon<strong>de</strong>n zorgen<br />

dat <strong>de</strong> geesten van gestorven dierbaren het goed zou<strong>de</strong>n hebben in het hiernamaals, zoals bij­<br />

voorbeeld Tryn Jans van Hamburg dat in het begin van <strong>de</strong> 17e eeuw nog had gedaan. Wel lie­<br />

ten zij zich er soms op voorstaan dat zij een verschijning kon<strong>de</strong>n oproepen. Willemijn Hoe-<br />

bert bijvoorbeeld, die in 1800 voor zes jaar uit Den Haag werd verbannen, voorspel<strong>de</strong> meisjes<br />

<strong>de</strong> toekomst. Zij verbrand<strong>de</strong> speelkaarten, vermeng<strong>de</strong> <strong>de</strong> as daarvan met zout en on<strong>de</strong>r het<br />

uitspreken van een Onze Va<strong>de</strong>r verbrand<strong>de</strong> zij dit 'poudre <strong>de</strong> sijmpathie'. In <strong>de</strong> rook die dan<br />

ontstond kon een meisje het gezicht van haar toekomstige echtgenoot zien. De politie van<br />

Den Haag nam het hoog op dat Willemijn zo wat bijverdien<strong>de</strong>. Een dien<strong>de</strong>r vermom<strong>de</strong> zich<br />

als zeeman en bezocht in gezelschap van een vrouw <strong>de</strong> waarzegster. Willemijn trapte in <strong>de</strong> val<br />

en kon wor<strong>de</strong>n gearresteerd. 37<br />

Conclusies<br />

In <strong>de</strong> overgrote meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n die hier zijn gegeven, ging het niet om to­<br />

verijprocessen waarbij <strong>de</strong> beklaag<strong>de</strong> er van werd beschuldigd een pact te hebben gesloten met<br />

<strong>de</strong> duivel en <strong>de</strong> heksensabbat te hebben bezocht. In <strong>de</strong> 16e eeuw wer<strong>de</strong>n in rechtszaken, waar<br />

die beschuldigingen wél wer<strong>de</strong>n ingebracht, <strong>de</strong> verdachten vaak met behulp van speciale fol-<br />

tertechnieken <strong>de</strong> meest bizarre bekentenissen afgedwongen. 38<br />

Dit soort bekentenissen kan<br />

daarom alleen met grote voorzichtigheid wor<strong>de</strong>n gebruikt om gegevens te verzamelen over<br />

<strong>de</strong> opvattingen van tijdgenoten aangaan<strong>de</strong> toverij en magie. Dat geldt bijvoorbeeld voor <strong>de</strong><br />

bekentenis van Ffye Li evenheers uit f566, die hierboven aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> kwam. Toch gaf Ffye, af­<br />

gezien van <strong>de</strong> magische techniek om drankzuchtige echtgenoten tot meer zelfbeheersing te<br />

brengen, niets toe van wat haar ver<strong>de</strong>r ten laste werd gelegd. De Amsterdamse schout gaf blijk<br />

van weinig belangstelling voor <strong>de</strong> magische han<strong>de</strong>lingen waarvan zij toegaf dat zij die had ge­<br />

bruikt. Daarom ben ik geneigd aan te nemen dat zij niet buitensporig zwaar is gefolterd en al­<br />

leen beken<strong>de</strong> wat toch al uit an<strong>de</strong>re bron vernomen was.<br />

Nadat <strong>de</strong> Hoge Raad het gebruik van tortuur of <strong>de</strong> waterproef in toverijzaken onmogelijk<br />

had gemaakt, kwamen <strong>de</strong>rgelijke processen vanaf <strong>de</strong> jaren negentig van <strong>de</strong> 16e eeuw in Hol­<br />

land vrijwel niet meer voor. Voordien wer<strong>de</strong>n verdachten net zo lang gefolterd tot zij beken­<br />

<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>ren met hulp van <strong>de</strong> duivel te hebben betoverd. 39<br />

De autoriteiten neig<strong>de</strong>n er vanaf<br />

het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> 16e eeuw steeds meer toe verhalen over toverij met een korreltje zout te ne­<br />

men. Zij hoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> verklaringen aan van mensen die beweer<strong>de</strong>n betoverd te zijn, en lieten<br />

die indien nodig vastleggen in een dossier. Maar <strong>de</strong> toverij of <strong>de</strong> magie interesseer<strong>de</strong> hen in<br />

wezen niet meer, en daarom oefen<strong>de</strong>n zij ook geen druk meer uit op getuigen of beklaag<strong>de</strong>n<br />

om hun verklaringen in een bepaal<strong>de</strong> richting bij te stellen. De Amsterdamse regent Bonte­<br />

mantel bijvoorbeeld veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niets aan <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> teksten die hierboven wer<strong>de</strong>n ge-<br />

36 GA 's-Gravenhage, ORA-'sG, inv.nr. 112, fol. 354-356.<br />

37 Ibi<strong>de</strong>m, fol. 6-8; ibi<strong>de</strong>m, inv.nr. 875: verhoorverslagen (ongefolieerd).<br />

38 De Waardt, Toverijen samenleving, 92-101.<br />

39 De Waardt, Toverij en samenleving, 121-126.<br />

212


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

citeerd. Wanneer in <strong>de</strong> sententieregisters van wereldlijke rechtbanken en <strong>de</strong> acta van kerken­<br />

ra<strong>de</strong>n sprake is van bijvoorbeeld waarzeggerij, wemelt het van <strong>de</strong> pejoratieve termen. De rech­<br />

ters en <strong>de</strong> scribae die <strong>de</strong>ze bronnen redigeer<strong>de</strong>n, lieten dui<strong>de</strong>lijk blijken dat zij dit beschouw­<br />

<strong>de</strong>n als verwerpelijk bijgeloof of bedrog. Zij probeer<strong>de</strong>n echter niet om hun eigen voorstel­<br />

lingen van <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën en praktijken die zo on<strong>de</strong>r hun aandacht kwamen, op te leggen aan hun<br />

zegslie<strong>de</strong>n. Mits enige voorzichtigheid wordt betracht, kunnen <strong>de</strong>ze bronnen dan ook zeker<br />

wor<strong>de</strong>n gebruikt om opvattingen betreffen<strong>de</strong> magie te achterhalen. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant had­<br />

<strong>de</strong>n <strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n, wegens diezelf<strong>de</strong> minachting voor <strong>de</strong> opvattingen van hun magisch <strong>de</strong>n­<br />

ken<strong>de</strong> informanten, weinig of geen belangstelling voor <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re achtergron<strong>de</strong>n van zo'n<br />

kwestie. Vaak lieten zij het na <strong>de</strong> gegevens vast te leggen van <strong>de</strong> klanten van een waarzegger.<br />

Daardoor is het niet mogelijk veel te zeggen over <strong>de</strong> maatschappelijke achtergron<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong>ze clientèle. Wel waren <strong>de</strong> autoriteiten geïnteresseerd in <strong>de</strong> technieken die waren gebruikt<br />

en het doel van <strong>de</strong> magische han<strong>de</strong>lingen.<br />

Zoals gezegd ligt juist in <strong>de</strong> lage graad van articulatie <strong>de</strong> kracht van het magisch <strong>de</strong>nken. Vrij­<br />

wel elke vernieuwing kon daardoor wor<strong>de</strong>n ingepast en vrijwel elke veran<strong>de</strong>ring aanvaard,<br />

zon<strong>de</strong>r dat dit tot conceptuele moeilijkhe<strong>de</strong>n leid<strong>de</strong>. De magie zoals die aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

18e eeuw in <strong>Holland</strong> werd beoefend, verschil<strong>de</strong> naar aard en mid<strong>de</strong>len sterk van <strong>de</strong> magie<br />

van <strong>de</strong> 17e eeuw. Toch zijn er geen aanwijzingen dat <strong>de</strong>ze ingrijpen<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring als een<br />

probleem werd ervaren. In <strong>de</strong> bronnen wordt veel verteld over <strong>de</strong> manier waarop men pro­<br />

beer<strong>de</strong> om langs magische weg een bepaald doel te bereiken, maar heel weinig over <strong>de</strong> aard<br />

van <strong>de</strong> krachten die zo wer<strong>de</strong>n ingezet. Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, men had waarschijnlijk tamelijk<br />

ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën over <strong>de</strong> technieken die kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gebruikt, of over <strong>de</strong> achter­<br />

gron<strong>de</strong>n van mensen die over bijzon<strong>de</strong>re vaardighe<strong>de</strong>n beschikten om langs buitennatuurlij­<br />

ke weg aan informatie te komen of een bepaald effect te bereiken. Maar over het karakter van<br />

<strong>de</strong>ze buitennatuurlijke machten bleef men in het vage.<br />

Wel kan er het een en an<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n afgeleid uit <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen die in <strong>de</strong> bronnen genoemd<br />

wer<strong>de</strong>n voor het bezitten van bepaal<strong>de</strong> gaven of <strong>de</strong> werkzaamheid van een bepaal<strong>de</strong> magische<br />

techniek. Rond 1600 werd kennelijk in bre<strong>de</strong> kring geloofd dat een vreem<strong>de</strong> geboorte een<br />

bron was van buitennatuurlijke krachten. Deze opvatting behoor<strong>de</strong> tot hetzelf<strong>de</strong> i<strong>de</strong>eëncom-<br />

plex als <strong>de</strong> gedachte, dat een dood lichaam uitzon<strong>de</strong>rlijke krachten herberg<strong>de</strong>. De grens tus­<br />

sen dood en leven werd kennelijk tevens gezien als <strong>de</strong> grens tussen natuur en praeternatuur.<br />

Het lichaam van iemand die het leven net had verlaten of een mens die het leven op een<br />

vreem<strong>de</strong> manier was begonnen, bevatte bijzon<strong>de</strong>re krachten. Men moet geloofd hebben dat<br />

er een buitennatuurlijke wereld bestond, parallel aan <strong>de</strong> wereld die men met <strong>de</strong> gewone zin­<br />

tuigen kon waarnemen. Mensen die nog niet waren geboren en <strong>de</strong> do<strong>de</strong>n waren daar te vin­<br />

<strong>de</strong>n. Voor een gewone sterveling was het vrijwel onmogelijk contact te krijgen met die an<strong>de</strong>re<br />

wereld. Maar sommige mensen kon<strong>de</strong>n dat wel, ofwel omdat zij bijzon<strong>de</strong>re technieken ken­<br />

<strong>de</strong>n ofwel omdat zij over uitzon<strong>de</strong>rlijke grondstoffen beschikten, zoals lichaams<strong>de</strong>len van<br />

overle<strong>de</strong>nen ofwel omdat zij, dankzij het feit dat zij op een afwijken<strong>de</strong> manier waren gebo­<br />

ren, makkelijker toegang had<strong>de</strong>n tot die an<strong>de</strong>re wereld.<br />

In dit verband is het eveneens interessant, dat men meen<strong>de</strong> dat een kleine hoeveelheid<br />

bloed van een mens gegevens bevatte over die persoon, over <strong>de</strong>genen met wie hij of zij in nau­<br />

we verbinding stond en zelfs over zijn of haar bezittingen. Het i<strong>de</strong>e was dat door contacten<br />

met an<strong>de</strong>re mensen of met materiële zaken <strong>de</strong> samenstelling van iemands lichaam veran<strong>de</strong>r­<br />

<strong>de</strong>. Ook een kleine hoeveelheid bloed droeg daar <strong>de</strong> sporen van, en voor een specialist die<br />

213


'Dat sy die vrouwen lieff hebben'<br />

met <strong>de</strong> juiste blik dit bloed on<strong>de</strong>rzocht was het leven van <strong>de</strong> leverancier van het bloed een<br />

open boek. Men nam kennelijk aan dat elk mens in zijn of haar bloed een soort blauwdruk<br />

met zich mee droeg van het sociale systeem waar hij of zij toe behoor<strong>de</strong>.<br />

In <strong>de</strong> 18e eeuw <strong>de</strong><strong>de</strong>n nieuwe magische technieken hun intree. Maar dat was voor overhe­<br />

<strong>de</strong>n geen aanleiding om <strong>de</strong> bronnen van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re kennis of vaardighe<strong>de</strong>n preciezer te<br />

beschrijven. Zo verdween het geloof dat het bloed van iemand een bron van kennis kon zijn<br />

over <strong>de</strong> toekomst van <strong>de</strong>ze persoon, zijn naasten of zijn bezittingen. In plaats daarvan bestu­<br />

<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n waarzegsters koffiedik of leg<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> kaart. Het i<strong>de</strong>e dat men met behulp van bui­<br />

tennatuurlijke krachten gegevens kon verkrijgen over on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> natuurlijke wereld<br />

bleef bestaan. Maar <strong>de</strong> opvatting dat er een parallelle, buitennatuurlijke wereld bestond die<br />

werd bevolkt door mensen die het gewone leven nog niet had<strong>de</strong>n betre<strong>de</strong>n of het al had<strong>de</strong>n<br />

verlaten, lijkt in <strong>de</strong> 18e eeuw geen rol meer te hebben gespeeld.<br />

Wel waren er nog steeds meisjes die wil<strong>de</strong>n weten met wie zij zou<strong>de</strong>n trouwen. Maar er wer­<br />

<strong>de</strong>n niet langer pogingen gedaan <strong>de</strong> gang van zaken op <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>smarkt te beïnvloe<strong>de</strong>n. Man­<br />

nen wer<strong>de</strong>n niet meer betoverd om hen verliefd te laten wor<strong>de</strong>n, en rivalen in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> wer­<br />

<strong>de</strong>n niet meer met behulp van magische mid<strong>de</strong>len aangevallen. 40<br />

Overigens is het opvallend<br />

dat zowel in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> als in <strong>de</strong> eeuwen daarvoor, on<strong>de</strong>r zowel <strong>de</strong> magische specialisten<br />

die raad kon<strong>de</strong>n geven inzake <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> als on<strong>de</strong>r hun klanten, vrouwen <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid<br />

vorm<strong>de</strong>n. Het feit dat <strong>de</strong> positie van vrouwen in het maatschappelijk verkeer zwakker was dan<br />

die van mannen speel<strong>de</strong> hierbij waarschijnlijk een rol. Mannen zullen min<strong>de</strong>r behoefte heb­<br />

ben gevoeld om hun kansen op <strong>de</strong> markt van lief<strong>de</strong> en geluk te beïnvloe<strong>de</strong>n met behulp van<br />

bovennatuurlijke krachten.<br />

In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> drie eeuwen die hier aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn geweest, nam <strong>de</strong> reikwijdte van <strong>de</strong><br />

vragen die door <strong>de</strong> vrouwelijke clientèle aan <strong>de</strong> waarzegsters wer<strong>de</strong>n gesteld, bedui<strong>de</strong>nd af.<br />

Werd in <strong>de</strong> 16e en <strong>de</strong> 17e eeuw nog geprobeerd om met behulp van magische mid<strong>de</strong>len man­<br />

nen te veroveren, rond het jaar 1800 wil<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bezoeksters van <strong>de</strong> waarzegsters vooral weten<br />

wat voor echtgenoot zij zou<strong>de</strong>n krijgen en hoe hun relatie zich zou ontwikkelen. In wezen was<br />

er toen dus nog maar weinig verschil tussen <strong>de</strong> vragen die aan waarzegsters wer<strong>de</strong>n gesteld en<br />

<strong>de</strong> vragen die tegenwoordig wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld in <strong>de</strong> probleemrubrieken van weekbla<strong>de</strong>n die<br />

bedoeld zijn voor jonge vrouwen.<br />

40 Hu^valt niet uit te sluiten dat er ook toen nog mensen waren die geloof<strong>de</strong>n dat mannen met behulp van magie ver­<br />

ie verliefd<br />

gemaakt kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Maar als dat al zo was, dan heeft dat niet geresulteerd in opzienbaren<strong>de</strong> zaken In ie<strong>de</strong>r<br />

geval is er in <strong>de</strong> bronnen geen spoor te ont<strong>de</strong>kken van een voortleven van <strong>de</strong>ze overtuiging.<br />

214


René Veenman<br />

Heinsius en Rossa: ware lief<strong>de</strong>?<br />

Over <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>spoëzie van een Leidse humanist<br />

Tussen zijn twintigste en zesentwintigste levensjaar schreef <strong>de</strong> Leidse humanist Daniël Hein­<br />

sius (1580-1655) 68 Latijnse elegieën. In een groot <strong>de</strong>el daarvan beschreef hij zijn lief<strong>de</strong> voor<br />

een meisje dat hij Rossa noem<strong>de</strong>. Alleen al door hun grote aantal zijn <strong>de</strong>ze elegieën, die vaak<br />

vele tientallen versregels lang zijn, uitzon<strong>de</strong>rlijk. Geen an<strong>de</strong>re humanist in <strong>Holland</strong> schreef in<br />

zo korte tijd zo veel lief<strong>de</strong>sgedichten.<br />

In publicaties over <strong>de</strong>ze gedichten is het gebruikelijk van het vooroor<strong>de</strong>el uit te gaan, dat<br />

Rossa slechts een fictief personage was. Heinsius wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> klassieke elegieëndichters uit <strong>de</strong><br />

Oudheid navolgen en had, net als zij, een object nodig waarop hij zijn poëtische gevoelens<br />

kon projecteren - zo ongeveer kan men <strong>de</strong> gangbare mening weergeven. De vraag die men<br />

zich vervolgens pleegt te stellen, is hoe goed of hoe slecht Heinsius erin is geslaagd echt ge­<br />

voel in zijn werk te leggen. Typerend is wat Georg Ellinger, <strong>de</strong> samensteller van het enige over­<br />

zicht van <strong>de</strong> Neolatijnse poëzie in Ne<strong>de</strong>rland, daarover heeft geschreven. Zijn boek bevat een<br />

van <strong>de</strong> beste beschouwingen over Heinsius' poëzie. Ellinger ging er kennelijk vanuit dat Ros­<br />

sa niet iemand van vlees en bloed geweest kon zijn. Toch vond hij dat Heinsius' poëzie zó'n<br />

bezetenheid vertoont, dat, zo conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij aarzelend, men haast wel moet geloven dat<br />

Rossa echt bestaan heeft. 1<br />

D.J.H. ter Horst daarentegen vel<strong>de</strong> in zijn boek over Heinsius van<br />

1934 het har<strong>de</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> gedichten 'een min of meer slaafsche navolging <strong>de</strong>r oudheid,<br />

zon<strong>de</strong>r innerlijk beleven' zijn. Hij vond dan ook dat het er niet toe doet hoe Rossa en latere<br />

aanbe<strong>de</strong>nen van Heinsius 'nu werkelijk geheeten hebben en hoe groot haar aantal precies is<br />

geweest. We kennen <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>de</strong> burgerdochters, die <strong>de</strong> jonge dichter bezong,<br />

toch niet en <strong>de</strong>ze persoonlijkheid heeft hoegenaamd geen rol gespeeld in zijn geestelijke ont­<br />

wikkeling.' 2<br />

Becker-Cantarino was in haar Heinsiusboek van 1978 genuanceer<strong>de</strong>r. Zij dacht<br />

wel dat Heinsius' gevoel oprecht was, maar volgens haar was Rossa niet meer dan een literair<br />

personage waarop Heinsius zijn gevoelens poëtisch kon projecteren: 'Het is net zo futiel om<br />

naar <strong>de</strong> echte Rossa te zoeken als het onterecht is om Heinsius te verwijten dat hij gevoel en<br />

ervaring ontbeert.' 3<br />

In haar vijfjaar later verschenen uitgave van Heinsius' Ne<strong>de</strong>rlandstalige<br />

gedichten was ze echter iets min<strong>de</strong>r stellig, toen ze over Rossa schreef dat daarmee zeker een<br />

lief<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> vroege jaren werd aangeduid, die echter nog steeds niet geï<strong>de</strong>ntificeerd was. 4<br />

Uiteraard staat het een ie<strong>de</strong>r vrij om te oor<strong>de</strong>len over het 'echte' gevoel dat men al dan<br />

niet in Heinsius' gedichten aantreft. Dat blijft echter volstrekt subjectief en kan dan ook, zo­<br />

als uit het bovenstaan<strong>de</strong> blijkt, in diametraal tegenovergestel<strong>de</strong> meningen resulteren. Maar<br />

1 Georg Ellinger, Geschkhte <strong>de</strong>r Neulalemischev Lyrik in <strong>de</strong>n Nie<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n (Berlin-Leipzig 1933) 176.<br />

2 DJ H ter Horst, Daniël Heinsius (1580-1655) (Utrecht 1934) 26-27. Het be<strong>de</strong>nkelijke wetenschappelijke gehalte van<br />

dit proefschrift is ge<strong>de</strong>monstreerd door S. Peppink, in zijn pamflet Daniël Heinsius.'Een proefschrift aan <strong>de</strong> Leidsche<br />

Hoogeschool (Lei<strong>de</strong>n 1935). Zie ook: J.H. Meter, The literary theories of Daniël Heinsius. A study of the <strong>de</strong>velopment and<br />

background ofhis views on literary theory and criticism during the periodfrom 1602 to 1612 (Assen 1984) 2-3 en A.K.H. Moerman,<br />

Daniël Heinsius. Zijn "spiegel" en spiegeling in <strong>de</strong> literatuurgeschiedschrijving (Lei<strong>de</strong>n 1974) 107-109.<br />

3 Baerbel Becker-Cantarino, Daniël Heinsius (Boston 1978) 70.<br />

4 Daniël Heinsius, Ne<strong>de</strong>rduytsche poëmata, Faksimiledruck nach <strong>de</strong>r Erstausgabe von 1616, ed. Barbara Becker-Cantari­<br />

no (Bern-Frankfurt am Main 1983) 50*.<br />

21.5


Heinsius en Rossa<br />

het a-priori ingenomen standpunt dat Heinsius een niet-bestaan<strong>de</strong> gelief<strong>de</strong> in zijn gedichten<br />

liet figureren, lijkt mij elke grond te missen. Het past in het wel vaker voorkomen<strong>de</strong> beeld dat<br />

humanisten een soort schoonschrijvers waren, die inhou<strong>de</strong>lijk weinig te mel<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n. Zij<br />

zou<strong>de</strong>n slechts nabootsers van <strong>de</strong> klassieken zijn, en hun geschriften niet veel meer dan een<br />

verzameling inhoudsloze stijlbloempjes. In het on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> zal ik me dan ook niets van dat<br />

vooroor<strong>de</strong>el aantrekken. Ik ga ervan uit dat Heinsius met Rossa een werkelijk bestaand meis­<br />

je op het oog had, op wie hij echt verliefd was; <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen hiertoe zullen in het navolgen<strong>de</strong><br />

aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen. Vanuit dat uitgangspunt probeer ik <strong>de</strong> vraag te beantwoor<strong>de</strong>n wat voor<br />

meisje Rossa geweest is. Tevens zal ik <strong>de</strong> vraag aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> stellen wat Heinsius met het schrij­<br />

ven van zijn lief<strong>de</strong>selegieën eigenlijk beoog<strong>de</strong>.<br />

Om een goed antwoord te geven op <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> vragen is het noodzakelijk in <strong>de</strong> eerste<br />

plaats iets van Heinsius' leven en levensomstandighe<strong>de</strong>n te weten te komen, en in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

plaats iets van <strong>de</strong> literaire context waarbinnen hij zijn werk schreef.<br />

De opmars van een Vlaamse balling<br />

De indrukken uit zijn roerige vroege jeugd hebben een grote invloed gehad op Daniël Hein­<br />

sius, en <strong>de</strong> sporen ervan zijn merkbaar in zijn latere leven. 5<br />

Hij werd namelijk in 1580 ten tij­<br />

<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Spaanse bezetting geboren in Gent als kind van protestantse ou<strong>de</strong>rs. Hoewel Hein­<br />

sius Gent later altijd als zijn va<strong>de</strong>rstad heeft beschouwd, heeft hij er maar zeer kort gewoond,<br />

want in 1583 vluchtte het gezin Heinsius naar het noor<strong>de</strong>n. Eerst ging het naar Veere op Wal­<br />

cheren, waar verwanten van Daniëls moe<strong>de</strong>r woon<strong>de</strong>n, vervolgens stak <strong>de</strong> familie over naar<br />

Engeland. Wellicht had Daniëls va<strong>de</strong>r, die klerk was geweest bij <strong>de</strong> Raad van Vlaan<strong>de</strong>ren, een<br />

functie bij een van <strong>de</strong> gezantschappen die aan <strong>de</strong> Engelse koningin Elizabeth steun vroegen<br />

in <strong>de</strong> strijd tegen Spanje. Enkele maan<strong>de</strong>n later verkaste het gezin al weer, dit keer naar Rijs­<br />

wijk, om zich te vestigen bij een oom van Daniël, Daniël <strong>de</strong> Borchgrave, die <strong>de</strong> functie van se­<br />

cretaris van <strong>de</strong> graaf van Leicester bekleed<strong>de</strong>. Na <strong>de</strong> terugkeer, in 1588, naar Engeland van <strong>de</strong><br />

in <strong>Holland</strong> gehate Leicester, verhuis<strong>de</strong> het gezin Heinsius weer naar Walcheren, waar Daniël<br />

in Vlissingen <strong>de</strong> Latijnse school bezocht. Hier ontwikkel<strong>de</strong> hij zijn voorlief<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> klassie­<br />

ke literatuur en leg<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> basis voor zijn vaardigheid in het schrijven van Latijnse poëzie.<br />

Een nieuwe fase in Heinsius' leven brak aan toen zijn va<strong>de</strong>r hem op zestienjarige leeftijd<br />

naar Franeker stuur<strong>de</strong> om rechten te stu<strong>de</strong>ren. Kennelijk stond va<strong>de</strong>r Heinsius voor ogen, dat<br />

Daniël net als hijzelf een bestuurlijke carrière tegemoet zou gaan. Maar <strong>de</strong> rechtenstudie kon<br />

<strong>de</strong> jonge Heinsius, die veel meer in letterkun<strong>de</strong> geïnteresseerd was, nauwelijks boeien. Ook<br />

aan <strong>de</strong> Leidse universiteit, waar Daniël op 30 september 1598 als rechtenstu<strong>de</strong>nt werd inge­<br />

schreven, toon<strong>de</strong> hij geen interesse voor die studie. Heinsius volg<strong>de</strong> veel liever <strong>de</strong> colleges let­<br />

terkun<strong>de</strong> en met name het Grieks had zijn speciale voorlief<strong>de</strong>. Toen zijn va<strong>de</strong>r daar lucht van<br />

kreeg, besloot hij hem eind 1599 tij<strong>de</strong>lijk terug te halen naar Walcheren. Pas in oktober 1600<br />

was Heinsius weer in Lei<strong>de</strong>n, om zich opnieuw aan <strong>de</strong> letteren te wij<strong>de</strong>n. 6<br />

De Leidse universiteit, die in 1575 was gesticht en toen Heinsius er kwam stu<strong>de</strong>ren dus nog<br />

geen 25 jaar bestond, had zich binnen zeer korte tijd ontwikkeld tot een van <strong>de</strong> meest voor-<br />

5 Voor <strong>de</strong> biografische gegevens over Heinsius'jonge jaren zie: Meter, The literary theories, 3-13; Paul R. Sellin Daniël<br />

He>nsivjiandSluartEngland(Lei<strong>de</strong>n-London 1968) 13-17.<br />

B HJ. <strong>de</strong> Jonge, 'Peregrinatio Heinsiana. On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> plaatsen waar Daniël Heinsius te Lei<strong>de</strong>n gewoond heeft<br />

en naar <strong>de</strong> plaats van zijn graf, Leids Jaarboekje 65 (1973) 51-67; hier 53.<br />

216


Afb. 1. Willem van Swanenburg, Daniël<br />

Heinsius op zesentwintigjarige leeftijd. Gravure,<br />

1607. Prentenkabinet <strong>de</strong>r Rijksuniversiteit<br />

Lei<strong>de</strong>n. De randtekst luidt: 'Moge ik niet<br />

ontijdig en roemloos sterven'.<br />

Heinsius en Rossa<br />

aanstaan<strong>de</strong> wetenschappelijke instituten in Europa. Dankzij <strong>de</strong> inspanningen van een van <strong>de</strong><br />

eerste curatoren, Janus Dousa, was er een aantal Europese kopstukken aan Lei<strong>de</strong>n verbon­<br />

<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>r wie Josephus Justus Scaliger, die beschouwd werd als <strong>de</strong> grootste geleer<strong>de</strong> van zijn<br />

tijd. Deze omgeving moet voor <strong>de</strong> ambitieuze Heinsius uiterst stimulerend zijn geweest. Als<br />

Vlaamse balling in <strong>Holland</strong> verkeer<strong>de</strong> hij in een wat min<strong>de</strong>rwaardige positie. Wellicht ook<br />

was zijn familie enigszins besmet door <strong>de</strong> verbinding die er geweest was met <strong>de</strong> factie van<br />

Leicester. 7<br />

Het lijkt wel of Heinsius bezeten was van geldingsdrang. Hij was een briljante stu­<br />

<strong>de</strong>nt en knoopte al snel vriendschapsban<strong>de</strong>n aan met <strong>de</strong> meest vooraanstaan<strong>de</strong> personen in<br />

<strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mische gemeenschap. In 1599 schreef hij een Carmen nuptiale ('Bruiloftslied') op het<br />

huwelijk tussen Petrus Scriverius en Anna van <strong>de</strong>r Aar, waarmee hij als het ware zijn opname<br />

in die kring on<strong>de</strong>rstreepte. Naast <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong> Scriverius mocht hij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren Hugo <strong>de</strong><br />

Groot en <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re Dousa en Scaliger tot zijn goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n rekenen. Zijn eigen reputatie<br />

als dichter vestig<strong>de</strong> hij <strong>de</strong>finitief met zijn tragedie Auriacus over <strong>de</strong> moord op Willem van<br />

Oranje uit 1602. 8<br />

On<strong>de</strong>rtussen had hij ook al van zich doen spreken als filoloog. Tussen 1600<br />

en 1603 publiceer<strong>de</strong> hij maar liefst vier uitgaven van klassieke schrijvers. Zijn verdiensten le­<br />

ver<strong>de</strong>n hem in 1603 zijn eerste professoraat op, terwijl hij nog niet eens officieel afgestu<strong>de</strong>erd<br />

was Tussen <strong>de</strong> bedrijven door zag hij bovendien kans vele gedichten te schrijven, die hij voor<br />

het eerst bun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> in een uitgave van 1603. 9<br />

Hierin staan ook <strong>de</strong> elegieën voor Rossa. In 1606<br />

7 Meter, The literary theories, 7-8.<br />

8 In een mo<strong>de</strong>rne editie: Daniël Heinsius, Auriacus, sive libertas saucia (1602) II dln. Jan Bloemendal (red.) (Voorthui­<br />

zen 1997).<br />

9 Danielis Heinsl Gan<strong>de</strong>nsis elegiarum lib. lil. Monobiblos, sylvae, in qmbus varia. Ad amphss. & nobihssimum Cornehum van<br />

<strong>de</strong>rMyle (Lugduni Batavorum apud Ioannem Maire 1603). Het voorzover mij bekend enige exemplaar in Ne<strong>de</strong>rland<br />

van <strong>de</strong>ze uitgave bevindt zich in <strong>de</strong> Universiteitsbibliotheek te Lei<strong>de</strong>n.<br />

217


Heinsius en Rossa<br />

verscheen hiervan een herziene uitgave die met een aantal gedichten was uitgebreid, waarvan<br />

er we<strong>de</strong>rom een aantal aan Rossa waren gewijd. 10<br />

Ik zal hier <strong>de</strong> draad van Heinsius' leven niet uitgebreid ver<strong>de</strong>r volgen, want <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> voor<br />

Rossa heeft hoogstens tot 1606 geduurd. We horen daarna nog van an<strong>de</strong>re gelief<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>r<br />

meer van ene Thaumantis, en uitein<strong>de</strong>lijk trouw<strong>de</strong> Heinsius in 1617 met Ermgard Rutgers, <strong>de</strong><br />

zuster van zijn vriend Jan Rutgers, die diplomaat in Zwe<strong>de</strong>n was. Heinsius bekleed<strong>de</strong> verschil­<br />

len<strong>de</strong> professoraten, werd bibliothecaris en secretaris van <strong>de</strong> universiteit. Zijn filologische en<br />

literaire werk bracht hem nationaal, maar zeker ook internationaal, een roem die <strong>de</strong>stijds<br />

even groot was als die van zijn vriend en tijdgenoot Hugo <strong>de</strong> Groot. Door zijn grenzeloze am­<br />

bitie raakte hij echter ook in een aantal ruzies verzeild, waardoor hij op latere leeftijd bekend<br />

kwam te staan als een verbitterd man.<br />

Lief<strong>de</strong> en letteren<br />

Wie in <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> vroege Renaissance iets literairs op schrift stel<strong>de</strong>, nam zich <strong>de</strong> klassieke<br />

Romeinse auteurs (en vaak ook <strong>de</strong> Griekse) ten voorbeeld. Op <strong>de</strong> Latijnse school wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

leerlingen daar ook duchtig in getraind. Ze moesten hele stukken tekst van klassieke auteurs<br />

uit hun hoofd leren, ze oefen<strong>de</strong>n zich in het spreken van Latijn en ze wer<strong>de</strong>n ook getraind in<br />

het schrijven van poëzie in <strong>de</strong>ze taal. Die Latijnse scholing was dan ook nodig in het maat­<br />

schappelijke leven waarvoor ze wer<strong>de</strong>n opgeleid. De internationale voertaal, zeker in <strong>de</strong> aca­<br />

<strong>de</strong>mische wereld, was het Latijn, en alle belangrijke literaire en wetenschappelijke werken<br />

wer<strong>de</strong>n in het Latijn geschreven. In <strong>de</strong> literatuur kwam weliswaar gelei<strong>de</strong>lijk een ontwikkeling<br />

op gang om in <strong>de</strong> volkstaal te schrijven. Halverwege <strong>de</strong> 16e eeuw begonnen in Frankrijk <strong>de</strong> le­<br />

<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> dichtersgroep Pléia<strong>de</strong>, met Pierre <strong>de</strong> Ronsard als bekendste vertegenwoordiger, in<br />

het Frans te dichten. Hoewel dit een grote vernieuwing was, bleven zij voor het overige navol­<br />

gers van <strong>de</strong> klassieke voorbeel<strong>de</strong>n, zij het nu in hun moe<strong>de</strong>rtaal. In <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan­<br />

<strong>de</strong>n gingen vervolgens dichters als Jan van <strong>de</strong>r Noot en Lucas d'Heere in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1560-<br />

1580 gedichten naar <strong>de</strong> klassieke mo<strong>de</strong>llen in het Ne<strong>de</strong>rlands schrijven. Maar in <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>­<br />

lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n was dat rond 1600, toen Heinsius in Lei<strong>de</strong>n stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en zijn lief<strong>de</strong>sge­<br />

dichten schreef, nog heel ongebruikelijk. De eerste stappen in die richting waren gezet door<br />

Jan van Hout, <strong>de</strong> stadssecretaris van Lei<strong>de</strong>n, en ook Janus Dousa schreef een paar gedichten<br />

in het Ne<strong>de</strong>rlands. Daniël Heinsius was zelf een van <strong>de</strong> eersten die een enigszins omvangrijk<br />

oeuvre in het Ne<strong>de</strong>rlands schreven. In het eerste <strong>de</strong>cennium van <strong>de</strong> 17e eeuw begon hij<br />

daarmee en het resulteer<strong>de</strong> in een bun<strong>de</strong>l Ne<strong>de</strong>rduytsche poëmata, die in 1616 door zijn vriend<br />

Petrus Scriverius werd uitgegeven. Constantijn Huygens, die een generatie jonger was dan<br />

Hemsius, schreef zijn werk voor <strong>de</strong> ene helft in het Latijn en voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re in het Ne<strong>de</strong>r­<br />

lands, terwijl een auteur als PC. Hooft in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> tijd al zijn hele oeuvre in het Ne<strong>de</strong>rlands<br />

schreef.<br />

In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> waarover wij het hier hebben, was Latijn echter nog <strong>de</strong> norm. Alhoewel hij<br />

ook een gedicht voor Rossa in het Ne<strong>de</strong>rlands maakte, hield Heinsius bij het schrijven van<br />

218<br />

an. Heinmpoematum nova editio auctioremendatiorque ... (Lugduni Batavorum apud Johannem Maire 1606). Een moerne<br />

editie van <strong>de</strong> elegieën van Heinsius bestaat niet. Slechts twee van <strong>de</strong> in dit artikel genoem<strong>de</strong> elegieën zijn met<br />

verta mg tn bloemlezingen te vin<strong>de</strong>n: Monobiblos 3 in: Pierre Laurens (red.), Musae reduces. Anthologie "<strong>de</strong> la bah, /„/;<br />

ne dans lEurope <strong>de</strong> la Rena,ssance II (Lei<strong>de</strong>n 1975) 184-187, en Monobiblos 4 in: j.P. Guépin, Typisch Ne<strong>de</strong>r^ Z L a<br />

Ujnsepoezu (Groningen 1993) 46-47. Fragmenten in vertaling in: Becker-Cantarino, Danül Heinsius


Heinsius en Rossa<br />

zijn overige lief<strong>de</strong>sgedichten nog vast aan <strong>de</strong> manier waarop hij op school geleerd had in het<br />

Latijn te dichten. Bij het schrijven van zijn lief<strong>de</strong>spoëzie moest hij zich dan ook aan allerlei<br />

conventies hou<strong>de</strong>n. Die had<strong>de</strong>n met name betrekking op <strong>de</strong> vorm: hij moest het juiste genre<br />

kiezen, het daarbij horen<strong>de</strong> metrum gebruiken, zich van <strong>de</strong> passen<strong>de</strong> poëtische woor<strong>de</strong>n­<br />

schat bedienen en het goe<strong>de</strong> stilistische register kiezen. Heinsius moet dat echter nauwelijks<br />

als een belemmering hebben ervaren. Hij was vanaf zijn vroege jeugd buitengewoon goed<br />

thuis in <strong>de</strong> Latijnse poëzie en voel<strong>de</strong> zich daarin als een vis in het water. Die poëzie was zijn<br />

idioom, zijn vorm om zich uit te drukken gewor<strong>de</strong>n. Dat sloot echter geenszins uit dat hij in<br />

staat was een eigen invulling aan dit traditionele idioom te geven. Hij schreef poëzie die oor­<br />

spronkelijk en persoonlijk was.<br />

Voor zo'n persoonlijke stijl was het werk van <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se Neolatijnse dichter Janus Se­<br />

cundus het grote voorbeeld. Deze had aan het begin van <strong>de</strong> 16e eeuw in zijn lief<strong>de</strong>selegieën,<br />

maar vooral in zijn Basia ('Kussen') laten zien dat <strong>de</strong> navolging van <strong>de</strong> klassieke Latijnse lief­<br />

<strong>de</strong>spoëzie op een persoonlijke manier gestalte kon krijgen. Daarnaast heeft ook het werk van<br />

<strong>de</strong> Italiaanse dichter Petrarca grote invloed gehad op <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>spoëzie; <strong>de</strong> manier waarop hij<br />

in zijn sonnetten <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> voor zijn Laura had bezongen vond veel navolging. Zoals veel lief­<br />

<strong>de</strong>spoëzie uit zijn tijd bevat ook die van Heinsius 'petrarkistische' elementen. Zijn Rossa is<br />

een onbereikbare lief<strong>de</strong>. Hij heeft alles voor haar over, maar zij beantwoordt zijn lief<strong>de</strong><br />

(meestal) niet. Terwijl Heinsius naar haar smacht, versmaadt zij hem. Zijn lief<strong>de</strong> is kwelling en<br />

genot tegelijk. Maar er zijn ook elementen die juist helemaal niet petrarkistisch zijn. Heinsius<br />

beschrijft zijn gelief<strong>de</strong> bijvoorbeeld niet als een aanbid<strong>de</strong>lijke schoonheid; het tegen<strong>de</strong>el is<br />

eer<strong>de</strong>r het geval, zoals we nog zullen zien. Ook het streven naar samensmelting met <strong>de</strong> gelief­<br />

<strong>de</strong> op een hoger, geestelijk niveau blijft achterwege. Over het innerlijk van <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong> verne­<br />

men we eigenlijk sowieso niets.<br />

De vorm die Heinsius koos was die van <strong>de</strong> elegie. Dat is een literair genré dat van Griekse<br />

oorsprong is. Het werd door <strong>de</strong> Romeinen overgenomen, en met name in <strong>de</strong> late Republiek<br />

en <strong>de</strong> tijd van keizer Augustus veelvuldig beoefend. Uit die tijd stammen dan ook <strong>de</strong> bekend­<br />

ste voorbeel<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> elegieën van Catullus, Ovidius, Tibullus en Propertius. Technisch gespro­<br />

ken is een elegie een gedicht dat geschreven is in een metrum dat het elegisch distichon wordt<br />

genoemd: twee opeenvolgen<strong>de</strong> versregels van dactylische hexameter en pentameter. Het schijnt<br />

van oorsprong een klaaglied te zijn, maar werd door <strong>de</strong> Romeinse dichters vooral gebruikt<br />

voor subjectieve lief<strong>de</strong>spoëzie. Naar hun voorbeeld richtte Heinsius zich. Wie wil kan dan ook<br />

<strong>de</strong> ene na <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re reminiscentie aan <strong>de</strong> klassieke dichters bij hem terugvin<strong>de</strong>n, maar daar­<br />

mee zal ik me hier niet bezighou<strong>de</strong>n.<br />

Heinsius publiceer<strong>de</strong> zijn elegieën voor het eerst in 1603. Hij ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> ze on<strong>de</strong>r in vier li-<br />

bri, 'boeken'. Drie van <strong>de</strong>ze boeken betitel<strong>de</strong> hij als Elegiae en het vier<strong>de</strong> als Monobiblos, waar­<br />

over aanstonds meer. In 1606 publiceer<strong>de</strong> hij een nieuwe uitgave waarin aan <strong>de</strong> Elegiae een<br />

vier<strong>de</strong> boek was toegevoegd.<br />

Feit en fictie<br />

Het is een probleem bij <strong>de</strong> interpretatie van Heinsius' poëzie om uit te maken, wat er van wat<br />

hij beschrijft feitelijk gebeurd is, en wat er verzonnen is. Veel van wat hij schrijft over zijn lief­<br />

<strong>de</strong>sleven met Rossa, heeft zich in zijn fantasie afgespeeld. De dichter windt daar zelf geen<br />

doekjes om. In <strong>de</strong> elegie Rossae vakdicü in Galliam abiturus ('Hij zegt Rossa vaarwel, als hij op<br />

219


Heinsius en Rossa<br />

het punt staat weg te gaan naar Frankrijk', El. 111,2) schrijft hij on<strong>de</strong>r meer het volgen<strong>de</strong> ten<br />

afscheid aan zijn gelief<strong>de</strong>:<br />

Vaak sloot ik je zacht in mijn bre<strong>de</strong> armen,<br />

vaak was ik <strong>de</strong> aangename last om je hals.<br />

Ik was het echt, mijn Rossa, of ik dacht het te zijn.<br />

Lief<strong>de</strong> laat zich bedriegen, of bedriegt graag zelf. ( vss 9.12)<br />

Heinsius geeft toe dat hij in ie<strong>de</strong>r geval een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> die Rossa hem zou hebben toegedragen,<br />

slechts in zijn fantasie ontvangen heeft. Toch wil hij hier een echt afscheid van zijn<br />

gelief<strong>de</strong> zoals dat hoort: met tranen. Hij vraagt haar dan ook te huilen om zijn afscheid, en als<br />

dat geen echte tranen kunnen zijn, dan maar voorgewen<strong>de</strong>.<br />

We weten dat Heinsius in 1603 lange tijd met het i<strong>de</strong>e gespeeld heeft daadwerkelijk naar<br />

Frankrijk te gaan. In een brief van 12 mei schreef hij aan <strong>de</strong> curatoren van <strong>de</strong> Leidse univer­<br />

siteit Dousa en Neostadius (Cornelis van <strong>de</strong> Nieuwstadt) dat hij een meer passen<strong>de</strong> beloning<br />

voor zijn colleges wil<strong>de</strong>, of zich an<strong>de</strong>rs met drukkerswerk bezig zou gaan hou<strong>de</strong>n 'tot <strong>de</strong><br />

herfst of augustus misschien, wanneer ik voornemens ben naar Frankrijk te vertrekken'." In<br />

augustus van dat jaar verhoog<strong>de</strong>n <strong>de</strong> curatoren van <strong>de</strong> universiteit <strong>de</strong> wed<strong>de</strong> van Heinsius tot<br />

600 gul<strong>de</strong>n om hem voor Lei<strong>de</strong>n te behou<strong>de</strong>n. En in een brief van 29 <strong>de</strong>cember van datzelf­<br />

<strong>de</strong> jaar schreef Isaac Casaubon, <strong>de</strong> grote Franse filoloog, dat hij van Heinsius' plan had ver­<br />

nomen en al woonruimte in Parijs voor hem op het oog had. 12<br />

Werkelijkheid en fictie liepen<br />

dus in elkaar over in het gedicht: zijn werkelijk bestaan<strong>de</strong> voornemen om naar Frankrijk te<br />

gaan heeft Heinsius aangegrepen om een fictief afscheid van zijn Rossa te dichten.<br />

De rol van <strong>de</strong> fictie is met name in <strong>de</strong> Monobiblos groot. Ondanks <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong><br />

in 1603 gepubliceer<strong>de</strong> elegieën heeft Heinsius ervoor gekozen om een aantal apart on<strong>de</strong>r te<br />

brengen in een Monobiblos. Deze Griekse benaming, die letterlijk 'een enkel boek' betekent,<br />

was ook al door <strong>de</strong> Romeinse dichter Propertius gebruikt voor een bun<strong>de</strong>l elegieën. Die ge­<br />

bruikte <strong>de</strong> naam omdat hij aanvankelijk maar één boek uitgaf; later volg<strong>de</strong>n er nog drie<br />

Heinsius komt daarentegen in 1603 met vier boeken elegieën tegelijk, waarvan hij er één als<br />

Monobiblos betitel<strong>de</strong>. Hij moet dus een inhou<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>n hebben gehad om dat ene boek<br />

apart te nemen. In <strong>de</strong> opdracht van <strong>de</strong> Monobiblos aan zijn vriend Petrus Scriverius leg<strong>de</strong><br />

Heinsius dat uit. Hij vermeld<strong>de</strong> dat hij voor dit boek gedichten bijeengenomen had die hij<br />

omschreef als: 'losse, onbelemmer<strong>de</strong>, speelse, vrije, lieflijke en - om het in één woord samen<br />

te vatten - Griekse be<strong>de</strong>nksels'. 13<br />

Als voorbeel<strong>de</strong>n van wat hij bedoel<strong>de</strong>, noem<strong>de</strong> hij sommige<br />

gedichten van Catullus en <strong>de</strong> Monobiblos wan Propertius, die geschreven zijn in <strong>de</strong> geest van <strong>de</strong><br />

Griekse hellenistische poëzie.<br />

Heinsius maakte in <strong>de</strong> Monobiblos een groter gebruik van vaste thema's uit <strong>de</strong> hellenistische<br />

lief<strong>de</strong>spoëzie. De elegieën in dit boek bevatten veel variaties op die zogenaam<strong>de</strong> topoi. In <strong>de</strong><br />

praktijk betekent dat, dat <strong>de</strong> fictie hier een veel grotere rol speel<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> elegie van <strong>de</strong><br />

11 usque ad Autumnum aut Augustum fortasse, quo in Galliam profecturus sura.' British Museum te Lon<strong>de</strong>n (hierna<br />

BM), ms. Burney 371, fol. 43. De Leidse Universiteitsbibliotheek bezit van het brievenboek Burney 371, waarin <strong>de</strong><br />

bi leven van Heinsius aan Dousa wor<strong>de</strong>n bewaard, een microfilm, die ik heb geraadpleegd. Ik dank prof. CL Heesakkers<br />

voor <strong>de</strong> informatie hieromtrent.<br />

12 P.C. Molhuysen (red.), Bronnen tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>rl.eidsc.he Universiteit I ('s-Gravenhage 1913) 151. Casaubons brief<br />

m: saaci Casauboni epistolae, insertis ad eas<strong>de</strong>m responsionibus, quotquot hactenus reperiri potuerunt, secundum seriem temfions<br />

accurate, digestae curanle Theodoro fansim. ah Almeloveen (3e druk; Rotterdam 1709) nr. 375. Ook in Flemae III 7 r 81<br />

zinspeelt Heinsius op zijn vertrek naar Frankrijk.<br />

P<br />

l<br />

13 'inventiones vagas, liberas, lascivas, solutas, amoenas et, ut uno verbo absolvam, Graecas.'<br />

'<br />

= 8 ]<br />

2W


Heinsius en Rossa<br />

Monobiblos bijvoorbeeld vin<strong>de</strong>n we Heinsius in een afgelegen woud met bronnen en grotten<br />

waar nymfen rondwaren, een idyllische plek waarheen hij zijn Rossa uitnodigt. De ro<strong>de</strong> vlek­<br />

ken op <strong>de</strong> appels, die er zo van <strong>de</strong> bomen vallen, vergelijkt hij met <strong>de</strong> tepeltjes op Rossa's bor­<br />

sten. Dit is een product van <strong>de</strong> literaire verbeelding. In <strong>de</strong> elegie die hij als zes<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Mono­<br />

biblos van <strong>de</strong> editie van 1606 invoeg<strong>de</strong>, treft Heinsius langs een riviertje in een lieflijk dal <strong>de</strong><br />

sporen aan van een lief<strong>de</strong>sspel dat zijn gelief<strong>de</strong> kennelijk met een an<strong>de</strong>r bedreven heeft. Als<br />

een buit hangt hij <strong>de</strong> spullen die zij heeft laten liggen in <strong>de</strong> bomen:<br />

Deze gor<strong>de</strong>l, en haar lijfje en <strong>de</strong> fraaie krans,<br />

die mijn licht zelf eigenhandig heeft gevlochten en<br />

die van haar slapen is gevallen, toen haar,<br />

on<strong>de</strong>r die boom, gevleid in <strong>de</strong> lieflijke viooltjes,<br />

een zalige slaap verschalkt had door een heerlijke, verlei<strong>de</strong>lijke bries,<br />

en het babbelen<strong>de</strong> vocht van het nimmer zwijgen<strong>de</strong> water. (vss. 9-14)<br />

Dit moet zich in Heinsius' fantasie afgespeeld hebben. De aanleiding tot het gedicht was daar­<br />

entegen waarschijnlijk wél echt. In <strong>de</strong> editie van 1606 komen we namelijk ook een elegie te­<br />

gen waaruit blijkt, dat Rossa zich met een an<strong>de</strong>re man ging verloven of trouwen. Naar aanlei­<br />

ding van <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking van <strong>de</strong>ze 'ontrouw' heeft Heinsius zijn fantasie <strong>de</strong> vrije loop gelaten.<br />

Het is overigens niet zo dat in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re elegieënboeken dit soort thema's ontbreekt - zo<br />

groot is het verschil met <strong>de</strong> Monobiblos nu ook weer niet - maar <strong>de</strong> elegieën in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re boeken<br />

zijn vaker geschreven naar aanleiding van werkelijke gebeurtenissen in Heinsius' leven, ook wan­<br />

neer die niet direct <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> betroffen. Een paar voorbeel<strong>de</strong>n. De oorlog tegen Spanje vin<strong>de</strong>n<br />

we terug. Heinsius schreef bijvoorbeeld een gedicht aan zijn broer Nicolaas, die Frankrijk verliet<br />

om aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van Willem van Oranje te vechten (El. 1,8). Ook tot Dirk (Di<strong>de</strong>ricus) Dousa, die<br />

om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n uit Polen terugkeer<strong>de</strong>, richtte hij zich in een elegie (El. 111,4). De verschijning<br />

van een filologisch geschrift kon aanleiding zijn voor een gedicht. Zo schreef Heinsius een ge­<br />

dicht toen hij zijn commentaar op <strong>de</strong> Romeinse dichter Silius Italicus aan Jozef Scaliger aanbood<br />

(El. 11,2). Ook maakte hij een gedicht op Scaligers grote werk over <strong>de</strong> chronologie De emendatio-<br />

ne temporum (El. 11,8). Hij schreef elegie 1,2 naar aanleiding van het vertrek van zijn vriend Paul<br />

Choart <strong>de</strong> Buzanval, <strong>de</strong> Franse gezant, naar Frankrijk, en elegie 11,4 componeer<strong>de</strong> Heinsius ter<br />

gelegenheid van het feit dat zijn vriend Elias Putsch genezen was van een zware ziekte.<br />

De gebeurtenissen in zijn omgeving waren voor Heinsius vaak aanleidingen om lief<strong>de</strong>sge­<br />

dichten te schrijven. Hij varieert bijvoorbeeld een aantal keren op het thema dat hij in plaats<br />

van in dienst van Prins Maurits in dienst is van Venus. Deze godin dwingt hem zijn lief<strong>de</strong>spoë­<br />

zie te schrijven. Een fraai voorbeeld van hoe <strong>de</strong> omgeving op Heinsius inwerkte, biedt ook ele­<br />

gie 11,7 Ad amicam ('Aan mijn vriendin'). Hij vertelt hier hoe hij mid<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> stad loopt,<br />

samen met zijn gelief<strong>de</strong>. Ze zien hoe er gebouwen verrijzen die tot in <strong>de</strong> hemel reiken. Dit is<br />

voor Heinsius aanleiding tot <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> wens:<br />

Als ik met een gunstige wind mocht wegvluchten,<br />

en het lot mijn wensen gunstig gezind zou zijn,<br />

dan zou ik, mijn Leven, niet vragen een hoog huis<br />

te kunnen bouwen, dat reikt tot <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n.<br />

Maar mijn huis en haard voor altijd hechtend<br />

aan <strong>de</strong> vochtige, ro<strong>de</strong> lippen van mijn meesteres,<br />

zal ik veilig zijn. Moge ik hier wonen:<br />

221


Heinsius en Rossa<br />

laat dat mijn huis zijn, Jupiter,<br />

laat mijn lief<strong>de</strong> daar een toevlucht en rust vin<strong>de</strong>n. (vss. 11-18)<br />

Bijzon<strong>de</strong>r aan dit gedicht is dat Heinsius vermeldt dat hij met zijn gelief<strong>de</strong> door <strong>de</strong> stad wan­<br />

<strong>de</strong>lt, en dat nog wel gearmd (iunctus). Doorgaans is hij namelijk slechts haar minnaar op af­<br />

stand. Ook in <strong>de</strong> elegie Nerts Venus ('De spinnen<strong>de</strong> Venus', El. 1,12) is er sprake van we<strong>de</strong>r­<br />

zijdse genegenheid. Rossa had Heinsius stiekem bij haar thuis uitgenodigd. Maar <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r<br />

betrapte hem in <strong>de</strong> hal, moest lachen en verzocht hem toen haar meisjes te vergezellen,<br />

waarna ze gingen zingen. Deze gedichten dui<strong>de</strong>n erop dat er in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren een perio­<br />

<strong>de</strong> van toena<strong>de</strong>ring geweest is van Rossa's kant.<br />

Een profiel van Rossa<br />

Het meest komen we over Rossa te weten uit <strong>de</strong> elegie Ad Iacobum Vischerum (El. 111,13), waar­<br />

in Heinsius ingaat op <strong>de</strong> vraag van ene Jacob Vischer wie toch die Rossa was. Heinsius liet zijn<br />

gedichten al vóór <strong>de</strong> publicatie in 1603 wel eens lezen in zijn kennissenkring, en kennelijk<br />

had <strong>de</strong>ze Vischer ze ook on<strong>de</strong>r ogen gekregen. Heinsius dient Vischer mid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong>ze elegie<br />

van repliek met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dat <strong>de</strong> naam van zijn gelief<strong>de</strong> geheim blijft, net zoals het voor<br />

<strong>de</strong> lezer onbekend is wie <strong>de</strong> Lesbia van Catullus was, of <strong>de</strong> Cynthia van Propertius. Maar een<br />

aantal an<strong>de</strong>re dingen wil hij wel noemen. De plaats waar zijn lief<strong>de</strong> ontvlamd is, is 'het be­<br />

roem<strong>de</strong> Lei<strong>de</strong>n' (vs. lf), <strong>de</strong> plek waar Janus Dousa ooit <strong>de</strong> Spanjaar<strong>de</strong>n versloeg, nadat hij<br />

eerst zelf getroffen was door <strong>de</strong> pijlen van Ida, zijn vrouw Elizabeth van Zuylen (vs. 21-22).<br />

Ook <strong>de</strong> duur van zijn verliefdheid wil Heinsius wel prijsgeven: 'Het is al <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> oogst en<br />

even vaak is <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> ontdooid', sinds hij verliefd is, zo schrijft Heinsius (vs. 27): een poëti­<br />

sche omschrijving voor 'driejaar'. Als men be<strong>de</strong>nkt dat <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l uitkwam in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft<br />

van 1603 en als men vandaar drie jaar terugrekent, zou dat betekenen dat <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> op zijn<br />

laatst ontstaan is in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1600." Dat is mogelijk, maar Heinsius werd door zijn<br />

va<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van eind 1599 tot oktober 1600 naar Vlissingen teruggehaald. Het gedicht<br />

aan Vischer zou dan kort voor het uitkomen van <strong>de</strong> dichtbun<strong>de</strong>l in 1603 geschreven moeten<br />

zijn. Het is ook <strong>de</strong>nkbaar, dat het gedicht eer<strong>de</strong>r geschreven is en dat Heinsius' lief<strong>de</strong> voor<br />

Rossa al in 1598 of 1599 begonnen is. Maar in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> elegie uit boek IV, die pas in 1606<br />

werd uitgegeven, wordt eveneens gezegd dat er drie zomers en drie winters verstreken zijn,<br />

sinds <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> begonnen is. Heeft Heinsius zich hier misschien vergist in het aantal jaren?<br />

Waarschijnlijker is dat hij in dit geval een elegie die hij al eer<strong>de</strong>r geschreven had, alsnog ge­<br />

publiceerd heeft in 1606.<br />

Een volgend on<strong>de</strong>rwerp in <strong>de</strong> elegie aan Jacob Vischer is het uiterlijk van Rossa. Vreemd<br />

genoeg schrijft Heinsius te hopen dat ze niet knap wordt gevon<strong>de</strong>n, omdat - zo voegt hij toe -<br />

hij haar dan voor zichzelf kan hou<strong>de</strong>n. Denk maar aan <strong>de</strong> problemen die <strong>de</strong> schoonheid van<br />

Helena oplever<strong>de</strong>, schrijft hij. Hij lijkt te impliceren dat zijn gelief<strong>de</strong> ook daadwerkelijk niet<br />

knap was. Het oor<strong>de</strong>el van een an<strong>de</strong>r kan hem niet schelen, zolang zij hem maar bevalt (vs.<br />

63-64). Het voorkomen van Rossa komt nogmaals ter sprake in elegie 111,9. Hier ver<strong>de</strong>digt<br />

Heinsius zich tegen iemand die hem steeds voor <strong>de</strong> voeten werpt dat het vreemd is, dat hij<br />

14 Uit een brief van Hugo Grotius aan Heinsius van 21 juli 1603 blijkt dat Heinsius' poëmata nog moeten verschijnen-<br />

P.C. Molhuysen (red.), Briefwisseling van Hugo Grotiusl 1597-17 Augustus 1618 ('s-Gravenhage 1928) 37<br />

222


Afb. 2. Dan. Heinsii poematum<br />

nova editio (Lei<strong>de</strong>n 1606).<br />

188 F 8, Universiteitsbibliotheek<br />

Lei<strong>de</strong>n. Titelblad van <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> uitgave van Heinsius'<br />

lief<strong>de</strong>sgedichten.<br />

Heinsius en Rossa<br />

verliefd kan zijn op iemand die zo klein van gestalte is. De enige keer dat Heinsius Rossa echt<br />

mooi noemt, is in het enige Ne<strong>de</strong>rlandstalige gedicht dat aan haar is gewijd. Daarin spreekt<br />

hij van haar 'schoonheyt son<strong>de</strong>r maet'. Voor <strong>de</strong>ze afwijking is echter een goe<strong>de</strong> verklaring die<br />

ik hieron<strong>de</strong>r, als ik op dit gedicht terugkom, ter sprake zal brengen.<br />

Over haar leeftijd schrijft hij aan Jacob Vischer: Caetera conveniunt: aliquot superamuT ab tm-<br />

nis ('In an<strong>de</strong>re opzichten komen we overeen, maar ik word door heel wat jaren overwonnen',<br />

vs. 67). Rossa is dus ou<strong>de</strong>r. Dit gegeven klopt ook met elegie IV,5, waar hij het vermoe<strong>de</strong>n uit­<br />

spreekt dat het feit dat hij te jong is, een van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen is waarom hij wordt afgewezen.<br />

Tot slot spreekt Heinsius een banvloek uit tegen wie rijkdom van belang vindt. Het lot heeft<br />

hem macht noch bruidsgift gegeven. Zijn poëzie is zijn bruidsgift (vs. 69-72). Dit is een inte­<br />

ressant gegeven, omdat Heinsius hiermee impliceert dat het object van zijn lief<strong>de</strong> een meisje<br />

was uit een rijke familie van aanzien. Dit thema keert terug in elegie IV, 1. Heinsius houdt daar<br />

een gloedvol betoog dat niet afkomst, maar lief<strong>de</strong> mensen moet samenbrengen. 'Amor vindt<br />

afkomst of macht niet van belang, of het feit dat iemand geboortig is uit een lange bloedlijn,<br />

of alou<strong>de</strong> namen van voorou<strong>de</strong>rs' (vs. 25-26). Een biografisch gegeven dat op een hoge kom-<br />

22:;


Heinsius en Rossa<br />

af van Rossa wijst, geeft Monobiblos, 8. Hoewel we, als gezegd, <strong>de</strong> gedichten uit dit boek min<strong>de</strong>r<br />

letterlijk mogen nemen, is het feit dat hier gezegd wordt dat Rossa per schip terugkeert Mat-<br />

tiacis ab oris, 'uit Wiesba<strong>de</strong>n', een zo specifiek gegeven, dat het wel biografisch moet zijn. Het<br />

past ook uitstekend in het beeld dat we inmid<strong>de</strong>ls van Rossa hebben, want het was uiteraard<br />

voorbehou<strong>de</strong>n aan mensen uit gegoe<strong>de</strong> kringen om naar het kuuroord Wiesba<strong>de</strong>n af te rei­<br />

zen. Dat hoef<strong>de</strong> overigens niet te zijn omdat ze ziek waren. Volgens een 16e-eeuws boek over<br />

ba<strong>de</strong>n waren <strong>de</strong> warmwaterbronnen van Wiesba<strong>de</strong>n - die bezocht wer<strong>de</strong>n vanuit ver weg ge­<br />

legen plaatsen - goed voor gespannen zenuwen en verwarm<strong>de</strong>n ze door <strong>de</strong> kou verzwakte le­<br />

<strong>de</strong>maten. Ook namen ze alle vuil weg, dat <strong>de</strong> huid aankleeft uit zweren en schurft. 15<br />

Dit laat­<br />

ste zou misschien een aanwijzing kunnen zijn dat men vanuit Lei<strong>de</strong>n naar Wiesba<strong>de</strong>n ging<br />

om zich te wapenen tegen <strong>de</strong> pest, die in <strong>de</strong> eerste jaren van <strong>de</strong> 17e eeuw in Lei<strong>de</strong>n vele<br />

slachtoffers maakte.<br />

De elegie In amicam, quae senem rivalem praeferebat ('Aan mijn vriendin, die aan een ou<strong>de</strong>re<br />

rivaal <strong>de</strong> voorkeur gaf, El. IV,5) uit <strong>de</strong> uitgave van 1606, is geschreven naar aanleiding van <strong>de</strong><br />

verbintenis die Rossa inmid<strong>de</strong>ls is aangegaan met een an<strong>de</strong>re man. Of dat een verloving dan<br />

wel een huwelijk is, blijft ondui<strong>de</strong>lijk, <strong>de</strong>finitief is het wel. Haar uitverkorene is nogal oud, en<br />

Heinsius vraagt zich af hoe Rossa in godsnaam 's nachts met zo'n levend lijk in bed kan liggen<br />

dat <strong>de</strong> hele nacht niets met haar doet (vs. 17-20). Zoals hierboven al gezegd, vermoedt Hein­<br />

sius dat hij afgewezen is omdat hij te jong is: 'Is er iemand die een paar jaar een punt zou vin­<br />

<strong>de</strong>n, of die meent dat iemand die nog te jong is geen man kan zijn?' (vs. 11-12). Ook <strong>de</strong>nkt<br />

Heinsius dat Rossa voor <strong>de</strong> bruidsgift gevallen is, die hijzelf niet te bie<strong>de</strong>n had, en waarschuwt<br />

nog eens dat het niet om rijkdom gaat in het leven, maar om <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>: 'Pas ervoor op, meis­<br />

jesjaren te tellen als rijkdom: <strong>de</strong> bruidsgift groeit zeer groot door hetjarental, maar het leven<br />

verdwijnt.' (vs. 57-58). Kennelijk was Rossa's verbintenis met haar canus amator ('grijze min­<br />

naar') voor Heinsius zo'n afknapper dat zijn verliefdheid ophield. Over haar ver<strong>de</strong>re leven<br />

vernemen we niets.<br />

Samenvattend kunnen we het volgen<strong>de</strong> profiel van Rossa geven. Het gaat om een meisje<br />

dat Heinsius rond het jaar 1600 in Lei<strong>de</strong>n heeft leren kennen en dat daar waarschijnlijk ook<br />

woon<strong>de</strong>. Ze was een aantal jaren ou<strong>de</strong>r dan Heinsius: laten we zeggen dat ze in 1603 (toen<br />

Heinsius 23 was) tegen <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig liep. Ze was van goe<strong>de</strong>, misschien zelfs a<strong>de</strong>llijke, komaf. Wat<br />

haar voorkomen betreft weten we dat ze klein was en mogelijkerwijze niet erg knap. Tot slot<br />

weten we dat ze tussen 1603 en 1606 met een ou<strong>de</strong>re man trouw<strong>de</strong>.<br />

Deze gegevens geven mijns inziens geen enkele aanleiding om te veron<strong>de</strong>rstellen dat Hein­<br />

sius met Rossa niet een echt bestaand meisje op het oog heeft gehad. Deze veron<strong>de</strong>rstelling<br />

wordt nog versterkt door elegie 1,3, gericht aan een heel an<strong>de</strong>r meisje, Nerine."' Heinsius<br />

spreekt dit meisje in het gedicht aan als amica ('vriendin') en mea Vita ('mijn Leven'), bewoor­<br />

dingen die hij ook voor Rossa gebruikt. In het gedicht gaat hij in op Nerine's verwijt dat hij zo<br />

kort is, waarbij hij allerlei argumenten aanvoert dat het niet handig is zwaar en groot te zijn.<br />

Het is een schan<strong>de</strong> een mooi meisje te zwaar<br />

te belasten, en dat zij machteloos een enorme last moet torsen.<br />

Klein zal ik uitgestrekt in je lieve armen liggen:<br />

ik zal niet als een enorme last in je schoot komen,<br />

15 De balneis omnia quae extant apud Graecos, Latinos, et Arabas (Venetië 1553) fol. 297v.<br />

16 Ellinger, Geschk.hu, 177, meldt vrefemd genoeg dat dit een gedicht over Rossa is.<br />

22 1


maar tenger, zon<strong>de</strong>r last, beweeglijk en licht:<br />

Heinsius en Rossa<br />

en je zult niet klagen dat mijn han<strong>de</strong>n te grof zijn. (vs. 11-16)<br />

Het gedicht voert naar <strong>de</strong> conclusie dat voor hem een korte echtgenote, net als een kort ge­<br />

dicht, beter is: het laatste past bij zijn geest, het eerste in zijn bed. Het is goed mogelijk dat<br />

<strong>de</strong>ze Nerine een eer<strong>de</strong>re gelief<strong>de</strong> was van Heinsius. Het is echter waarschijnlijker dat hij haar<br />

gelijktijdig met Rossa ken<strong>de</strong>, en dat hij <strong>de</strong> seksuele lief<strong>de</strong>, waarvoor Rossa onbereikbaar was,<br />

met haar wél beleef<strong>de</strong>. Wellicht was zij een prostituee of een dienstmeisje; in ie<strong>de</strong>r geval zegt<br />

Heinsius nergens in <strong>de</strong> gedichten aan Rossa zo expliciet als hier in het gedicht aan Nerine,<br />

dat hij haar bedgenoot zal zijn. Hoe het ook zij, het is zeker niet zo dat Heinsius al zijn gevoe­<br />

lens op een fictief object met <strong>de</strong> naam Rossa projecteer<strong>de</strong>.<br />

Voor wie schreef Heinsius?<br />

Wil<strong>de</strong> Heinsius met zijn elegieën Rossa veroveren? Het lijkt misschien een overbodige vraag.<br />

Zij is toch <strong>de</strong> aangesproken persoon in vele gedichten? Hij richt zich toch tot zijn gelief<strong>de</strong> en<br />

getuigt haar van zijn lief<strong>de</strong>? Niettemin is het vrijwel uitgesloten dat <strong>de</strong> gedichten daadwerke­<br />

lijk aan Rossa gericht waren. De eenvoudige re<strong>de</strong>n is dat vrouwen in Heinsius' tijd over het al­<br />

gemeen geen Latijn kon<strong>de</strong>n lezen. Rossa mag dan <strong>de</strong> 'literaire' adressaat van vele gedichten<br />

zijn, <strong>de</strong> feitelijke adressaat kan zij niet geweest zijn. Van slechts twee vrouwen, die later in <strong>de</strong><br />

17e eeuw in <strong>Holland</strong> leef<strong>de</strong>n, is bekend dat zij het Latijn beheersten: Anna Maria van Schur-<br />

man (1607-1678) en Margaretha van Go<strong>de</strong>wyck (1627-1677). 17<br />

Nu wordt ook dui<strong>de</strong>lijk waarom Heinsius Rossa in het enige Ne<strong>de</strong>rlandstalige gedicht dat<br />

hij aan haar wijd<strong>de</strong>, aanspreekt op een manier die afwijkt van <strong>de</strong> Latijnse elegieën. In dit ge­<br />

dicht beschrijft hij uitgebreid haar schoonheid, terwijl dat in zijn elegieën helemaal niet het<br />

geval is. Maar in een lief<strong>de</strong>sgedicht dat <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong> zelf kan lezen, en dat ze ook uitdrukkelijk<br />

gevraagd wordt te lezen, is <strong>de</strong> schoonheid begrijpelijkerwijze bijna tot hoofdthema gewor<strong>de</strong>n.<br />

Het lever<strong>de</strong> een fraai voorbeeld van petrarkistische lief<strong>de</strong>spoëzie op:<br />

Aen <strong>de</strong>n leser, te weten zijn bemin<strong>de</strong>, in zijn Latijnsche gedichten Rossa genaemt.<br />

Ghy die met u gelaet, en soete blixem straelen<br />

Van u klaer aengesicht mijn arme siel doet dwaelen,<br />

Die met een heerschappy en sachte tyranny<br />

Berooft my van mijn hert, my selve weert van my,<br />

Die met <strong>de</strong> toovery van liefelick te spreken,<br />

En daer by wreedt te sijn, mijn hert in my doet breken,<br />

Niet door verbo<strong>de</strong>n list, of qua<strong>de</strong> duyvel konst,<br />

Maer door een soet gesicht, en geen volkomen jonst,<br />

Wilt met een bly gelaet <strong>de</strong>es woor<strong>de</strong>n overlesen,<br />

Gestelt door uwen slaef, die dronck is van u wesen,<br />

Die blindt van het vergif dat van u oogen schijnt,<br />

Al leven<strong>de</strong> vergaet, al lacchen<strong>de</strong> verdwijnt,<br />

17 Riet Schenkeveld-van <strong>de</strong>r Dussen (red.), Met en zon<strong>de</strong>r lauwerkrans. Schrijven<strong>de</strong> vrouwen uit <strong>de</strong> vroegmo<strong>de</strong>rne tijd 1550-<br />

1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar (Amsterdam 1997) 35-38.<br />

225


Heinsius en Rossa<br />

Die ghy benomen hebt door u gesicht, u le<strong>de</strong>n,<br />

U schoonheyt son<strong>de</strong>r maet, zijn wijsheyt en <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n,<br />

Die ghy gebon<strong>de</strong>n houdt, en toomt met uwe <strong>de</strong>ucht,<br />

Dat hy hem in zijn leet volkomelick verheucht. (...) 18<br />

In zijn Latijnse gedichten richtte Heinsius zich dus over het hoofd van Rossa heen tot an<strong>de</strong>re<br />

geadresseer<strong>de</strong>n, van het mannelijk geslacht. Wie waren dat?<br />

Een <strong>de</strong>el van het antwoord is natuurlijk dat Heinsius een literaire prestatie wil<strong>de</strong> leveren.<br />

Hij wil<strong>de</strong> zich binnen <strong>de</strong> Latijn lezen<strong>de</strong> bovenlaag van <strong>de</strong> bevolking als dichter doen gel<strong>de</strong>n,<br />

een 'Leidse Propertius' zijn. Met name in <strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mische wereld waarin hij verkeer<strong>de</strong> was het<br />

heel gewoon dat men gedichten schreef. Deze las men van elkaar en vaak wer<strong>de</strong>n ze ook ge­<br />

publiceerd. Vele humanisten met wie Heinsius bevriend was, als Janus Dousa, Petrus Scriveri­<br />

us, Hugo <strong>de</strong> Groot en Dominicus Baudius, publiceer<strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>ls met hun gedichten. Aan De<br />

Groot was het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> boek van <strong>de</strong> Elegiae opgedragen en aan Petrus Scriverius <strong>de</strong> Monobiblos.<br />

Maar zijn belangrijkste 'literaire vriendschap' on<strong>de</strong>rhield Heinsius met Janus Dousa. Hoewel<br />

het leeftijdsverschil tussen Dousa en Heinsius 35 jaar bedroeg, had<strong>de</strong>n zij een innige band.<br />

De twee hebben een uitvoerige correspon<strong>de</strong>ntie on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n, waarvan achttien brieven van<br />

Heinsius aan Dousa bewaard zijn gebleven. 19<br />

De band tussen hen was groten<strong>de</strong>els gebaseerd<br />

op een ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong> belangstelling voor <strong>de</strong> dichtkunst. Al snel was Dousa Heinsius' patroon op<br />

het gebied van <strong>de</strong> poëzie, zoals Scaliger dat was op het gebied van <strong>de</strong> filologie. Heel wat dagen<br />

besteed<strong>de</strong>n ze samen aan <strong>de</strong> poëzie. Ze vereer<strong>de</strong>n elkaar met gedichten, meestal in het La­<br />

tijn, maar ook wel in het Ne<strong>de</strong>rlands. 20<br />

Hun relatie was bijna als die van een va<strong>de</strong>r en een<br />

zoon: 'De zeer rechtschapen grijsaard hield heel erg van <strong>de</strong> jongeman, en op zijn beurt ver­<br />

eer<strong>de</strong> <strong>de</strong> jongeman <strong>de</strong> grijsaard', zo schreef Heinsius enkele jaren na Dousa's dood in een au­<br />

tobiografische schets. 21<br />

En in <strong>de</strong> voorre<strong>de</strong> van zijn tragedie Auriacus schreef hij dat Dousa<br />

hem altijd als een zoon had behan<strong>de</strong>ld. 22<br />

Ook van Dousa's kant werd <strong>de</strong> relatie als zodanig er­<br />

varen; intimus suus ('zijn boezemvriend'), zo werd Heinsius door Dousa gekarakteriseerd. 23<br />

Desondanks bleef er een belangrijk verschil tussen <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n bestaan, vanwege het feit<br />

dat Dousa tot <strong>de</strong> a<strong>de</strong>lstand behoor<strong>de</strong>. Heinsius begon zijn brieven steeds met <strong>de</strong> aanhef Nobi-<br />

lissime domine ('Hooge<strong>de</strong>le heer') en on<strong>de</strong>rteken<strong>de</strong> ze doorgaans met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n Nobilitatis<br />

tuae admirator ('Bewon<strong>de</strong>raar van uw a<strong>de</strong>l').<br />

Dousa woon<strong>de</strong> sinds 1591 op het Voorhout in Den Haag, nadat hij <strong>de</strong> functie van raadsheer<br />

bij <strong>de</strong> Staten van <strong>Holland</strong> had gekregen. De afstand tussen Den Haag en Lei<strong>de</strong>n heeft echter<br />

het contact tussen Dousa en Heinsius niet in <strong>de</strong> weg gestaan. Heinsius kwam vaak naar Den<br />

Haag om zijn patroon te bezoeken, waarschijnlijk gecombineerd met bezoeken aan zijn vrien­<br />

<strong>de</strong>n Paul Choart <strong>de</strong> Buzanval, <strong>de</strong> Franse gezant, en Hugo <strong>de</strong> Groot, die zich in 1599 als advo­<br />

caat in Den Haag had gevestigd. Ook nodig<strong>de</strong> Dousa Heinsius wel uit naar zijn landgoed in<br />

Noordwijk, waar <strong>de</strong> a<strong>de</strong>llijke familie vooral 's zomers verbleven zal hebben. Omgekeerd ver-<br />

18 Dan. Heinsii Ne<strong>de</strong>rduytsche poëmata (Amsterdam 1616) 13-14; het gedicht is ook tc vin<strong>de</strong>n in: Gerrit Komrij, De Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

poëzie van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> en eiehtlien<strong>de</strong> eeuw in duizend en enige gedichten (Amsterdam 1986) 91-92.<br />

19 BM, ms. Burney 371, fol. 37-54.<br />

20 Over we<strong>de</strong>rzijdse Ne<strong>de</strong>rlandstalige lofdichten: W. Vermeer, 'Een "briefwisseling tussen Jan van <strong>de</strong>r Does Sr. en Daniël<br />

Heyns', <strong>Tijdschrift</strong> voor Ne<strong>de</strong>rlandse taal- en letterkun<strong>de</strong> 96 (1980) 161-189.<br />

21 'Deperibat enim adolescentem innocentissimus senex, senem vicissim colebat adolescens.' Uit: Joannes Meursius<br />

(red.), ïüuslris Aca<strong>de</strong>mia I.ugd-lialava (Lei<strong>de</strong>n 1613).<br />

22 Heinsius, Auriacusï, 200-201.<br />

23 CL. Heesakkers, Janus Dousa enzijn vrien<strong>de</strong>n (Lei<strong>de</strong>n 1973) 42, geciteerd uit Dousa's geschrift Echo van 1603.<br />

226


Heinsius en Rossa<br />

bleef Dousa regelmatig in Lei<strong>de</strong>n, waar hij een groot huis bezat aan <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Oosterlingplaats<br />

(<strong>de</strong> tegenwoordige Garenmarkt) . 24<br />

Vooral ten overstaan van zijn patroon Dousa en zijn an<strong>de</strong>re vrien<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mische<br />

gemeenschap, wil<strong>de</strong> Heinsius met zijn gedichten laten zien wat hij kon. Maar hij wil<strong>de</strong> met<br />

die gedichten zich niet uitsluitend op het literaire gebied laten gel<strong>de</strong>n. De persoon van Rossa<br />

speelt bij zijn overige bedoelingen een grote rol.<br />

Op zoek naar Rossa<br />

Als Heinsius met zijn Rossa een echt bestaand meisje op het oog had, is het misschien ook<br />

mogelijk haar te i<strong>de</strong>ntificeren. Pogingen daartoe zijn er tot nu toe niet gedaan. Het enige is<br />

dat men wel gezegd heeft, dat <strong>de</strong> verlatijnste naam Rossa gebaseerd zou zijn op het Ne<strong>de</strong>r­<br />

landse 'rossig', wat dan zou moeten verwijzen naar <strong>de</strong> haarkleur van het meisje. 25<br />

Maar in het<br />

Latijn zijn russus of rafter <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n voor rossig of rood. Het meisje zou dan eigenlijk 'Russa'<br />

of 'Rubra' moeten heten. Als Rossa een gelatiniseer<strong>de</strong> variant moet zijn van het Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

'rossig', dan zou dit-bij mijn weten - een geval zon<strong>de</strong>r prece<strong>de</strong>nt zijn. Geografische of eigen­<br />

namen wer<strong>de</strong>n door humanisten vaak gelatiniseerd, maar gewone woor<strong>de</strong>n uit een volkstaal<br />

niet.<br />

De lectuur van Heinsius' elegieën geeft aanwijzingen die ons ver<strong>de</strong>r kunnen helpen bij het<br />

i<strong>de</strong>ntificeren van Rossa. Op <strong>de</strong> eerste plaats is dat het begin van <strong>de</strong> elegie Ad Ianum Dousam<br />

(El. rV,l, editie 1606), dat luidt: Norduvicum mea Rossa petit ('Mijn Rossa begeeft zich naar<br />

Noordwijk'). Wie in <strong>de</strong> tijd van Heinsius Noordwijk zei, zei daar bijna automatisch achteraan:<br />

Janus Dousa. Janus Dousa, oftewel Jan van <strong>de</strong>r Does was namelijk heer van Noordwijk en had<br />

daar zijn familielandgoed. In het gedicht schrijft Heinsius dat Rossa na <strong>de</strong> dood van Dousa (in<br />

1604) vanuit Lei<strong>de</strong>n op bezoek ging bij 'Ida', Dousa's weduwe Elisabeth van Zuylen. Dat feit is<br />

voor Heinsius aanleiding eer te betonen aan zijn overle<strong>de</strong>n patroon. Hij schrijft te hopen op<br />

nieuwe inspiratie dankzij <strong>de</strong> gloed van Dousa's geest, die misschien nog hangt in huize Van<br />

<strong>de</strong>r Does. In ie<strong>de</strong>r geval toont dit gedicht aan dat er een zeker verband bestond tussen Rossa<br />

en <strong>de</strong> familie Van <strong>de</strong>r Does.<br />

Het is zelfs helemaal niet uitgesloten dat zij tot <strong>de</strong> familie Van <strong>de</strong>r Does behoor<strong>de</strong>. Het zou<br />

namelijk best zo kunnen zijn dat <strong>de</strong> naam Ros-sa een latinisering is van <strong>de</strong> naam Dou-sa. Het<br />

Latijnse ros betekent 'dauw', en dat woord kan in het Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands geschreven wor<strong>de</strong>n<br />

als dauw, dau, douw, of dou. 26<br />

Een on<strong>de</strong>rsteuning van dit i<strong>de</strong>e biedt <strong>de</strong> laatste regel van <strong>de</strong> ele­<br />

gie Fabula roris ('Mythe van <strong>de</strong> dauw', El. 11,3), die luidt: Nomina nam Rossae ros <strong>de</strong>dit ille meae<br />

('Want die dauw heeft mijn Rossa haar naam gegeven'). In <strong>de</strong> zelf verzonnen mythe die het<br />

on<strong>de</strong>rwerp van <strong>de</strong>ze elegie is, beschrijft Heinsius het ontstaan van <strong>de</strong> dauw uit <strong>de</strong> tranen van<br />

Venus. Zo is dus ook Rossa in zekere zin een afstammelinge van <strong>de</strong> godin van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> zelf.<br />

Het ligt het meest voor <strong>de</strong> hand om te proberen Rossa met een dochter van Janus Dousa te<br />

i<strong>de</strong>ntificeren. Uit <strong>de</strong> door Dousa eigenhandig geschreven en bewaard gebleven genealogie<br />

24 Johan douza heer tot noortwijck' staat vermeld als eigenaar van het perceel in het zogenaam<strong>de</strong> Stratenboek, dat gemeentesecretaris<br />

Jan van Hout had laten maken en dat dateert van 1588-1597: Gemeentearchief Lei<strong>de</strong>n (hierna<br />

GAL), Stratenboek kaart 17. Het huis werd verkocht na Dousa's dood in 1604: Carl Bangs, Arminius. A study in the<br />

Dutch Reformation (Nashville-New York 1971) 242; <strong>de</strong>ze baseert zich op het register van het schoorsteengeld (GAL).<br />

25 Becker-Cantarino, Daniël Heinsius, 70 en 161-162.<br />

26 Woor<strong>de</strong>n/mek <strong>de</strong>r Neilerlandsrlie taal s.v. 'dauw'.<br />

227


Heinsius en Rossa<br />

Afb. 3. Roeloff Willemsz van Culemborg, Familieportret Van <strong>de</strong>r Does. Paneel, 97x183 cm, ca. 1590-1595.<br />

Ste<strong>de</strong>lijk Museum De Lakenhal, Lei<strong>de</strong>n. De zitten<strong>de</strong> vrouw is Dousa's echtgenote; links van haar staat<br />

Anna, rechts Johanna.<br />

van het geslacht Van <strong>de</strong>r Does weten we dat Dousa twaalf kin<strong>de</strong>ren had, on<strong>de</strong>r wie vier doch­<br />

ters. 27<br />

Een van die dochters, die anoniem bleef, werd dood geboren op 18 <strong>de</strong>cember 1574 tij­<br />

<strong>de</strong>ns het beleg van Lei<strong>de</strong>n, zo blijkt uit <strong>de</strong> genealogie. Een twee<strong>de</strong> bron is het familieportret,<br />

dat ergens tussen 1590 en 1595 gedateerd moet wor<strong>de</strong>n en tegenwoordig hangt in het Ste<strong>de</strong>­<br />

lijk Museum De Lakenhal te Lei<strong>de</strong>n. Het toont ons Dousa en zijn vrouw met nog slechts ne­<br />

gen kin<strong>de</strong>ren, zeven jongens en twee meisjes, Anna en Johanna. In het gedicht dat Dousa er­<br />

on<strong>de</strong>r schreef, staat dat een dochter met <strong>de</strong> naam Josina inmid<strong>de</strong>ls gestorven is. Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

bron met familiegegevens is het testament dat Dousa bij zijn overlij<strong>de</strong>n op 12 oktober 1604<br />

naliet. 28<br />

Hierin wor<strong>de</strong>n nog slechts vier kin<strong>de</strong>ren als erfgenamen genoemd: Steven, Anna,<br />

Frans en Dirk. Vijf kin<strong>de</strong>ren waren er dus overle<strong>de</strong>n sinds het schil<strong>de</strong>ren van het portret.<br />

Richten we ons nu op <strong>de</strong> dochters met <strong>de</strong> vraag, of er één mo<strong>de</strong>l kan hebben gestaan voor<br />

Heinsius' Rossa, dan blijven er twee over: Anna en Johanna. Anna valt echter af, omdat zij al<br />

op 28 mei 1600 trouw<strong>de</strong>, met <strong>de</strong> Groningse e<strong>de</strong>lman Caspar van Ewsum. Als enige blijft dus<br />

Johanna over. In zijn genealogie (waar hij haar naam als 'Janna' schreef) vermeld<strong>de</strong> Dousa<br />

dat zij was geboren op 16 augustus 1579. De datum van haar overlij<strong>de</strong>n wordt daar niet ver­<br />

meld, slechts <strong>de</strong> plaats: Den Haag. Er is een brief van Heinsius aan Dousa bewaard gebleven<br />

waarin hij zijn patroon troost met het overlij<strong>de</strong>n van diens dochter Johanna. 29<br />

Deze brief is ge­<br />

dagtekend op 21 april van een niet na<strong>de</strong>r genoemd jaar. We hebben ook een brief waarin<br />

Heinsius <strong>de</strong> verwachting uitspreekt dat hij Dousa zal zien bij <strong>de</strong> opvoering van zijn toneelstuk<br />

Auriacus in Lei<strong>de</strong>n, samen met zijn echtgenote, zijn dochter (dat zal Johanna zijn, die dan<br />

nog thuis woon<strong>de</strong>) en zijn schoondochter (Anna van Ewsum, <strong>de</strong> vrouw van zoon Steven). 30<br />

27 Algemeen Rijksarchief Den Haag, Archief van het Huis Offem, inv.nr. 373.<br />

28 Het testament is afgedrukt in Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsen. Familieblad 5 (1888) 160-163.<br />

29 BM, ms. Burney 371, fol. 38.<br />

30 'Brevi ut spero cum Auriaco mea, me vi<strong>de</strong>bis, cuius non lector modo, sed et spectator Lugduni tuae <strong>de</strong>o volente futurus<br />

es, cum Nobilissima uxore, filia et nuru.' BM, ms. Burney 371, fol. 37.<br />

228


Heinsius en Rossa<br />

Deze brief is gedagtekend op 25 januari en moet uit 1602 stammen, het jaar waarin <strong>de</strong> Auria­<br />

cus uitkwam. De brief van 21 april en dus ook <strong>de</strong> dood van Johanna kunnen bijgevolg in 1602,<br />

1603 of 1604 gedateerd wor<strong>de</strong>n.<br />

Er is een aantal punten waardoor Johanna in het profiel van Rossa zou passen. Op <strong>de</strong> eer­<br />

ste plaats komt haar a<strong>de</strong>llijke afkomst overeen met <strong>de</strong> hoge komaf van Rossa. Ze was daardoor<br />

een voor Heinsius onbereikbaar meisje. Bovendien moet hij haar regelmatig gezien hebben<br />

in Den Haag of in Noordwijk. Maar het is ook goed <strong>de</strong>nkbaar dat Johanna vaak in Lei<strong>de</strong>n ver­<br />

bleef in het huis aan <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Oosterlingplaats, samen met haar ou<strong>de</strong>rs of in het gezelschap<br />

van één of meer broers. Tot slot is het zeer goed voorstelbaar dat iemand uit <strong>de</strong> familie Van<br />

<strong>de</strong>r Does naar Wiesba<strong>de</strong>n ging om te kuren; <strong>de</strong> pest maakte namelijk vele slachtoffers in het<br />

gezin. Op grond van <strong>de</strong> jaartallen is echter <strong>de</strong> conclusie onontkoombaar dat Johanna niet<br />

Rossa kan zijn geweest. Ze was maar iets meer dan een jaar ou<strong>de</strong>r dan Heinsius en overleed<br />

tussen 1602 en 1604.<br />

Er moeten echter rond 1600 meer meisjes Van <strong>de</strong>r Does in Lei<strong>de</strong>n gewoond hebben. Be­<br />

halve <strong>de</strong> tak van Janus Dousa was er namelijk nog een tak van <strong>de</strong> a<strong>de</strong>llijke familie die altijd<br />

nauw met Lei<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n is geweest: die van Jacob Hendriksz van <strong>de</strong>r Does. Deze Jacob<br />

was tij<strong>de</strong>ns het twee<strong>de</strong> beleg van Lei<strong>de</strong>n in 1574 gouverneur, samen met Janus Dousa. Hij<br />

kwam in 1577 om te Rhoon, maar liet bij zijn vrouw Clara van Adrichem elf kin<strong>de</strong>ren na, on­<br />

<strong>de</strong>r wie bijvoorbeeld Pieter, die schout van Lei<strong>de</strong>n was in <strong>de</strong> jaren 1588-1592. Janus Dousa be­<br />

schreef <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren van Jacob in zijn genealogie, maar wat hun nazaten betreft zijn er vele<br />

open ein<strong>de</strong>n. Bovendien waren er in Lei<strong>de</strong>n Van <strong>de</strong>r Doessen die niet in Janus' genealogie<br />

voorkomen, maar wel tot <strong>de</strong> a<strong>de</strong>llijke familie lijken te hebben behoord. Er was bijvoorbeeld<br />

een Gijsbregt Hendriksz van <strong>de</strong>r Does, die schepen was in <strong>de</strong> jaren 1576-1579, en bij <strong>de</strong> volk­<br />

stelling van 1581 wordt een jonkheer Hendrik van <strong>de</strong>r Does vermeld. 31<br />

Het lijkt erop dat niet<br />

alle genealogische gegevens over <strong>de</strong> familie Van <strong>de</strong>r Does nu nog voorhan<strong>de</strong>n zijn. De kans<br />

dat Rossa onomstotelijk met iemand uit het geslacht Van <strong>de</strong>r Does geï<strong>de</strong>ntificeerd zou kun­<br />

nen wor<strong>de</strong>n, is daardoor miniem.<br />

Lief<strong>de</strong> en ambitie<br />

Al ben ik er niet in geslaagd Rossa te i<strong>de</strong>ntificeren, het is toch dui<strong>de</strong>lijk dat zij een meisje van<br />

vlees en bloed moet zijn geweest en in welk milieu zij gezocht moet wor<strong>de</strong>n. Heinsius had zich<br />

als object van zijn lief<strong>de</strong> en lief<strong>de</strong>spoëzie een meisje gekozen uit een a<strong>de</strong>llijke familie, of op<br />

zijn minst uit regentenkringen. Haar aanzienlijke afkomst moet voor hem heel belangrijk zijn<br />

geweest, wat overigens helemaal niet uitsluit dat zijn lief<strong>de</strong> voor Rossa oprecht geweest kan<br />

zijn. Heinsius wil<strong>de</strong> niets liever dan zich distantiëren van <strong>de</strong> burgerkringen waaruit hij afkom­<br />

stig was, en ontstijgen aan het milieu van <strong>de</strong> Vlaamse vluchtelingen, op wie in <strong>Holland</strong> enigs­<br />

zins werd neergekeken. Al sinds zijn stu<strong>de</strong>ntentijd was hij gewoon zich in uitstekend gezel­<br />

schap te bevin<strong>de</strong>n. Naast eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> personen als Scriverius en Grotius bevon<strong>de</strong>n zich<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>genen die hij in Lei<strong>de</strong>n leer<strong>de</strong> kennen, met name tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> privaatcolleges van Sca­<br />

liger, niet <strong>de</strong> geringsten: Mamix van St. Al<strong>de</strong>gon<strong>de</strong>, Prins Fre<strong>de</strong>rik Hendrik en Cornelis van<br />

31 Magistraatslijsten 1260-1641. Gemeentelijke Archiefdienst Lei<strong>de</strong>n (Lei<strong>de</strong>n 1987) 66 en 69; GAL, Volkstelling van<br />

1581; Ibi<strong>de</strong>m, Henri Glabbeek van <strong>de</strong>r Does, 'Oorsprong en Stam Lystvan het A<strong>de</strong>llyck Geslacht van Van <strong>de</strong>r Does'<br />

(manuscript LB 5384, GAL 1849) 35-36.<br />

229


Heinsius en Rossa<br />

<strong>de</strong>r Myle, <strong>de</strong> schoonzoon van Johan van Ol<strong>de</strong>nbarnevelt. Om een geleerd en maatschappelijk<br />

netwerk op te bouwen, span<strong>de</strong> hij zich sterk in zich <strong>de</strong> vriendschap te verwerven van kopstuk­<br />

ken van <strong>de</strong> Leidse universiteit en uit <strong>Holland</strong>se regentenkringen. Heinsius' ambitie staat te<br />

boek als ontzaglijk, niet alleen op wetenschappelijk en literair, maar ook op maatschappelijk<br />

gebied. 32<br />

Zelfs zijn lief<strong>de</strong>spoëzie stel<strong>de</strong> hij in dienst van <strong>de</strong>ze ambitie. In zijn gedichten be­<br />

zong hij een meisje van zeer goe<strong>de</strong> komaf, een meisje waarmee hij voor <strong>de</strong> dag kon komen in<br />

<strong>de</strong> vooraanstaan<strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se kringen, waarin hij wenste te verkeren. Het meisje moest als het<br />

ware een schoondochter kunnen zijn voor <strong>de</strong> bijna-va<strong>de</strong>r die Dousa voor hem was.<br />

In <strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mische wereld slaag<strong>de</strong> Heinsius erin om in <strong>de</strong> loop van slechts enkele jaren zijn<br />

ambities waar te maken. Hij bereikte <strong>de</strong> hoogste status die <strong>de</strong>nkbaar was aan <strong>de</strong> Leidse uni­<br />

versiteit. Maar het streven om een a<strong>de</strong>llijk meisje voor zich te winnen, iemand van <strong>de</strong> statuur<br />

van Dousa's dochters, was te hoog gegrepen. Zo'n meisje was binnen <strong>de</strong> maatschappelijke ver­<br />

houdingen van <strong>de</strong> 17e eeuw onbereikbaar voor Heinsius.<br />

32 Sellin, Daniël Heinsius and Staart i'.nglanil, 14; Meter, The literary theories, 12.<br />

2-.W


Luuc Kooijmans<br />

Lief<strong>de</strong> in opdracht. Emotie en berekening in <strong>de</strong> dagboeken<br />

van Willem Fre<strong>de</strong>rik van Nassau<br />

Lief<strong>de</strong>, of wat daarvoor moet doorgaan, speelt een toonaangeven<strong>de</strong> rol in <strong>de</strong> dagboeken van<br />

graaf Willem Fre<strong>de</strong>rik van Nassau-Diez (1613-1664), een directe voorva<strong>de</strong>r van onze huidige<br />

koningin, die in <strong>de</strong> jaren 1640-1664 fungeer<strong>de</strong> als stadhou<strong>de</strong>r van het gewest Friesland. Hij<br />

zou ongetwijfeld vergeten zijn als hij zich zou hebben beperkt tot zijn stadhou<strong>de</strong>rschap, maar<br />

hij heeft een plaats in <strong>de</strong> va<strong>de</strong>rlandse geschie<strong>de</strong>nis gekregen dankzij zijn <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong><br />

aanslag op Amsterdam in 1650, waarvan, op basis van een paar uitgegeven brieven, lang is ge­<br />

dacht dat hij er <strong>de</strong> kwa<strong>de</strong> genius achter was. Hij stond tot dusver te boek als een 'stokebrand'<br />

en een 'doldriftig man', een on<strong>de</strong>rmaatse tegenspeler van Joan <strong>de</strong> Witt. 1<br />

Maar sinds <strong>de</strong> 'ont­<br />

<strong>de</strong>kking' van zijn dagboeken verdient Willem Fre<strong>de</strong>rik een geheel nieuwe plaats in <strong>de</strong> ge­<br />

schie<strong>de</strong>nis, want die dagboeken behoren zon<strong>de</strong>r meer tot <strong>de</strong> mooiste I7e-eeuwse 'ego-docu­<br />

menten'.<br />

De dagboeken van Willem Fre<strong>de</strong>rik wor<strong>de</strong>n bewaard in het Koninklijk Huisarchief. In <strong>de</strong><br />

verzameling van hem afkomstige documenten bevin<strong>de</strong>n zich naast allerlei officiële stukken<br />

ook een groot aantal particuliere brieven en tevens, weggestopt in <strong>de</strong> rubriek 'varia', een serie<br />

almanakken, waarin hij dagboekaantekeningen heeft gemaakt in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1643-1654. 2<br />

Die<br />

hebben daar in alle stilte gelegen tot ze wer<strong>de</strong>n opgemerkt door een me<strong>de</strong>werker van het<br />

rijksarchief in Leeuwar<strong>de</strong>n, Jaap Visser, die ze in 1966 gebruikte voor een artikel. 3<br />

Uit dat ar­<br />

tikel bleek dat het ging om zeer bijzon<strong>de</strong>r materiaal, maar <strong>de</strong>sondanks heeft het tot 1983 ge­<br />

duurd voor het Ne<strong>de</strong>rlands <strong>Historisch</strong> Genootschap besloot om <strong>de</strong> dagboeken uit te geven,<br />

en tot 1995 voordat <strong>de</strong> publicatie tenslotte tot stand kwam, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Gloria Parendi}<br />

Om het dagboek en het leven van Willem Fre<strong>de</strong>rik te begrijpen, is het nodig om te weten<br />

in welk ka<strong>de</strong>r het leven van een individu zich in <strong>de</strong> 17e eeuw afspeel<strong>de</strong>. Daarbij is het essen­<br />

tieel te beseffen dat het individu in vroegmo<strong>de</strong>rn West-Europa nadrukkelijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el was<br />

van een familie. In een maatschappij waarin traditiebesef in het algemeen sterk was, en zeker<br />

in a<strong>de</strong>llijke kringen, was men er sterk van doordrongen dat elk individu een schakel vorm<strong>de</strong><br />

in een keten die voorou<strong>de</strong>rs aan nazaten bond. Men werd geacht zijn voorou<strong>de</strong>rs na te volgen<br />

en eraan bij te dragen dat ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> generatie dat zou doen. Ie<strong>de</strong>reen werd geacht een<br />

bijdrage te leveren aan het handhaven van <strong>de</strong> maatschappelijke positie van zijn familie. Dat<br />

was in belangrijke mate een kwestie van competitie, van beschikking krijgen en hou<strong>de</strong>n over<br />

<strong>de</strong> daarvoor noodzakelijke mid<strong>de</strong>len, over 'maatschappelijk vermogen'. 5<br />

Veel 17e-eeuwse<br />

dagboeken zijn in <strong>de</strong> eerste plaats bedoeld als boekhouding van maatschappelijk vermogen.<br />

Ze bestaan meestal uit korte, zakelijke notities: <strong>de</strong> dagboekschrijver teken<strong>de</strong> aan waar hij was<br />

1 Zie Hotso Spanninga, 'Ick laet niet met mij gecken' in: Jaarboek Oranje-Nassau Museum (1997) 55-95.<br />

2 Koninklijk Huisarchief Den Haag: particulier archief van Willem Fre<strong>de</strong>rik, graaf, later vorst van Nassau-Dietz, stadhou<strong>de</strong>r<br />

van Friesland, Groningen en Drenthe, gehuwd met Albertine Agnes, prinses van Oranje.<br />

3<br />

J. Visser, 'Het huwelijk van Willem Fre<strong>de</strong>rik en wat er aan voorafging', De Vrije Fries 47 (1966) 5-39.<br />

4<br />

J. Visser (red ) Gloria Parendi. Dagboeken van Willem Fre<strong>de</strong>rik, stadhou<strong>de</strong>r van Friesland, Groningen en Drenthe. 1643-164<br />

1651-1654 (Den Haag 1995). De auteur van dit artikel is voornemens Willem Fre<strong>de</strong>riks dagboeken en correspon<strong>de</strong>ntie<br />

te behan<strong>de</strong>len in een in het jaar 2000 te verschijnen boek.<br />

5 De term 'maatschappelijk vermogen' is geïntroduceerd door <strong>de</strong> socioloog Cees Schmidt, in Om <strong>de</strong> eer van <strong>de</strong> familie<br />

(Amsterdam 1986).<br />

231


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

geweest en wie hij had ontmoet, maar slechts bij uitzon<strong>de</strong>ring noteer<strong>de</strong> hij ook wat daarbij<br />

was voorgevallen. Wel wer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> dagboeken meestal verleen<strong>de</strong> diensten en ontvangen we­<br />

<strong>de</strong>rdiensten vermeld. De dagboeken vorm<strong>de</strong>n vooral een lopen<strong>de</strong> balans, waarin credit en<br />

<strong>de</strong>bet wer<strong>de</strong>n gewogen - niet op het financiële, maar op het sociale vlak. Door nauwkeurig te<br />

noteren voor wie iets was gedaan en van wie een gunst of een dienst was ontvangen, kon men<br />

bijhou<strong>de</strong>n bij wie men krediet had en aan wie verplichtingen. In een wereld waarin alles ver­<br />

liep via persoonlijke relaties was sociaal vermogen minstens zo belangrijk als geld. Een <strong>de</strong>rge­<br />

lijke boekhouding dien<strong>de</strong> tevens als verantwoording. Dagboeken en kopieën van brieven<br />

vorm<strong>de</strong>n het bewijsmateriaal in <strong>de</strong> verantwoording die men zijn nazaten schuldig was om­<br />

trent het sociale beheer. Ze vorm<strong>de</strong>n een complement van <strong>de</strong> financiële administratie. Dag­<br />

boeken bevatten bovendien vaak elementen waarmee een morele balans kon wor<strong>de</strong>n opge­<br />

maakt, een afweging van <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en zon<strong>de</strong>n, die in <strong>de</strong> 17e eeuw onvermij<strong>de</strong>lijk religieus ge­<br />

tint was. Het individu had niet alleen een opdracht als lid van een familie en een geslacht,<br />

maar ook als sterveling. Hij moest zich <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van God waardig tonen. Door zich reken­<br />

schap te geven van zijn <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n en zon<strong>de</strong>n kon <strong>de</strong> dagboekschrijver zijn morele discipline<br />

bevor<strong>de</strong>ren. 6<br />

De dagboeken van Willem Fre<strong>de</strong>rik bevatten diverse morele overwegingen, maar dien<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> eerste plaats als boekhouding van krediet en verplichtingen, en als hulpmid<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> da­<br />

gelijkse competitie. Zoals ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong> 17e eeuw was hij doordrongen van het feit dat hij<br />

<strong>de</strong>el uitmaakte van een familie, en dat hij zich zijn plaats daarbinnen waardig moest tonen.<br />

Zijn voorou<strong>de</strong>rs waren een voorbeeld voor <strong>de</strong> nazaten geweest, zij had<strong>de</strong>n een eervol leven<br />

geleid en een goe<strong>de</strong> reputatie nagelaten, en het was zijn opdracht om die reputatie in stand<br />

te hou<strong>de</strong>n. 'Sal <strong>de</strong> voetstappen van mijn voorsaeten alletijt volgen, om te beschermen wat sie<br />

geopteneert en door oorloch in vre<strong>de</strong> bekomen hebben', schreef hij in een van zijn alma­<br />

nakken. 7<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik was geboren in een tak van het geslacht Van Nassau die nadrukkelijk in <strong>de</strong><br />

schaduw stond van <strong>de</strong> Oranjes, maar door een aantal omstandighe<strong>de</strong>n waren er voor hem toch<br />

interessante perspectieven. Wanneer <strong>de</strong> Oranje-tak in <strong>de</strong> mannelijke lijn zou uitsterven zou hij<br />

- als erfgenaam van het kapitaal, het krediet en <strong>de</strong> reputatie van <strong>de</strong> familie, en gesteund door<br />

zijn status als stadhou<strong>de</strong>r van Friesland - opperbevelhebber van het leger kunnen wor<strong>de</strong>n en<br />

misschien wel stadhou<strong>de</strong>r in alle Ne<strong>de</strong>rlandse gewesten. Die kans was niet <strong>de</strong>nkbeeldig: <strong>de</strong><br />

constitutie van <strong>de</strong> enige mannelijke Oranje van zijn generatie, prins Willem II, was niet al te <strong>de</strong>­<br />

gelijk en <strong>de</strong> prins <strong>de</strong>ed er zelf bovendien alles aan om die zoveel mogelijk te on<strong>de</strong>rmijnen. Het<br />

dagboek van Willem Fre<strong>de</strong>rik doet uitgebreid verslag van <strong>de</strong> levensstijl van prins Willem, die als<br />

hij een auto zou hebben bezeten, beslist met hoge snelheid uit een bocht zou zijn gevlogen en<br />

op zijn kop in een sloot beland. Prins Willem was, reeds op zijn veertien<strong>de</strong>, wel getrouwd, maar<br />

het huwelijk was geen succes en gezien het feit hij zijn echtgenote zel<strong>de</strong>n zag, was het nog maar<br />

<strong>de</strong> vraag of zij kin<strong>de</strong>ren zou<strong>de</strong>n krijgen.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik bouw<strong>de</strong> een enigszins gecompliceer<strong>de</strong> relatie op met <strong>de</strong> veel jongere<br />

prins, die voor hem tegelijk concurrent, voorbeeld, tegenpool, baas en vriend was.<br />

6 Elisabeth Bourcier, Lesjournaux privés en Angleterre <strong>de</strong> 1600 a 1660 (Lille 1977); Judith Pollmann, Another Road to God.<br />

The religious <strong>de</strong>oelopment of Arnoldus Buchelius (1565-1641) (dissertatie Universiteit van Amsterdam 1998) 17-27.<br />

7 Gloria Parendi (hierna: GP), 6-1-1650.<br />

22.2


Afb. 1. P. Nason, Willem Fre<strong>de</strong>rik<br />

(1613-1664). Doek. Paleis<br />

het Loo, Apeldoorn. Overgenomen<br />

uit: Visser (red.), Gloria<br />

Parendi [zie noot 4].<br />

Goed gezelschap<br />

Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

In het voorjaar van 1643 werd Willem Fre<strong>de</strong>rik door <strong>de</strong> zeventienjarige prins ingelicht over<br />

diens seksuele avonturen. Dat voorjaar had <strong>de</strong> prins 'het' voor <strong>de</strong> eerste keer geprobeerd 'in<br />

't hoff in 't donckeren bie een Engelse'. 8<br />

In juni van dat jaar had hij het voor het eerst bij zijn<br />

elfjarige echtgenote geprobeerd, 'twelck haest geluckte', ware het niet dat een van <strong>de</strong> hof­<br />

juffers was binnengekomen; 'doch was het soo wijt, dat <strong>de</strong> hoet [<strong>de</strong>welcke wier<strong>de</strong> voorgehau-<br />

<strong>de</strong>n] hetbetael<strong>de</strong> en<strong>de</strong> [<strong>de</strong> prins] daerin quam'.<br />

In het leger werd die zomer verteld dat prins Willem te Rijnberg 'een gemeine vrauwe' bij<br />

zich had geroepen en dat hij '<strong>de</strong>sen winter most waskeersjes gebruijcken', omdat hij 'een<br />

vochte neuse' had, met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, een 'druijpert'. 9<br />

In <strong>de</strong> zomer van 1644 merkte Willem Fre<strong>de</strong>rik dat er tussen prins Willem en zijn nog erg<br />

jonge echtgenote, <strong>de</strong> Engelse koningsdochter Mary Stuart, nauwelijks sprake was van een re-<br />

8 GP, 4-5-1643.<br />

9 GP, 19-8-1643. Op 23-9-1643 noteer<strong>de</strong> Willem Fre<strong>de</strong>rik: prins Willem 'ginck in 't Voorhaut wan<strong>de</strong>len, kreech een<br />

druijpert'.<br />

23;;


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

latie. De prins 'sliep niet bij sijn wijf' en hij behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> haar 'oock soo heel wel niet'. 10<br />

Prins<br />

Willem verkeer<strong>de</strong> daarentegen wel gaarne met <strong>de</strong> dochters van veldmaarschalk Van Bre<strong>de</strong>ro-<br />

<strong>de</strong>, speciaal met Florentine en Amelie, die ongeveer van zijn leeftijd waren. In het voorjaar<br />

van 1645 waren bei<strong>de</strong>n inmid<strong>de</strong>ls getrouwd, maar <strong>de</strong>sondanks begreep Willem Fre<strong>de</strong>rik 'dat<br />

se van malckan<strong>de</strong>rjaloux waeren' vanwege prins Willem. Amelie had hem als teken van affec­<br />

tie een lok haar beloofd. In juni 1645 noteer<strong>de</strong> Willem Fre<strong>de</strong>rik in zijn almanak dat <strong>de</strong> prins<br />

hem had verteld dat hij van drie jongedames een lok bezat. Dat waren <strong>de</strong> gezusters Van Bre-<br />

<strong>de</strong>ro<strong>de</strong>, en zijn favoriete vriendin, Willemine, <strong>de</strong> dochter van een gravin, 'die hij soo dicwils<br />

custe als hij wou<strong>de</strong>, alleen sijn<strong>de</strong>, en <strong>de</strong> borstjes taste<strong>de</strong>'. Hij had haar wel moeten beloven<br />

'sich <strong>de</strong>echlijck te hau<strong>de</strong>n'. Het gevolg van die intimiteit was dat haar moe<strong>de</strong>r 'niet woud heb­<br />

ben dat se alleen bij prins Willem was, doch dat sie het allebei<strong>de</strong> sochten'."<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik was gefascineerd door <strong>de</strong> levensstijl van <strong>de</strong> jonge prins, hoewel het voor<br />

a<strong>de</strong>llijke jongemannen niet ongebruikelijk was om zich voordat ze getrouwd waren op het<br />

seksuele vlak onbekommerd uit te leven. De Oranje-Nassaus had<strong>de</strong>n in dat opzicht in elk ge­<br />

val een reputatie. Maurits had een groot aantal bastaar<strong>de</strong>n verwekt en ook Fre<strong>de</strong>rik Hendrik<br />

had uit een actief voorechtelijk verle<strong>de</strong>n een zoon overgehou<strong>de</strong>n. Maar Willem Fre<strong>de</strong>rik kon<br />

slechts met ontzag en verwon<strong>de</strong>ring ga<strong>de</strong>slaan met hoeveel verve prins Willem zijn voor­<br />

ou<strong>de</strong>rs imiteer<strong>de</strong>.<br />

Tot op zekere hoogte <strong>de</strong>el<strong>de</strong> Willem Fre<strong>de</strong>rik wel <strong>de</strong> in zijn kringen heersen<strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n.<br />

Toen hij in juni 1643 vanuit Breda naar Friesland reis<strong>de</strong>, stopte hij in Delft, waar hij <strong>de</strong> nacht<br />

doorbracht in 'goet geselschap', dat wil zeggen in een bor<strong>de</strong>el. De volgen<strong>de</strong> dag ging hij in<br />

Den Haag aan het hof even op bezoek bij zijn mogelijke aanstaan<strong>de</strong> vrouw, <strong>de</strong> negenjarige<br />

prinses Albertine. Daarna keer<strong>de</strong> hij terug naar Delft. Het gezelschap daar was hem zo goed<br />

bevallen dat hij nog een nachtje bleef, incognito uiteraard. Pas <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> avond reis<strong>de</strong> hij<br />

voort richting Friesland.<br />

Toen hij in september van dat jaar in Vianen <strong>de</strong> doop van een dochter van Van Bre<strong>de</strong>ro<strong>de</strong><br />

had bijgewoond, bleef hij daar ook twee nachten incognito in 'goet geselschap'. 12<br />

Willem Fre­<br />

<strong>de</strong>rik was <strong>de</strong>rtig en ongehuwd, maar kon zich <strong>de</strong>sondanks niet met zoveel overtuiging en zo<br />

onbekommerd op allerlei verbo<strong>de</strong>n vermaak storten als prins Willem. Hij nam <strong>de</strong> christelijke<br />

normen die hem waren bijgebracht zo serieus dat hij vaak tob<strong>de</strong> over <strong>de</strong> discrepantie tussen<br />

die normen en <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n in hofkringen. Hij hield zichzelf dan voor dat hij moest oppassen om<br />

zijn ziel niet geheel te bezoe<strong>de</strong>len door dronkenschap en ontucht.<br />

Louise<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik had een opdracht. Hij moest zorgen dat hij in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong> zoveel krediet ver­<br />

wierf dat hij <strong>de</strong> logische opvolger zou zijn indien prins Willem jong en kin<strong>de</strong>rloos zou ster­<br />

ven. Daartoe was het belangrijkste mid<strong>de</strong>l, naast een hoog militair ambt, een huwelijk met<br />

een van <strong>de</strong> zusters van <strong>de</strong> prins. Het was het mooiste om te trouwen met <strong>de</strong> oudste, Louise,<br />

maar Willem Fre<strong>de</strong>rik besefte dat <strong>de</strong> concurrentie groot zou zijn. Hij ging er vanuit dat haar<br />

10 GP, 23-5-1644.<br />

11 Als <strong>de</strong> gravin binnenkwam 'maeckte prins Wilhelm <strong>de</strong>n slaepert' (GP, 2-6-1645, 3-6-1645). Willemine schreef hi<br />

briefjes. Ze was verloofd met Jacob van Wal<strong>de</strong>ck, met wie ook Willem op zeer goe<strong>de</strong> voet stond. Toen Wal<strong>de</strong>ck<br />

<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> veldtocht van 1645 als 24-jarige stierf kon hij 'sijn tranen niet hau<strong>de</strong>n'.<br />

12 GP, 10-9-1643.<br />

2.34


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

ou<strong>de</strong>rs haar zou<strong>de</strong>n proberen uit te huwelijken aan een man met meer status dan hij: een En­<br />

gelse prins of <strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg. In dat geval zou hij trachten <strong>de</strong> hand te krijgen<br />

van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> dochter, Albertine.<br />

Een belangrijk <strong>de</strong>el van Willem Fre<strong>de</strong>riks dagboeken is gewijd aan zijn pogingen om in <strong>de</strong><br />

gunst te komen bij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> prinsessen en bij <strong>de</strong> prinsessen zelf. Daarin volg<strong>de</strong> hij<br />

niet slechts een particuliere ambitie. Hij was nadrukkelijk door zijn moe<strong>de</strong>r aangespoord om<br />

alles in het werk te stellen om <strong>de</strong> hand van Louise of Albertine te winnen, en hij had aan haar<br />

sterfbed moeten zweren dat hij pas met een an<strong>de</strong>r zou trouwen als bei<strong>de</strong>n gehuwd zou<strong>de</strong>n<br />

zijn. Omdat hij zijn belofte serieus nam, liep hij het risico dat hij nog lang zou moeten wach­<br />

ten voor hij zou kunnen trouwen, want Albertine was op dat moment pas acht jaar.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik, die met <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r alle naaste familie had verloren, had dus<br />

naast <strong>de</strong> algemene opdracht zorg te dragen voor <strong>de</strong> voortzetting en <strong>de</strong> reputatie van het geslacht<br />

Van Nassau-Diez, als speciale opdracht het totstandbrengen van een huwelijk met een Oranje­<br />

prinses. In <strong>de</strong> praktijk beteken<strong>de</strong> dat, dat hij zijn bestuurswerk in Friesland goed moest doen, dat<br />

hij zich moest on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n in het leger zodat hij daarin, net als zijn voorou<strong>de</strong>rs, een hoge<br />

functie zou kunnen bemachtigen, en dat hij zich een prominente plaats moest zien te veroveren<br />

aan het hof in Den Haag. In alle opzichten was het daarom van belang om in <strong>de</strong> gunst te komen<br />

bij Fre<strong>de</strong>rik Hendrik en Amalia van Solms. Dat was niet zo eenvoudig, want Fre<strong>de</strong>rik Hendrik,<br />

stadhou<strong>de</strong>r in alle overige gewesten, had ook stadhou<strong>de</strong>r van Friesland willen wor<strong>de</strong>n en bleef<br />

het Willem Fre<strong>de</strong>rik langdurig kwalijk nemen dat hij hem daarin niet was tegemoet gekomen.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik begaf zich elk voorjaar naar Den Haag, en 's zomers vergezel<strong>de</strong> hij Fre<strong>de</strong>­<br />

rik Hendrik als vrijwilliger te vel<strong>de</strong>. Hij was eigenlijk alleen in <strong>de</strong> winter enige maan<strong>de</strong>n in<br />

Friesland. Ondanks zijn vasthou<strong>de</strong>ndheid slaag<strong>de</strong> hij er pas op <strong>de</strong> lange duur in zich te reha­<br />

biliteren. Toen hij van Amalia van Solms voldoen<strong>de</strong> blijken van genegenheid .had ontvangen,<br />

waag<strong>de</strong> hij het om met haar te spreken over een mogelijk huwelijk met een van haar dochters.<br />

Hoewel hij <strong>de</strong> moed niet had opgegeven om het hart van Louise te veroveren, probeer<strong>de</strong> hij<br />

tegelijkertijd van Amalia <strong>de</strong> garantie te krijgen dat hij te zijner tijd met Albertine zou mogen<br />

trouwen. Albertine was nog maar negen, maar het viel te proberen of er alvast zaken kon<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n gedaan. Haar zusje Henriette was an<strong>de</strong>rhalf jaar eer<strong>de</strong>r, toen ze nog geen vijf was,<br />

reeds beloofd aan <strong>de</strong> oudste zoon van <strong>de</strong> graaf van Oost-Friesland.<br />

Tot zover beantwoordt het hier geschetste beeld aan alle gevestig<strong>de</strong> voorstellingen omtrent<br />

het huwelijksleven in hogere kringen in <strong>de</strong> 17e eeuw. Dat huwelijken in hoog-a<strong>de</strong>llijke krin­<br />

gen wer<strong>de</strong>n gearrangeerd, is natuurlijk geen nieuws, en aangezien ze meestal op zakelijke of<br />

politieke gron<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gearrangeerd, ligt het voor <strong>de</strong> hand dat <strong>de</strong> gevoelens van <strong>de</strong> part­<br />

ners geen hoge prioriteit had<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> overwegingen die leid<strong>de</strong>n tot een huwelijkskeuze.<br />

Toch is het interessant om iets te vernemen over die gevoelens. Hoe was het om in opdracht<br />

iemand het hof te maken en te trouwen? Stond gearrangeerd gelijk aan lief<strong>de</strong>loos, en waren<br />

<strong>de</strong> uitingen van lief<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vrijage slechts vorm of kwamen er ook emoties aan te pas?<br />

Hoe vanzelfsprekend waren voor- en buitenechtelijke relaties, en wat hiel<strong>de</strong>n die in? Het is<br />

maar hoogst zel<strong>de</strong>n dat we daar iets over vernemen, en het is een van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re aspecten<br />

van <strong>de</strong> dagboeken van Willem Fre<strong>de</strong>rik dat daarover het een en an<strong>de</strong>r te ber<strong>de</strong> wordt ge­<br />

bracht. Niet dat hij zijn gevoelens systematisch analyseer<strong>de</strong>: hij <strong>de</strong>ed verslag van <strong>de</strong> manier<br />

waarop hij zich van zijn opdracht kweet, maar dat ging gepaard met zoveel complicaties en<br />

verwarring dat hij er behoefte aan had om van tijd tot tijd zijn gedachten te or<strong>de</strong>nen, en dat<br />

stelt ons in staat om die enigszins te volgen.<br />

2."»r,


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik had in Den Haag gehoord dat hij een concurrent had in <strong>de</strong> Franse e<strong>de</strong>lman<br />

Henri-Charles <strong>de</strong> la Trémoïlle, prins van Talmont. De prins van Talmont was net als Willem Fre­<br />

<strong>de</strong>rik een verre verwant van Louise: hij was een kleinzoon van een van <strong>de</strong> dochters van Willem<br />

van Oranje. In 1638 was hij als zeventienjarige aan het hof in Den Haag verschenen, en had ver­<br />

teld dat hij uit Frankrijk was gevlucht omdat zijn va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> protestantse kerk had verlaten en<br />

hem had meegenomen naar <strong>de</strong> rooms-katholieken. Fre<strong>de</strong>rik Hendrik had hem het comman­<br />

do over een regiment ruiters bezorgd en sindsdien verkeer<strong>de</strong> Talmont aan diens zij<strong>de</strong>.<br />

Zowel Talmont als Willem Fre<strong>de</strong>rik streef<strong>de</strong> vooral naar een alliantie met het huis van<br />

Oranje en ze waren daarom eventueel wel genegen om met Albertine, het jongere zusje van<br />

Louise, te trouwen. Maar Albertine zou waarschijnlijk nog vele jaren ongehuwd moeten blij­<br />

ven en daarom richtten ze zich, hoewel ze vermoe<strong>de</strong>lijk onvoldoen<strong>de</strong> status had<strong>de</strong>n, toch in<br />

<strong>de</strong> eerste plaats op Louise.<br />

In het voorjaar van 1644 maakte Willem Fre<strong>de</strong>rik niet alleen haar ou<strong>de</strong>rs het hof, maar ook<br />

Louise zelf, zij het niet in <strong>de</strong> vorm van een openlijke vrijage. Hij had dus geen officieel aan­<br />

zoek gedaan, maar draai<strong>de</strong> als hoveling een beetje om haar heen en bewees haar beleefdhe­<br />

<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> hoop daarmee op <strong>de</strong>n duur haar hart te winnen. Haar ou<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n uitein<strong>de</strong>lijk<br />

beslissen aan wie ze zou wor<strong>de</strong>n uitgehuwelijkt, maar Willem Fre<strong>de</strong>rik ging er vanuit dat haar<br />

stem in hun beslissing ook zou meewegen. Hij noteer<strong>de</strong> dagelijks in zijn dagboek welke in­<br />

spanningen hij had gedaan om zijn huwelijkskansen te bevor<strong>de</strong>ren en welke progressie hij<br />

had geboekt. Op 22 mei vermeld<strong>de</strong> hij een lang gesprek met <strong>de</strong> zestienjarige prinses. Op 25<br />

mei noteer<strong>de</strong> hij dat hij naast haar had gezeten. Op 31 mei had hij bij haar in <strong>de</strong> draagkoets<br />

gezeten. Hij noteer<strong>de</strong> dat Louise zou hebben gezegd dat ze nooit had gedacht 'dat ick soo was<br />

als sie nu bevon<strong>de</strong>'; ze 'hiel veul van mij'. Kennelijk had Louise van haar moe<strong>de</strong>r een nogal<br />

ongunstig beeld van Willem (zoals Willem Fre<strong>de</strong>rik gewoonlijk werd genoemd) voorgespie­<br />

geld gekregen.<br />

Louise speel<strong>de</strong> het hoofse spel mee. 'Ick sprack mit mamoisell Louise, die haer stryck liet<br />

vallen; die ick we<strong>de</strong>r opnam', noteer<strong>de</strong> Willem. Hij vroeg haar of hij, als teken van haar gene­<br />

genheid, <strong>de</strong> strik mocht hebben: 'dat sij niet heel afsloech, doch excuseer<strong>de</strong> het, gheen lindt<br />

te hebben'. Ze beloof<strong>de</strong> dat ze Willem <strong>de</strong> strik zou geven als ze hem zou afdoen. 'Ick hoop sie<br />

sal woort hou<strong>de</strong>n', noteer<strong>de</strong> hij in zijn almanak. 13<br />

Toen hij een paar dagen later uit <strong>de</strong> koets<br />

stapte waarin hij met Louise en haar moe<strong>de</strong>r had gezeten, herinner<strong>de</strong> hij haar nog eens aan<br />

die belofte. Louise bevestig<strong>de</strong> dat ze er aan zou <strong>de</strong>nken, 'wencken<strong>de</strong> mij mit <strong>de</strong> kop van jae'. 14<br />

Op <strong>de</strong>n duur ontwikkel<strong>de</strong> zich tussen Willem en Louise een tamelijk vertrouwelijke relatie.<br />

Hij sprak bijvoorbeeld met haar over zijn va<strong>de</strong>r en over zijn gesneuvel<strong>de</strong> broer, aan wie Loui­<br />

se ooit bijna was uitgehuwelijkt. Willem vertrouw<strong>de</strong> erop dat Louise er niets op tegen zou heb­<br />

ben als haar ou<strong>de</strong>rs haar voor hem zou<strong>de</strong>n bestemmen, maar hun beslissing kon hij niet wer­<br />

kelijk beïnvloe<strong>de</strong>n. Het was een kwestie van ijverig blijven 'oppassen'. Willem verzuchtte: '<strong>de</strong><br />

tijt moet men affwachten, doen wel, sijn ghehoorsaem [...] all weet ick <strong>de</strong> dinghen beter, soo<br />

moet ick mij doch bedwinghen en seggen 't niet'. Het was het best om er het zwijgen toe te<br />

doen. Wanneer je aan het hof met iemand sprak, dan ston<strong>de</strong>n er altijd an<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> buurt.<br />

Als die iets opvingen, dan wist je hoe het ging: het werd doorverteld, en meestal ten<strong>de</strong>ntieus.<br />

Het was zaak daar rekening mee te hou<strong>de</strong>n. 15<br />

13 GP, 28-5-1644.<br />

14 GP, 1-6-1644.<br />

15 GP, 27-5-1644.<br />

2.36


Afb. 2. G. van Honthorst,<br />

Louise Henriette van Oranje-Nassau<br />

(1627-1667). Doek. Iconografisch<br />

Bureau, Den Haag.<br />

Overgenomen uit: Gloria Parendi.<br />

Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

Aan het hof waren <strong>de</strong> mogelijke huwelijkskandidaten voor Louise het gesprek van <strong>de</strong> dag,<br />

en ondanks zijn goe<strong>de</strong> voornemens kon Willem het toch niet laten om erover mee te praten.<br />

Hij liet zich verlei<strong>de</strong>n om tegen een an<strong>de</strong>re hoveling te zeggen dat hij niet zou aandringen als<br />

Louise zou wor<strong>de</strong>n uitgehuwelijkt aan <strong>de</strong> Engelse kroonprins of <strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>n­<br />

burg <strong>de</strong> twee belangrijkste kandidaten die wer<strong>de</strong>n genoemd, maar dat hij <strong>de</strong> prins van Tal­<br />

mont die hij in stand niet serieus boven hemzelf verheven achtte, <strong>de</strong> eer niet zou gunnen. 16<br />

's Zomers kon hij weinig doen om bij Louise en haar moe<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> gunst te komen. Hij was<br />

dan in het leger, en hij mocht Louise niet zomaar schrijven. Daarvoor was ou<strong>de</strong>rlijke toe­<br />

stemming vereist en die kon slechts wor<strong>de</strong>n verkregen als men officieel <strong>de</strong> status van vrijer<br />

had en er een officieel aanzoek liep. Willem kon hoogstens nu en dan iets schrijven aan Ama­<br />

lia van Solms of aan een van haar hofdames. Toen hij vernam dat een van <strong>de</strong> officieren een<br />

16 GP, 27-5-1644.<br />

2:Ï7


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

brief met Louise had gewisseld, vermoed<strong>de</strong> hij wel wie dat was. Hij maakte een notitie: 'te<br />

vraghen waerom, oft altijt of bij geval'. 17<br />

Talmont was een iets min<strong>de</strong>r officieuze vrijer dan Willem. Zijn ou<strong>de</strong>rs had<strong>de</strong>n namens hem<br />

ooit een aanzoek gedaan, dat weliswaar niet was gehonoreerd, maar evenmin eenduidig afge­<br />

wezen. Toch wil<strong>de</strong> Willem niet accepteren dat er on<strong>de</strong>rscheid werd gemaakt tussen hem en<br />

Talmont. Hij hield zijn rivaal scherp in <strong>de</strong> gaten en ontpopte zich als een nauwletten<strong>de</strong> 'Tal-<br />

mont-watcher'. 'Hij is heel amereux van madamoisell, drinck haer gesontheit dickwils', no­<br />

teer<strong>de</strong> hij in september 1644 in zijn almanak. Een paar weken later teken<strong>de</strong> hij verontrust aan<br />

dat Amalia van Solms een bezoek had gebracht aan Talmont. Over <strong>de</strong> afkomst van Talmont<br />

<strong>de</strong>ed hij een beetje schamper: diens familie behoor<strong>de</strong> pas tweehon<strong>de</strong>rd jaar tot <strong>de</strong> a<strong>de</strong>l. Een<br />

van zijn voorou<strong>de</strong>rs scheen een protégé te zijn geweest van een van <strong>de</strong> toenmalige Franse ko­<br />

ningen, Louis XI of XII, dat wist Willem niet zo precies, die daardoor een erfdochter had<br />

kunnen trouwen, en zo waren ze aan hun goe<strong>de</strong>ren en titels gekomen. 18<br />

Willem had ook wei­<br />

nig goe<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> militaire capaciteiten van Talmont: niet alleen was hij arrogant en<br />

eigenwijs, hij was bovendien 'een heel swack heer, die gheen fatigue kan uijtstaen; als hij mar­<br />

cheert, kan hij <strong>de</strong>s avonts niet eten'. 19<br />

Willem zou het niet kunnen hebben uitstaan dat zijn rivaal <strong>de</strong> hand van Louise zou krijgen,<br />

maar hoewel hij zeer in <strong>de</strong> gunst scheen te zijn, was het toch <strong>de</strong> vraag of Talmont voldoen<strong>de</strong><br />

gewicht had. Als <strong>de</strong> Engelse kroonprins of <strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg werkelijk in <strong>de</strong><br />

markt lagen, zou ook Talmont weinig kans maken. En het zag ernaar uit dat dat het geval was.<br />

Toen Willem in het najaar van 1644 in Den Haag terugkwam, vernam hij dat Louise brieven<br />

en geschenken had gekregen van zusters van <strong>de</strong> keurvorst. Hij hoor<strong>de</strong> ook dat er een afge­<br />

zant van <strong>de</strong> keurvorst in Den Haag was geweest om Louise te bekijken, omdat men <strong>de</strong> vorst<br />

had wijs gemaakt dat ze heel klein en krom was, en nog gebocheld ook. 20<br />

Mauke<br />

Naast <strong>de</strong> dochters van Fre<strong>de</strong>rik Hendrik en Amalia van Solms verkeer<strong>de</strong>n er nog enige prin­<br />

sessen aan het Haagse hof: <strong>de</strong> dochters van <strong>de</strong> in 1629 overle<strong>de</strong>n Emilia van Oranje, een half­<br />

zuster van Fre<strong>de</strong>rik Hendrik. Emilia was tegen <strong>de</strong> zin van <strong>de</strong> familie getrouwd met een Portu­<br />

gese troonpreten<strong>de</strong>nt, en haar dochters gingen door het leven als <strong>de</strong> prinsessen van Portugal.<br />

Een van die dochters was 'Mauke', voluit Eleonora Mauritia van Crato. Ze was in 1644 niet<br />

jong meer, iets ou<strong>de</strong>r dan Willem, 35 jaar, maar nog ongehuwd, want geheel berooid. Omdat<br />

ze dagelijks in <strong>de</strong> nabijheid van Louise verkeer<strong>de</strong>, was het voor Willem belangrijk om goe<strong>de</strong><br />

contacten met haar te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Ze vertel<strong>de</strong> hem dat Louise een geheime briefwisseling<br />

voer<strong>de</strong> met Talmont, en ze vertel<strong>de</strong> hem ook over <strong>de</strong> gespannen relatie tussen Louise en haar<br />

moe<strong>de</strong>r. Als Amalia haar dochter ergens op aansprak, werd dat door Louise altijd onmid<strong>de</strong>l­<br />

lijk als 'kijven' opgevat, aldus Mauke. Volgens haar was Louise nogal eigenwijs. 'Daer was een<br />

hooftjen in', conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Willem; Louise moest voorzichtig wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld, 'het soud<br />

an<strong>de</strong>rs qualijck kunnen gelucken in 't haulijck'. 21<br />

17 GP, 22-7-1644.<br />

18 GP, 23-9-1644.<br />

19 GP, 23-9-1644, 29-9-1644.<br />

20 GP, 23-10-1644.<br />

21 GP, 15-11-1644.<br />

2.3H


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

Willem had niet onmid<strong>de</strong>llijk in <strong>de</strong> gaten welke motieven Mauke had om hem van infor­<br />

matie te voorzien, en evenmin hoe ten<strong>de</strong>ntieus die informatie was. Hij was nogal gechar­<br />

meerd van Mauke. Een dagje Delft in haar gezelschap was zo goed bevallen dat hij 's nachts<br />

wenste dat Louise en Albertine maar getrouwd of verloofd waren, dan wist hij tenminste waar<br />

hij aan toe was, en dan zou hij <strong>de</strong> vrijheid hebben om naar an<strong>de</strong>re vrouwen om te zien. Hij<br />

dacht daarbij speciaal aan Mauke, die hij heel 'soet' had bevon<strong>de</strong>n. In een opwelling van ver­<br />

liefdheid zag hij in haar alleen maar mooie eigenschappen. En ze had nog 'goe<strong>de</strong>n asem'<br />

ook. Dit in tegenstelling tot Amalia van Solms en Louise: hij had het vorige jaar reeds aange­<br />

tekend dat Amalia 'heel sterck roock uijt <strong>de</strong> mont'. 22<br />

Op een avond bracht hij Louise en Mauke thuis. Met Mauke had hij vervolgens een lang ge­<br />

sprek op haar kamer. Hij vroeg haar of ze met hem 'wel oover zee sou<strong>de</strong> kunnen gaen', met<br />

an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n of ze met hem zou trouwen. Ze antwoord<strong>de</strong>: jae, dat se mit niemants an<strong>de</strong>rs<br />

liver sou<strong>de</strong> willen gaen'. Ze zei dat ze nooit iemand zo had gewaar<strong>de</strong>erd en vertrouwd als<br />

hem, 'daer se soo vrie mit had geweest, en woud liever mit mij dreuch broodt eeten als mit<br />

een an<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> daghen hebben'.<br />

Er was sprake van dat Mauke zou wor<strong>de</strong>n gekoppeld aan Maurits van Nassau (die pas was<br />

teruggekeerd uit Brazilië, waar hij gouverneur was geweest), maar Mauke wil<strong>de</strong> daar niets van<br />

weten en ze vroeg Willem om er niet over te praten. Als er in die zaak ontwikkelingen zou<strong>de</strong>n<br />

zijn zou ze hem daarover inlichten en hem om raad vragen. Willem vertel<strong>de</strong> haar dat hij wens­<br />

te dat Louise en Albertine verloofd waren, 'dat ick dan gheen an<strong>de</strong>r sou<strong>de</strong> versoecken als<br />

haer'. Hij noem<strong>de</strong> haar een engel, loof<strong>de</strong> al haar goe<strong>de</strong> eigenschappen en verzeker<strong>de</strong> haar<br />

dat <strong>de</strong>gene die haar zou trouwen <strong>de</strong> gelukkigste man op aar<strong>de</strong> zou zijn. Het enige dat hem<br />

weerhield om die status te bereiken, was <strong>de</strong> eed die hij zijn moe<strong>de</strong>r had gedaan. Terwijl hij<br />

haar dat vertel<strong>de</strong> was het inmid<strong>de</strong>ls twaalf uur gewor<strong>de</strong>n, tijd om afscheid te nemen. Hij gaf<br />

Mauke 'een kusken' en kuste ook nog een keer haar hand. 'Hierop schei<strong>de</strong>n wij, allebei<strong>de</strong> be­<br />

droeft', teken<strong>de</strong> hij aan. 23<br />

Met zijn gevoelens voor Mauke kon hij voorlopig weinig uitrichten, want zekerheid over<br />

zijn toekomst was op korte termijn niet te verwachten. Mauke wil<strong>de</strong> dat hij een eenduidig ant­<br />

woord van Amalia zou eisen, maar dat had volgens Willem geen zin. Met wie en wanneer<br />

Louise zou trouwen was nog niet dui<strong>de</strong>lijk, en zolang Louise niet was getrouwd, viel er over<br />

Albertine ook niet te praten, was hem verzekerd. 24<br />

Zolang er niets was beslist, ging Willem maar voort met Louise het hof te maken. Tegelij­<br />

kertijd sprak hij met Louise ook over Albertine. Ervan uitgaan<strong>de</strong> dat Louise zou moeten trou­<br />

wen met <strong>de</strong> keurvorst of <strong>de</strong> Engelse kroonprins, vroeg hij of ze voor hem nog eens met haar<br />

moe<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> spreken over haar zusje.<br />

Louise zei dat hij op zijn broer leek. Ze vertel<strong>de</strong> hem dat ze <strong>de</strong>stijds om <strong>de</strong> dood van zijn broer<br />

had gehuild. Ze was toen twaalf, maar ze wist dat ze met hem zou gaan trouwen. De huwelijks­<br />

voorwaar<strong>de</strong>n waren zelfs al opgesteld, vertel<strong>de</strong> ze, maar haar moe<strong>de</strong>r had ze verbrand. 25<br />

Willems relatie met Mauke bekoel<strong>de</strong> spoedig. Ze had blijkbaar besloten dat ze kansloos was<br />

voor een huwelijk met hem en keek hem niet meer aan. Ze nam bovendien wraak. In <strong>de</strong> zo-<br />

22 GP, 15-11-1643.<br />

23 GP, 17-12-1644.<br />

24 GP, 13-12-1644.<br />

25 Tij<strong>de</strong>ns het marcheren in augustus had Willem een gesprek met een regent: die 'sprack van mijn broe<strong>de</strong>r, hoe hij<br />

soo beclaecht was geweest, doen hij ooverlee<strong>de</strong>, en seij<strong>de</strong> ick most sijn voetstappen in allem naevolgen, tot in 't hauwelij<br />

tk, doch hij was wat beschoncken' (GP, 22-8-1645).<br />

239


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

nier van 1645 vernam Willem dat er ruzie was geweest tussen Louise en Mauke, die over haar<br />

had gerod<strong>de</strong>ld. Hij wist waardoor dat kwam: Mauke vond dat ze te weinig aandacht kreeg. Ze<br />

had het gedaan 'uijt spijt en yalousie'. Mauke, die Willem al het bestaan van een geheime<br />

briefwisseling tussen Louise en Talmont had onthuld, had nu beweerd dat Louise te veel naar<br />

een bepaal<strong>de</strong> man keek. Louise was geschrokken en had vertwijfeld uitgeroepen: 'ick kan<br />

mijn oogen niet altijt op één plaetz hau<strong>de</strong>n'. Sinds die aanvaring, merkte Willem, keek Loui­<br />

se tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> maaltij<strong>de</strong>n aan het hof alleen nog vluchtig en schuldbewust om naar <strong>de</strong> plek<br />

waar <strong>de</strong> mannen zaten.<br />

Op een avond, kort voordat hij met haar va<strong>de</strong>r naar het leger moest vertrekken, verklaar<strong>de</strong><br />

Willem, na een lang gesprek, Louise zijn lief<strong>de</strong>, maar ze reageer<strong>de</strong> daar niet op. Ze was 'soo<br />

een soete dame', verzuchtte hij. Toen het moment van afscheid nemen na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, hield hij<br />

zichzelf voor dat hij zijn verklaring nog eens moest herhalen en haar vragen om aan hem te<br />

<strong>de</strong>nken, elke keer als ze in <strong>de</strong> spiegel zou kijken, 'omdat ick niemantz heb die haer aen mij sal<br />

doen ge<strong>de</strong>ncken'. Maar ze reageer<strong>de</strong> koel op zijn afscheidswoor<strong>de</strong>n. Vlak voor hij Den Haag<br />

werkelijk zou verlaten, zag hij Louise nog een keer aan tafel. Hij sprak haar weer aan, maar ze<br />

wil<strong>de</strong> hem niet aankijken en ook geen antwoord geven. Ze lachte alleen maar. Willem wist<br />

niet wat hij ervan moest <strong>de</strong>nken.<br />

Te vel<strong>de</strong>, voordat hij ten aanval zou trekken, paste hij zijn laatste wil nog aan. De diamanten<br />

ring (gekregen van <strong>de</strong> Engelse koningin) die hij aanvankelijk had toegedacht aan Mauke be­<br />

stem<strong>de</strong> hij nu voor Louise.<br />

Toen hij onge<strong>de</strong>erd was teruggekeerd aan het hof voer<strong>de</strong> hij weer lange gesprekken met<br />

Louise en hij vertel<strong>de</strong> dat hij altijd haar lint had bewaard. Een van <strong>de</strong> hofdames, mevrouw Van<br />

Gramberringen, had goed nieuws over zijn status aan het hof. Ze vertel<strong>de</strong> hem dat Amalia van<br />

Solms erg bezorgd over hem was geweest en dat hij van <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van het huis van Nassau haar<br />

favoriet was. Amalia had gezegd: 'ick weet dat mij graf Wilhelm recht liefheeft'. 26<br />

Ver<strong>de</strong>r ver­<br />

nam Willem dat Louise waarschijnlijk met <strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg zou moeten trou­<br />

wen, maar dat hij zelf aan het hof inmid<strong>de</strong>ls zoveel krediet had dat hij een goe<strong>de</strong> kans maak­<br />

te op een huwelijk met Albertine.<br />

Hij ging nu en dan eens praten met Albertine en haar zusje Henriette, maar bleef toch<br />

vooral letten op Louise: 'madamoisell heeft bij <strong>de</strong> vrau van Bre<strong>de</strong>ro<strong>de</strong> <strong>de</strong>s avonts gedantz en<br />

gegeten, was heel fraij, lustich en witt'. Op een dag namen <strong>de</strong> jongedames hun maten op met<br />

zijn riem. Louise 'was <strong>de</strong> lanckste en oock <strong>de</strong> dickste', noteer<strong>de</strong> hij.<br />

Bij zulke gelegenhe<strong>de</strong>n toon<strong>de</strong> Louise zich wel vrolijk, maar het ging eigenlijk niet zo goed<br />

met haar, wist een van <strong>de</strong> hofdames te vertellen. Ze vertrouw<strong>de</strong> Willem toe dat Louise vaak<br />

huil<strong>de</strong> als ze er aan dacht wat haar te wachten stond.<br />

Wat Willem niet wist, was dat Louise inmid<strong>de</strong>ls had gezworen dat ze nooit iemand an<strong>de</strong>rs<br />

zou trouwen dan <strong>de</strong> prins van Talmont. Ze had Talmont gezegd dat ze zich niet door <strong>de</strong> status<br />

van <strong>de</strong> prins van Wales of <strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg zou laten verlei<strong>de</strong>n, en dat ze zou<br />

proberen om te voorkomen dat een van hen een aanzoek zou doen. Mochten zij toena<strong>de</strong>ring<br />

zoeken, dan zou ze dui<strong>de</strong>lijk te kennen geven dat ze zich als verloofd beschouw<strong>de</strong> met <strong>de</strong><br />

prins van Talmont. Ze ging er vanuit dat ze <strong>de</strong> vorstelijke kandidaten daarmee op afstand zou<br />

kunnen hou<strong>de</strong>n. 27<br />

26 GP, 25-11-1645.<br />

27 De belofte van Louise werd onthuld in <strong>de</strong> mémoires van Talmont. Zie Robert Fruin, 'De jeugd van Louise Henriette<br />

d'Orange', De Gids (juni 1866).<br />

2 10


Geheim ont<strong>de</strong>kt<br />

Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

Nog voor Willem in het voorjaar van 1646 in Den Haag was gearriveerd, had hij in Leeuwar­<br />

<strong>de</strong>n al het een en an<strong>de</strong>r vernomen over <strong>de</strong> toestand van Louise. Er waren scènes geweest aan<br />

het hof, waarbij zowel Louise als haar moe<strong>de</strong>r vreselijk had<strong>de</strong>n gehuild. Amalia van Solms, die<br />

wil<strong>de</strong> dat Louise zou trouwen met <strong>de</strong> Engelse kroonprins of <strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg,<br />

had tot haar ergernis bemerkt dat haar plannen dreig<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n gedwarsboomd door<br />

haar dochters innige verstandhouding met <strong>de</strong> prins van Talmont, en had daarover haar mis­<br />

noegen geuit. Louise had haar weerzin uitgesproken over bei<strong>de</strong> kandidaten.<br />

Er was eerst on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ld over een huwelijk met <strong>de</strong> Engelse kroonprins, met wie Louise<br />

had geweigerd te trouwen. Toen Willem in Den Haag arriveer<strong>de</strong>, was het gevaar juist even ge­<br />

weken, want <strong>de</strong> positie van <strong>de</strong> Stuarts was in Engeland zo precair gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan­<br />

<strong>de</strong>lingen waren afgebroken. Maar dat maakte slechts <strong>de</strong> weg vrij voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> kandidaat, <strong>de</strong><br />

keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg. Amalia zag veel in een huwelijk met <strong>de</strong> keurvorst, maar Louise<br />

wil<strong>de</strong> ook met hem absoluut niet trouwen.<br />

Amalia vertrouw<strong>de</strong> haar dochter niet, en vrees<strong>de</strong> dat ze zou proberen een huwelijk met Tal­<br />

mont te forceren. Ze had haar daarom al enige tijd in <strong>de</strong> gaten laten hou<strong>de</strong>n door Mauke, die<br />

haar werk zeer grondig <strong>de</strong>ed. De prins van Talmont klaag<strong>de</strong> dat hij werkelijk geen ogenblik<br />

met Louise alleen kon zijn. Hij weet <strong>de</strong> slaafsheid van Mauke aan haar afhankelijke positie<br />

aan het hof: ze was wees, al halverwege <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig en ze had geen vermogen. Als ze nog wil<strong>de</strong><br />

trouwen, zou ze <strong>de</strong> hulp nodig hebben van Amalia van Solms.<br />

Door <strong>de</strong> voortduren<strong>de</strong> aanwezigheid van Mauke waren Louise en haar minnaar gedwon­<br />

gen om uit te zien naar an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len om vertrouwelijkhe<strong>de</strong>n uit te wisselen. Ze besloten<br />

elkaar te schrijven. Vertrouw<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van het personeel wer<strong>de</strong>n ingeschakeld'als tussenperso­<br />

nen. Talmont drong er bij Louise op aan dat ze zijn brieven zou verbran<strong>de</strong>n, want <strong>de</strong> inhoud<br />

was nogal compromitterend. Talmont beklaag<strong>de</strong> zich bijvoorbeeld bitter over haar moe<strong>de</strong>r.<br />

Hij had al zijn hoop gevestigd op Fre<strong>de</strong>rik Hendrik, met wie hij een goe<strong>de</strong> verstandhouding<br />

had. Hij wist dat <strong>de</strong> prins zeer gesteld was op zijn dochter, en hij hoopte dat Fre<strong>de</strong>rik Hendrik<br />

<strong>de</strong> wens van zijn dochter zou respecteren en niet zou toestaan dat ze tegen haar zin werd uit­<br />

gehuwelijkt.<br />

Toen ze hoor<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> keurvorst in verband met een mogelijk huwelijk van<br />

haar zoon wil<strong>de</strong> weten wat er voor engagement bestond tussen haar en Talmont, liet Louise<br />

via <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n weten dat <strong>de</strong> geruchten over dat engagement juist waren. Ze liet doorschemeren<br />

dat <strong>de</strong> keurvorst beter geen aanzoek kon doen, omdat hij dan een afwijzing zou krijgen.<br />

Voor Louise was Willem Fre<strong>de</strong>rik eigenlijk helemaal geen serieuze kandidaat. Hij fungeer­<br />

<strong>de</strong> meer als een beminnelijke vriend. Tij<strong>de</strong>ns een wan<strong>de</strong>ling vertel<strong>de</strong> ze hem dat ze iets 'drie<br />

daghen nae malckan<strong>de</strong>r had gedaen, om te droomen, en had alle nachten van één persoon<br />

gedroomt' Ze had <strong>de</strong> naam van die persoon op een papier geschreven en dat on<strong>de</strong>r haar<br />

hoofd gelegd toen ze ging slapen. 28<br />

Het werd Willem dat voorjaar langzamerhand dui<strong>de</strong>lijk wie <strong>de</strong>gene was van wie Louise<br />

droom<strong>de</strong>. Maar hij hoopte dat Talmont toch niet met haar zou mogen trouwen, dat i<strong>de</strong>e vond<br />

hij onverdraaglijk. Hij lette scherp op als hij aan het hof at. Louise, noteer<strong>de</strong> hij, 'hat haer<br />

°och geweldich op prins Talmont'. Hij was jaloers, maar troostte zich met <strong>de</strong> gedachte dat ze<br />

al eens op een an<strong>de</strong>r was gevallen, die ze nu nauwelijks meer wil<strong>de</strong> spreken.<br />

28 GP, 7-5-1646.<br />

241


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

Afb. 3. Henry Charles <strong>de</strong> la<br />

Trémoïlle, prins van Talmont<br />

(1620-1672). Gravure. Iconografisch<br />

Bureau, Den Haag.<br />

Overgenomen uit: Gloria Parendi.<br />

Toch zag hij het onvermij<strong>de</strong>lijke aankomen, en hij begon zichzelf te wapenen: hij teken<strong>de</strong><br />

aan dat hij had geroken aan het lijf van Louise, en dat hij had bevon<strong>de</strong>n dat haar lichaams­<br />

geur 'wat sterck was'. Van nabij bezien had ze ook geen mooie huid of teint.<br />

Hij merkte dat Louise hem stug bejegen<strong>de</strong>. Hij vond haar 'vervreemt'. Hij toon<strong>de</strong> zichzelf<br />

vervolgens ook koel. Hij ging op bezoek bij Talmont, maar die kon hem niet ontvangen omdat<br />

hij aan het poseren was voor een portret. Daarop ging hij eten bij een me<strong>de</strong>-officier, met wie<br />

hij zich een stuk in <strong>de</strong> kraag zoop in 'goedt geselschap'. Die avond ging hij niet meer naar het<br />

hof, 'omdat het te laet wierdt', en, gaf hij toe, hij was 'oock een weinich beschoncken'. 29<br />

Wil­<br />

lem begon zijn zelfopgeleg<strong>de</strong> taak als hoveling, die hij tot dan toe zo nauwgezet had uitge­<br />

voerd, schromelijk te verwaarlozen. In plaats van aan het hof bleef hij thuis eten met 'goedt ge­<br />

selschap'. Hij bleef weg toen Fre<strong>de</strong>rik Hendrik en Amalia van Solms hun dagelijkse wan<strong>de</strong>ling<br />

maakten. Toen hij het weer kon opbrengen om naar het hof te gaan, zag hij dat Louise treurig<br />

en stil was. Ze at niet en ze zei niets, 'en quaemen <strong>de</strong> traenjes dicwils in <strong>de</strong> oochjes'. Na <strong>de</strong> maal­<br />

tijd begeleid<strong>de</strong> hij haar naar boven, naar haar kamer, waar ze begon te huilen. Van een van <strong>de</strong><br />

hof dames, mevrouw Van Gramberringen, begreep hij wat er was gebeurd. Er was een brief ge­<br />

von<strong>de</strong>n van Talmont aan Louise, en Mauke had haar broer, prins Willem, daarover ingelicht.<br />

29 GP, 19-5-1646.<br />

242


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik had al eer<strong>de</strong>r vernomen dat Louise had geklaagd dat men zo op haar let­<br />

te, en dat prins Willem kwaad was op Talmont omdat die zou hebben opgeschept dat hij een<br />

van <strong>de</strong> prinsessen ten huwelijk zou krijgen. Toen Willem Fre<strong>de</strong>rik navraag had gedaan, had<br />

mevrouw Van Gramberringen zich ook verontwaardigd getoond. Ze vroeg zich af wat die Tal­<br />

mont zich inbeeld<strong>de</strong>. Als huwelijkskandidaat zou volgens haar 'geen van dat volck' mogen tel­<br />

len, alleen 'eerlijcke Duijtschen'. Plotseling viel ie<strong>de</strong>reen aan het hof over <strong>de</strong> prins van Tal­<br />

mont heen. Prins Willem scheen heel erg kwaad te zijn. Willem Fre<strong>de</strong>rik hoor<strong>de</strong> dat hij, toen<br />

hij Talmont was tegengekomen, zijn hoed niet had afgenomen en hem voorbij was gelopen<br />

alsof hij hem niet had gezien. Prins Willem was ook boos op zijn zuster en volgens mevrouw<br />

Van Gramberringen had hij gedreigd om Amalia in te lichten.<br />

Wat er was gebeurd, was dat Mauke <strong>de</strong> briefwisseling tussen Louise en Talmont had verra­<br />

<strong>de</strong>n en van Amalia toestemming of misschien zelfs opdracht had gekregen om <strong>de</strong> hand te leg­<br />

gen op <strong>de</strong> brieven. Dat was mogelijk omdat Louise, ondanks <strong>de</strong> waarschuwingen van Talmont,<br />

diens brieven niet had verbrand. Ze bewaar<strong>de</strong> ze in een afgesloten kistje in haar kabinet, dat<br />

ook op slot zat. Mevrouw Van Gramberringen bewaar<strong>de</strong> <strong>de</strong> sleutel. Louise vertrouw<strong>de</strong> haar<br />

volledig en dacht dat <strong>de</strong> brieven veilig waren, maar op een dag had Mauke twee brieven ont­<br />

<strong>de</strong>kt in haar 'schriefgetuich', en toen Louise er niet was, had Mauke botweg <strong>de</strong> sloten door<br />

een smid laten openen. Ze had vervolgens <strong>de</strong> brieven uit het kistje gehaald en ze aan Amalia<br />

gegeven. 30<br />

Toen Louise in haar kamer kwam, merkte ze niet dat haar brieven ontvreemd waren, want<br />

<strong>de</strong> sloten waren hersteld. Inmid<strong>de</strong>ls had Amalia <strong>de</strong> brieven gelezen en ze vervolgens aan prins<br />

Willem overhandigd, 's Avonds laat, toen ie<strong>de</strong>reen zich had teruggetrokken in zijn kamer,<br />

ging prins Willem naar zijn zuster. Hij zei dat het hem speet dat Louise hem niet had verteld<br />

dat ze <strong>de</strong> prins van Talmont lief had. Hij was teleurgesteld dat ze hem niet in vertrouwen had<br />

genomen, want ze wist toch dat hij een vriend van Talmont was en gaarne bereid om hen be­<br />

hulpzaam te zijn. Louise was bang dat hij haar alleen maar kwam uithoren. Ze durf<strong>de</strong> hem<br />

niet in vertrouwen te nemen, bang als ze was dat hij alles aan haar moe<strong>de</strong>r zou doorvertellen,<br />

of dat haar geheim via hem op an<strong>de</strong>re wijze bekend zou wor<strong>de</strong>n. Ze ontken<strong>de</strong> daarom dat ze<br />

een speciale lief<strong>de</strong> voor Talmont koester<strong>de</strong>. Willem waarschuw<strong>de</strong> haar dat hij meer wist dan<br />

ze dacht, maar Louise geloof<strong>de</strong> hem niet en dacht dat hij blufte. Willem waarschuw<strong>de</strong> dat hij<br />

haar zou tegenwerken als ze hem niet <strong>de</strong> waarheid wil<strong>de</strong> vertellen, maar Louise bleef ontken­<br />

nen. Daarop verliet Willem woe<strong>de</strong>nd haar kamer. In <strong>de</strong> <strong>de</strong>uropening haal<strong>de</strong> hij een van Tal-<br />

monts brieven uit zijn zak. Louise begreep wat er was gebeurd en liet mevrouw Van Gramber­<br />

ringen haar broer nalopen, om hem te vragen terug te komen, maar dat weiger<strong>de</strong> hij. Hij liep<br />

recht door naar <strong>de</strong> kamer van Amalia en beloof<strong>de</strong> haar alles te zullen doen om een huwelijk<br />

van Louise en Talmont te voorkomen.<br />

De dag nadien, woensdag 23 mei, werd Willem Fre<strong>de</strong>rik door Fre<strong>de</strong>rik Hendrik uitgeno­<br />

digd om mee te gaan naar het buiten Honselaarsdijk. Amalia en prins Willem waren mee, en<br />

tot het gezelschap behoor<strong>de</strong>n ook Louise en Mauke, die geen woord tegen elkaar zei<strong>de</strong>n.<br />

Ook Louise en haar broer spraken niet met elkaar. Opvallend afwezig was <strong>de</strong> prins van Tal­<br />

mont, die gewoonlijk voor <strong>de</strong>rgelijke uitstapjes wel werd uitgenodigd. Louise maakte een<br />

trieste indruk. Haar moe<strong>de</strong>r daarentegen was opvallend opgewekt. Willem Fre<strong>de</strong>rik zat bij<br />

Amalia aan tafel, en hij merkte op dat ze na het eten lang bleef praten.<br />

Mevrouw Van Gramberringen vertel<strong>de</strong> dat Amalia alles wist, maar Louise wist dat nog niet.<br />

30 Dit was <strong>de</strong> lezing van Talmont in zijn mémoires. Zie ook GP, 18-9-1646.<br />

21.".


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

Ze hoopte <strong>de</strong> zaak nog te kunnen rechtbreien via Willemine, <strong>de</strong> vriendin van haar broer. Ze<br />

had Talmont op <strong>de</strong> hoogte laten brengen van wat er was gebeurd en ze had hem aangera<strong>de</strong>n<br />

om voorlopig even te verdwijnen, tot <strong>de</strong> ergste storm geluwd zou zijn. Talmont besloot om<br />

naar Bergen op Zoom te gaan, zogenaamd om zijn regiment te inspecteren in verband met<br />

<strong>de</strong> komen<strong>de</strong> veldtocht.<br />

De volgen<strong>de</strong> dag - het gezelschap verkeer<strong>de</strong> nog altijd op Honselaarsdijk - vertel<strong>de</strong> Amalia<br />

alles aan haar echtgenoot. Ze gaf hem <strong>de</strong> brieven niet, maar las hem enkele compromitteren­<br />

<strong>de</strong> passages voor.<br />

Louise wist nog steeds niet dat haar ou<strong>de</strong>rs op <strong>de</strong> hoogte waren gebracht van <strong>de</strong> geheime<br />

briefwisseling. Het prinselijk paar trok een opgewekt gezicht, en Amalia was vrolijk in gesprek<br />

met Willem Fre<strong>de</strong>rik, toen plotseling Talmont binnenkwam. Hij had besloten om eerst af­<br />

scheid van Fre<strong>de</strong>rik Hendrik te nemen, alvorens naar Bergen op Zoom te vertrekken. Amalia<br />

werd 'roodt en bleeck', zei niets tegen hem en weiger<strong>de</strong> het gesprek ver<strong>de</strong>r nog in het Frans<br />

te voeren. Ze ging botweg in het 'Duijtz' praten met Willem Fre<strong>de</strong>rik. Intussen lette ze scherp<br />

op Louise. Talmont durf<strong>de</strong> haar niet aan te spreken. Toen hij dan maar afscheid wil<strong>de</strong> ne­<br />

men, negeer<strong>de</strong> Amalia hem gewoon. Terwijl Talmont het hof verliet zei Amalia tegen Willem<br />

Fre<strong>de</strong>rik: 'ick ben blie<strong>de</strong> van dien lammen hondt ontslagen te sijn'.<br />

Talmont vertrok vervolgens naar Bergen op Zoom. Willem Fre<strong>de</strong>rik zag niet zon<strong>de</strong>r leed­<br />

vermaak hoe zijn rivaal werd verne<strong>de</strong>rd, maar hij wist meteen ook hoezeer hij op zijn hoe<strong>de</strong><br />

moest zijn. Amalia bewees hem nu alle eer en was uiterst vrien<strong>de</strong>lijk tegen hem, maar hij<br />

moest zorgen dat hij haar met 'groot respect en discretie' bleef bena<strong>de</strong>ren, want mevrouw wil­<br />

<strong>de</strong> nadrukkelijk wor<strong>de</strong>n 'opgewacht' en geëerd, 'en kan men dat niet teveul doen'. Wie <strong>de</strong><br />

gunst van Amalia wil<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n, moest zorgen haar steeds terwille te zijn.<br />

De situatie leek enigszins te normaliseren. Prins Willem had nog niet met zijn zuster willen<br />

praten en was naar Den Haag vertrokken, maar Willem Fre<strong>de</strong>rik zag dat Louise door haar va­<br />

<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong>nacht was gekust. Louise wil<strong>de</strong> ook wel weer met Willem Fre<strong>de</strong>rik praten. Hij zorg­<br />

<strong>de</strong> ervoor dat hij vooral niet te familiair werd, want hij was nu gewaarschuwd. 'Spiegelt u <strong>de</strong>n<br />

prins Talmont', schreef hij in zijn almanak.<br />

De volgen<strong>de</strong> ochtend nam Fre<strong>de</strong>rik Hendrik hem mee uit wan<strong>de</strong>len en vissen. Terug op<br />

Honselaarsdijk hoor<strong>de</strong> hij van mevrouw Van Gramberringen dat Louise <strong>de</strong> vorige avond door<br />

haar ou<strong>de</strong>rs was toegesproken. Je kon zien dat ze had gehuild. Toch toon<strong>de</strong> ze zich opgewekt<br />

en ze sprak zelfs weer met Mauke. Maar toen haar moe<strong>de</strong>r het salet verliet waar het gezel­<br />

schap van hof-intimi was verzameld, beduid<strong>de</strong> Louise <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren niet weg te gaan, omdat ze<br />

an<strong>de</strong>rs alleen met haar moe<strong>de</strong>r zou achterblijven.<br />

Terug in Den Haag leek dat weekend alles in or<strong>de</strong>. De kwestie van <strong>de</strong> briefwisseling zou in<br />

het prinselijk gezin in alle openhartigheid zijn besproken en in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge verhoudingen<br />

was <strong>de</strong> harmonie wel enigszins hersteld, maar het huwelijk van Louise bleef een probleem.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik hoor<strong>de</strong> dat Louise haar aversie tegen <strong>de</strong> keurvorst bleef uitspreken en dat ze<br />

haar lief<strong>de</strong> voor Talmont bleef beklemtonen. Toen hij haar voor een maaltijd aan het hof<br />

naar haar tafel begeleid<strong>de</strong> merkte hij dat ze 'vol gedachten, melancolisch' was, 'ick geloove<br />

om prins Talmont'.<br />

Fre<strong>de</strong>rik Hendrik had een vertrouweling een brief laten schrijven aan Talmont, met <strong>de</strong> op<br />

dracht in Bergen op Zoom te blijven totdat <strong>de</strong> veldtocht zou beginnen. Maar Talmont liet zich<br />

niet zo makkelijk van het hof verbannen. Hij besloot te doen alsof hij <strong>de</strong> brief niet had ont­<br />

vangen en spoed<strong>de</strong> zich onmid<strong>de</strong>llijk naar Den Haag. Volgens zijn eigen versie van <strong>de</strong> ge­<br />

beurtenissen ging hij daar aangekomen niet eens naar huis, maar direct naar het hof, en liep<br />

2 44


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

hij regelrecht naar <strong>de</strong> kamer van Fre<strong>de</strong>rik Hendrik, die net was ontwaakt. Willem Fre<strong>de</strong>rik<br />

had gezien dat <strong>de</strong> stadhou<strong>de</strong>r Talmont niet had zien staan toen hij aan het hof kwam, en vol­<br />

gens zijn lezing had Talmont eerst zijn e<strong>de</strong>lman naar het hof moeten sturen om het pad te<br />

effenen.<br />

Talmont vertel<strong>de</strong> <strong>de</strong> stadhou<strong>de</strong>r dat hij <strong>de</strong> brief had gekregen toen hij al on<strong>de</strong>rweg was<br />

naar Den Haag en dat hij zich kwam ver<strong>de</strong>digen. Hij was ervan overtuigd dat hij was belasterd.<br />

Hij zei dat hij door <strong>de</strong> welwillendheid van Fre<strong>de</strong>rik Hendrik <strong>de</strong> moed had gehad om Louise<br />

lief te hebben. Hij verwees naar het aanzoek dat zijn ou<strong>de</strong>rs namens hem had<strong>de</strong>n gedaan.<br />

Weliswaar was daarop geen positief antwoord gekomen, maar ook geen dui<strong>de</strong>lijke weigering,<br />

en dus meen<strong>de</strong> hij het recht te hebben om hoop te koesteren. Talmont wees er op dat <strong>de</strong><br />

toon van zijn brieven getuig<strong>de</strong>n van respect voor Louise.<br />

Die indruk had Fre<strong>de</strong>rik Hendrik helemaal niet gekregen, en hij citeer<strong>de</strong> uit het hoofd en­<br />

kele passages die Amalia hem had voorgelezen. Talmont merkte op dat die passages wel<br />

uiterst ten<strong>de</strong>ntieus wer<strong>de</strong>n weergegeven en dat hij zich niet kon voorstellen dat Fre<strong>de</strong>rik<br />

Hendrik <strong>de</strong> brieven zelf had gelezen. Fre<strong>de</strong>rik Hendrik erken<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> brieven hem slechts<br />

waren voorgelezen en hij beloof<strong>de</strong> ze zelf te zullen inzien. Maar wat betreft een huwelijk met<br />

Louise gaf hij Talmont weinig hoop. Er waren al aanzoeken gedaan die te eervol waren om af<br />

te wijzen. Talmont zei dat hij bereid was zich terug te trekken als het om <strong>de</strong> prins van Wales of<br />

<strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg ging, maar als men met die twee niet tot overeenstemming zou<br />

komen, dan hoopte hij op <strong>de</strong> welwillendheid van Fre<strong>de</strong>rik Hendrik. Hij verzeker<strong>de</strong> Fre<strong>de</strong>rik<br />

Hendrik dat hij hoogstens in vermogen en rang, maar zeer zeker niet in verknochtheid aan<br />

het huis Oranje-Nassau on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>ed voor an<strong>de</strong>ren.<br />

Toen Fre<strong>de</strong>rik Hendrik nadien Amalia om <strong>de</strong> brieven vroeg, kreeg hij ten antwoord dat ze<br />

inmid<strong>de</strong>ls waren verbrand.<br />

Huwelijk<br />

Talmont bleef uit <strong>de</strong> gratie, zo bleek, want hij ging niet meer mee wan<strong>de</strong>len. In arren moe<strong>de</strong><br />

begaf hij zich aan het hof van Elisabeth Stuart, <strong>de</strong> Boheemse 'winterkoningin' in balling­<br />

schap, waar hij an<strong>de</strong>rs zel<strong>de</strong>n kwam. Vrijwel niemand aan het hof wist <strong>de</strong> precieze toedracht<br />

en er werd nog lang gespeculeerd over <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van Talmonts val. Volgens Van Bre<strong>de</strong>ro<strong>de</strong><br />

had hij Louise willen schaken. 31<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik hoor<strong>de</strong> dat Talmont een vertrouweling naar<br />

Amalia had gezon<strong>de</strong>n om haar om <strong>de</strong> hand van een van haar dochters te vragen. Amalia zou<br />

hebben geantwoord dat hij naar <strong>de</strong> duivel kon lopen, en dat hij nooit van zijn leven met een<br />

van haar dochters zou trouwen. 32<br />

Zelf zou Talmont hebben bekend dat <strong>de</strong> 'caressen' die hij<br />

van Amalia had ontvangen, en <strong>de</strong> vrijheid die hij had gekregen, hem ertoe had<strong>de</strong>n verleid om<br />

zijn geluk met Louise te beproeven. 33<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik hoor<strong>de</strong> dat Talmont een gesprek van twee uur had gevoerd met Amalia,<br />

en volgens mevrouw Van Gramberringen had ze hem 'heel hart aengesproocken en seer uijt-<br />

gemaeckt'. Intimi van Talmont zei<strong>de</strong>n dat hij niet had willen vertellen wat er was gebeurd. In<br />

zijn mémoires schreef Talmont: 'twee uren lang had ik <strong>de</strong> hardste verwijten, <strong>de</strong> bitterste be-<br />

31 GP, 29-8-1646.<br />

32 GP, 18-9-1646, 30-9-1646.<br />

33 GP, 30-9-1646.<br />

245


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

schuldigingen van haar te verduren, en zij eindig<strong>de</strong> met te betuigen, dat zij haar misnoegen<br />

niet kon overwinnen, maar, zoo ik van han<strong>de</strong>lswijs veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, God zou bid<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> kracht<br />

van mij vergiffenis te schenken'. 34<br />

Amalia verklaar<strong>de</strong> <strong>de</strong> afwezigheid van <strong>de</strong> prins van Talmont<br />

door te zeggen dat hij <strong>de</strong> pokken had gehad en ze voeg<strong>de</strong> er met 'mépris' aan toe dat hij nog<br />

niet was genezen.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik hoor<strong>de</strong> dat Talmont voordat hij uit <strong>de</strong> gratie was geraakt Amalia 'mama'<br />

had genoemd en dat zij hem had aangesproken met 'neefje'. 35<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik was geïntrigeerd omdat Louise hem tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> maaltijd herhaal<strong>de</strong>lijk zat<br />

aan te kijken, 'en mit sorge'. Hij wist niet wat hij daarvan moest <strong>de</strong>nken. Spotte ze met hem,<br />

of probeer<strong>de</strong> ze hem verdacht te maken bij haar ou<strong>de</strong>rs? Of testte ze hem uit, en wil<strong>de</strong> ze zien<br />

of hij zo gek zou zijn om haar ten huwelijk te vragen?<br />

Prins Willem pestte Mauke, tot vermaak van Louise, die zei dat ze wel vergevingsgezind was,<br />

maar niet zo makkelijk vergat. 36<br />

Mauke wil<strong>de</strong> koste wat het kost weg van het hof. Ze was vast­<br />

besloten om snel te trouwen, <strong>de</strong>snoods met een man zon<strong>de</strong>r geld. Fre<strong>de</strong>rik Hendrik zou toch<br />

moreel verplicht zijn om haar man een goe<strong>de</strong> betrekking te bezorgen. 37<br />

Prins Willem was 'heel froid' tegen Talmont. Hij weiger<strong>de</strong> simpelweg om met hem te spre­<br />

ken. Willem Fre<strong>de</strong>rik hoor<strong>de</strong> dat hij had gezegd: 'ick sal <strong>de</strong>n prins Talmont mit een pistool<br />

door het hooft schieten, als hij soo continueert'. 38<br />

Fre<strong>de</strong>rik Hendrik en Amalia van Solms leg­<br />

<strong>de</strong>n tegenover Talmont een soort ijzige beleefdheid aan <strong>de</strong> dag. Amalia probeer<strong>de</strong> voortdu­<br />

rend haar dochter bij hem weg te hou<strong>de</strong>n en wil<strong>de</strong> eigenlijk dat haar echtgenoot hem zou<br />

wegsturen, maar Fre<strong>de</strong>rik Hendrik weiger<strong>de</strong> zo ver te gaan. Volgens mevrouw Van Gramber­<br />

ringen zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Oranjes Talmont nooit meer in gena<strong>de</strong> aannemen.<br />

Na<strong>de</strong>rhand hoor<strong>de</strong> Willem Fre<strong>de</strong>rik dat Talmont tot tweemaal toe een voetval voor Amalia<br />

had gedaan, maar dat ze hem niet had willen vergeven. 39<br />

De kwestie met Talmont had Willem Fre<strong>de</strong>riks ster doen stijgen. Naast <strong>de</strong> perfi<strong>de</strong> Frans­<br />

man stak hij af als een won<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>gelijkheid. Fre<strong>de</strong>rik Hendrik en Amalia van Solms, en<br />

ook prins Willem, waren uiterst vrien<strong>de</strong>lijk tegen hem. Volgens mevrouw Van Gramberringen<br />

stond hij bij Amalia zo goed aangeschreven dat ze nog nooit op hem had geschol<strong>de</strong>n, wat wer­<br />

kelijk heel bijzon<strong>de</strong>r was. 40<br />

Terwijl er aan het hof werd gerod<strong>de</strong>ld over Talmont was <strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg actief<br />

als huwelijkskandidaat voor Louise. Namens hem had zijn afgezant Burgsdorf on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ld<br />

met Amalia van Solms. Dat had tot grote spanningen geleid tussen Louise en haar moe<strong>de</strong>r.<br />

Mevrouw Van Gramberringen vertel<strong>de</strong> dat Amalia zeer nijdig was op Louise en haar voortdu­<br />

rend uitkaffer<strong>de</strong>. Als Louise in bed lag of alleen was, huil<strong>de</strong> ze voortdurend.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik zag nog steeds kansen voor zichzelf. Talmont was uit <strong>de</strong> gratie, Louise wei­<br />

ger<strong>de</strong> <strong>de</strong> keurvorst te trouwen; wellicht kon hij <strong>de</strong> lachen<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zijn. Hij informeer<strong>de</strong> her<br />

en <strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> keurvorst van Bran<strong>de</strong>nburg en vernam dat hij 'grof en vet' was, en bovendien<br />

34 De vertaling is van Fruin, 'De jeugd van Louise'.<br />

35 Hij 'ontfinck haer benedictie <strong>de</strong>s avonts'. GP, 9-7-1646, 27-7-1646.<br />

36 GP, 4-7-1646.<br />

37 Graaf Fritz van Nassau, een van <strong>de</strong> broers van Maurits '<strong>de</strong> Braziliaan', leek haar wel een geschikte kandidaat. Maar<br />

Amalia wil<strong>de</strong> haar liever koppelen aan Friedrich zu Dohna, <strong>de</strong> oudste zoon van haar zuster Ursula van Solms, GP, 24-<br />

9-1646.<br />

38 GP, 9-7-1646.<br />

39 GP, 11-12-1646.<br />

40 GP, 6-7-1646.<br />

2 1(


Afb. 4. Fre<strong>de</strong>rik Willem, keurvorst<br />

van Bran<strong>de</strong>nburg (1620-<br />

1688). Gravure. Iconografisch<br />

Bureau, Den Haag. Overgenomen<br />

uit: Gloria Parendi.<br />

Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

ziekelijk. Hij nam zich voor om te profiteren van het vertrouwen dat Amalia klaarblijkelijk in<br />

hem had. 'Men moet sich wel voorsien in <strong>de</strong>se werelt', was zijn inzicht. Als zich een kans<br />

voor<strong>de</strong>ed moestje die grijpen, 'want <strong>de</strong> humeuren van <strong>de</strong> menschen veran<strong>de</strong>ren', en hetzelf­<br />

<strong>de</strong> gold voor <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n, maar ook voor <strong>de</strong> heersen<strong>de</strong> opinies. Wat op een bepaald<br />

moment gold, hoef<strong>de</strong> twee of drie maan<strong>de</strong>n later al niet meer te gel<strong>de</strong>n. Daarom moest men<br />

een kans grijpen zodra die zich voor<strong>de</strong>ed: 'alse voorbij iss, kompt se noit we<strong>de</strong>r'. Hij ken<strong>de</strong> di­<br />

verse voorbeel<strong>de</strong>n van mensen voor wie het fortuin in <strong>de</strong> loop van hun leven drastisch was ver­<br />

an<strong>de</strong>rd. Hij dacht natuurlijk aan Talmont, en hij was zelf ook een voorbeeld. Men kon 'gheen<br />

staet maecken op <strong>de</strong> saecken van <strong>de</strong> werelt, beson<strong>de</strong>r aen het hoff'. Aan het hof veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> stand van zaken om <strong>de</strong> haverklap, en vooral 'als <strong>de</strong> vrouwen regeren, die quinteux sijn en<br />

bisard, colerisch'. 41<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik hield zichzelf wel voor om pru<strong>de</strong>nt met Amalia van Solms om te gaan. Het<br />

bleef altijd oppassen. Mevrouw Van Gramberringen vertel<strong>de</strong> dat Mauke rancune tegen hem<br />

koester<strong>de</strong> en hem bij Amalia probeer<strong>de</strong> zwart te maken. Ze had beweerd dat hij zo 'hooveer-<br />

dich' was gewor<strong>de</strong>n. Amalia was er niet op ingegaan. Ze had gezegd dat ze Willem Fre<strong>de</strong>rik<br />

elke dag in haar kamer zag.<br />

Hoewel sommigen hem aanraad<strong>de</strong>n om rechtstreeks om <strong>de</strong> hand van een van <strong>de</strong> prinses­<br />

sen te vragen, bleef Willem Fre<strong>de</strong>rik heel voorzichtig in zijn contacten met Louise. Hij had<br />

41 GP, 29-9-1646.<br />

2 17


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

mevrouw Van Gramberringen haar laten zeggen dat hij haar wel mocht lij<strong>de</strong>n. Als hij haar op<br />

het hof zag, probeer<strong>de</strong> hij ie<strong>de</strong>re schijn van familiariteit te vermij<strong>de</strong>n. Hij keek Louise van ter­<br />

zij<strong>de</strong> aan, 'dat het Haere Hoogheit niet merckte, en lachten mit malckan<strong>de</strong>r'. 42<br />

Van Bre<strong>de</strong>ro<strong>de</strong> lachte om Talmont, en zei: 'die geck viel mit <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur in huijs'. Hij prees<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik: 'ghij gaet voorsichtiger'. Als hij zo doorging, zou het hem wel lukken om<br />

een van <strong>de</strong> prinsessen te trouwen. Willem liet zich niet tot een openhartig antwoord verlei<strong>de</strong>n<br />

en antwoord<strong>de</strong> wat hij behoor<strong>de</strong> te antwoor<strong>de</strong>n: 'ick ben een diener van het huijs, sal alletijt<br />

doen wat men mij belast, en preten<strong>de</strong>er an<strong>de</strong>rs niet'. 43<br />

Toen hij na <strong>de</strong> veldtocht van 1646 terug was in Den Haag, ging hij met Louise en haar<br />

ou<strong>de</strong>rs mee naar het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>. Hij sprak wat met Louise, maar niet veel, want Amalia hield<br />

hen nauwlettend in <strong>de</strong> gaten. Louise bleek <strong>de</strong> maaltijd niet meer in <strong>de</strong> zaal te mogen gebrui­<br />

ken. Ze moest bene<strong>de</strong>n eten, bij haar zusjes. Mevrouw Van Gramberringen vertel<strong>de</strong> dat Loui­<br />

se voortdurend werd omringd door twee dienstbo<strong>de</strong>s en zeer kort werd gehou<strong>de</strong>n. Zelfs zij<br />

kreeg niet <strong>de</strong> gelegenheid om haar alleen te spreken. Louise was nooit alleen. Als niet een<br />

van <strong>de</strong> dienstmei<strong>de</strong>n bij haar was, was het wel een juffer of haar gouvernante, mevrouw Van<br />

Varick. Willem Fre<strong>de</strong>rik voel<strong>de</strong> me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n toen hij hoor<strong>de</strong> dat Amalia haar dochter voortdu­<br />

rend op <strong>de</strong> huid zat en uitschold: 'dat arme schaepjen doet niet als krieten'.<br />

Louise had van haar va<strong>de</strong>r een brief gekregen waarin haar werd meege<strong>de</strong>eld dat <strong>de</strong> keur­<br />

vorst op weg was naar Den Haag, en dat hij haar ten huwelijk zou vragen. Op <strong>de</strong> vraag van<br />

haar va<strong>de</strong>r of ze bereid was zijn aanzoek te accepteren, had Louise geantwoord dat ze haar va­<br />

<strong>de</strong>r in alles gehoorzaam wil<strong>de</strong> zijn, maar dat ze dit toch niet gaarne zou doen. Fre<strong>de</strong>rik Hen­<br />

drik had haar teruggeschreven, maar zijn brief was on<strong>de</strong>rschept door Amalia. Toen hij in Den<br />

Haag was teruggekeerd, had hij een gesprek met Louise gehad, waarvan Louise vreselijk had<br />

moeten huilen. Mevrouw Van Gramberringen wist te vertellen dat haar va<strong>de</strong>r ook tot tranen<br />

was bewogen.<br />

Louise had een gesprek afgeluisterd tussen Mauke en haar moe<strong>de</strong>r, waarin werd gezegd dat<br />

<strong>de</strong> keurvorst zo lelijk was, en zo plomp en ziekelijk. Amalia was geweldig geschrokken toen ze<br />

had gemerkt dat Louise had meegeluisterd. Louise had geroepen: 'wat sal ick mit <strong>de</strong>n kran-<br />

cken man doen, die doch niet lang kan leeven. 't Is te beklaegen dat ick om sijn geltz wil en<br />

een weinich landt soo ongeluckich moet sijn!' - het leek wel of ze werd verkocht. 'Och, wass<br />

ick doch doot, of wass ick een bourin, soo mocht ick doch iemantz nemen die ick ken<strong>de</strong>, nae<br />

mijn sinn en die ick liefhad'. 44<br />

Maar <strong>de</strong> overwegingen van Louise had<strong>de</strong>n onvoldoen<strong>de</strong> gewicht in vergelijking met <strong>de</strong> po­<br />

litieke en dynastieke overwegingen van haar ou<strong>de</strong>rs. Vooral Amalia, en ook prins Willem, wa­<br />

ren sterk voor een huwelijk met <strong>de</strong> keurvorst.<br />

Louise had inmid<strong>de</strong>ls zelf brieven van <strong>de</strong> keurvorst gekregen. Haar antwoord was zo nega­<br />

tief geweest, dat haar moe<strong>de</strong>r en broer woe<strong>de</strong>nd op haar waren gewor<strong>de</strong>n. Haar moe<strong>de</strong>r wil­<br />

<strong>de</strong> het haar niet vergeven en bleef het haar dagelijks verwijten. 45<br />

De sfeer aan het hof was te<br />

snij<strong>de</strong>n. Amalia noch Louise liet zich zien. Men liet weten dat ze brieven aan het schrijven wa­<br />

ren, maar Willem Fre<strong>de</strong>rik wist wel beter: 'ick geloove dat het iss om dat Bran<strong>de</strong>nburchse hau-<br />

welijck; het iss heel veran<strong>de</strong>rt aen het hoff; men siet niemantz niet'.<br />

Na enkele dagen wist mevrouw Van Gramberringen te vertellen dat Louise had gecapitu-<br />

42 GP, 29-9-1646.<br />

43 GP, 30-9-1646.<br />

44 GP, 5-11-1646.<br />

45 GP, 5-11-1646.<br />

2 IS


Afb. 5. W. van Honthorst,<br />

Albertine Agnes van Oranje-Nassau<br />

(1634-1696). Doek. Iconografisch<br />

Bureau, Den Haag.<br />

Overgenomen uit: Gloria Parendi.<br />

Zij zou uitein<strong>de</strong>lijk met<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik in het huwelijk<br />

tre<strong>de</strong>n.<br />

Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

leerd en had ingestemd met een huwelijk met <strong>de</strong> keurvorst. Ze vertel<strong>de</strong> het haastig, kon ver­<br />

<strong>de</strong>r niks zeggen omdat er an<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> buurt waren. De volgen<strong>de</strong> dag vernam Willem Fre­<br />

<strong>de</strong>rik dat er juwelen waren uitgewisseld, waarmee het huwelijk was bezegeld. Hij was versla­<br />

gen. Hij hoor<strong>de</strong> dat Amalia op een zeker moment had gedreigd dat als <strong>de</strong> keurvorst niet snel<br />

over <strong>de</strong> brug kwam, zij haar dochter aan een Van Nassau zou geven. 'En dat soud ick sijn ge­<br />

weest', noteer<strong>de</strong> hij in zijn dagboek, 'soodat het een groot ongeluck voor mij iss'. Hij evalu­<br />

eer<strong>de</strong> meteen zijn situatie: 'nu resteert madamoisel Albertine noch; wat daeraf wor<strong>de</strong>n sal, sal<br />

<strong>de</strong>n tijt leeren'. Hij meen<strong>de</strong> dat hij een goe<strong>de</strong> kans maakte, als tenminste <strong>de</strong> prins van Wales<br />

niet opnieuw een kandidaat zou wor<strong>de</strong>n. Hij bleef dus hopen op een verbintenis met Alberti­<br />

ne. 'Doch soo ick die niet krieghe, soo geloove ick niet dat ick trauwe'.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik zag Louise op het hof. Hij kon zien 'dat haer oochjes gekreten had<strong>de</strong>n'.<br />

Hij ging naar huis en at daar alleen. 46<br />

's Avonds begaf hij zich toch weer naar het hof, want <strong>de</strong><br />

gouvernante van Louise, mevrouw Van Varick, had hem uitgenodigd om eens te komen pra­<br />

ten. Ze verzeker<strong>de</strong> hem dat hij nog altijd <strong>de</strong> sympathie van Amalia had en dat hij beslist een<br />

kans maakte op <strong>de</strong> hand van Albertine. Hij bleef die avond tot één uur bij haar.<br />

Toen er enkele dagen later werd gedanst vanwege <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> verjaardag van Mary Stuart,<br />

46 GP, 10-11-1646.<br />

21!)


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

danste Louise niet mee. Ze hield zich groot en zei dat ze last had van haar been. Willem Fre­<br />

<strong>de</strong>rik wenste haar, en passant, veel geluk. Ze zei: 'ick lach wel, doch het iss niet van harten, en<br />

ben niet soo lustich als ick schiene'. 47<br />

Voor Willem Fre<strong>de</strong>rik gold hetzelf<strong>de</strong>. Hij probeer<strong>de</strong><br />

zichzelf te troosten door aan <strong>de</strong> tekortkomingen van Louise te <strong>de</strong>nken: haar slechte a<strong>de</strong>m,<br />

het slechte been, <strong>de</strong> heup waar ze last van had, <strong>de</strong> niet zo rechte rug. Hij stortte zich in het<br />

vermaak, samen met prins Willem. Ze had<strong>de</strong>n veel plezier op jacht en ze speel<strong>de</strong>n samen op<br />

<strong>de</strong> kaatsbaan. Ze kaartten, waarbij Willem Fre<strong>de</strong>rik veel geld verloor, ze wer<strong>de</strong>n dronken en<br />

kregen ruzie omdat Willem Fre<strong>de</strong>rik niet op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier wil<strong>de</strong> kaatsen als <strong>de</strong> jonge prins.<br />

Mevrouw Van Gramberringen vertel<strong>de</strong> dat Talmont op Amalia was afgestapt en botweg had<br />

gevraagd of Louise ging trouwen. Amalia had geantwoord dat hem dat niets aanging. Meer<br />

kwam Willem van haar niet te weten, want ze durf<strong>de</strong> niet meer met hem te praten. Ze vond<br />

dat er teveel op hen werd gelet. Ze kon bovendien toch weinig zeggen, omdat ze niet <strong>de</strong> kans<br />

kreeg om Louise alleen te spreken. Uitein<strong>de</strong>lijk wist ze Louise een keer 's nachts te spreken.<br />

Ze had<strong>de</strong>n tot zeven uur doorgepraat. Louise had veel gehuild, liet ze Willem Fre<strong>de</strong>rik weten.<br />

De zakelijke aspecten van het huwelijk waren geregeld door Burgsdorf, <strong>de</strong> vertrouweling van<br />

<strong>de</strong> keurvorst die in het geheim naar Den Haag was gekomen. Burgsdorf on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> dagelijks<br />

met Amalia van Solms en aan het hof werd gezegd dat hij <strong>de</strong> keurvorst in <strong>de</strong> armen van<br />

Louise had gedreven. Amalia had hem verzekerd dat Louise niet zou weigeren om het huwelijk<br />

aan te gaan.<br />

Eind november 1646 arriveer<strong>de</strong> <strong>de</strong> keurvorst in eigen persoon in Den Haag. Fre<strong>de</strong>rik Hen­<br />

drik was te ziek om hem te ontvangen, maar sprak toch een half uurtje met hem. De keurvorst<br />

vertel<strong>de</strong> vervolgens aan Amalia dat hij was gekomen om <strong>de</strong> weerstand van Louise te overwin­<br />

nen. Amalia leid<strong>de</strong> hem in <strong>de</strong> kamer van Louise, die hem bijzon<strong>de</strong>r koel ontving. Volgens Tal­<br />

mont had ze <strong>de</strong> keurvorst met zoveel woor<strong>de</strong>n verzocht om niet meer aan haar te <strong>de</strong>nken.<br />

Maar <strong>de</strong> keurvorst kon natuurlijk niet meer terug, al beklaag<strong>de</strong> hij zich wel. 48<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik ontmoette <strong>de</strong> keurvorst op het hof en ging met hem mee toen hij op Hon­<br />

selaarsdijk werd uitgenodigd. In het gezelschap van prins Willem raakten ze nogal beschon­<br />

ken. 'Ick wass so droncken als oijt geweest van mijn leven', noteer<strong>de</strong> Willem Fre<strong>de</strong>rik. 49<br />

De<br />

keurvorst was er niet beter aan toe. Hij slaag<strong>de</strong> er wel in om Louise bij het hoofd te vatten en<br />

tweemaal te kussen. Louise en <strong>de</strong> keurvorst waren inmid<strong>de</strong>ls officieel verloofd en het huwelijk<br />

zou zo snel mogelijk wor<strong>de</strong>n gesloten, me<strong>de</strong> gezien <strong>de</strong> toestand van Fre<strong>de</strong>rik Hendrik, die<br />

niet lang meer te leven had. Maar <strong>de</strong>sondanks wil<strong>de</strong> Louise beslist niet gekust wor<strong>de</strong>n door<br />

haar aanstaan<strong>de</strong> echtgenoot. 50<br />

Ze bleef afwerend en ze had daardoor voortdurend ruzie met<br />

haar moe<strong>de</strong>r. De strijd werd om <strong>de</strong> kleinste dingen uitgevochten. Amalia liet Louise bepaal<strong>de</strong><br />

kleren die haar niet aanston<strong>de</strong>n, uittrekken. Louise voel<strong>de</strong> zich gekleineerd en had tegen<br />

haar gouvernante gezegd: 'mama quelt mij soo, ick ben blie<strong>de</strong>, dat ick uijt het huijs kome en<br />

uijt haer bedwang'.<br />

Het huwelijk zou wor<strong>de</strong>n voltrokken op 7 <strong>de</strong>cember. In <strong>de</strong> dagen daaraan voorafgaand<br />

47 GP, 15-11-1646.<br />

48 Wegführer, een Duitse biograaf van Louise, schreef over <strong>de</strong> avond dat <strong>de</strong> keurvorst in Den Haag arriveer<strong>de</strong>: 'das war<br />

einmal ein glücklicher Abend, cin recht glücklicher Familienkreis! [...] auch die Eltern fühlten sich so glücklich<br />

dass ïhr liebes und liebenswürdiges Kind kein Opfer <strong>de</strong>r Politik sei, wie das so oft das Los <strong>de</strong>r Prinzessinnen war in<br />

damaliger Zeiten'. Zie Fruin, 'De jeugd van Louise'.<br />

49 GP, 27-11-1646.<br />

50 'De cuhrvorst wou<strong>de</strong> mamoisel cussen, doch sie wol<strong>de</strong> het niet lij<strong>de</strong>n', GP, 28-11-1646.<br />

25C


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

bleef Willem Fre<strong>de</strong>rik zoveel mogelijk weg van het hof. Op <strong>de</strong> bruiloft moest hij wel verschij­<br />

nen, om Amalia te plezieren, en omdat hem als lid van het huis Van Nassau een rol in <strong>de</strong> ce­<br />

remonie was toebe<strong>de</strong>eld. Toen hij <strong>de</strong> avond tevoren (nadat hij overdag had gejaagd met prins<br />

Willem) aan het hof verscheen, was er muziek, maar Amalia was chagrijnig. Talmont was ziek.<br />

Hij lag met koorts te bed. Willem Fre<strong>de</strong>rik hoor<strong>de</strong> dat Louise daar blij om was, want ze was<br />

bang dat ze zich niet goed zou kunnen hou<strong>de</strong>n als ze hem zou zien.<br />

Op <strong>de</strong> huwelijksdag werd Willem Fre<strong>de</strong>rik door <strong>de</strong> keurvorst met alle égards behan<strong>de</strong>ld.<br />

Als bewijs van respect mocht hij in <strong>de</strong> nabijheid van <strong>de</strong> vorst zijn hoed ophou<strong>de</strong>n. Om zeven<br />

uur werd het huwelijk voltrokken, in <strong>de</strong> zaal op het hof. Louise, die door haar moe<strong>de</strong>r naar<br />

het altaar werd geleid, had een lange sleep van drap d'argent, gedragen door zes freules, maar<br />

het was vooral een bruiloft om zo snel mogelijk te vergeten. De predikant was wat nerveus en<br />

vergat <strong>de</strong> titels van <strong>de</strong> keurvorst. Hij vergat ook het bruidspaar elkaar <strong>de</strong> hand te laten geven.<br />

Na <strong>de</strong> huwelijksvoltrekking was er een maaltijd op het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> en daarna werd er ge­<br />

danst, maar <strong>de</strong> keurvorst wil<strong>de</strong> niet meedoen. Mary Stuart, <strong>de</strong> vrouw van prins Willem, wei­<br />

ger<strong>de</strong> plechtigheid en festiviteiten bij te wonen omdat ze als lager in rang werd beschouwd<br />

dan <strong>de</strong> nieuwbakken keurvorstin. Fre<strong>de</strong>rik Hendrik was ernstig ziek, en moest op een stoel<br />

wor<strong>de</strong>n binnengedragen. De bruid had alle moeite om haar tranen te bedwingen. Alleen<br />

haar moe<strong>de</strong>r straal<strong>de</strong>.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik hield in <strong>de</strong> dagen na het huwelijk nauwkeurig bij wat hij van <strong>de</strong> hofdames<br />

te weten kon komen over <strong>de</strong> relatie tussen Louise en haar echtgenoot. Mevrouw Van Gram­<br />

berringen bevestig<strong>de</strong> dat Louise <strong>de</strong> keurvorst niet kon uitstaan en hem niet lief kon hebben.<br />

Ze huil<strong>de</strong> vaak en wenste dat ze dood was. Als haar werd voorgehou<strong>de</strong>n dat het toch een gro­<br />

te eer was om als keurvorstin door het leven te mogen gaan, antwoord<strong>de</strong> ze: 'wat helpt mij die<br />

eer, als ick al mijn leven sal ongeluckich wesen'. Als ze geweten had wat ze hu wist, had ze<br />

nooit toegestemd in het huwelijk. Ze had het on<strong>de</strong>r druk van haar ou<strong>de</strong>rs gedaan, die 'had­<br />

<strong>de</strong>n mogen doen wat se gewilt had<strong>de</strong>n, al had<strong>de</strong>n se mij tuschen vier muijren geset'.<br />

Mevrouw Van Varick vertel<strong>de</strong> dat Louise haar had gevraagd wat Willem Fre<strong>de</strong>rik van het<br />

huwelijk vond. Ze vond hem 'melancholisch en mager' gewor<strong>de</strong>n. Willem Fre<strong>de</strong>rik treur<strong>de</strong>,<br />

maar bleef alert. Hij herinner<strong>de</strong> Amalia aan zijn belangstelling voor een huwelijk met Alber­<br />

tine. Ze antwoord<strong>de</strong> hem vrien<strong>de</strong>lijk en beleefd, maar 'dubieux en doncker'. Ook Fre<strong>de</strong>rik<br />

Hendrik en prins Willem hiel<strong>de</strong>n zich op <strong>de</strong> vlakte. Er waren nog diverse an<strong>de</strong>re kandidaten,<br />

en er was nog niets beslist. Mevrouw Van Varick beloof<strong>de</strong> hem op <strong>de</strong> hoogte te hou<strong>de</strong>n van<br />

alle ontwikkelingen.<br />

Het werd tijd om naar Leeuwar<strong>de</strong>n te gaan. 'Ick nam afscheit van <strong>de</strong> cuhrvorstin, doch heel<br />

slecht', noteer<strong>de</strong> Willem op 11 <strong>de</strong>cember.<br />

Sophie<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik was er niet in geslaagd om <strong>de</strong> hand van Louise te veroveren, maar leek een<br />

goe<strong>de</strong> kans te maken om te zijner tijd, wanneer Amalia <strong>de</strong> tijd rijp achtte, met haar zusje te<br />

mogen trouwen. Zijn ster rees langzaam. Hij maakte promotie in het leger en had een be­<br />

trekkelijk goe<strong>de</strong> naam in regentenkringen. In <strong>de</strong> zomer van 1647 had hij zichzelf ervan over­<br />

tuigd dat God iets met hem voor had, want zijn verle<strong>de</strong>n overzien<strong>de</strong> was hij tot <strong>de</strong> conclusie<br />

gekomen dat <strong>de</strong> Heer hem voortdurend had beschermd. Hij noteer<strong>de</strong> een aantal gevallen<br />

waarin dat dui<strong>de</strong>lijk was gebleken en nam zich voor om zich Gods zegen waardig te tonen.<br />

251


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

Om Gods zegen te verdienen was het vooral van belang om godzalig te leven, dat wil zeggen<br />

kuis en sober. Kwaad gezelschap was te vermij<strong>de</strong>n en vooral 'goed gezelschap', het eufemisme<br />

dat hij gebruikte voor hoeren. Dat was niet eenvoudig. Willem was in <strong>de</strong> kracht van zijn leven<br />

en er was nog geen vooruitzicht op een huwelijk in <strong>de</strong> nabije toekomst. Hij nam zich voor om<br />

ervoor te zorgen dat hij zo weinig mogelijk alleen zou zijn, om zichzelf niet in verzoeking te<br />

brengen.<br />

Willem Fre<strong>de</strong>rik had inmid<strong>de</strong>ls het nodige krediet veroverd aan het hof. Zijn positie als<br />

nummer twee van <strong>de</strong> Van Nassaus leek te zijn gevestigd: het was heel wel mogelijk dat prins<br />

Willem niet erg oud zou wor<strong>de</strong>n en geen kin<strong>de</strong>ren zou krijgen. Maar het stadhou<strong>de</strong>rschap<br />

werd uitgehold door <strong>de</strong> na-oorlogse bezuinigingen op het leger, en het viel bovendien te vre­<br />

zen dat <strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong>rs geen stadhou<strong>de</strong>r meer zou<strong>de</strong>n willen benoemen, want prins Willem<br />

had veel van het krediet van <strong>de</strong> Oranje-Nassaus verspeeld. Aan <strong>de</strong> ene kant lag <strong>de</strong> verwezen­<br />

lijking van Willem Fre<strong>de</strong>riks ambities dus binnen handbereik, maar tegelijk dreig<strong>de</strong> alle<br />

moeite vergeefs te zijn geweest. Jarenlang had hij zijn best gedaan om bij Amalia in <strong>de</strong> gunst<br />

te komen en nog wil<strong>de</strong> ze hem <strong>de</strong> hand van Albertine niet beloven; jarenlang had hij zich be­<br />

leefd opgesteld tegenover <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se heren, zodat hij erin was geslaagd om bij hen een ze­<br />

kere reputatie op te bouwen, maar wat baatte hem dat uitein<strong>de</strong>lijk? Sinds met <strong>de</strong> vre<strong>de</strong> van<br />

Munster <strong>de</strong> oorlog tegen Spanje was beëindigd, zaag<strong>de</strong>n ze in hoog tempo <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m on<strong>de</strong>r<br />

het stadhou<strong>de</strong>rschap vandaan. Ook in het persoonlijk leven begonnen zijn ambities hun tol<br />

te eisen. Door te blijven volhar<strong>de</strong>n in het streven een Oranje-prinses te trouwen en zichzelf te­<br />

gelijkertijd een strenge morele co<strong>de</strong> op te leggen, had hij jarenlang een heroïsche driftbe-<br />

heersing moeten opbrengen. Terwijl prins Willem opgewekt van het ene bor<strong>de</strong>el naar het an­<br />

<strong>de</strong>re snel<strong>de</strong>, had Willem Fre<strong>de</strong>rik tobberig getracht zijn lichaam en ziel zuiver te hou<strong>de</strong>n. Nu<br />

en dan was hij wel eens uitgegle<strong>de</strong>n, maar in het algemeen had hij zich goed gehou<strong>de</strong>n. Toch<br />

kon hij dat uitein<strong>de</strong>lijk niet langer opbrengen.<br />

Hij begon eerst een affaire met een a<strong>de</strong>llijke Friese juffer, Sophie (in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling Pycke)<br />

van Haren. Hij had haar ontmoet in het vrijgezellencircuit dat voor <strong>de</strong> Friese elite als huwe­<br />

lijksmarkt fungeer<strong>de</strong>. Voor Willem ging dat evenwel niet op: voor hem waren <strong>de</strong> ontmoetin­<br />

gen met <strong>de</strong> Friese juffers slechts een mogelijkheid om van vrouwelijk gezelschap te genieten.<br />

Hij noteer<strong>de</strong> steeds wanneer hij Sophie had ontmoet. Meestal was dat tij<strong>de</strong>ns bijeenkom­<br />

sten met <strong>de</strong> juffers of bij haar va<strong>de</strong>r thuis of bij een zwager, waar Willem Fre<strong>de</strong>rik regelmatig<br />

ging eten. Soms wist hij een 'toevallige' ontmoeting op straat te ensceneren. De affaire kreeg<br />

langzaam gestalte, want Willem Fre<strong>de</strong>rik verkeer<strong>de</strong> slechts een <strong>de</strong>el van het jaar in Friesland.<br />

Hij beschreef hoe hij Sophie zijn lief<strong>de</strong> verklaar<strong>de</strong>, dat ze hem een lintje gaf als teken van af­<br />

fectie, en hoe hij haar overhaal<strong>de</strong> om een clan<strong>de</strong>stiene briefwisseling te beginnen. Het fysie­<br />

ke contact beperkte zich aanvankelijk tot aanrakingen met <strong>de</strong> knieën, maar toen hij haar in<br />

februari 1648 na een avond dansen thuis bracht, wissel<strong>de</strong>n ze kussen uit. Toch wer<strong>de</strong>n er<br />

vooral brieven gewisseld. In zijn dagboek hield Willem precies bij hoeveel. Aanvankelijk over­<br />

handig<strong>de</strong> hij zijn brieven zelf. Sophie stak ze dan stiekem in haar mouw. Na enige tijd liet hij<br />

zijn brieven bezorgen door een dienaar, die er een van haar mee terugnam: 'ontfang se wel<br />

en stillekes', noteer<strong>de</strong> hij. Volgens hem merkte niemand iets.<br />

In het voorjaar van 1648 moest hij naar Den Haag, maar daar zou hij Sophie ook ontmoe­<br />

ten, want ditmaal ging zij daar ook heen, met haar va<strong>de</strong>r, die namens Friesland naar Den<br />

Haag was afgevaardigd. Voordat hij vertrok verbrand<strong>de</strong> Willem voor <strong>de</strong> zekerheid eerst een<br />

aantal brieven, want er werd natuurlijk gerod<strong>de</strong>ld.<br />

252<br />

Tij<strong>de</strong>ns een wan<strong>de</strong>ling in Den Haag, nadat hij inmid<strong>de</strong>ls had vernomen dat Sophie zou


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

gaan trouwen (met een ritmeester genaamd Willem van Vosbergen), <strong>de</strong>ed hij haar een voor­<br />

stel. Ze reageer<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>lijk. 'Des avontz ginck ick bij haer praeten', noteer<strong>de</strong> hij, ze 'be­<br />

loof<strong>de</strong> mij van haer hair en gaff mij <strong>de</strong> handt mit behendicheit en toon<strong>de</strong> mij groote gene-<br />

gentheit [...] Ick ginck vroech te bed son<strong>de</strong>r eeten'.<br />

Twee dagen later, nadat hij juist zelf had geschreven, ontving hij van Sophie een brief met<br />

een lok haar. Willem waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> haar 'vertrauwelijckheit, genegentheit en affectie' en vooral<br />

'het groot betrauwen dat se op mij sett'. Hij was haar daarvoor zeer dankbaar en zou dat blij­<br />

ven, 'al mijn leven lanck'. Vervolgens vertrok hij voor enige tijd uit Den Haag, om op <strong>de</strong> Ve-<br />

luwe te gaan jagen met prins Willem. De prins vertel<strong>de</strong> hem over zijn avonturen en hij vertel­<br />

<strong>de</strong> over Sophie. Nadat hij in Den Haag was teruggekeerd, werd officieel bekend gemaakt dat<br />

Sophie zou gaan trouwen met Vosbergen. Willem ging, gewapend met een brief voor <strong>de</strong> aan­<br />

staan<strong>de</strong> bruid, naar haar va<strong>de</strong>r om hem te feliciteren. Sophie toon<strong>de</strong> zich vrien<strong>de</strong>lijk als altijd<br />

en nam zijn brief in ontvangst. Hij gaf haar ook een ring en ver<strong>de</strong>r een sleutel voor het ge­<br />

heimschrift waarin hij <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie hoopte voort te zetten. Twee weken later ontving<br />

hij van Vosbergen een uitnodiging om <strong>de</strong> bruiloft bij te wonen. Intussen ging <strong>de</strong> geheime<br />

briefwisseling voort. Sophie vertel<strong>de</strong> dat ze in <strong>de</strong> winter naar Friesland zou komen.<br />

Kort voor <strong>de</strong> bruiloft vertrok Willem uit Den Haag. Op 15 <strong>de</strong>cember stond hij om vijf uur<br />

op, schreef een brief aan Sophie, en ging vervolgens naar Van Haren om afscheid te nemen.<br />

Hij probeer<strong>de</strong> Sophie te spreken te krijgen, maar dat lukte niet. Hij ging eerst afscheid ne­<br />

men van prins Willem, die het geval-Sophie nog eens met hem doornam. Daarna keer<strong>de</strong> hij<br />

terug naar Van Haren: 'sadt bij Pycke, gaff haer een brief, toon<strong>de</strong> mij veul vruntschap; ick<br />

seij<strong>de</strong> haer genacht en kuste se wel tienmael, en sie oock en toon<strong>de</strong> sich bedroeft'. Hij had<br />

gaarne nog langer willen blijven, maar er kwamen allemaal mensen om haar geluk te wensen<br />

met haar aanstaan<strong>de</strong> huwelijk. Ze beloof<strong>de</strong> ervoor te zorgen dat ze Willem in Friesland privé<br />

zou kunnen ontmoeten. Ze zou dan een tijdje bij haar broer intrekken. Met die ontmoeting<br />

in het vooruitzicht vertrok Willem naar Leeuwar<strong>de</strong>n. De dag na aankomst schreef hij haar on­<br />

mid<strong>de</strong>llijk een brief. In Den Haag vond intussen <strong>de</strong> bruiloft plaats. In <strong>de</strong> weken daarna hoor­<br />

<strong>de</strong> Willem wel eens wat over het huwelijk. Hij hoor<strong>de</strong> dat Vosbergen veel geld verspeeld zou<br />

hebben, en conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> opgelucht dat het huwelijk niet <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>. Hij bleef brieven schrijven,<br />

maar hij bewaar<strong>de</strong> ze tot Sophie naar Friesland zou komen. Dat gebeur<strong>de</strong> eind mei. Hij over­<br />

handig<strong>de</strong> haar meteen alle brieven die hij haar <strong>de</strong> afgelopen maan<strong>de</strong>n had geschreven. In <strong>de</strong><br />

weken daarna zagen ze elkaar frequent en ze bleven brieven uitwisselen tot eind juni.<br />

Lust, angst & berouw<br />

Eind juni 1649 kwam er plotseling een ein<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> omgang met mevrouw Van Vosbergen. In<br />

februari had Willem Fre<strong>de</strong>rik nog beweerd dat hij volstrekt geen behoefte had aan een huwe­<br />

lijk, dat hij <strong>de</strong> sores daarvan wel kon missen. 'Ick doen en laet wat mijn lust', had hij vrolijk la­<br />

ten weten. 51<br />

Maar zo onbekommerd was hij helemaal niet. Hij voer<strong>de</strong> een hevige interne<br />

strijd om zondige neigingen te overwinnen en zocht daarbij frequent <strong>de</strong> steun van God. Hij<br />

had besloten om aan het ein<strong>de</strong> van elke maand <strong>de</strong> morele balans op te maken. Hij nam zich<br />

voor om met '<strong>de</strong> wercken <strong>de</strong>ss geest <strong>de</strong> wercken <strong>de</strong>ss vleesch te ooverwinnen' en hij hoopte<br />

51 GP, 24-2-1649.<br />

25.",


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

dat God hem zou bijstaan om <strong>de</strong> 'ou<strong>de</strong> Adam' te do<strong>de</strong>n. 52<br />

Maar dat lukte niet erg. Toen hij<br />

aan het begin van <strong>de</strong> winter in Den Haag afscheid had genomen van Sophie, was hij eerst<br />

naar Haarlem en Naar<strong>de</strong>n gegaan. In Naar<strong>de</strong>n, teken<strong>de</strong> hij aan, 'daer wass een hubse vriester<br />

[...] N.B.'. Twee dagen later: 'N.B. ick had 's morgens een ongeluck mit <strong>de</strong> handt'. 53<br />

In <strong>de</strong> weken daarna had hij veel geestelijke werken gelezen en hij had zelf ook een aantal<br />

religieus geïnspireer<strong>de</strong> beschouwingen geschreven. In zijn evaluatie van het voorbije jaar<br />

dankte hij God 'dat ick mij bij ghen hoere heb geleit en mijn flets besu<strong>de</strong>lt, hoewel ick dicwils<br />

genegentheit dahrtoe heb gesocht en gehadt'. Dankzij <strong>de</strong> bijstand van <strong>de</strong> Heer was hij er niet<br />

toe gekomen: 'heb ick maer eens mit eenen op <strong>de</strong> waeghen geseten, doch ghen quaet ge-<br />

daen en mij mahr eens vergeten, te Swartesluijs, mit <strong>de</strong> handt; <strong>de</strong> rest iss al in <strong>de</strong>n droom ge­<br />

schiet, soodat ick dahr niet voor kan andtwoor<strong>de</strong>n, en hoop <strong>de</strong> Heere sal mij dat niet toe-<br />

reeckenen'. 34<br />

In 1649 had hij aanzienlijk meer te verantwoor<strong>de</strong>n. Op 26 juni, noteer<strong>de</strong> hij, 'heb ick dat L.<br />

gekust'. En op 2 juli: 'ick heb het gedaen'.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk had hij prins Willem, die in dit soort zaken ondanks alles zijn held was, met suc­<br />

ces weten te imiteren. 'L' was zijn co<strong>de</strong>naam voor Trees, een zusje van prins Willems vrien­<br />

dinnen Amelie en Florentine van Bre<strong>de</strong>ro<strong>de</strong>.<br />

In <strong>de</strong> weken daarna volg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ontmoetingen met L elkaar in hoog tempo op. In <strong>de</strong> alma­<br />

nak wer<strong>de</strong>n ze genummerd. Vervolgens werd hij gegrepen door een panische angst dat Trees-<br />

je zwanger geraakt zou zijn. Tot zijn opluchting vertel<strong>de</strong> ze hem dat er geen re<strong>de</strong>n voor be­<br />

zorgdheid was: 'L. iss noch wel te passé en heeft haere ston<strong>de</strong>n, als mij selfs gesecht heeft', no­<br />

teer<strong>de</strong> hij op 9 juli. 55<br />

De volgen<strong>de</strong> dag ging hij naar <strong>de</strong> kerk, naar <strong>de</strong> dienst ter voorbereiding<br />

van <strong>de</strong> avondmaalsviering. 'L. heeft mij wedrom verhaelt, dat se ston<strong>de</strong>n had en dat het<br />

gheen swaricheit mit haer had'. In zijn evaluatie van <strong>de</strong> voorbije maand schreef hij vervol­<br />

gens: 'heb mijn tijt in vrolijckheit doorgebracht <strong>de</strong>n meesten tijt en sou<strong>de</strong> dien heel wel heb­<br />

ben geamployeert, had ick mij niet verloopen in dronckenschap eens oft tweemahl en dahr-<br />

nae in hoereri seuvenmaehl [...] ick weet niet, hoe ick <strong>de</strong>n duijvel, <strong>de</strong> werelt, mijn vleesch<br />

sooveul ruijm heb gegeven en mij soo laeten vallen, daer ick oover twe jahr mij voor gewacht<br />

heb; die mensch iss swack'. De volgen<strong>de</strong> dag bezocht hij het heilig avondmaal. Drie dagen la­<br />

ter bezweek hij weer, en meteen twee keer op een dag, waardoor <strong>de</strong> score op negen kwam.<br />

'Een leelijcke, vilaine daet', noteer<strong>de</strong> hij in zijn almanak. Eindjuli was <strong>de</strong> score opgelopen tot<br />

veertien, <strong>de</strong> 28e noteer<strong>de</strong> hij: 'noit beter'. Maar <strong>de</strong> week daarop raakte hij weer in paniek bij<br />

het i<strong>de</strong>e dat Treesje zwanger zou kunnen zijn. Hij was bang dat hij dan gechanteerd zou wor­<br />

<strong>de</strong>n. 'Ick heb verstaen mit vreuch<strong>de</strong> en seer groote blieschap, dat alles wel iss, en heeft sie<br />

haere maen<strong>de</strong>n en ston<strong>de</strong>n [...] Ick [heb] L selfs besichtiget en het gesien, dat het <strong>de</strong> ston­<br />

<strong>de</strong>n sijn, soodat ick niet kan bedroogen wor<strong>de</strong>n. Als ick mij nu mahr still hold en voorsichtich<br />

[...]; most nu in 't toekomen<strong>de</strong> wijs wesen, mij voor diergelijcke wachten'.<br />

God was hem <strong>de</strong>ze maand weer genadig geweest, besefte hij, 'die mij niet heeft getracteert<br />

en gehan<strong>de</strong>lt als wel verdienstich had, wandt hebben<strong>de</strong> wedrom gesondicht tegens mijn voor-<br />

nehmen en belofte [...]; ick had kunnen gestraft wor<strong>de</strong>n, dat L wass swahr gewor<strong>de</strong>n; soo iss<br />

het doch niet geschiet, en ben ick voor ditmahl noch vrie gekomen [...]. Ick danck <strong>de</strong> Heer<br />

52 GP, 10-4-1649, 17-4-1649, 10-5-1649.<br />

53 GP, 17-12, 19-12-1648.<br />

54 GP, 9-1-1649.<br />

55 GP, 26-6-1649, 28-6-1649, 2-7-1649, 5-7-1649, 7-7-1649, 9-7-1649.<br />

254


Lief<strong>de</strong> in opdracht<br />

voor <strong>de</strong>se en alle genae<strong>de</strong>n'. Maar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag moest hij aantekenen: 'ick heb het niet<br />

kunnen laeten te doen. 15'.<br />

Op zijn verjaardag, <strong>de</strong> week daarop, maakte hij opnieuw voornemens: 'ick moet <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n<br />

Adam doo<strong>de</strong>n en wor<strong>de</strong>n een nieuwen en vollekomenen mensch'. Hij bad <strong>de</strong> Heer om<br />

kracht, omdat '<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n Adam alletijt om mij gaet als een briesen<strong>de</strong> leeuw, door <strong>de</strong>n duijvel<br />

gedreven'. 56<br />

Maar <strong>de</strong> score bleef oplopen. 'Ick verliep mij wedrom in hoereri', noteer<strong>de</strong> hij<br />

eind oktober, 'doch had groote leetwesen en rauw dahrvan en twiefel<strong>de</strong> niet off het iss mij<br />

vergeven'. 57<br />

. Zo doorstond hij maan<strong>de</strong>lijks <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> cyclus van lust, angst en berouw.<br />

Slot<br />

In november vernam Willem Fre<strong>de</strong>rik dat Sophie van Haren ernstig ziek was. Ze was net als<br />

hij in Den Haag en hij ging haar opzoeken. Aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> maand ging het bergaf­<br />

waarts met haar toestand en op 30 november stierf ze. Haar va<strong>de</strong>r kwam <strong>de</strong> slag niet meer te<br />

boven. De dag na het overlij<strong>de</strong>n van Sophie moest Willem constateren dat Van Haren 'heel<br />

swack' en 'bedroeft' was, en het werd in <strong>de</strong> dagen daarna alleen maar erger. Op 9 <strong>de</strong>cember<br />

noteer<strong>de</strong> hij: 'ick sach <strong>de</strong> heer Haeren sterven te half tien'. Het was <strong>de</strong> dag dat Sophie begra­<br />

ven zou wor<strong>de</strong>n. Willem woon<strong>de</strong> <strong>de</strong> begrafenis nog bij en vertrok vervolgens naar Leeuwar­<br />

<strong>de</strong>n. 58<br />

In <strong>de</strong>ze situatie besloot Willem Fre<strong>de</strong>rik zijn beleid radicaal te wijzigen en mee te doen met<br />

het plan van prins Willem om met een leger Amsterdam te bezetten, in <strong>de</strong> onwezenlijke hoop<br />

zo zijn grootste tegenstan<strong>de</strong>rs op <strong>de</strong> knieën te kunnen krijgen. Zo verover<strong>de</strong> Willem Fre<strong>de</strong>rik<br />

zijn plaats in <strong>de</strong> va<strong>de</strong>rlandse geschie<strong>de</strong>nis, maar sinds <strong>de</strong> 'ont<strong>de</strong>kking' van zijn dagboeken<br />

kan daar een plaats in <strong>de</strong> mentaliteitsgeschie<strong>de</strong>nis aan wor<strong>de</strong>n toegevoegd. In tegenstelling<br />

tot <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re dagboekschrijvers <strong>de</strong>ed Willem Fre<strong>de</strong>rik uitgebreid verslag van zijn po­<br />

gingen om zijn opdracht in het leven te verenigen met zijn persoonlijke behoeften en zijn<br />

morele opvattingen. In zijn dagboek legt hij eenzelf<strong>de</strong> soort openhartigheid aan <strong>de</strong> dag als<br />

Samuel Pepys, gepaard ook met eenzelf<strong>de</strong> soort schuldbesef en tobberigheid over bedreven<br />

zon<strong>de</strong>n als bij Pepys. 59<br />

Over 'lief<strong>de</strong>' als zodanig doet hij geen rechtstreekse uitspraken, maar<br />

uit zijn notities blijkt wel dat allerlei daarmee geassocieer<strong>de</strong> emoties een rol speel<strong>de</strong>n, ook al<br />

ging het om vrijages waarvoor lief<strong>de</strong> niet <strong>de</strong> grondslag vorm<strong>de</strong>. De aantekeningen van Willem<br />

Fre<strong>de</strong>rik doen verslag van een interne tweestrijd tussen 'passie' en 'interest' en hebben onge­<br />

twijfeld een functie gehad als on<strong>de</strong>rsteuning van <strong>de</strong> beheerste rationaliteit die hij, met het<br />

oog op zijn ambities, voortdurend aan <strong>de</strong> dag probeer<strong>de</strong> te leggen. Die strijd (die door Wil­<br />

lem Fre<strong>de</strong>rik, zoals door ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong> 17e eeuw, in morele en religieuze termen werd gevat)<br />

was, zoals elke lezer van Norbert Elias weet, een essentieel bestand<strong>de</strong>el van hofcultuur, maar<br />

het is maar zel<strong>de</strong>n dat er verslag van wordt gedaan en dat wij er inzicht in kunnen krijgen.<br />

56 GP, 10-9-1649.<br />

57 GP, 30-10-1649.<br />

58 GP, 1-12-1649, 3-12-1649, 7-12-1649, 9-12-1649.<br />

59 Robert Latham en William Matthews (red.), The Diary of Samuel Pepys I (Lon<strong>de</strong>n 1970) xcvii-cxxxvii.<br />

2:>r>


Rein van <strong>de</strong>r Wiel<br />

De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart*<br />

Beeldhouwster Sara <strong>de</strong> Swart (1861-1951) werd bij haar dood door <strong>de</strong> dichter Jan Engelman<br />

- u weet wel, van dat meeslepen<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>sgedicht 'Ambrosia, wat vloeit mij aan - in De Groe­<br />

ne Amsterdammer '<strong>de</strong> muze van De Nieuwe Gids' genoemd. Dat <strong>de</strong>ed hij ten onrechte: haar per­<br />

soon was voor zo'n epitheton ornans te omstre<strong>de</strong>n geweest. Maar het is waar dat 'Saar' <strong>de</strong> Swart<br />

zich vol overgave in het Amsterdamse artistieke leven stortte toen ze op 26-jarige leeftijd van­<br />

uit Arnhem in <strong>de</strong> boetseerklas van <strong>de</strong> Rijksschool voor Kunstnijverheid terecht kwam. Ze<br />

werd een trouw supporter van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs en schrijvers die tot <strong>de</strong> kring van De Nieuwe Gids be­<br />

hoor<strong>de</strong>n.<br />

Een van die Amsterdamse schil<strong>de</strong>rs was Eduard Karsen (1860-1941), een verlegen en in<br />

een droomwereld leven<strong>de</strong> jongen, die verstil<strong>de</strong> landschappen en stadsgezichten maakte waar<br />

zel<strong>de</strong>n een mens op te zien is. Karsen hoor<strong>de</strong> een vriend over Saar spreken en op dat moment<br />

in 1888, toen zij 27 en hij 28 was, begint dit verhaal van zijn gesublimeer<strong>de</strong> en onbeantwoor­<br />

<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>. Hij beschreef zijn wanhopige, hartstochtelijke strijd in een bewaard gebleven en in­<br />

mid<strong>de</strong>ls gepubliceerd cahier.<br />

Veel mensen hebben mythen nodig om <strong>de</strong> wereld en het verdriet van die wereld hanteerbaar<br />

te maken; men kan immers maar moeilijk leven met feitelijke constateringen, waartegen zich<br />

het hart met zijn illusies en verwachtingen tot het uiterste verzet. De mythe verenigt ogen­<br />

schijnlijk onverzoenbare antipo<strong>de</strong>n en voldoet op die manier aan <strong>de</strong> behoefte van <strong>de</strong> mens<br />

om verschoond te blijven van ontnuchteren<strong>de</strong> onthullingen. De mythe van <strong>de</strong> vrouw die een<br />

spoor van vernielingen achter zich trekt, is een van die ingewortel<strong>de</strong> en met <strong>de</strong> tijd niet we­<br />

zenlijk veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> self-fulfilling prophecies: <strong>de</strong> man verzon haar en <strong>de</strong> man is ook <strong>de</strong>gene die<br />

<strong>de</strong> mythe zou moeten ontzenuwen.<br />

De 19e eeuw mag een specialiste genoemd wor<strong>de</strong>n als het gaat om <strong>de</strong> afbeelding van <strong>de</strong><br />

vrouw als symbool: <strong>de</strong> vrouw als muze, <strong>de</strong> vrouw als noodlot, als verleidster en on<strong>de</strong>rmijnster<br />

van <strong>de</strong> man, én <strong>de</strong> vrouw als kwijnen<strong>de</strong>, stil aan een ernstige ziekte lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Verhevene. Kier-<br />

kegaard schreef: 'Een vrouw zijn is iets zo vreemds, zo verwards, zo gecompliceerds, dat geen<br />

enkele benaming het kan uitdrukken, en <strong>de</strong> vele benamingen die er voor zijn, zijn on<strong>de</strong>rling<br />

zo tegenstrijdig, dat alleen <strong>de</strong> vrouw het kan verdragen. De man kan het weten, want alleen<br />

aan hem openbaart zij wat hij haar wezen acht [...]. In <strong>de</strong> vrouw ziet <strong>de</strong> man alles wat hij hoop­<br />

te, vervluchtigen, in haar ziet hij wat goed was, verslechteren, in haar ziet hij zijn illusies ver­<br />

zuren.' 1<br />

Misschien is dit au fond in zichzelf en het leven teleurgesteld zijn er <strong>de</strong> oorzaak van<br />

dat <strong>de</strong> man wel vast moest hou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> mythe van het bedrieglijke, want dubbelhartige ka­<br />

rakter van <strong>de</strong> vrouw; haar karakter legitimeer<strong>de</strong> zijn falen. De mythe van <strong>de</strong> zowel fragiele als<br />

fatale vrouw: een gesublimeer<strong>de</strong> neurose.<br />

* Dit artikel is een bewerking van 'Een droom rond Saar <strong>de</strong> Swart. Eduard Karsens romantic agony', dat verscheen in<br />

DeRevisorl (1984) 63-70 en hier met toestemming van De Revisor opnieuw wordt gepubliceerd. Karsens 'dagboek',<br />

het ego-document waaruit hier veelvuldig geciteerd wordt, is gepubliceerd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel: J. Eduard "Karsen, Een<br />

droom en een scheidsgerecht. Een relaas bezorgd en ingeleid door Rein van <strong>de</strong>r Wiel (Amsterdam 1986).<br />

1 Geciteerd uit: S. <strong>de</strong> Beauvoir, De twee<strong>de</strong> sekse (8e druk; Utrecht 1982) 187.<br />

251)


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

Afb. 1. Willem Witsen, Portret van Eduard Kar- Afb. 2. Joseph Jessurun <strong>de</strong> Mesquita, Sara <strong>de</strong><br />

sen (1860-1941). Tekening. Swart (1861-1951). Foto.<br />

Tot <strong>de</strong> kring <strong>de</strong>r Amsterdamse Tachtigers behoor<strong>de</strong> ook Eduard Karsen, een eenzelvige, zeer<br />

getalenteer<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r. Hij wordt gerekend tot <strong>de</strong> Amsterdamse Impressionisten, die vanaf<br />

1880 on<strong>de</strong>r Allebé stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n en die naast <strong>de</strong> natuur ook <strong>de</strong> stad als on<strong>de</strong>rwerp kozen. Zijn<br />

leven lang maakte Karsen enigszins dromerige afbeeldingen waar slechts bij hoge uitzon<strong>de</strong>­<br />

ring een mens op voor kwam. Hij liet zijn ietwat sombere, melancholieke stemmingen met<br />

land en stad versmelten op doek; op papier, zoals zijn 'dagboek' bewijst, verscheen in letters<br />

wat hem on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mensen kwel<strong>de</strong>. Zijn eenzelvigheid heeft hem tot een weinig op <strong>de</strong> voor­<br />

grond tre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunstenaar gemaakt; zijn werk is niettemin vaak prachtig, stil, beschei<strong>de</strong>n en<br />

in droeve toon te vergelijken met dat van Willem Witsen, die tot zijn vrien<strong>de</strong>n behoor<strong>de</strong> en is<br />

blijven behoren. 2<br />

Eduard Karsen was als 19e-eeuws jongetje opgevoed in een door en door christelijk milieu,<br />

waarin ook het leven van een kind in het teken van zon<strong>de</strong> en straf stond. Eduard en zijn twee­<br />

lingbroertje Henri ontvluchtten op zondag met hun moe<strong>de</strong>rs hulp het zware regime van va­<br />

<strong>de</strong>r Karsen wel eens, maar werd dat ont<strong>de</strong>kt, dan volg<strong>de</strong> opsluiting in <strong>de</strong> kel<strong>de</strong>r waarin een<br />

diepe put zat. De herinneringen die Henri aan zijn jeugd bewaar<strong>de</strong>, a<strong>de</strong>men een donkere, re­<br />

genachtige sfeer. De broertjes trokken er vaak samen op uit, <strong>de</strong> sloppen van Amsterdam in,<br />

waar ze uit eigen vrije wil opnieuw alles wat eng was - riolen bijvoorbeeld - zochten. Het ge­<br />

zin leef<strong>de</strong> in betrekkelijke armoe<strong>de</strong>, omdat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, Kaspar Karsen, als onbaatzuchtig schil­<br />

<strong>de</strong>r niet veel verdien<strong>de</strong>. Hoe rechtschapen va<strong>de</strong>r Karsen ook door Hammacher genoemd<br />

werd, hij moet 'lastig en mopperig in zijn eenzelvigheid' geweest zijn, en ook nog eens wreed-<br />

2 Karsen heeft met zowel Witsen als Albert Verwey tot hun dood contact gehou<strong>de</strong>n; vooral in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> dat hun kin<strong>de</strong>ren<br />

klein waren, was Karsen een gelief<strong>de</strong> gast in hun gezinnen.<br />

257


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

Afb. 3. Eduard Karsen, 'Mijn<br />

zelfportret'. Ets.<br />

streng, wat <strong>de</strong> gezelligheid niet erg bevor<strong>de</strong>rd zal hebben. Angst was een van <strong>de</strong> wezensken­<br />

merken van <strong>de</strong> jeugd van <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren, en die angst is overal in Henri's jeugdherinneringen<br />

terug te vin<strong>de</strong>n: 'De ritselen<strong>de</strong> iepeboomen, waarvan <strong>de</strong> kruinen van boven <strong>de</strong> omheining<br />

<strong>de</strong>r Joodse begraafplaats uitstaken, <strong>de</strong><strong>de</strong>n ons griezelen. En dan hoor<strong>de</strong>n we nog het nachte­<br />

lijk geklots <strong>de</strong>r zilte baren tegen <strong>de</strong> dijkglooiing slaan, er op breken, en dan in tuimeling over<br />

<strong>de</strong> steenen, kalm naar bene<strong>de</strong>n glij<strong>de</strong>n. We begrepen eikaars gevoel van angst, maar wil<strong>de</strong>n<br />

het toch niet van elkaar weten.' 3<br />

In <strong>de</strong>ze sombere jeugdjaren ligt het fundament van <strong>de</strong> neurotische mythe die Eduard Kar­<br />

sen zich van <strong>de</strong> vrouw schiep. Op <strong>de</strong> lagere school had hij een vriendinnetje gehad, van wie<br />

men vertel<strong>de</strong> dat zij het thuis heel naar had, en dat van een onbewaakt ogenblik in <strong>de</strong> klas ge­<br />

bruik maakte om uit haar bank te wippen en hem, Eduard, een zakje suikers toe te schuiven.<br />

Voor dat meisje had hij <strong>de</strong> red<strong>de</strong>r willen zijn, hij had haar willen beschermen tegen al het be­<br />

zoe<strong>de</strong>l<strong>de</strong> en bezoe<strong>de</strong>len<strong>de</strong> in <strong>de</strong> wereld. Natuurlijk is het verhaal van <strong>de</strong> man als <strong>de</strong> red<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

rid<strong>de</strong>r en het meisje in <strong>de</strong> toren met haar wuivend doekje van alle tij<strong>de</strong>n. Maar er wordt, al­<br />

weer bij mon<strong>de</strong> van Kierkegaard, in <strong>de</strong> 19e eeuw een aspect aan toegevoegd: 'Wat een onge­<br />

luk om vrouw te zijn, maar het grootste ongeluk is wel dat <strong>de</strong> vrouw het niet begrijpt. [...] Rid-<br />

3 De gegevens over Karsens jeugdjaren zijn ontleend aan A.M. Hammaeher, Eduard Karsen en zijn va<strong>de</strong>r Kaspar ('s-Gravenhage<br />

1947), die gebruik maakte van <strong>de</strong> niet bewaard gebleven jeugdherinneringen van Henri Karsen.<br />

258


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

<strong>de</strong>rlijkheid komt <strong>de</strong> vrouw wezenlijk toe en het feit dat ze die zon<strong>de</strong>r aarzelen aanvaardt, is te<br />

verklaren uit <strong>de</strong> voorzorg van <strong>de</strong> natuur die <strong>de</strong> zwakkere, het stiefkind een illusie wil geven als<br />

surrogaat voor haar tekort. Maar het is juist die illusie die zo fataal voor haar is.' De verra<strong>de</strong>r­<br />

lijkheid van <strong>de</strong>ze toevoeging schuilt in <strong>de</strong> suggestie dat er een illusie ontzenuwd wordt, terwijl<br />

er een nieuwe geschapen wordt: een vrouw weet niet waarom zij beschermd moet wor<strong>de</strong>n, een<br />

vrouw kent haar eigen wezen per <strong>de</strong>finitie niet. 4<br />

Kierkegaard vergat dat <strong>de</strong> behoefte van <strong>de</strong><br />

man om uit beschermen te gaan minstens zo complex is: zou <strong>de</strong> man niet een even groot ge­<br />

voel van beschermd-zijn kunnen putten uit zijn sterke arm om <strong>de</strong> breekbare schou<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong><br />

vrouw? Zou hij niet even afhankelijk zijn in zijn schijn-onafhankelijkheid? Eduard Karsen wil­<br />

<strong>de</strong>, terwijl hij zelf bang en aarzelend in het leven stond, een meisje red<strong>de</strong>n; misschien zou<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n het beste gelezen kunnen wor<strong>de</strong>n als: hij herken<strong>de</strong> iets van zichzelf in haar.<br />

Karsen ging toen hij achttien was, in 1878, naar <strong>de</strong> Rijksaca<strong>de</strong>mie voor Beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Kunst. Hij<br />

wil<strong>de</strong> net als zijn va<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. De rapportboeken noemen hem wrevelig en traag, zijn<br />

aanleg flauw. Zijn onwil 'tot compositie' beviel Allebé en <strong>de</strong> zijnen allerminst. De gelijkenis<br />

met zijn va<strong>de</strong>r, met wie hij in <strong>de</strong>ze jaren in onmin leef<strong>de</strong>, doemt op: eigenzinnigheid en recal-<br />

citrantie kenmerkten hen bei<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong> aca<strong>de</strong>mie leer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rsbent van <strong>de</strong> jaren<br />

tachtig kennen: Maurits van <strong>de</strong>r Valk, Antoon <strong>de</strong>r Kin<strong>de</strong>ren, Jan Veth, Jan Toorop, Isaac Israëls<br />

en Willem Witsen. De meesten van hen spelen, naast <strong>de</strong> schrijvers Willem Kloos, Fre<strong>de</strong>rik van<br />

Ee<strong>de</strong>n, Arnold Aletrino en RL. Tak, <strong>de</strong> musicus Alphons Diepenbrock en <strong>de</strong> fotograaf Joseph<br />

Jessurun <strong>de</strong> Mesquita, een rol in het 'dagboek' van Eduard Karsen. Een echt dagboek is het<br />

niet: het is een folio-cahier dat Karsen rond 189f begon te vullen met hevig geëmotioneer<strong>de</strong><br />

aantekeningen over <strong>de</strong> jaren 1888 tot 1891, en waarin hij vanaf dat moment tot 1895 af en toe<br />

een toevoeging schreef. Al <strong>de</strong>ze aantekeningen betreffen zijn heftige lief<strong>de</strong> voor Sara <strong>de</strong> Swart,<br />

wier mythische kwaliteit van tegelijkertijd engel én gevallene te zijn, Karsen zó verwar<strong>de</strong> en van<br />

zichzelf en <strong>de</strong> buitenwereld vervreemd<strong>de</strong>, dat hij lange tijd ernstig ziek is geweest. Het cahier<br />

getuigt van 'verhevigd leven' in een taal die een synthese van Romantiek en Symbolisme ge­<br />

noemd zou kunnen wor<strong>de</strong>n: 5<br />

Zon<strong>de</strong>rling is het dat ik die vrouw liefhad, voor ik haar ooit gezien had. Op eene wan<strong>de</strong>ling<br />

sprak Van <strong>de</strong>r Valk mij over haar. Hij was haar impressario [sic] bij ons. Hij zei<strong>de</strong> dat haar<br />

va<strong>de</strong>r teekenmeester was en dat zij thuis een ongelukkig leven had. [...] De herinnering<br />

aan het kleine meisje uit mijn jeugd, van wie men dat ook vertel<strong>de</strong> en aan wie ik alles gaf,<br />

was ontwaakt. Dit kind was het eigenlijk dat ik terugzocht.<br />

Haar va<strong>de</strong>r moest zeer slecht voor hare moe<strong>de</strong>r zijn geweest. [...] Ik toon<strong>de</strong> mij zeer on­<br />

verschillig om mijne opmerkzaamheid te verbergen, het broei<strong>de</strong> zachtjes in mijn hoofd, als<br />

in een zoele voorjaarsnacht; zou zij <strong>de</strong> vrouw zijn? Mijn ziel vloog naar haar. De vrouw bij<br />

wie mijn rusteloos hoofd zou rusten.<br />

Een poos later ging ik voor het eerst met Van <strong>de</strong>r Valk naar J. <strong>de</strong> M. 6<br />

om diens verzame-<br />

4 Geciteerd uit: De Beauvoir, De twee<strong>de</strong> sekse, 817. In Karsens (kleine) nagelaten verzameling van brieven en eigen aantekeningen<br />

(in privébezit) bevindt zich een aantal documenten waaruit blijkt dat Karsens opvattingen over vrouwen<br />

buitengewoon conservatief waren; een artikel van zijn hand waarin hij pleit tegen <strong>de</strong> toelating van vrouwen op <strong>de</strong> sociëteit<br />

Arli el Amicitiae spreekt bijvoorbeeld dui<strong>de</strong>lijke taal.<br />

5 Alle volgen<strong>de</strong> citaten zon<strong>de</strong>r bronvermelding zijn afkomstig uit Karsen, Een drocrm en een scheidsgerecht. Hoewel Karsen<br />

in zijn literaire voorkeur een uitgesproken Romanticus is, blijkt uit zijn woordkeuze en vooral uit <strong>de</strong> taal van zijn<br />

dromen dat hij <strong>de</strong> beeldtaal <strong>de</strong>r Symbolisten als iets wezenlijks voorvoel<strong>de</strong>. Pas later en in an<strong>de</strong>rmans werk wordt<br />

<strong>de</strong>ze taal gevisualiseerd; Toorop geldt bij uitstek als <strong>de</strong> vertolker van dit type taal. Alle cursiveringen zijn van Karsen.<br />

6 Joseph Jessurun <strong>de</strong> Mesquita (1865-1890) was fotograaf en editeur in Amsterdam en maakte <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> groep<br />

259


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

ling prenten en foto's te zien. Wij zaten er nog maar kort, of er kwamen eenige dames bin­<br />

nen. Eene daarvan werd mij voorgesteld als Mejuffrouw <strong>de</strong> S., zij hield haar arm om het<br />

mid<strong>de</strong>l van eene an<strong>de</strong>re geslagen. Zij was zeer goed gekleed. Er wer<strong>de</strong>n sigaren aangebo­<br />

<strong>de</strong>n, ik weiger<strong>de</strong>, ik rookte niet waar vrouwen waren. Dit trok hare aandacht, zij voeg<strong>de</strong> mij<br />

toe: Honneur aux Dames. Ik keek haar aan en hare oogen schoten een zwarte straal op mij<br />

af. Iets als een schaduw van <strong>de</strong>n dood. Ik voel<strong>de</strong> een vreem<strong>de</strong>n afstand tusschen mij en die<br />

vrouw, alsof er een lange stok tusschen hare borst en <strong>de</strong> mijne was geplaatst. Iets als een<br />

angstige waarschuwing, ik voel<strong>de</strong> dat ik die vrouw nimmer bereiken zou. Maar tien magneten<br />

trokken mij tot haar aan. Later prees ik <strong>de</strong> prenten, er bij voegen<strong>de</strong>, dat als ze mijn eigen­<br />

dom waren, ik ze zou bewaren als een schat; zij luister<strong>de</strong> naar mij en ik sprak voor haar om­<br />

dat zij oplette.<br />

Saar <strong>de</strong> Swart stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> vanaf 1888 bij Lambertus Zijl omdat zij zich op het beeldhouwen wil­<br />

<strong>de</strong> toeleggen, en had samen met een gezelschapdame, Baukje van Mesdag, in april 1888 ka­<br />

mers aan het Westein<strong>de</strong> betrokken. Een legaat van haar vroeg gestorven moe<strong>de</strong>r en een rui­<br />

me toelage van haar va<strong>de</strong>r, die 'Indisch' geld bezat, maakten het Saar voortdurend gemakke­<br />

lijk toe te geven aan haar, zoals zij het zelf noem<strong>de</strong>, 'socialisme met allen die met haar iets<br />

goeds en schoons wil<strong>de</strong>n': ze fêteer<strong>de</strong> '<strong>de</strong> kennissen', kocht kunst van <strong>de</strong> haar omringen<strong>de</strong><br />

schil<strong>de</strong>rs, on<strong>de</strong>rsteun<strong>de</strong> De Nieuwe Gids gel<strong>de</strong>lijk en hielp hulpbehoeftigen waar zij kon.<br />

Het gebeur<strong>de</strong> in <strong>de</strong> lente van 1888, vlak nadat Karsen zijn collega-schil<strong>de</strong>r Maurits van <strong>de</strong>r<br />

Valk over Saar had horen spreken, dat Jan Veth bekend maakte in augustus te zullen trouwen<br />

en in Bussum te gaan wonen, wat beteken<strong>de</strong> dat zijn mooie, aan <strong>de</strong> Overtoom gelegen atelier<br />

vrij kwam. Karsen wil<strong>de</strong> er dolgraag werken, maar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len ontbraken hem. Veth moet dit<br />

verhaal aan Saar <strong>de</strong> Swart verteld hebben, want hij wist Karsen in juni te mel<strong>de</strong>n dat Saar zich<br />

er een genoegen van zou maken <strong>de</strong> huur voor hem te betalen. Karsen nam haar aanbod niet<br />

dan met <strong>de</strong> grootste schroom aan. Hij wil<strong>de</strong> haar niet bezeren door het te weigeren, schreef<br />

hij in zijn 'dagboek'.<br />

Van <strong>de</strong>r Valk arrangeer<strong>de</strong> een gelegenheid om Saar te bedanken. Karsen kwam beklemd<br />

haar kamer aan het Westein<strong>de</strong> binnen: 'Ik voel<strong>de</strong> iets van mijn on<strong>de</strong>rgang in die lappenka-<br />

mer. Toen ik binnenkwam lei ze op een rustbank en kwam on<strong>de</strong>r een groote lap vandaan die<br />

zij opzij gooi<strong>de</strong>. Zij stond onwezenlijk en verwezen te kijken. Zij zag er ziekelijk, blauwbleek<br />

uit. Zij moest eenmaal wel knap van uiterlijk geweest zijn. Er was iets verwelkt aan haar, en ik<br />

voel<strong>de</strong> iets onbestemds voor haar alsof ik haar moest red<strong>de</strong>n.' Zij spraken over <strong>de</strong> Arti-ten-<br />

toonstelling, en gingen er samen heen. 7<br />

On<strong>de</strong>rweg meen<strong>de</strong> Karsen Saar tegen kuilen, uitste­<br />

ken<strong>de</strong> straatstenen en rijtuigen te moeten beschermen; dat zijn rol als galant werd afgewezen<br />

van Tachtigers. Hij pleeg<strong>de</strong> zelfmoord, welk gebeuren Karsen in zijn dagboek memoreert on<strong>de</strong>r toevoeging van passages<br />

uit psalm 42 en psalm 84: 'Het hijgend hert <strong>de</strong>r jacht ontkomen/ schreeuwt niet sterker naar 't genot/ van <strong>de</strong><br />

frissche waterstroomen/ Dan mijn ziel verlangt naar God!' en 'Hoe bran<strong>de</strong>n mijn genegenheên, om/ 's-Heeren<br />

voorhof in te treeën, Mijn hart/ bezwijkt van sterk verlangen'.<br />

7 De Arti et Amicitiae Maatschappij aan het Rokin in Amsterdam organiseer<strong>de</strong> jaarlijks een tentoonstelling in mei en november.<br />

Ook <strong>de</strong> tentoonstellingen van De Ne<strong>de</strong>rlandsche Etsclub wer<strong>de</strong>n daar enkele malen gehou<strong>de</strong>n; <strong>de</strong>ze keer vond<br />

haar tentoonstelling in juli 1888 plaats. Op die expositie hing werk van Degas, Pisarro, Millet, Redon (uit Saars bezit),<br />

Rops, Whistier en leven<strong>de</strong> Hollan<strong>de</strong>rs. Van Karsen hing er een krijttekening, In october. Verberchem [= W. Wit-<br />

. sen] schreef hierover in De Nieuwe Gids (1888) 428: 'De teekening van Karsen geeft mij <strong>de</strong> sensatie van al <strong>de</strong> droevige<br />

mooiigheid van een kou<strong>de</strong>-october-avond-stemming. Karsen is een emotioneel kunstenaar. Zijn kunst is stemmingskunst<br />

van een groote individualiteit - ik weet niet of <strong>de</strong>ze teekening geheel is uitgesproken, maar ik voel er<br />

veel voor.' Van Matthijs Maris hing er een houtskooltekening Kasteel, die ook in olieverf als Betooverd Kasteel in twee<br />

versies bekend is (zie afb. 4).<br />

2f>()


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

Afb. 4. Matthijs Maris, Kasteel. Houtskooltekening. Bezichtigd door Eduard Karsen ('Wat 'n droef<br />

sprookje!') en Sara <strong>de</strong> Swart op <strong>de</strong> Artó-tentoonstelling in 1888.<br />

toen Saar niet voor zich liet betalen bij Arti, bracht teleurstelling. Bij een tekening van Mat­<br />

thijs Maris fluister<strong>de</strong> Karsen haar in het oor: 'Wat 'n droef sprookje!', en haar niet reageren<br />

op zijn bekentenis naast het feit dat zij hem in het ongewisse liet omtrent zijn eigen werk, ver­<br />

hevig<strong>de</strong> die teleurstelling.<br />

De beschrijving van dit eerste bezoek illustreert hoe Karsen in Saar <strong>de</strong> fatale, zijn on<strong>de</strong>r­<br />

gang inlui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vrouw liet samenvallen met <strong>de</strong> bleke, sprookjesachtig doorzichtige, fragiele<br />

vrouw. De Romantiek met haar voorkeur voor ziekte als geestelijke verfijning sprak hem aan,<br />

wat ook blijkt uit zijn literaire voorkeur: hij las Heine, Bau<strong>de</strong>laire, Verlaine, Shelley en Poe<br />

met grote gretigheid.<br />

Karsen had vanaf het moment van Saars aanbod het gevoel 'voorgoed op straat te liggen'.<br />

Hij schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> invallen<strong>de</strong> huizen en schuiten in <strong>de</strong> sloop, en noem<strong>de</strong> het ding On<strong>de</strong>rgang.<br />

Angst stak <strong>de</strong> kop weer op. Hij schreef Saar dat het hem moeilijk viel het geld aan te nemen;<br />

zij antwoord<strong>de</strong> hem dat vriendschap in ruil voor haar 'socialisme' haar voldoen<strong>de</strong> was, en: 'Ik<br />

ben geen kunstbeschermster die per bazuin uitgeroepen wil hebben: Kijk, die is groot! Maar<br />

je moet niet <strong>de</strong>nken dat ook ik niet tob, ik zoek door rare dingen nare dingen te verdrijven.'<br />

Karsens aantekening bij <strong>de</strong>ze briefis: 'Ik twijfel<strong>de</strong> niet langer of die vrouw zocht ook mij.' Hij<br />

antwoord<strong>de</strong>: 'Het treft mij datje briefje zo treurig is, nu mocht ik wel eens troosten, kom je<br />

moet niet tobben. Ik was als een hond op een breed water, die een schat in zijn bek houdt, en<br />

die, als hij zich afgemat voelt en belust zich te laten zinken, niet kan, omdat zijn schat aan<br />

land moet. Hoe grooterje lief<strong>de</strong>, hoe dieper je wanhoop. En zie, nu kom jij, en je steekt je hand uit<br />

261


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

om te helpen en ik <strong>de</strong>ed als <strong>de</strong> hond, die eerst kijkt aan wie <strong>de</strong> hand hoort die hem helpen<br />

wil, voor hij toelaat en ik zag dat ze hem heel sympathiek was.'<br />

Saar stuur<strong>de</strong> hem het geld en vermeld<strong>de</strong> erbij dat ze voor enige tijd met Baukje op reis<br />

ging. Karsen zelf verdween ook uit Amsterdam nadat hij zijn werk voor De Nieuwe Gids had af­<br />

gemaakt. Eind juli kwam hij in Katwijk aan, waar Kloos hun samenzijn beschreef in twee brie­<br />

ven aan Verwey: 'Beste Albert [...]. Ver<strong>de</strong>r heb ik niets te zeggen, als dat het hier twee dagen<br />

koud en nat is geweest, net zo koud als in <strong>de</strong>n beginne, en dat mijn gezelschap embêtant is. Ik<br />

kan niets uit dien jongen halen als bêtises en gedwongen aardighe<strong>de</strong>n. En hij laat me geen<br />

oogenblik alleen, 't Is verschrikkelijk!' en vijf dagen later: 'Beste Albert, ik heb niet veel te<br />

schrijven: 't is hier ie<strong>de</strong>ren dag hetzelf<strong>de</strong>: regen, wind en Karsen, Karsen, regen en wind.' 8<br />

Het object van <strong>de</strong>ze bon-mot bracht zijn dagen als steeds dromend door. De momenten die zijn<br />

vlucht doorbraken, waren gevuld met verbazing en afschuw over <strong>de</strong> oplossing die Kloos voor<br />

zijn problemen zocht: rauwe rum uit een bierglas. Karsen vond in <strong>de</strong> weg tussen Katwijk en<br />

Lei<strong>de</strong>n zijn Barbizon; daar zat hij te dromen en te piekeren over zijn trotse angst om Saar te<br />

vragen. Daar bedacht hij dat zij een bloem was om naar te kijken, niet om aan te raken; ze<br />

moest beschermd wor<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> wereld, en wel door hem.<br />

Terug uit Katwijk en Brussel, waar hij samen met Witsen een tentoonstelling bezocht, maakte<br />

Karsen zijn opwachting weer bij '<strong>de</strong> dames'. Hij schaakte met Saar en liet haar met opzet een paar<br />

van zijn stukken slaan met <strong>de</strong> opmerking: 'jij zult het winnen, ik heb het al van je verloren.' De<br />

ramen ston<strong>de</strong>n open en iemand zei: 'O, luister naar het ruischen van <strong>de</strong>n fijnen voorjaarsregen<br />

in het water van <strong>de</strong> gracht.' Hij nam haar in die late zomer mee uit wan<strong>de</strong>len, <strong>de</strong> tochten die hij<br />

al zo vaak had gemaakt; in <strong>de</strong> jo<strong>de</strong>nbuurt liet hij haar <strong>de</strong> veelvuldig door hem geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> bin­<br />

nenhuisjes zien, en langs <strong>de</strong> Amstel liepen ze door mod<strong>de</strong>r en regen, tot ze bij een herberg kwa­<br />

men waar Saar tot bier besloot. Karsen ziet zijn bloem dan als verlept en bloe<strong>de</strong>loos. Dit voorval<br />

en een eer<strong>de</strong>r inci<strong>de</strong>nt, waarbij hij Saar aantrof terwijl ze met vergiftig<strong>de</strong>, Indische pijlen zat te<br />

spelen en hij haar precies een jongen vond, moeten het gevoel hebben gewekt dat zij zich aan zijn<br />

mythe wil<strong>de</strong> onttrekken. Toch bracht hij het on<strong>de</strong>r een an<strong>de</strong>re, veel ou<strong>de</strong>re noemer: het wezen­<br />

lijk ver van wie dan ook verwij<strong>de</strong>rd zijn. Dit besef van onbereikbaar te zijn kwam steeds weer, en<br />

steeds in an<strong>de</strong>re gedaante, naar boven. Tij<strong>de</strong>ns een verregen<strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling stond hij alleen boven<br />

aan <strong>de</strong> dijk, 'en keek over <strong>de</strong> verre, grauwe zee; et mon ame était tout entier dans lasolitu<strong>de</strong>.' Mis­<br />

schien werd het verlangen en <strong>de</strong> illusie alleen maar aangewakkerd door het gevoel dat zij te ver<br />

was: 'Ik droom<strong>de</strong> vannacht dat we je begroeven' naast 'Ik droom<strong>de</strong> dat zij <strong>de</strong> vrouw was in mijn<br />

eenzaam droomland. Van mijn droomhuis waar zij zou wonen.'<br />

Maar vragen durf<strong>de</strong> Eduard Karsen niet. Hij was te trots en als <strong>de</strong> dood dat Saar hem wei­<br />

geren zou. 'Het was October gewor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van S. zou jarig zijn. Zij ging daarvoor<br />

naar Arnhem. In dienzelf<strong>de</strong>n tijd nam Willem Witsen van ons afscheid, hij ging naar Lon<strong>de</strong>n.<br />

Vele kennissen brachten hem weg. Ik was er on<strong>de</strong>r. Toen hij weg was, voel<strong>de</strong> ik mij verlaten; ik<br />

liet <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren voor mij het station uitgaan, ging zelf alleen. Ik liep, het kwam er niet op aan<br />

waarheen door <strong>de</strong> mistige stad, en raakte in een droom. Ik verbeeld<strong>de</strong> mij namelijk dat ik met<br />

alle kennissen rondom in een kring zat, in een heel warm lokaal. Ik vertel<strong>de</strong> dat wij zoeven W.<br />

8 Brieven van Kloos aan Verwey d.d. 30-7-1888 en 4-8-1888 in: Albert Verwey, Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 <strong>de</strong>cember<br />

' 1888. Bezorgd, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Margaretha H. Schenkeveld en Rein van <strong>de</strong>r Wiel (Amsterdam<br />

1995) 481 en 485. Verwey logeer<strong>de</strong> grote <strong>de</strong>len van juli en augustus 1888 in Katwijk en had Karsen gevraagd <strong>de</strong> reproducties<br />

van schil<strong>de</strong>rijen van Daubigny, Malthijs en Jacob Maris bij <strong>de</strong> fotograaf af te halen. Deze foto's zou<strong>de</strong>n<br />

aan <strong>de</strong> geldschieters van De Nieuwe Gids wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n. Karsen <strong>de</strong>ed het gevraag<strong>de</strong>, bracht ze naar Katwijk en<br />

zag Verwey al snel vertrekken. Kloos arriveer<strong>de</strong> 29 of .30 juli en trof in plaats van Verwey Karsen.<br />

262


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

had<strong>de</strong>n weggebracht. Toen stond er een uit <strong>de</strong>n kring op en zei: Mijn Jezus, kerel, jij bent<br />

gek, meen je watje daar zegt? We hebben S. weggebracht. Ik keek op en zag W. in ons mid<strong>de</strong>n<br />

zitten. - Toen stond ik op en slinger<strong>de</strong> alleen. Ik wil<strong>de</strong> mij wreken op <strong>de</strong> wereld, ik zou een<br />

meesterstuk maken, maar <strong>de</strong> menschen waren voortaan bang voor mij. Ik kwam 's avonds<br />

thuis en begreep natuurlijk dat dit maar een droom was. Ik was vol vrees: Als een an<strong>de</strong>r haar<br />

eens vroeg! Ik kon niet langer zwijgen, ik was vol strijd; ik wil<strong>de</strong> niet en ik moest.' Dus schreef<br />

hij Saar zijn droom en zijn dilemma. Ook Witsen schreef hij: 'Het was een verdoem<strong>de</strong>n<br />

avond, die avond datje wegging.'<br />

Saar wachtte een week met antwoor<strong>de</strong>n, waarop Karsen het 'geleen<strong>de</strong>' geld voor <strong>de</strong> helft<br />

terugstuur<strong>de</strong>. Toen zij een week later nog niet geantwoord had, zond hij <strong>de</strong> rest met een brief­<br />

je: 'Met <strong>de</strong> betuiging van mijn diepste spijt over alles, voldoe ik je <strong>de</strong> laatste helft van mijn<br />

schuld. Ik had haar nooit mogen aangaan. Ze heeft me verward, 't Moest zoo afloopen, dat<br />

heb ik lang gevoeld; als een kind zou ik je vergiffenis willen vragen.' Saar bleef zwijgen.<br />

Dit is <strong>de</strong> cesuur in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen: het moment waarop<br />

hij het kind is gewor<strong>de</strong>n; <strong>de</strong> trots liet hij varen in ruil voor willoze overlevering. Toen hij een<br />

dier dagen Baukje aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur vond, snikte hij een uur lang zon<strong>de</strong>r te willen spreken: 'Toe,<br />

B., laat ons niet spreken, alles is onrecht, je bent toch altijd alleen. Je moet wat mooi is ook<br />

niet aanraken.' Uit <strong>de</strong>ze en vergelijkbare opmerkingen wordt dui<strong>de</strong>lijk hoe 'hoofsch' Karsens<br />

lief<strong>de</strong> is; zij is in<strong>de</strong>rdaad mid<strong>de</strong>leeuws in het volstrekt onzinnelijk-zijn, en christelijk in haar<br />

nadruk op het ongebrokene van lichaam en geest zoals dat in het kind zijn symbool vond. De<br />

christelijke opvoeding bracht in die tijd bijna vanzelfsprekend met zich mee dat <strong>de</strong> zinnen<br />

zondig waren, en het verbaast dan ook niet dat <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van 'Rein leven' - geen seks, ook niet<br />

in het huwelijk - te dien tij<strong>de</strong> in zwang was. Ik geloof dat het Nietzsche was die in dit verband<br />

van 'christelijke impotentie' sprak ...<br />

Tij<strong>de</strong>ns het bezoek van Baukje doem<strong>de</strong> ineens het beeld van Saar op, misvormd en zwart.<br />

'Diep binnenin mij kwam eene <strong>de</strong>ernis op, te vaag en te droevig voor mijn zeggen.' Het ver­<br />

driet om het verloren sprookje is steeds weer mistig en transparant, zoals Matthijs Maris hem<br />

<strong>de</strong> wereld had laten zien, maar nu niet meer mooi; <strong>de</strong> etherisch gedroom<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> blijkt ook<br />

een werkelijk zwarte zij<strong>de</strong> te hebben.<br />

Het atelier bleef duur en Karsen verkocht weinig. Hij vroeg een vriend 500 gul<strong>de</strong>n te lenen<br />

bij zijn va<strong>de</strong>r; toen <strong>de</strong> som hem werd gebracht, vermoed<strong>de</strong> hij dat Saar <strong>de</strong> geefster was en<br />

stuur<strong>de</strong> geld en vriend terug. Die nacht droom<strong>de</strong> hij en schrok mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nacht wakker,<br />

zich afvragend wat er toch gebeurd was, en of hij echt slecht was. Hij zag Saar in zijn droom<br />

zoals <strong>de</strong> jo<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vuurkolom in <strong>de</strong> woestijn; hij zag haar in <strong>de</strong> nacht als een witte vlam.<br />

Karsen kreeg in die dagen een briefje van Baukje waarop Saar gekrabbeld had: 'Het spijt<br />

mij dat ik je zoo'n verdriet heb moeten doen maar als wij iets voor je kunnen doen, toe kom<br />

dan. S.' Ondanks zijn i<strong>de</strong>e door Saars woor<strong>de</strong>n een be<strong>de</strong>laar te wor<strong>de</strong>n, bleef hij briefjes<br />

schrijven waarin hij haar vroeg of hij van haar mocht blijven hou<strong>de</strong>n. Steeds reageer<strong>de</strong> Saar<br />

vrien<strong>de</strong>lijk dat dat als vriend mocht, maar niet meer dan dat. Ze benadrukte altijd met Bauk­<br />

je te zullen blijven.<br />

Karsen bleef niet begrijpen, wil<strong>de</strong> niet, kon niet: 'Saar, laat ons oprecht vrien<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n,<br />

dan zal mijn verdriet langzaam en zachtjes weggaan. Antwoordt niet zoo je toestemt. En als je<br />

het goedvindt kom ik don<strong>de</strong>rdagavond bij jelui.' Saar vroeg hem hierop in een briefje om<br />

zondagavond te komen; hij zat langdurig met dat briefje in zijn han<strong>de</strong>n, terwijl hem <strong>de</strong> her­<br />

inneringen aan zijn kin<strong>de</strong>rtijd voor <strong>de</strong> geest kwamen: hoe het al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> meisje uit<br />

zijn jeugd hem in <strong>de</strong> klas suikers toeschoof en hoe hem dat ontroerd had. Niet alleen aan dit<br />

2ii:;


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

Afb. 5<br />

264<br />

Sara <strong>de</strong> Swart. Foto, 1885.


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

meisje <strong>de</strong>ed Saar hem <strong>de</strong>nken, ook herinner<strong>de</strong> zij hem aan Annabel Lee, het meisje uit Edgar<br />

Allen Poe's gelijknamige gedicht:<br />

She was a child and I was a child -<br />

And this mai<strong>de</strong>n she lived with no other thought<br />

Than to love and be loved by me,<br />

With a love that was more than love. 9<br />

In zijn cahier voeg<strong>de</strong> hij aan dit citaat toe: 'Ik wou mijn won<strong>de</strong>rlijke jeugd met haar nog een­<br />

maal overdoen.' Die zondagavond betrad Eduard Karsen Saars kamer met trillend hart; zij zat<br />

te lezen in Poe's Ligeia, dat hij haar had uitgeleend - het verhaal over een betoverend mooie,<br />

extravagante vrouw, die van ver komt en met haar donkere stem <strong>de</strong> mannelijke ik-persoon in<br />

zijn diepste wezen raakt en aan zich bindt. Als zij sterft, blijkt zij door <strong>de</strong> dood heen aanwezig<br />

te blijven. Saar vroeg hem of hij het een mooi verhaal had gevon<strong>de</strong>n, waarop zijn antwoord<br />

dat hij het heel mooi, maar 'bijna onzin, je vindt het toch nooit' vond, haar niet verbaas<strong>de</strong>. Zij<br />

zal begrepen hebben dat juist zo'n lief<strong>de</strong>, een dwepen met een verheven, bleke, sterven<strong>de</strong><br />

vrouw, Karsen mateloos pakte. Hij begon vervolgens, als in een roes, een monoloog over het<br />

wezen <strong>de</strong>r schoonheid, intussen rillend van angst omdat hij haar toch weer wil<strong>de</strong> vragen,<br />

maar het niet durf<strong>de</strong>: 'Aangenomen <strong>de</strong> werkelijkheid, waar is hare schoonheid? Zou het niet<br />

aan te nemen zijn dat <strong>de</strong> schoonheid ontstaat in <strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong> aanschouwer? Want waar blijft<br />

zij als <strong>de</strong> aanschouwer naar huis is gegaan?' Hij had Saar 'zoetjes mee willen troonen in mijn<br />

tooverland, ik zal een won<strong>de</strong>rland als landkaart aan je voeten leggen.' Dat had hij willen zeg­<br />

gen, maar hij verliet haar huis zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> cruciale woor<strong>de</strong>n gesproken te hebben.<br />

Kort daarop vernam Karsen dat Saar in Parijs mocht gaan stu<strong>de</strong>ren. Paniek beving hem en<br />

weer schreef hij: 'In diepsten ernst vraag ik het voor mijn werk, trekje niet van rriij af. O, als ik<br />

een an<strong>de</strong>r vak had, ik zou niet krimpen. Mijne vriendin, bedrieg mij niet. [...] Mijn werk kon<br />

weieens doodgaan.' Ook <strong>de</strong>ze keer reageer<strong>de</strong> Saar vrien<strong>de</strong>lijk dat er geen sprake was van la­<br />

ten schieten, maar zijn angst nam niet af. Hij realiseer<strong>de</strong> zich dat Saar in zijn diepste fanta­<br />

sieën was ingeweven, dat hij voor haar zijn 'schat' bewaar<strong>de</strong>; hij wil<strong>de</strong> gewoon maar 'stilletjes<br />

bij haar zijn, haar ein<strong>de</strong>loos vertellen, haar leven uit.' Tenslotte, na <strong>de</strong> zoveelste brief, vroeg<br />

Saar hem of hij haar nu alsjeblieft als vrouw en gelief<strong>de</strong> wil<strong>de</strong> vergeten. Karsen was een in­<br />

storting nabij: 'O God, help mij hieruit. O God ze kennen mij niet. Red mij, red mij.' Hij<br />

wierp al haar brieven in het vuur nadat hij ze op Dostojevskiaanse wijze had gekust: het was<br />

een afscheid. Zo ellendig was hij dat hij naar zijn ou<strong>de</strong>rlijk huis toog en daar die nacht 'in stui­<br />

pen lei'. Zijn moe<strong>de</strong>r zat aan zijn bed en vroeg: 'Wat is er gebeurd, mijn jongen? Heb je iets<br />

gedaan dat niet goed was?'<br />

De droom die Karsen die nacht had, brengt mij op wat ik <strong>de</strong> kern van zijn wezen acht. Hij noem­<br />

<strong>de</strong> zelf zijn boeken eens zijn ou<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> die vooraf ging aan zijn lief<strong>de</strong> voor Saar. Naast<br />

E. A. Poe, wiens werk gekenmerkt wordt door <strong>de</strong> behoefte om <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale gelief <strong>de</strong> dood te laten<br />

gaan, speel<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> bijbel, psalmen en Heinrich Heine een rol van betekenis in <strong>de</strong> vorming<br />

van Karsens beeldtaal: zij vorm<strong>de</strong>n samen een mythe waarin onbedorven geluk, het heimwee en<br />

verlangen daarnaar samenkomen bij wrange, zwarte verlangens en angsten die schuldgevoel te­<br />

weeg brengen; <strong>de</strong> stem van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r klinkt als <strong>de</strong> stem in <strong>de</strong> Hof van E<strong>de</strong>n: 'Hebje iets gedaan<br />

dat niet goed was, mijn jongen?' Moe<strong>de</strong>r en zoon, piëta en lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, zondaar.<br />

9 E.A. Poe, The tell-tale heart and other writings (le druk 1845; New York 1982) 409.<br />

2t»:>


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

De droom beschreef Karsen als volgt: 'De golven namen mij op. Ik droom<strong>de</strong> alles dooreen,<br />

ik zag haar achter een doorzichtig schot, ik had haar voor het grijpen, maar ik kon niet bij haar<br />

komen. Ik zag haar als een koningskind, vlammen<strong>de</strong> zoo schoon. O, <strong>de</strong> kruik gaat zoo lang te<br />

water tot hij breekt. Ik verstopte mijn hoofd on<strong>de</strong>r mijn kussen, alsof ik <strong>de</strong> schuldige was. Ik<br />

keer<strong>de</strong> mij om en viel ein<strong>de</strong>lijk in slaap op mijn hooge toren. Een ein<strong>de</strong>looze rouwstoet van<br />

schoone kin<strong>de</strong>ren vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> straat bene<strong>de</strong>n, voorafgegaan door <strong>de</strong> schoonsten, die achteruit<br />

liepen en treurmuziek maakten met het gezicht naar een kleine zwarte rouwkoets. Een won­<br />

<strong>de</strong>rlijk licht zon<strong>de</strong>r oorsprong verlichtte <strong>de</strong> koets binnenin. Twee won<strong>de</strong>rschoone kin<strong>de</strong>ren<br />

droegen het verheerlijkte 'Doo<strong>de</strong> Kind' dwars over <strong>de</strong> knieën. En uit <strong>de</strong> straten daarachter en<br />

om <strong>de</strong> hoeken vandaan, kwamen ein<strong>de</strong>loos veel kin<strong>de</strong>ren en volg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kleine koets met 'Het<br />

Kind' dat ter ruste werd geleid. - En in <strong>de</strong> straat, boven <strong>de</strong> huizen in <strong>de</strong> verte, scheen een ge­<br />

<strong>de</strong>mpt vreemd licht in <strong>de</strong> lucht, zooals dat wel is, in <strong>de</strong>n vroegenlate najaarsmorgen.'<br />

In <strong>de</strong>ze droom combineer<strong>de</strong> Karsen een jeugdherinnering aan het te grave dragen van een<br />

vriendje met literaire beel<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> koningskin<strong>de</strong>ren die elkaar niet bereiken kon­<br />

<strong>de</strong>n omdat het water te diep was, en Poe's Annabel Lee, waarin <strong>de</strong> koninklijke gelief<strong>de</strong> in het<br />

koninkrijk aan <strong>de</strong> zee omkomt; ook in Poe's Ligeia komt <strong>de</strong> verheven vrouw aan haar ein<strong>de</strong>,<br />

en in Poe's Lenore staan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels:<br />

Wretches! ye Ioved her for her wealth and ye hated her for her pri<strong>de</strong>;<br />

And, when she feil in feeble health, ye blessed her - that she died:<br />

- How shallihe ritual then be read - the requiem how be sung. 10<br />

Het kind als symbool voor het ongebrokene van lichaam en ziel, als <strong>de</strong> meest pure vorm van<br />

bestaan kortom, waarin seksualiteit geen enkele rol speelt, vindt zijn oorsprong in <strong>de</strong> bijbel;<br />

in het verleng<strong>de</strong> hiervan ligt misschien <strong>de</strong> Prae-Rafaëlitische vrouw met haar vaak etherische<br />

schoonheid en waaien<strong>de</strong> haar, wier bleke puurheid <strong>de</strong> gedachte aan seks tot een schan<strong>de</strong><br />

maakt. Deze droom zou een Symbolistisch schil<strong>de</strong>rij avant la letlre genoemd kunnen wor<strong>de</strong>n;<br />

alle elementen die Toorop enkele jaren later in zijn grote doeken, zoals in <strong>de</strong> in ongeveer<br />

1891 ontstane De Ró<strong>de</strong>urs, Tuin <strong>de</strong>r Weeën en het iets latere De drie brui<strong>de</strong>n, verwerkte, zijn in<br />

Karsens droom aanwezig: <strong>de</strong> stoet, het meegesleept wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> dood en <strong>de</strong> mooie do<strong>de</strong>, mu­<br />

ziek, het won<strong>de</strong>rlijke licht waarvan <strong>de</strong> oorsprong ondui<strong>de</strong>lijk, misschien vergeestelijking is, en<br />

het dicht bijeen bestaan van het fatale en het fragiele. Een opvallen<strong>de</strong> bijkomstigheid is dat<br />

<strong>de</strong> tekening Fatalisme die Toorop in 1893 maakte, door Saar <strong>de</strong> Swart gekocht werd. De uitleg<br />

van Toorop luidt: 'De zwarte, e<strong>de</strong>le vrouwenfiguur staat gedrongen tussen vier uitgegraven<br />

gaten als een verstarring, met <strong>de</strong> armen neergestrekt en <strong>de</strong> ogen vreemd staren<strong>de</strong>, als verbit­<br />

terd en wanhopend over het bestaan. Ze is verstrikt in <strong>de</strong> kronkelen<strong>de</strong> macht van het noodlot,<br />

dat zij met een hand in het graf terug tracht te duwen. [...] [Ojp <strong>de</strong> achtergrond een proces­<br />

sie van maag<strong>de</strong>n, zingen<strong>de</strong>, met kaarsen in <strong>de</strong> hand, in plechtige, voorname, alle gelijke hou­<br />

dingen, en gewa<strong>de</strong>n, mooi geornamenteerd, [...] als symbool van hen die het leven willen ma­<br />

ken tot een mooi, sereen iets, steeds zichzelf volmaken<strong>de</strong>.' 11<br />

Het is net of Saar <strong>de</strong> droom ken­<br />

<strong>de</strong>, of Toorop hem ken<strong>de</strong>, en of hij een synthese heeft gemaakt van Karsens droom en Saars<br />

belichting van <strong>de</strong> affaire.<br />

In <strong>de</strong>ze droom komt een essentieel <strong>de</strong>el van Karsens wezen tot uitdrukking: hij wil<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

10 Poe, The teU-tak hemt and other writings, 394.<br />

11 Geciteerd in Het symbolisme in Europa. Catalogus tentoonstellingenreeks Boijmans van Beuningen Rotterdam nov<br />

1975 :juli 1976 (Rotterdam 1975) 229.<br />

261'.


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

vrouw die hij liefhad liever aan <strong>de</strong> dood verliezen dan aan het leven; haar onbereikbaarheid<br />

was hem dierbaar, hij hield van dat schrijnen<strong>de</strong> gevoel. Zo had <strong>de</strong> literatuur hem beel<strong>de</strong>n ge­<br />

geven, zo had Matthijs Maris hem geleerd het transparante lief te hebben; op <strong>de</strong>ze wijze vorm­<br />

<strong>de</strong> Karsen zich <strong>de</strong> mythe van <strong>de</strong> vrouw waarin voor iets an<strong>de</strong>rs dan verdichting van <strong>de</strong> werke­<br />

lijkheid geen plaats was.<br />

Eduard Karsen bezocht Saar <strong>de</strong> Swart nog twee maal. Bei<strong>de</strong> keren ston<strong>de</strong>n in het teken van<br />

Saars wanhopige behoefte aan <strong>de</strong>ze in zijn eigen mythe opgesloten kluizenaar dui<strong>de</strong>lijk te<br />

maken dat zij hem niet helpen kon en dat ze een an<strong>de</strong>r was dan <strong>de</strong>gene van wie hij hield of<br />

dacht te hou<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief waarin Saar hem vroeg hem als vrouw en gelief<strong>de</strong> te verge­<br />

ten, leg<strong>de</strong> ze op ontroeren<strong>de</strong> wijze uit wat al zo lang had moeten zijn: 'Beste K. Ook ik zal po­<br />

gen dui<strong>de</strong>lijk te zijn. Vergiffenis, kerel, dat ik me op je weg heb getoond, ik had mij nooit met<br />

je moeten bemoeien, ik heb je geen goed maar ellen<strong>de</strong> gebracht. Zwem niet om mij aan <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re kant te vin<strong>de</strong>n, ik kan me aan jou niet geven; niet met die lief<strong>de</strong>, die noodig is en goed, als<br />

eene vrouw tot een man gaat. Nu niet en over jaren niet; al zou je dat nu in zoete droomen wie­<br />

gen: of ik zou valsch zijn, of het moest uit me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n zijn. Ik heb erg met je te doen. Tracht<br />

me als vrouw te vergeten. Als <strong>de</strong> vriend komt, als je <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> kunt vergeten, kom dan terug. Laat B. je<br />

eens bijspringen, zorg is verkeerd voor jou als artist. Wordt groot. Ik wil<strong>de</strong> in een republiek le­<br />

ven. Is <strong>de</strong> kunst niet meer dan een meisje? Sta pal in die strijd, je moet als overwinnaar er uit<br />

te voorschijn komen. God steune je. S. <strong>de</strong> S.' Hoe dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>ze taal ook lijkt, Karsen bleef<br />

schrijven, en ging haar steeds meer verwijten maken dat ze 'hem aanhield'. Bij die laatste be­<br />

zoeken ervoer hij haar als 'onvrouwelijk' en als 'een raadsel'. Het zwarte in haar won lang­<br />

zaam terrein. Karsen beschreef zijn laatste bezoek aan haar als volgt: 'Saar stond stil on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

lamp, het licht viel op en langs haar hoofd, heel mooi. Nog altijd stond zij als,een heiligen­<br />

beeld, verheerlijkt, in <strong>de</strong>n schijn van mijne illuzie. Mijn gehele leven trok aan mij voorbij als<br />

aan iemand die <strong>de</strong>n valbijl wacht. Ik zocht in alles wat ik gelezen had een oplossing. "Is B.<br />

weg?", vroeg ik haastig; "dan kom ik het eind hooren." - Toen hield zij mij, ik weet niet waar het<br />

vandaan kwam, uit hare boezem of haar zak ?, een portret van een naakt meisje voor. Als een killen ver­<br />

giftig<strong>de</strong>n stoot, beledig<strong>de</strong> mij dat. "Het kopje is heel lief', zei ik. "En <strong>de</strong> beentjes?" vroeg zij.<br />

Het geslachts<strong>de</strong>el was zeer dui<strong>de</strong>lijk en open. "Wees niet zoo onvrouwelijk Saar." En ik zag dat<br />

ook zij rampzalig was. Ik sloeg mijne oogen op in <strong>de</strong> hare, wij keken elkaar aan, zon<strong>de</strong>r be­<br />

grip. Mijn ziel zakte diep, en plotseling stond ik in <strong>de</strong>n nacht van mijn tien<strong>de</strong>n verjaardag uit<br />

het raam van mijn slaapkamer naar <strong>de</strong> maan te kijken. - Zij had mij met een vinger, als een<br />

hulpeloos kind, kunnen omgooien. - B. kwam binnen, gekleed om te gaan. Het schokte in<br />

mijn keel: Het eind! "Ik kan niet meer voor je doen, Karsen.!!?" Onbeschrijfelijk. Haar gezicht<br />

was wit en gezwollen, haar dronken oogen puil<strong>de</strong>n uit en haar Vogelneus was dik. "Doe het<br />

niet Saar, doe het niet." (stoot mij niet in <strong>de</strong>n afgrond!) Ik boog niet, zoo machteloos bele­<br />

digd; als met gebon<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>n. Ik ging naar <strong>de</strong>n <strong>de</strong>ur; S. <strong>de</strong>ed een scherpe greep naar mij,<br />

haar oogen waren als van een droeven gier. Een kennis tikte en kwam binnen. Ik schreeuw<strong>de</strong><br />

in het portaal: "a Dieu;" - Dit was <strong>de</strong> laatste maal dat ik boven was. Als S. dood was, zou ik stil<br />

zijn.'<br />

Karsen liet zijn argwaan <strong>de</strong> vrije loop - zijn trots was gebroken, hij voel<strong>de</strong> zich verra<strong>de</strong>n en<br />

verne<strong>de</strong>rd. Ie<strong>de</strong>reen moest gewaarschuwd wor<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> 'duivelsche' praktijken van bei<strong>de</strong><br />

vrouwen, en al gauw maakte Karsen op velen <strong>de</strong> indruk volstrekt overspannen te zijn. Hij lag<br />

tij<strong>de</strong>n ziek bij zijn moe<strong>de</strong>r en bezocht Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n in diens hoedanigheid van psy­<br />

chiater. Van Ee<strong>de</strong>n vroeg Willem Witsen of hij Karsen niet een tijdje in Lon<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong> opvan-<br />

L'C.7


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

gen, zoals hij enkele maan<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r met Willem Kloos had gedaan. Karsen ging, maar echt<br />

opknappen <strong>de</strong>ed hij niet. Toen hij in juli 1889 weer terug in Ne<strong>de</strong>rland was, begon hij Saar en<br />

Baukje met brieven te bestoken waarin hij hun verweet dat hem <strong>de</strong> overwinning was onthou­<br />

<strong>de</strong>n, dat zijn koninkrijk nu woest was: 'Denk niet dat die sublieme vrouw uit het verhaal van<br />

Poe zoo had gehan<strong>de</strong>ld. Toch dacht ik mij U zulk een vrouw.' In september 1889 vertrokken<br />

Saar en Baukje naar Parijs, waar Saar bij Rodin stu<strong>de</strong>ren ging. Aan Van <strong>de</strong>r Valk - <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r<br />

die hem het eerst over Saar gesproken had - vertrouw<strong>de</strong> Karsen toe dat Saar een verloren<br />

vrouw was, 'ze kan het goe<strong>de</strong> niet, al wil<strong>de</strong> zij. Misschien is zij een gevallen engel.' Toen zij sa­<br />

men van <strong>de</strong> bruiloft van Van <strong>de</strong>r Valks zuster terugliepen, zag Karsen Saar ineens opduiken<br />

langs <strong>de</strong> waterkant 'als <strong>de</strong> vorstelijke vrouw uit mijn verbeelding. [...] Een licht gezicht kwam<br />

's nachts schreien op mijn borst en ik stond op en greep er naar. De wereld was een zwarte<br />

ruimte.' Toen Van <strong>de</strong>r Valk in <strong>de</strong>cember ook naar Parijs vertrok om daar te werken en om<br />

Baukje zijn lief<strong>de</strong> te verklaren - zij trouw<strong>de</strong>n in mei 1891 - waarschuw<strong>de</strong> Karsen hem nog­<br />

maals, met <strong>de</strong> toevoeging dat hij <strong>de</strong> vriendschap zou verbreken mocht Van <strong>de</strong>r Valk toch<br />

gaan. Van <strong>de</strong>r Valk ging, en liet Karsen alweer gekwetst achter.<br />

Karsen bleef bezig met Saar, maar doordat zij met haar nieuwe vriendin Anna Vis in Parijs<br />

leef<strong>de</strong>, kon<strong>de</strong>n zijn gevoelens sluimeren. Zij schrokken pas weer hevig op toen Kloos er goed<br />

aan meen<strong>de</strong> te doen hem twee boeken van Rachil<strong>de</strong> te lezen te geven. Het was het vroege<br />

voorjaar van 1891, en er was een jaar van betrekkelijke rust aan vooraf gegaan. De aanleiding<br />

van het weer oplaaien van Karsens vuur was vermoe<strong>de</strong>lijk het bezoek dat Saar met Anna Vis<br />

aan <strong>de</strong> hoofdstad bracht. Rachil<strong>de</strong> was een jonge, Franse schrijfster die in haar boeken het<br />

i<strong>de</strong>aal van <strong>de</strong> androgyne vrouw proclameer<strong>de</strong>. M. Barrès schreef in zijn voorwoord van het<br />

door Karsen gelezen Monsieur Vénus: 'La maladie du siècle [...] estfaite en effet d'une fatigue<br />

nerveuse excessive et d'un orgueil inconnu jusqu'alors.' 12<br />

Karsen vond het 'gemeene fran-<br />

sche romannetjes', wat begrijpelijk is wanneer we weten dat <strong>de</strong>ze lectuur hem voor het eerst<br />

recht dui<strong>de</strong>lijk maakte dat <strong>de</strong> wereld ook an<strong>de</strong>re vrouwen herbergt dan zijn droomprinses­<br />

sen. Rachil<strong>de</strong> zelf <strong>de</strong>finieer<strong>de</strong> Monsieur Vénus als 'le plus merveilleux produit <strong>de</strong> 1'hystérie ar-<br />

rivée du paroxysme <strong>de</strong> la chasteté dans un milieu vicieux.' 13<br />

Toen Kloos en Witsen aan Karsen<br />

vertel<strong>de</strong>n wat lesbiennes waren, 'lollepotten', vroeg hij stil: 'Zou zij te red<strong>de</strong>n zijn?'<br />

Zo wissel<strong>de</strong>n momenten van lief<strong>de</strong> en haat elkaar af, al brak door <strong>de</strong> lectuur van Rachil<strong>de</strong>s ro­<br />

man het besef door dat het noodlot van zijn breekbaar, verheven kind een <strong>de</strong>erniswekkend,<br />

maar meesttijds do<strong>de</strong>lijk zwarte gevallene had gemaakt - een vrouw zoals Toorop haar in Fa­<br />

talisme teken<strong>de</strong>. Karsens immense geslagenheid maakte hem tot een wraakzuchtige, die <strong>de</strong><br />

wereld wil<strong>de</strong> waarschuwen tegen <strong>de</strong> verslingeren<strong>de</strong> krachten van <strong>de</strong>ze vrouw. Karsen en<br />

Toorop waren zeer goed bevriend, wat in later jaren zelfs uitmond<strong>de</strong> in een perio<strong>de</strong> van sa­<br />

menwonen in Katwijk - natuurlijk heeft <strong>de</strong>ze geschie<strong>de</strong>nis ook in hun gesprekken een grote<br />

rol gespeeld. In <strong>de</strong> wijze waarop Karsen reageer<strong>de</strong> op wat hij nu 'wist', zijn talrijke spiegelef­<br />

fecten en projecties aan te wijzen. Zijn eigen wraakzucht zag hij in haar droevig gierengezicht,<br />

zijn zelf gekozen martelaarschap verweet hij haar, en, nogmaals, zijn eigen behoefte aan steun<br />

zette hij om in haar hulpeloosheid. Zoals <strong>de</strong> literatuur zijn mythe vorm<strong>de</strong>, zo ontwrichtte zij<br />

hem ook, maar daarnaast voeg<strong>de</strong> Rachil<strong>de</strong> tegelijkertijd een nieuw aspect toe, namelijk dat<br />

van het noodlottig fatale van <strong>de</strong> vrouw.<br />

12 Rachil<strong>de</strong>, Monsieur Vénus (Paris 1888) Preface XX.<br />

13 Geciteerd uit: M. Praz, The romantic agony (le druk 1933; Oxford 1970) 346.<br />

26S


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

Afb. 6. Eduard Karsen, Bagijnhof te Amsterdam in <strong>de</strong> herfst. Doek, 38x48 cm. Rijksmuseum Kröller-Müller.<br />

Het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze geschie<strong>de</strong>nis is al vaak beschreven 14<br />

en kan beknopt blijven. Karsen begon<br />

her en <strong>de</strong>r briefjes te schrijven waarin hij Saar, Baukje en Anna lesbiennes noem<strong>de</strong>. In sep­<br />

tember f891 besloten enkele mensen die hem een goed hart toedroegen dat er, ter bescher­<br />

ming van bei<strong>de</strong> partijen, een ein<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>ze waanzin moest komen. Jan Veth organiseer<strong>de</strong><br />

een scheidsgerecht - een in die tijd vaker voorkomend 'proces' waarbij niet betrokken vrien­<br />

<strong>de</strong>n recht spreken - waarbij R L. Tak, <strong>de</strong> door Karsen gekozen Martha van Ee<strong>de</strong>n-van Vloten<br />

(<strong>de</strong> echtgenote van arts Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, die zowel Karsen als Saar op zijn spreekuur had<br />

gekregen), A. Aletrino en hijzelf als rechters aanwezig zou<strong>de</strong>n zijn. Naast Karsen zelf woon­<br />

<strong>de</strong>n ook Saar en <strong>de</strong> in mei van dat jaar met elkaar getrouw<strong>de</strong> Baukje en Van <strong>de</strong>r Valk het ge­<br />

heel op 12 oktober 1891 in Café Suissein Amsterdam bij. Karsen las bij <strong>de</strong>ze gelegenheid een<br />

verweerschrift voor, dat geheel in het cahier met aantekeningen is opgenomen. De titel van<br />

het cahier, waarin Karsen pas rond <strong>de</strong> tijd van dit scheidsgerecht begonnen was te schrijven,<br />

luidt dan ook Een droom en een scheidsgerecht. Karsen las drie uur voor, en geheel overstuur<br />

hoor<strong>de</strong> hij 's avonds <strong>de</strong> uitslag ten huize van Aletrino: hij werd in het ongelijk gesteld, en<br />

moest zijn beschuldigingen (!) intrekken en excuses aan <strong>de</strong> betrokkenen aanbie<strong>de</strong>n. Voor­<br />

taan meed hij <strong>de</strong>genen die hem dit aan<strong>de</strong><strong>de</strong>n. Nooit heeft hij iemand gevon<strong>de</strong>n die hem <strong>de</strong><br />

illusie van Saar, dat teruggevon<strong>de</strong>n meisje uit zijn jeugd met wie hij alles nog een keer over<br />

14 Bijvoorbeeld door G.H. 's-Gravesan<strong>de</strong>, De geschie<strong>de</strong>nis vanDeNieuwe Gids (Arnhem 1961).<br />

269


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

had willen doen, kon doen vergeten. Zijn cahier besluit met een citaat uit The Raven van E.A.<br />

Poe:<br />

Nawoord<br />

And my soul from out that shadow that lies floating on the floor;<br />

Shall be lifted - nevermore! 15<br />

Karsen is dit alles nooit helemaal te boven gekomen, lijkt het wel. Zijn broers kleindochter,<br />

mevrouw Staercke-Lobry <strong>de</strong> Bruijn, noem<strong>de</strong> hem een eenzelvige kin<strong>de</strong>rvriend; haar echtge­<br />

noot, zoon van <strong>de</strong> arts die Freud in Ne<strong>de</strong>rland introduceer<strong>de</strong>, meen<strong>de</strong> dat Karsens verhaal<br />

ook een latente homoseksuele component heeft. Hoe ook, Karsen heeft zich miskend ge­<br />

voeld, ook in zijn werk, ondanks <strong>de</strong> mooie kritieken van on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Verwey en Van Ee<strong>de</strong>n<br />

bij <strong>de</strong> grote tentoonstellingen die bij Van Wisselingh en Buffa gehou<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n in het najaar<br />

van 1895 en dat van 1901. Jan Veth schreef nog in 1904 aan Tachtiger arts Henri Samson dat<br />

Karsen aan paranoia leed. Daarnaast staat dat Willem Witsen en zijn vrouw Karsen bij hun in<br />

1901 officieel gemaakte scheiding tot voogd van hun drie zonen benoem<strong>de</strong>n. In het kontakt<br />

met <strong>de</strong> meeste volwassenen is <strong>de</strong> rancune nooit verdwenen.<br />

Saar <strong>de</strong> Swart werd door Willem Paap geportretteerd in Vincent Haman (1898), Karsen en<br />

Diepenbrock waren verliefd op haar, Breitner en Veth schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n haar portret en Kloos wijd­<br />

<strong>de</strong> enkele gedichten aan haar nadat ze hem in zijn crisis in 1895 enige tijd had verzorgd; <strong>de</strong>ze<br />

gegevens leid<strong>de</strong>n ertoe dat Engelman haar '<strong>de</strong> muze van <strong>de</strong> Nieuwe Gids kon noemen. De<br />

briefwisseling van Witsen met zijn meisje in <strong>de</strong> jaren negentig maakt dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> kring<br />

van Witsen, Kloos en Boeken haar aanwezigheid in hun mid<strong>de</strong>n niet erg apprecieer<strong>de</strong>. Op<br />

6 april 1891 schreef Witsen aan Betsy van Vloten: 'Mijn lieve Betsy nu is 't mooi weer [...] en<br />

vanmiddag komen ook <strong>de</strong> dames <strong>de</strong> Swart en Vis - Wij, dat is Willem [Kloos], Hein [Boeken]<br />

en ik, kunnen Swart niet uitstaan - <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re is ook niet veel maar die ziet er onschuldiger uit<br />

- en dat indringen, Saterdag avond al bij Kloos en vandaag bij mij - morgen bij Jacobus [Van<br />

Looy] (die vindt ze heel aardig) - en dat gepraat quasi aardig, cynisch, - zon<strong>de</strong>r datje ooit<br />

eens iets treft van aardigs of moois - neen, laten ze maar weer gauw naar Parijs gaan. Ze is veel<br />

erger - in alles - en veel groffer en scha<strong>de</strong>lijker dan Bafukje] - nu! Gisteren hebben we ze<br />

<strong>de</strong>n heelen avond ontloopen - o prachtig gelukt! - (..)"'<br />

In 1908 vertrokken Saar en haar vriendin Emilie van Kerckhoff naar Italië, waar zij tot Saars<br />

dood in 1951 bleven wonen, eerst in Rome, later op Capri. Op Capri bezocht haar Thea Die­<br />

penbrock, Alphons Diepenbrocks dochter en <strong>de</strong> latere vrouw van Matthijs Vermeulen. Zij ver­<br />

tel<strong>de</strong> me vlak voor haar dood over dat bezoek, dat enkele weken duur<strong>de</strong> omdat Thea's moe­<br />

<strong>de</strong>r 'tante Saar' gevraagd had of Thea - die 27 was en aan migraine leed - bij haar mocht ko­<br />

men uitzieken. Met grote schroom vertel<strong>de</strong> <strong>de</strong> toen 83 :jarige Thea mij dat ze soms een beetje<br />

bang van haar gewor<strong>de</strong>n was, door een manier van kijken die zij veel later met seksuele be­<br />

langstelling in verband bracht. Ze vond <strong>de</strong> 76-jarige Saar overigens afstan<strong>de</strong>lijk.<br />

Alphons Diepenbrocks vrouw Elsa beschrijft in een brief aan haar dochters in 1931 Saars<br />

gemoedsrust en <strong>de</strong> afwezigheid van rancune. Jan Engelman bezocht Sara <strong>de</strong> Swart en haar<br />

vriendin Emilie van Kerkhoff in Anacapri twee jaar voor Saars dood in hun huis Casa Surya:<br />

15 Poe, The tell-lale hearl and other writings, 396-400.<br />

16 Universiteitsbibliotheek Amsterdam, collectie Elisabeth van Vloten.<br />

270


De onbeantwoor<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Eduard Karsen voor Sara <strong>de</strong> Swart<br />

'Achtenvijftig jaar later heb ik met Saar <strong>de</strong> Swart over dit 'proces' gesproken. Zij had er niet<br />

<strong>de</strong> geringste gêne bij. Zoals men bij zeer ou<strong>de</strong> menschen altijd waarneemt, had zij voor <strong>de</strong><br />

dingen van nabij weinig geheugen, maar het verle<strong>de</strong>n herinner<strong>de</strong> zij zich nauwkeurig. Zij<br />

noem<strong>de</strong> Karsen een aardig en fijnzinnig man, maar zij had er geen flauw i<strong>de</strong>e van gehad, dat<br />

<strong>de</strong> paar wan<strong>de</strong>lingen, die zij met hem had gemaakt, <strong>de</strong> gesprekken die zij met hem had ge­<br />

voerd, iets an<strong>de</strong>rs kon<strong>de</strong>n wakker roepen dan eenvoudige sympathie.<br />

"Hij had het over <strong>de</strong> kunst en dat <strong>de</strong> mensen niet begrijpen kunnen. Ik beaam<strong>de</strong> dat. Hij<br />

had een verfijn<strong>de</strong> kleur in zijn werk, droomachtig, die alleen met <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n Thijs Maris ver­<br />

geleken kan wor<strong>de</strong>n. Niemand heeft in zulke verhoudingen schuld, ook tusschen Van Gogh<br />

en Gauguin en tusschen Verlaine en Rimbaud is er geen kwestie van schuld bij <strong>de</strong>n een en on­<br />

schuld bij <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r", zo was haar wijze oor<strong>de</strong>el. [...] Was Eduard Karsen daar [op Capri] in<br />

z<br />

Ü n<br />

jeugd eens geweest, Jan Veth zou nooit op het i<strong>de</strong>e van zijn proces zijn gekomen. Maar we<br />

zou<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>r ijlste en allerpuurste dwaashe<strong>de</strong>n van het lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> romantische hart hebben<br />

gemist.' 17<br />

Het huis van Saar op Capri staat er nog altijd en <strong>de</strong> gebrandschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ramen van Der Kin<strong>de</strong>ren<br />

zijn er ook. Het huis er schuin tegenover heeft een toegangshek dat gesteund wordt door<br />

twee stenen pilaren en op bei<strong>de</strong> staat een gevleugeld zoogdier dat door Saar is gemaakt. De<br />

mythische proporties maken dui<strong>de</strong>lijk dat Eduard Karsen niet <strong>de</strong> enige was die in dromen<br />

leef<strong>de</strong>.<br />

17 Jan Engelman, 'De muze <strong>de</strong>r Tachtigers gestorven in <strong>de</strong>n schijn <strong>de</strong>r illusie', De Groene Amsterdammer (8-9-1951) 9-11.<br />

De brief van Elsa Diepenbrock berust in een familie-archief in privébezit.<br />

271


Martin Bossenbroek en Jan H. Kompagnie<br />

Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

Prostitutie in <strong>Holland</strong> rond 1900<br />

-Ik heb hier gedaan, wat ik kon, maar alles is me bij <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n afgebroken. De Here is aan<br />

geen tijd of plaats gebon<strong>de</strong>n, en Hij weet, dat ik geen rijkdommen zoek, maar een bestaan<br />

voor mijn gezin, want dat had ik hier niet meer. Liever was ik hier gebleven [...]<br />

-We kenne ons zeivers gemakkelijk bedriegen, zegt Van Straten, maar <strong>de</strong> Here zal ons lei­<br />

<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> weg, die we te gaan hebben. Als het Zijn wil niet is geweest, zal Hij je wel terug­<br />

voeren, want be<strong>de</strong>nk, buur: Rotterdam is een god<strong>de</strong>loze stad. En je heb kin<strong>de</strong>rs. Hein knikt.<br />

-Op een durpie benne ook gevaren, zegt hij.<br />

-Dat zal ik niet ontkenne, geeft Van Straten toe, maar hier letten we op mekan<strong>de</strong>r. In<br />

zo'n grote stad ziet niemand je en hoeveul benne d'r al niet verongelukt? Van Straten kan<br />

er over mee praten, want hij heeft zelf een zoon, die in <strong>de</strong> stad geestelijk verongelukt is en<br />

nooit meer thuis komt. Hij zucht. 1<br />

De markt voor tuinproducten is overvoerd, <strong>de</strong> prijzen van augurken, peulen en doppers zijn<br />

slechter dan ooit; <strong>de</strong> kleine tuin<strong>de</strong>r Hein Ro<strong>de</strong>nburg zit in het nauw en maakt zijn keus. Hij<br />

verlaat met zijn gezin het dorp dat hem zo dierbaar is en begint een nieuw leven in Rotterdam,<br />

dat geografisch nabij maar geestelijk oneindig ver verwij<strong>de</strong>rd is. Buurman Van Straten<br />

wijst hem op <strong>de</strong> gevaren van <strong>de</strong> stad.<br />

Dit thema, die contrastrijke verbeelding van <strong>de</strong> onhergbergzame, grauwe, god<strong>de</strong>loze stad<br />

tegenover het veilige, beschutte, overzichtelijke dorp, is in oneindige variaties in streekro­<br />

mans vastgelegd. De grote stad normloos, het doen en <strong>de</strong>nken individualistisch, <strong>de</strong> mens te­<br />

ruggeworpen op zichzelf. Daar tegenover <strong>de</strong> kleine stad, het dorp, met hun vaste gedragspa­<br />

tronen, hun herkenbare op<strong>de</strong>ling van het leven in wat hoort en wat niet, in goed en kwaad, in<br />

wat ze<strong>de</strong>lijk is en wat niet.<br />

De aanwezigheid van prostitutie is in <strong>de</strong> 19e eeuw naast <strong>de</strong> aantallen gedwongen huwelij­<br />

ken, buitenechtelijke geboorten en geslachtszieke patiënten eveneens zo'n ijkpunt waaraan<br />

in zekere zin het ze<strong>de</strong>lijk peil van een samenleving kan wor<strong>de</strong>n afgemeten. In <strong>de</strong>ze bijdrage<br />

wordt uitgegaan van <strong>de</strong> stelling dat het ze<strong>de</strong>lijk peil omgekeerd evenredig is aan <strong>de</strong> omvang<br />

van <strong>de</strong> prostitutie en <strong>de</strong> drie an<strong>de</strong>re hiervoor genoem<strong>de</strong> indicatoren.<br />

Voor <strong>de</strong> wet zijn stad en dorp gelijk. In 1911 werd een rijkswet van kracht waarbij bor<strong>de</strong>el-<br />

prostitutie werd verbo<strong>de</strong>n. Dit bor<strong>de</strong>elverbod, dat zeer waarschijnlijk binnen afzienbare tijd<br />

wordt opgeheven, 2<br />

heeft rechtskracht voor alle gemeenten, groot en klein. Maar heeft het<br />

ook overal <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> uitwerking en invloed gehad en hetzelf<strong>de</strong> gedrag bewerkstelligd?<br />

In <strong>de</strong>ze bijdrage zal op drie niveaus wor<strong>de</strong>n nagegaan hoe het stond met <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheids­<br />

situatie in Zuid-<strong>Holland</strong> rond 1900 en <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen die zich in <strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia daarvoor op<br />

dit gebied hebben afgespeeld en die op het eerste gezicht dui<strong>de</strong>n op een verpreutsing van <strong>de</strong><br />

samenleving. Rotterdam staat mo<strong>de</strong>l voor <strong>de</strong> grote, expan<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>, uit zijn voegen barsten<strong>de</strong><br />

1 Rudolf van Reest, Het loon <strong>de</strong>r gena<strong>de</strong>. Een sociale roman uit het begin <strong>de</strong>zer eeuw (z.pl., zj.) 64-65.<br />

2 Een ontwerp-wet, waarbij het bor<strong>de</strong>elverbod wordt opgeheven, ligt ter behan<strong>de</strong>ling gereed bij <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer<br />

<strong>de</strong>r Staten-Generaal. De precieze datum van behan<strong>de</strong>ling is evenwel nog niet bekend.<br />

2T>


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

stad en Gouda voor een kleinste<strong>de</strong>lijke, tamelijk besloten gemeenschap, die eveneens groeit,<br />

maar beperkter, overzichtelijker. Daarnaast wordt een blik geworpen op enkele dorpen van<br />

het Zuid-<strong>Holland</strong>se platteland. Rotterdam speel<strong>de</strong> ook nog een opmerkelijke rol in <strong>de</strong> han­<br />

<strong>de</strong>l in vrouwen en meisjes, die daardoor vaak in het prostitutiecircuit terechtkwamen en waar­<br />

tegen in het vier<strong>de</strong> kwart van <strong>de</strong> 19e eeuw traktaten wer<strong>de</strong>n afgesloten tussen Ne<strong>de</strong>rland en<br />

enkele omliggen<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r prostitutie wordt hier verstaan 'het verlenen van seksuele<br />

diensten tegen een materiële vergoeding, met willekeurige partners'.<br />

Reglementering van <strong>de</strong> prostitutie, zoals dat geduren<strong>de</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> 19e<br />

eeuw voorkwam in een groot aantal (garnizoens) ste<strong>de</strong>n, hield voor <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>elprostituee <strong>de</strong><br />

verplichting in zich door <strong>de</strong> politie als zodanig te laten registreren en zich periodiek aan een<br />

medisch on<strong>de</strong>rzoek op geslachtsziekten te on<strong>de</strong>rwerpen. Voor <strong>de</strong> prostituant oftewel <strong>de</strong> hoe­<br />

renloper gold een <strong>de</strong>rgelijke verplichting tot het on<strong>de</strong>rgaan van medisch on<strong>de</strong>rzoek evenwel<br />

niet. Ook het bor<strong>de</strong>elbedrijf zelf was dankzij <strong>de</strong> reglementering aan velerlei regels gebon<strong>de</strong>n,<br />

wat evenwel tevens een impliciete erkenning van <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>elprostitutie als legale werkvoorzie­<br />

ning inhield. Dit aspect zette vele onze<strong>de</strong>lijkheidsbestrij<strong>de</strong>rs tot felle acties aan om tot af­<br />

schaffing van <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>elprostitutie te komen, hetgeen resulteer<strong>de</strong> in het bor<strong>de</strong>elverbod van<br />

1911. Die onze<strong>de</strong>lijkheidsbestrij<strong>de</strong>rs, bestaan<strong>de</strong> uit i<strong>de</strong>ologisch zeer verschillen<strong>de</strong> groeperin­<br />

gen als orthodox-protestanten, rooms-katholieken, socialisten, feministen en liberalen, die el­<br />

kaar, weliswaar op geheel verschillen<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, von<strong>de</strong>n in hun afkeer van <strong>de</strong> reglemente­<br />

ring van <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>elprostitutie door <strong>de</strong> overheid, werkten innig samen om het grote kwaad te<br />

keren. Dat bor<strong>de</strong>elprostitutie absoluut verwerpelijk was, en dat <strong>de</strong> overheid zich er verre van<br />

moest hou<strong>de</strong>n, daarover waren zij het hartgrondig eens, en dat voor mannen en vrouwen één<br />

en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> moraal moest gel<strong>de</strong>n, dat was voor hen vanzelfsprekend, daarover kon geen mis­<br />

verstand bestaan. Door <strong>de</strong> gereglementeer<strong>de</strong> prostitutie werd het huwelijk on<strong>de</strong>rmijnd, het<br />

gezin vernietigd, <strong>de</strong> vrouw uitgebuit, <strong>de</strong> gezondheid geschaad, kortom, bor<strong>de</strong>elprostitutie<br />

moest, zo waren zij van mening, verbo<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, wat in 1911 in<strong>de</strong>rdaad geschied<strong>de</strong>. 3<br />

Gepoogd zal wor<strong>de</strong>n hierna een antwoord te geven op <strong>de</strong> vraag of tuin<strong>de</strong>r Hein Ro<strong>de</strong>n­<br />

burg terecht beducht was voor het ze<strong>de</strong>lijke leven in <strong>de</strong> grote stad of dat dat op vooroor<strong>de</strong>len<br />

berustte.<br />

Ze<strong>de</strong>lijk Gouda<br />

Het aantal inwoners van Gouda bedroeg in 1796 11.715, hetgeen in 1811 was teruggelopen<br />

tot 11.379. In 1840 waren er 14.451 inwoners en in 1894 tel<strong>de</strong> <strong>de</strong> stad er 20.284. 4<br />

Een officië­<br />

le reglementering van <strong>de</strong> prostitutie vond in Gouda pas in 1876 plaats. Maar reeds in 1851<br />

wer<strong>de</strong>n prostituees er officieus ingeschreven en gekeurd.<br />

De directe aanleiding tot <strong>de</strong>ze niet-officiële reglementering waren zeven geregistreer<strong>de</strong> ge­<br />

vallen van syfilis in één jaar tijds — het revolutie- en cholerajaar 1848 — die <strong>de</strong> plaatselijke com­<br />

missaris van politie ertoe aanzetten alarm te slaan. Medisch toezicht op <strong>de</strong> prostituees, maar<br />

dan zon<strong>de</strong>r formele regelingen, moest er komen en wel zo snel mogelijk. Twee jaar later was<br />

3 Over <strong>de</strong> oorzaken van <strong>de</strong> opkomst en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van <strong>de</strong> reglementering van bor<strong>de</strong>elprostitutie in <strong>de</strong> 19e eeuw<br />

zie on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> studie van Martin Bossenbroek en Jan H. Kompagnie, Het mysterie van <strong>de</strong> verdwenen bor<strong>de</strong>len. Prostitutie<br />

in Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> negentien/Ie eeuw (Amsterdam 1998).<br />

4 P.H. Witkamp, Aardrijkskundig woor<strong>de</strong>nboek van Ne<strong>de</strong>rland (Arnhem, Nijmegen [1895]) 285. Hierin ook een opsomming<br />

van <strong>de</strong> industrietakken in Gouda in 1890.<br />

27:;


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

Afb. 1. De Wilhelminastraat (vroeger Vogelenzang gehelen) in Gouda, rond 1850 een prostitutie-buurt.<br />

het zover. Vroedmeester Josef Wolffenbüttel werd bereid gevon<strong>de</strong>n tevens op te tre<strong>de</strong>n als vi­<br />

siterend heelmeester. Al snel bleek het voor hem geen gelukkige greep, want het kostte hem<br />

zijn vaste klantenkring. Zodra <strong>de</strong> verloskundige zich ook over publieke vrouwen ontferm<strong>de</strong>,<br />

raakte hij bij aanstaan<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rs uit <strong>de</strong> gratie. Als reactie bedong Wolffenbüttel an<strong>de</strong>re me­<br />

dische bijverdiensten en visiteer<strong>de</strong> hij voortaan in het geheim. 5<br />

De officieel aangestel<strong>de</strong> visi­<br />

teren<strong>de</strong> geneesheer kreeg zijn eigen reglement, dat hem on<strong>de</strong>r meer verplichtte 'eenmaal 's<br />

weeks op een bepaal<strong>de</strong>n dag en uur en daarenboven telkens wanneer dit door <strong>de</strong> policie ge­<br />

vor<strong>de</strong>rd wordt <strong>de</strong> publieke vrouwen met het speculum dat hem daartoe van Stadswege zal ver­<br />

strekt wor<strong>de</strong>n op het Gasthuis naauwkeurig te on<strong>de</strong>rzoeken, en haar, zoo daartoe termen be­<br />

staan, [...] in het Gasthuis te doen opnemen'. 6<br />

In 1876 lag ter tafel van <strong>de</strong> Goudse gemeenteraad, in verga<strong>de</strong>ring bijeen op vrijdag 23 juni,<br />

een concept-veror<strong>de</strong>ning betreffen<strong>de</strong> het politie-toezicht op <strong>de</strong> 'huizen van ontucht', waar­<br />

mee <strong>de</strong> prostitutie officieel gereglementeerd ging wor<strong>de</strong>n. De druk van hogerhand zoals van<br />

het ministerie van Oorlog was zo opgevoerd dat ook Gouda nu maar ging reglementeren. De<br />

animo on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> raadsle<strong>de</strong>n om uitgebreid hierover te discussiëren was gering. De veror<strong>de</strong>­<br />

ning werd dan ook zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>re discussie en zon<strong>de</strong>r hoof<strong>de</strong>lijke stemming met algemene<br />

stemmen goedgekeurd. Ze bestond uit 21 artikelen. Het reglement leek veel op dat van an­<br />

<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n, waarvan het wellicht gemakshalve voor een groot <strong>de</strong>el was overgenomen. 7<br />

5 Streekarchief <strong>Holland</strong>s Mid<strong>de</strong>n, Gouda (hierna: SAHM), archief gemeentebestuur, notulen burgemeester/B&W<br />

Kamerboeken, 1848, inv.nr. 152 (verga<strong>de</strong>ring van B&W van 19 <strong>de</strong>cember 1848): SAHM, archief gemeenteraad,'<br />

inv.nr. 5 en inv.nr. 65, bijlagen van <strong>de</strong> notulen (hierin o.a. Wolffenbüttels brief, opgeborgen bij <strong>de</strong> notulen van 12<br />

november 1850 ('ontvangen 12 november 1850 No. 610 L. B'; <strong>de</strong> brief: '4juni 1850 B nr. 349').<br />

6 SAHM, archief St.-Catharina Gasthuis, inventaris-Geselschap, inv.nr. 43, reglementen voor o.a. <strong>de</strong> genees- en heelmeesters,<br />

1652-1923.<br />

7 SAHM, archief Commissaris van Politie, inventaris 1.10.03, archief gemeentebestuur. 6. Commissaris van Politie,<br />

274


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

De kern van <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning werd gevormd door het toezicht op <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len en publieke<br />

vrouwen, welk toezicht bij <strong>de</strong> gemeente berustte. Elke prostituee moest, zo werd bepaald, zich<br />

mel<strong>de</strong>n op het politiebureau, alwaar zij in een speciaal daartoe aangelegd register zou wor­<br />

<strong>de</strong>n ingeschreven. Aan ie<strong>de</strong>re vrouw werd een boekje uitgereikt met een uittreksel uit het re­<br />

glement. Minstens één keer per week moesten <strong>de</strong> prostituees zich laten keuren. Bij ziekte wa­<br />

ren ze verplicht zich in het ziekenhuis te laten opnemen, welke instelling ze niet eer<strong>de</strong>r<br />

mochten verlaten dan nadat ze geheel genezen waren bevon<strong>de</strong>n. Vrouwen die een bor<strong>de</strong>el <strong>de</strong><br />

rug wil<strong>de</strong>n toekeren, mochten daarin niet gehin<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n. En 'het is aan <strong>de</strong> hou<strong>de</strong>rs of<br />

houdsters van bor<strong>de</strong>elen en aan <strong>de</strong> publieke vrouwen verbo<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> voorbijgangers aan te<br />

hou<strong>de</strong>n, of door woor<strong>de</strong>n of gebaren te lokken of eenige ergernis te geven'.<br />

In 1888 boog <strong>de</strong> gemeenteraad zich, naar aanleiding van het inwerking tre<strong>de</strong>n van het<br />

nieuwe Wetboek van Strafrecht, opnieuw over <strong>de</strong> prostitutieveror<strong>de</strong>ning. 8<br />

Op 29 september<br />

1888 bood <strong>de</strong> Commissie voor <strong>de</strong> Strafveror<strong>de</strong>ningen een concept-veror<strong>de</strong>ning aan, die na­<br />

genoeg gelijk was aan <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning van 1876. Het behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bleef een heikel on<strong>de</strong>rwerp.<br />

Raadslid Prince: 'Het is geene Veror<strong>de</strong>ning die wij op <strong>de</strong> schrijftafel leggen of die wij aan onze<br />

vrouwen en dochters laten lezen'. De veror<strong>de</strong>ning van 23 juni 1876 werd hierbij ingetrokken.<br />

Ook dit voorstel werd met algemene stemmen, net als in 1876, aanvaard. 9<br />

Combinatie van gegevens uit verschei<strong>de</strong>ne bewaard gebleven medische registers van het<br />

Sint-Catharina Gasthuis te Gouda leert dat het hoogtij van <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>elprostitutie in <strong>de</strong>ze 'stil­<br />

le, eenvoudige plaats' rond het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 19e eeuw moet hebben gelegen. Zo werd er in<br />

<strong>de</strong> jaren 1848-1850 ongeveer ie<strong>de</strong>re maand een nieuwe naam ingevuld in het 'Register van<br />

publieke vrouwen', terwijl dat in <strong>de</strong> voorafgaan<strong>de</strong> vijftien jaar gemid<strong>de</strong>ld één keer in <strong>de</strong> drie<br />

maan<strong>de</strong>n was gebeurd. Emplooi von<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze vrouwen in een achttal, vooral kleine, bor<strong>de</strong>­<br />

len, zoals dat van Johanna Nievelt, achter <strong>de</strong> kerk, van Maria van <strong>de</strong> Spelt op '<strong>de</strong> Raam, van<br />

Geertruij Stok en van <strong>de</strong> enige mannelijke bor<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r in het gezelschap, Willem Landa<br />

aan <strong>de</strong> Kattensingel. 10<br />

Vergelijkbare gegevens over <strong>de</strong> jaren vijftig en zestig ontbreken vervolgens, maar na 1876,<br />

als <strong>de</strong> reglementering wordt ingevoerd, blijkt er nog maar sprake te zijn van één bor<strong>de</strong>el, met<br />

zegge en schrijve één prostituee.' 1<br />

Dat het hier geen vertekening betreft maar een werkelijke<br />

teruggang in <strong>de</strong> tussenliggen<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>, wordt on<strong>de</strong>rsteund door een aanvullen<strong>de</strong> bron, <strong>de</strong><br />

weekstaten en stamboeken van verpleeg<strong>de</strong>n van het Sint-Catharina Gasthuis. Daaruit valt met<br />

inachtneming van <strong>de</strong> reserves ten aanzien van <strong>de</strong> toenmalige medische diagnostiek op te ma­<br />

ken dat zich in <strong>de</strong> jaren vijftig en beginjaren zestig een sterke stijging van het aantal syfilisge-<br />

vallen voor<strong>de</strong>ed, gevolgd door een scherpe daling. 12<br />

Dat hoeft uiteraard niet te betekenen dat<br />

<strong>de</strong> syfilis en an<strong>de</strong>re geslachtsziekten voor- en nadien daadwerkelijk min<strong>de</strong>r slachtoffers maak-<br />

inv.nr. 60, 1876 - A 333, inv.nr. 38 (1876), 4-11-1876; SAHM, archief Commissie Plaatselijke Veror<strong>de</strong>ningen, verga<strong>de</strong>ring<br />

3-6-1876: concept-veror<strong>de</strong>ning op <strong>de</strong> huizen van ontucht en publieke vrouwen, vastgesteld ter aanbieding<br />

aan <strong>de</strong> raad.<br />

8 Coby van <strong>de</strong>r Wurf-Bodt, Van lichte wiven tot gevallen vrouwen. Prostitutie in Utrecht vanaf <strong>de</strong> late. mid<strong>de</strong>leeuwen tot het eind<br />

van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw (Utrecht 1988) 69, zegt dat gedwongen ziekenhuisopname van syfilitische prostituees verbo<strong>de</strong>n<br />

werd door een wijziging in <strong>de</strong> Gemeentewet van 1886.<br />

9 SAHM, analytisch gemeenteraadsverslag 1888 (Verslag nr. 19, p. 98-99); het reglement is opgenomen in het verslag<br />

van 2 oktober 1888 (daarin weer verwijzing naar <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re veror<strong>de</strong>ning van 23 juni 1876).<br />

10 SAHM, archief van het gemeentebestuur van Gouda, inv.nr. 1450 (rubriek 'Medische politie').<br />

11 SAHM, archief Commissaris van Politic, inv. nr. 62, 1889 - U 76 (inv.nr. 32), 22 en 23 februari 1889.<br />

12 Van 1853 tot en met 1865 bedroeg het aantal opgegeven syfilisgevallen gemid<strong>de</strong>ld meer dan twaalf per jaar; daarvoor<br />

en daarna hooguit twee a drie. SAHMJ. Geselschap, 'Inventaris van het Catharina Gasthuis' (1966) inv.nrs 50<br />

51.<br />

275


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

Afb. 2. Een kwikdampkuur tegen<br />

syfilis rond 1870. Overgenomen<br />

uit: P. <strong>de</strong> Vries, Kuisheid<br />

voor mannen, vrijheid voor vrouwen.<br />

De reglementering en bestrijding<br />

van prostitutie in Ne<strong>de</strong>rland,<br />

1850-1911 (Hilversum 1997)<br />

47.<br />

ten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Goudse bevolking. Het betekent wel, vooral gezien <strong>de</strong> expliciete vermeldingen<br />

van namen en toenamen in <strong>de</strong>ze staten, dat er in ie<strong>de</strong>r geval vanaf 1865 dui<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r be­<br />

smette geregistreer<strong>de</strong> prostituees wer<strong>de</strong>n opgenomen. Dat gegeven versterkt <strong>de</strong> indruk dat<br />

het aantal in Gouda actieve 'reguliere' prostituees sindsdien in<strong>de</strong>rdaad merkbaar afnam. 13<br />

De reglementering buitenspel<br />

De onmiskenbare verze<strong>de</strong>lijking van <strong>de</strong> Goudse samenleving was ingezet halverwege <strong>de</strong> jaren<br />

zestig. Daarvan getuig<strong>de</strong> niet alleen <strong>de</strong> daling van het aantal onwettige geboorten, maar ook<br />

<strong>de</strong> afname van het aantal bor<strong>de</strong>len, ingeschreven prostituees en syfilitische patiënten. Daarbij<br />

was het sindsdien gebleven. Toen commissaris J.W. Tuinenburg eind februari 1889 <strong>de</strong> minis­<br />

teriële vragenlijst ter invulling kreeg voorgelegd, was hij snel klaar. De afgelopen tien jaar, zo<br />

vermeld<strong>de</strong> hij naar beste weten en met behulp van <strong>de</strong> nagelaten administratie van zijn voor-<br />

13 In <strong>de</strong> weekstaten werd gezocht naar ziektevermcldingen als 'lues syphillitica', 'ulcera syphillitica', 'syphillis', 'lues'<br />

en 'gonorrhoe'. Uiteraard waren er ook twijfelgevallen. SAHM, 'Inventaris van het Catharina Gasthuis': inv.nr. 50<br />

. bevat het stamboek van <strong>de</strong> verpleeg<strong>de</strong>n van het Catharina Gasthuis over het tijdvak 1837, 1843-1851 en inv.nr. 51<br />

over <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1851-1881. Inv.nr. 52 gaat over <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1881-1902. Zie ook inv.nrs. 53a-61f en 65. Het on<strong>de</strong>rzoek<br />

in <strong>de</strong> weekstaten en stamboeken resulteer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> aantallen geslachtszieke patiënten: 1835-1843: 6; 1844-<br />

1853: 50; 1854-1863: 123; 1864-1873: 33; 1874-1883: 24; 1884-1893: 16. Dit brengt het totaal op 252 ziektegevallen<br />

over 1835-1893. Opgemerkt zij dat in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1894-1909 slechts 5 gevallen geregistreerd wer<strong>de</strong>n.<br />

276


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

gangers, was er in Gouda telkens maar één prostituee per jaar ingeschreven en, keurig in ba­<br />

lans, telkens ook weer één uitgeschreven. In alle gevallen betrof het meer<strong>de</strong>rjarige vrouwen,<br />

werkzaam in het enig overgebleven bor<strong>de</strong>el; <strong>de</strong> registratie had plaatsgehad op hun eigen ini­<br />

tiatief of ambtshalve, dus op last van <strong>de</strong> burgemeester. Misdrijven, overtredingen of zelfmoor­<br />

<strong>de</strong>n waren er in het afgelopen <strong>de</strong>cennium in dit huis van ontucht niet gemeld. Wel waren vier<br />

prostituees er besmet geraakt met geslachtsziekte. 14<br />

Nu was dat het officiële antwoord, <strong>de</strong> papieren werkelijkheid die niet per <strong>de</strong>finitie strookt<br />

met <strong>de</strong> ontuchtige praktijk. Maar ook gegevens uit an<strong>de</strong>re bron wijzen in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> moralise­<br />

ren<strong>de</strong> richting. Sinds <strong>de</strong> jaren tachtig werd in Gouda zowel preventief als repressief krachtiger<br />

opgetre<strong>de</strong>n tegen vermeen<strong>de</strong> onze<strong>de</strong>lijkheid. 15<br />

Tegelijkertijd tra<strong>de</strong>n politie en justitie, Wet­<br />

boek van Strafrecht en het nieuwe prostitutiereglement in <strong>de</strong> hand, bedui<strong>de</strong>nd strenger op<br />

tegen vergrijpen op het terrein van <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheid. Voor het Goudse kantongerecht dien<strong>de</strong><br />

in <strong>de</strong> jaren 1879-1895 een twintigtal zaken tegen logementhou<strong>de</strong>rs die tevens illegaal bor<strong>de</strong>el<br />

hiel<strong>de</strong>n en prostituees die had<strong>de</strong>n verzuimd ter keuring te verschijnen. De Rotterdamse ar­<br />

rondissementsrechtbank behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> zes gevallen van aanzetting tot on­<br />

tucht met min<strong>de</strong>rjarigen. Deze aantallen zeggen niet zozeer iets over <strong>de</strong> omvang van het ille­<br />

gale circuit als wel over <strong>de</strong> hardnekkigheid van <strong>de</strong> overtre<strong>de</strong>rs en van het vervolgingsbeleid. 16<br />

In 1892 kwam <strong>de</strong> Goudse prostitutieveror<strong>de</strong>ning on<strong>de</strong>r vuur te liggen, nadat <strong>de</strong> gemeente­<br />

raad van Har<strong>de</strong>rwijk op aandrang van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Vereeniging tegen <strong>de</strong> Prostitutie<br />

(NVP) ertoe was overgegaan <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len binnen zijn gemeentegrenzen te verbie<strong>de</strong>n. Op 14<br />

<strong>de</strong>cember 1892 droeg het ministerie van Binnenlandse Zaken <strong>de</strong> gemeente Gouda op een<br />

aantal artikelen in <strong>de</strong> prostitutieveror<strong>de</strong>ning te wijzigen, maar Gouda weiger<strong>de</strong>, daar bij in­<br />

williging het effect van <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning geheel verloren zou gaan. Bij Koninklijk Besluit van 21<br />

januari 1893 nummer 12 werd nu door <strong>de</strong> centrale overheid het eerste lid van artikel 4, het<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid van artikel 7, het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> lid van artikel 12 en het eerste lid van artikel 13<br />

van <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning van 18 <strong>de</strong>cember 1888 vernietigd. Bezwaar was <strong>de</strong> ambtshalve inschrijving<br />

door <strong>de</strong> burgemeester van een vrouw als prostituee èn <strong>de</strong> verplichte on<strong>de</strong>rtekening ervan<br />

door <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> vrouw, die daartoe kon wor<strong>de</strong>n gedwongen, ook wanneer zij zichzelf niet<br />

als prostituee beschouw<strong>de</strong> of dat ook gewoon niet was. Volgens het ministerie waren <strong>de</strong>ze be­<br />

palingen strijdig met artikelen inzake <strong>de</strong> persoonlijke vrijheid in Gemeentewet en Grond­<br />

wet. 17<br />

Tot halverwege <strong>de</strong> jaren negentig was er in Gouda nog sprake van hardnekkige maar klein­<br />

schalige vergrijpen tegen <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheid. Sindsdien werd ook daar steeds min<strong>de</strong>r van verno­<br />

men. Al in 1895 heette het in een politierapport: 'Huizen van ontucht bestaan hier thans<br />

niet'. Bierhuizen met damesbediening waren er nog wel, maar ze wer<strong>de</strong>n volgens hetzelf<strong>de</strong><br />

rapport scherp in <strong>de</strong> gaten gehou<strong>de</strong>n. 18<br />

In 1895 kwam als laatste geval een prostitutiezaak aan<br />

14 SAHM, archief Commissaris van Politie, inv.nr. 62, 1889 - U 76 (inv.nr. 32), 22 en 23 februari 1889 (zie ook noot 9);<br />

H WJ Volmuller, Het oudste beroep. Geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> prostitutie in Ne<strong>de</strong>rland (Utrecht 1966) 36.<br />

15 Jan H Kompagnie, 'Overheid en onze<strong>de</strong>lijkheid. De bemoeienis van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse centrale overheid met <strong>de</strong> prostitutie<br />

in lokaal, nationaal en internationaal perspectief (1811-1911)' (doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Lei<strong>de</strong>n<br />

1994) 34-74.<br />

16 Ibi<strong>de</strong>m, 46-52.<br />

17 Algemeen Rijksarchief (hierna: ARA), archief Kabinet <strong>de</strong>s Konings, exhibitum 21-1-1893 nr. 12 (met <strong>de</strong> voorstukken-<br />

23-12-1892 (nr. 5803 afd. BB): 14-12-1892 nr. 28 (nr. 5803 afd. BB); KB 21-1-1893 nr. 12: RvS-advies: 10-1-1893).<br />

18 SAHM, archief Commissaris van Politie, inv.nr. 1895 (Pol 7): 26-1-1895 nr. 106 en: inv.nr. 62, 1896 - 705 (Pol 8,<br />

1896), circulaire van minister Van <strong>de</strong>r Kaay van Justitie (MvJ, 19-8-1896, 2e afd. A./C. nr. 134) betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> geboorteplaats<br />

die Duitse prostituees opgeven en die vaak moeilijk te traceren zijn.<br />

277


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

het licht waarvan <strong>de</strong> hoofdrolspelers nog wer<strong>de</strong>n vervolgd. Het ging om een bierhuis aan <strong>de</strong><br />

Veerstal dat tevens als huis van ontucht fungeer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r leiding van ene Maria Müller die uit<br />

Duitsland afkomstig was en wier man, Theodor Günther, al eer<strong>de</strong>r vanwege dit soort zaken<br />

met <strong>de</strong> Goudse politie in aanraking was geweest. 19<br />

Regulering van <strong>de</strong> prostitutie in Rotterdam<br />

Wat <strong>de</strong> Wallen nu nog zijn voor Amsterdam was <strong>de</strong> Pol<strong>de</strong>r of <strong>de</strong> Prak, met daarin centraal <strong>de</strong><br />

Zandstraat en <strong>de</strong> Schiedamse Dijk, in <strong>de</strong> vorige eeuw voor Rotterdam. De hoge vlucht die <strong>de</strong><br />

prostitutie in die stad nam, had nauw te maken met <strong>de</strong> explosieve ontwikkeling van <strong>de</strong> haven<br />

in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>de</strong>r vorige eeuw, gestimuleerd door <strong>de</strong> industrialisatie van het Duitse ach­<br />

terland en van Ne<strong>de</strong>rland zelf. In 1850 woon<strong>de</strong>n 85.000 mensen in Rotterdam, in 1914 waren<br />

dat er 450.000. Het gevolg was een enorm woningentekort en mensen die zeer dicht op elkaar<br />

woon<strong>de</strong>n, met alle (onze<strong>de</strong>lijke) toestan<strong>de</strong>n van dien. 20<br />

Diverse pogingen van <strong>de</strong> Haagse overheid om Rotterdam aan het reglementeren van <strong>de</strong><br />

prostitutie te krijgen, mislukten. In 1828 <strong>de</strong>ed het ministerie van Binnenlandse Zaken zo'n<br />

poging, en achtjaar later opnieuw, maar bei<strong>de</strong> keren tevergeefs. 21<br />

Rotterdam regel<strong>de</strong> zelf wel<br />

zijn zaakjes en heeft dan ook, in tegenstelling tot Gouda, nimmer een officiële, dat wil zeggen<br />

een door <strong>de</strong> gemeenteraad goedgekeur<strong>de</strong> reglementering van <strong>de</strong> prostitutie gekend. En toch<br />

werd er volop verplicht gekeurd en verplicht genezen, hetgeen gebeur<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> hand van<br />

een gewone politieveror<strong>de</strong>ning. Dit hield in <strong>de</strong> praktijk vrijwel hetzelf<strong>de</strong> in als een officieel<br />

goedgekeur<strong>de</strong> reglementering: <strong>de</strong> dagor<strong>de</strong>r van 19 juni 1847 nummer 92, on<strong>de</strong>rtekend door<br />

<strong>de</strong> directeur van politie, bepaal<strong>de</strong> weliswaar dat prostitutie niet wettig was toegestaan, maar<br />

stel<strong>de</strong> tegelijkertijd tal van regels aan <strong>de</strong>ze illegaal verklaar<strong>de</strong> activiteit. Alle beken<strong>de</strong> ingre­<br />

diënten zaten erin: geen bor<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> buurt van kerken, scholen of an<strong>de</strong>re publieke instel­<br />

lingen, registratie van <strong>de</strong> publieke vrouwen door <strong>de</strong> politie bij aankomst, vertrek en an<strong>de</strong>re<br />

wijzigingen, visitatie om <strong>de</strong> veertien dagen, 's woensdags 'tusschen 6 en 8 ure aan het Bureau<br />

van <strong>de</strong>n Chirurgijn aan het gewezen gemeenlandshuis van Schieland, ingaan<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Pauw-<br />

steeg', bij gebleken besmetting opname in het speciale gasthuis voor syfilitische vrouwen aan<br />

<strong>de</strong> Hoogstraat (naast het krankzinnigengesticht), enzovoorts, enzovoorts. De dagor<strong>de</strong>r van<br />

1847 bleef <strong>de</strong> enige basis voor het Maasste<strong>de</strong>lijke prostitutiebeleid. 22<br />

In het laatste kwart van <strong>de</strong> 19e eeuw <strong>de</strong>ed zich in het prostitutiebedrijf een opmerkelijk ver­<br />

schijnsel voor, namelijk een sterke toename van het aantal Duitse prostituees in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Nijmegen liep in <strong>de</strong>ze trend voorop, niet onbegrijpelijk gezien <strong>de</strong> ligging van <strong>de</strong> stad, maar<br />

daarom niet min<strong>de</strong>r opvallend. Er was aantoonbaar sprake van een bedui<strong>de</strong>nd grotere toe-<br />

19 Rijksarchief Zuid-<strong>Holland</strong>, archief Kantongerecht, inv.nr. 128, 1895 nr. 59/7 (inv.nr. 37).<br />

20 F. van Vree, 'De verlokkingen van <strong>de</strong> Zandstraat: Vertier aan <strong>de</strong> zelfkant van een ste<strong>de</strong>lijke samenleving', in: D. Kalb<br />

en S. Kingma (red.), Fragmenten van vermaak. Macht en plezier in mo<strong>de</strong>rniserend Ne<strong>de</strong>rland (Amsterdam 1991) 25-42,<br />

noot 8. Deze bijdrage van Van Vree is voornamelijk gebaseerd op <strong>de</strong>rtien met name genoem<strong>de</strong> boeken van <strong>de</strong> journalist<br />

M.J. Brusse.<br />

21 Fernan<strong>de</strong> Hazewinkel, Prostitutiebeleid in Rotterdam (1828-1982). De naakte feiten over mislukte pogingen <strong>de</strong> prostitutie te<br />

concentreren en te kanaliseren (Rotterdam 1982) 10-11.<br />

22 De regeling van 1847 werd beschouwd als een aanvulling op art. 12 van <strong>de</strong> ordonnantie voor <strong>de</strong> logementherbergiers,<br />

tappers en slaapsteehou<strong>de</strong>rs van 9 april 1828 (ARA, archief Mv], 1813-1876 inv.nr. 4970, uit: 2e dossier Publieke<br />

vrouwen. 1843-1870, exh. 8 mei 1846 nr. 23 en exh. 13 februari 1852 nr. 28). Vgl. Hazewinkel, Prostitutiebeleid in<br />

Rotterdam, 12; Nelleke Manneke, Uit oogpunt van policie. Zorg en repressie in Rotterdam tussen 1870 en 1914<br />

(Arnhem/Antwerpen 1993) 75-78.<br />

278


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

Afb. 3 (links). Prostituees bij een sigarenwinkel,<br />

eigenlijk een bor<strong>de</strong>el. Overgenomen uit: S. Altink,<br />

Huizen van illusies. Bor<strong>de</strong>len en prostitutie van mid<strong>de</strong>l<br />

eeuwen tot he<strong>de</strong>n (Utrecht/Antwerpen 1983) 210.<br />

Afb. 4 (boven). De Zandstraal in Rotterdam. Overgenomen<br />

uit: Altink, Huizen van. illusies, 21 f.<br />

loop van publieke vrouwen uit het Duitse achterland, die zich dankzij <strong>de</strong> verbeter<strong>de</strong> infra­<br />

structuur snel en efficiënt naar ons land verplaatsten, waarbij Rotterdam, <strong>de</strong> zich onstuimig<br />

ontwikkelen<strong>de</strong> havenstad, al snel uitgroei<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> favoriete bestemming. 23<br />

Ook als uitvalbasis<br />

voor an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n overzee was Rotterdam <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale plaats.<br />

Erken<strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len waren niet talrijk in <strong>de</strong> Maasstad, vijf om precies te zijn, maar dat zegt in<br />

dit geval niet zoveel over <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> geregistreer<strong>de</strong> prostitutie. Het zijn <strong>de</strong> aantallen<br />

bij <strong>de</strong> politie beken<strong>de</strong> prostituees die er toe doen. In 1870 ston<strong>de</strong>n er in totaal circa 260 ge­<br />

registreerd, van wie er hon<strong>de</strong>rd werkzaam waren in <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len en 160 zelfstandig actief wa­<br />

ren. Tien jaar later was het totaal verdubbeld tot 530, maar bleek het aantal prostituees in <strong>de</strong><br />

bor<strong>de</strong>len te zijn teruggelopen tot niet meer dan zestig. De overigen, 470 in getal, oefen<strong>de</strong>n<br />

het beroep van prostituee weliswaar geregistreerd maar zelfstandig uit. Deze sterke stijging<br />

kwam voor een groot <strong>de</strong>el voor rekening van Duitse vrouwen, voor wie <strong>de</strong> zich onstuimig ont­<br />

wikkelen<strong>de</strong> havenstad al snel uitgroei<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> favoriete bestemming in het via Nijmegen ont­<br />

sloten Ne<strong>de</strong>rlandse circuit. 24<br />

In Rotterdam ontwikkel<strong>de</strong> vooral het gebied tussen Coolsingel en Delftsche Vaart, met als<br />

meest beruchte plek <strong>de</strong> Zandstraat, zich tot een vrijplaats van bruisend nachtleven. 25<br />

Maar<br />

ook el<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> stad manifesteer<strong>de</strong> <strong>de</strong> clan<strong>de</strong>stiene prostitutie zich brutaalweg in het straat­<br />

beeld, ten overvloe<strong>de</strong> bewijzend dat 'clan<strong>de</strong>stien' niet hetzelf<strong>de</strong> is als 'heimelijk', laat staan<br />

'onzichtbaar'. In 1882 werd in <strong>de</strong> gemeenteraad geklaagd over het 'onbegrijpelijk aantal<br />

Duitsche vrouwspersonen' dat in <strong>de</strong> voorafgaan<strong>de</strong> jaren naar Rotterdam was gekomen: 'Door<br />

<strong>de</strong> geheele stad hebben zij zich verspreid, overal bier- en koffiehuizen, sigarenwinkels, restau-<br />

23 Vgl. Carla Rieter-Michelotti, 'Over 'ligtvaardige vrouwspersonen en hoererije'. Enige aspecten van prostitutie in het<br />

negentien<strong>de</strong>-eeuwse Nijmegen', Jaarboek voor Vrouwengeschie<strong>de</strong>nis 3 (1982) 152-157.<br />

24 Manneke, Uit oogpunt van politie, 75-78.<br />

25 Van Vree, 'De verlokkingen', 25-32.<br />

279


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

rants etc. oprigten<strong>de</strong>, maar in werkelijkheid van prostitutie leven<strong>de</strong> [...] ook in <strong>de</strong> meer stille<br />

buurten kan men 's nachts en 's avonds, ja zelfs overdag van die blondharige Duitsche Lore-<br />

ley's zien staan. Zij gedragen zich als in veroverd land en versperren driest en onbeschaamd<br />

<strong>de</strong>s avonds <strong>de</strong>n eenzamen voorbijganger <strong>de</strong>n weg'. 26<br />

Vrouwenhan<strong>de</strong>l in het logement van Brehm<br />

Het eerste signaal dat binnenkwam bij <strong>de</strong> rijksoverheid en dat duid<strong>de</strong> op vrouwen- en meis­<br />

jeshan<strong>de</strong>l, dateer<strong>de</strong> uit 1864. In dat jaar ontving het ministerie van Buitenlandse Zaken een<br />

afschrift van een bericht dat <strong>de</strong> Pruisische consul W. Bunge te Rotterdam aan <strong>de</strong> Duitse ge­<br />

zant in Ne<strong>de</strong>rland zond. Het ging over het ronselen van meisjes in Duitsland, die via Rotter­<br />

dam naar Engeland zou<strong>de</strong>n gaan. Kleine groepen meisjes, vijf tot tien in getal, in <strong>de</strong> leeftijd<br />

van vijftien tot twintig jaar, wer<strong>de</strong>n volgens <strong>de</strong> consul begeleid door ene vrouw Brehm, wier<br />

man een café in Rotterdam had, welk café een kwalijke reputatie bezat. Eerst wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meis­<br />

jes naar Rotterdam gebracht, <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag gingen ze dan door naar Engeland, nu bege­<br />

leid door <strong>de</strong> heer Brehm. Daar <strong>de</strong> politie <strong>de</strong> consul had verzekerd alleen iets te kunnen doen<br />

als <strong>de</strong> Pruisische regering over <strong>de</strong>ze han<strong>de</strong>lwijze klachten zou indienen, verzocht <strong>de</strong> consul<br />

nu <strong>de</strong> gezant voor indiening van die klachten zorg te dragen, zodat iets gedaan kon wor<strong>de</strong>n<br />

tegen 'diesen gegen alles Sittengefühl schreien<strong>de</strong>n Unfug'. Maar Buitenlandse Zaken was van<br />

mening hier niet veel tegen te kunnen uitrichten, daar effectieve maatregelen eigenlijk al in<br />

Duitsland had<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n genomen. 27<br />

Ook <strong>de</strong> regering van het groothertogdom Hessen pleitte voor het doen uitvaardigen van<br />

maatregelen tegen het vervoer van min<strong>de</strong>rjarige meisjes naar Engeland via Ne<strong>de</strong>rland en<br />

voor een verscherpte controle van verdachte logementen in Rotterdam en een betere surveil­<br />

lance in Ne<strong>de</strong>rlandse havenste<strong>de</strong>n. Een door <strong>de</strong> Rotterdamse politiecommissaris verricht on­<br />

<strong>de</strong>rzoek bevestig<strong>de</strong> het vóórkomen van vrouwenhan<strong>de</strong>l in Rotterdam. Vrouw Brehm ging, zo<br />

bleek hieruit, regelmatig naar <strong>de</strong> Rijnstreek en beval daar haar Rotterdamse logement aan.<br />

De door <strong>de</strong> commissaris on<strong>de</strong>rvraag<strong>de</strong> meisjes zei<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r speciaal doel en met toestem­<br />

ming <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>rs naar Rotterdam te komen. Sommige meisjes gingen door naar <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong><br />

Staten via Huil of Liverpool. Het echtpaar Brehm reikte hun hiertoe <strong>de</strong> helpen<strong>de</strong> hand.<br />

Een blik in <strong>de</strong> praktijk <strong>de</strong>r meisjes- en vrouwenhan<strong>de</strong>l wordt verkregen door een brief van 16<br />

mei 1867 uit Liverpool van ene Conrad Spiess, wiens broer Antoinejonge kin<strong>de</strong>ren had geleverd<br />

aan <strong>de</strong> ronselaar Georges Kohier die <strong>de</strong>ze, samen met Conrad, van Duitsland naar Engeland zou<br />

brengen. Conrad Spiess schreef een brief aan zijn ou<strong>de</strong>rs, broers en zussen, waarin hij het vol­<br />

gen<strong>de</strong> vermeld<strong>de</strong>. Nadat zijn broer Antoine afscheid van hem had genomen ging hij met <strong>de</strong> an­<br />

<strong>de</strong>ren op weg naar Rotterdam, naar het hotel van Brehm. Ie<strong>de</strong>reen was moe, want tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> reis<br />

had men in <strong>de</strong> treinwagon moeten staan. De volgen<strong>de</strong> dag moesten <strong>de</strong> meisjes vroeg opstaan op­<br />

dat niemand hen zag. De begelei<strong>de</strong>r Kohier en Conrad zelfwaren bene<strong>de</strong>n toen een politieagent<br />

26 Han<strong>de</strong>lingen gemeenteraad Rotterdam, 27 oktober 1882, geciteerd in Manneke, Uit oogpunt van politie, 77.<br />

27 ARA, archief ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BuZa), A-dossier 96, inv.nr. 184, exh. 7561 11-8-1864; zie<br />

over <strong>de</strong> vervolging van Brehm ook inv.nr. 4970 van het ministerie van Justitie (1813-1876), zoals <strong>de</strong> exibita 23-9-1867<br />

nr. 55 (rechtsvervolging van Johann Brehm die alles ontkent; zijn vrouw is zwanger, kan elk moment bevallen); 28-9-<br />

1867/124 (ook bij <strong>de</strong> zaak betrokken is <strong>de</strong> 'Commissie van Toezigt over <strong>de</strong>n doortogt en het vervoer van landverhuizers');<br />

17-10-1867/127; 20-11-1867/124; 9-11-1867 nr. 55 (<strong>de</strong> brief van <strong>de</strong> Rotterdamse commissaris van politie<br />

Cardinaal over Spiess, Kohier, enz. Nu mèt lijst van logementsgasten, vermoe<strong>de</strong>lijk allen landverhuizers die bij<br />

Brehm, die zijn gasten soms ook beroof<strong>de</strong>, logeer<strong>de</strong>n).<br />

280


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

om hun paspoorten kwam vragen. Kohier toon<strong>de</strong> zijn paspoort, waarop <strong>de</strong> agent, tevre<strong>de</strong>nge­<br />

steld, verdween. Deze kwam 's middags tij<strong>de</strong>ns het eten echter terug en <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mee dat allen 's<br />

avonds om zeven uur op het bureau moesten komen. Köhler liet van schrik mes en vork vallen,<br />

paniek alom, moesten ze wel of niet gaan? Goe<strong>de</strong> raad was duur en dus gingen ze naar Brehm om<br />

die bij hem te halen. Deze zei dat ze een akte moesten laten opmaken, waaruit zou blijken dat<br />

Köhler met zijn familie van plan was te emigreren. Dat heeft men dan ook gedaan, en in<strong>de</strong>rdaad,<br />

<strong>de</strong> politie accepteer<strong>de</strong> <strong>de</strong> verklaring. Wel kostte het opmaken van die akte behoorlijk wat geld,<br />

maar zon<strong>de</strong>r problemen kon<strong>de</strong>n ze Rotterdam verlaten.<br />

In een later rapport van <strong>de</strong> Rotterdamse commissaris van politie werd gezegd dat Brehm en<br />

zijn vrouw in voorarrest zaten. Bij een verhoor zou<strong>de</strong>n ze ongetwijfeld alles hebben ontkend,<br />

net als hun kin<strong>de</strong>ren dat zou<strong>de</strong>n doen. Uit <strong>de</strong> hotelregistratie van Brehm was <strong>de</strong> politie niet<br />

gebleken dat Köhler en Spiess in het logement van Brehm waren geweest, waarbij het wel op­<br />

vallend was dat uit het register twee bladzij<strong>de</strong>n waren verwij<strong>de</strong>rd. 28<br />

Ook <strong>de</strong> gezant van Oostenrijk-Hongarije klaag<strong>de</strong> in 1869 bij Buitenlandse Zaken over <strong>de</strong><br />

han<strong>de</strong>l in vrouwen en meisjes. Na een on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>r procureurs-generaal was het <strong>de</strong> Ne­<br />

<strong>de</strong>rlandse minister van Justitie gebleken dat in Ne<strong>de</strong>rland zelf geen pogingen waren gesigna­<br />

leerd om jonge meisjes te verlei<strong>de</strong>n en hen naar <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten of Engeland te zen<strong>de</strong>n,<br />

waar ze in <strong>de</strong> prostitutie terecht zou<strong>de</strong>n komen. En zowel <strong>de</strong> autoriteiten van Dordrecht als<br />

van Rotterdam was evenmin iets bekend van <strong>de</strong> doorvoer van Oostenrijkse vrouwen. Oosten­<br />

rijk vermoed<strong>de</strong> het bestaan van een <strong>de</strong>rgelijke han<strong>de</strong>l al in 1864, maar ook toen was daarvan<br />

niets gebleken. 29<br />

Engelse meisjes voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse markt<br />

De omgekeer<strong>de</strong> beweging kwam evenwel ook voor. Waren <strong>de</strong> heer en mevrouw Brehm in Rot­<br />

terdam vooral in Duitsland actief bij hun transitohan<strong>de</strong>l van jonge meisjes, in Engeland ont­<br />

plooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r Johannes Cornelis Klijberg initiatieven bij <strong>de</strong> werving van Engelse meis­<br />

jes voor bor<strong>de</strong>len in Ne<strong>de</strong>rland, waarbij ook Rotterdam een centrale rol speel<strong>de</strong>. Deze langsle­<br />

pen<strong>de</strong> zaak begon in 1877, in welkjaar <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse regering om zijn uitlevering vroeg. In ok­<br />

tober 1877 berichtte <strong>de</strong> Engelse gezant in Ne<strong>de</strong>rland dat Klijberg was gearresteerd en vastge­<br />

hou<strong>de</strong>n werd in <strong>de</strong> Middlesex-gevangenis te Clerkenwell (Lon<strong>de</strong>n). De zaak bleek vooral te<br />

draaien om het ronselen van ene Alice Thornton die zeventien jaar oud was en tegen haar zin in<br />

een Rotterdams bor<strong>de</strong>el verbleef. Mary Thornton, een zus van Alice, verklaar<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> politie<br />

dat Alice twee maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n was verdwenen. Ze zou in een Rotterdams bor<strong>de</strong>el, gehou<strong>de</strong>n<br />

dooreen mevrouw Lizzie, '25 Lambell Street', wor<strong>de</strong>n vastgehou<strong>de</strong>n. Mary wil<strong>de</strong> graag dat haar<br />

zuster terugkwam. Uit een aanvullen<strong>de</strong> brief van <strong>de</strong> Lon<strong>de</strong>nse stadspolitie wordt een indruk ver­<br />

kregen van <strong>de</strong> bij dat ronselen gehanteer<strong>de</strong> trucs. Emily Delabertauche, tegelijkertijd met Alice<br />

Thornton geronseld, <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> praktijken uit <strong>de</strong> doeken.<br />

Emily logeer<strong>de</strong> drie maan<strong>de</strong>n tevoren samen met Alice in een huis in Hop Gar<strong>de</strong>ns, St.<br />

Martin's Lane. Op zekere dag kwam Alice thuis en vertel<strong>de</strong> van een heer die had gevraagd of<br />

ze ervoor voel<strong>de</strong> om te gaan dansen in een ballet, dat werd uitgebracht in een café-chantant te<br />

28 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibita: 8099 3-9-1864; 7138 30-9-1867 en 15-9-1867; 805 4/124 2-11-1867;<br />

8054; 4521 26-6-1869.<br />

29 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibita 7924 19-11-1869; 318/176 13-1-1870.<br />

2S1


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

Rotterdam. Alice moest ook een vriendin meebrengen, waarvoor ze nu Emily bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, die<br />

daarin bewillig<strong>de</strong>. Er kwam vervolgens een man naar hun huis, met wie ze een afspraak maak­<br />

ten voor een ontmoeting in een kroeg. Daar kregen ze behalve drankjes ook twee officiële pa­<br />

pieren op naam van Harriet Reddington en Emily Lane, twee vrouwen die ou<strong>de</strong>r dan 21 jaar<br />

en dus meer<strong>de</strong>rjarig waren. Met <strong>de</strong>ze papieren moesten ze naar Somerset House gaan, naar<br />

het algemeen registratiekantoor, en daar on<strong>de</strong>r die valse namen om geboortecertificaten vra­<br />

gen. Ze kregen geld mee om die certificaten te kunnen bekostigen. Na ontvangst van <strong>de</strong> ge­<br />

boortebewijzen gaven ze <strong>de</strong>ze aan Klijberg, die hun verzeker<strong>de</strong> dat ze uitsluitend met <strong>de</strong>ze<br />

certificaten naar het vasteland kon<strong>de</strong>n reizen. Een tijdje later gingen ze naar het Liverpool<br />

Street Station, vanwaar ze een treinreis met onbeken<strong>de</strong> bestemming maakten. Vanuit die niet<br />

genoem<strong>de</strong> plaats gingen zij per boot naar Rotterdam, naar het huis van madame Lizzie. De<br />

meisjes moesten tegen <strong>de</strong> politie zeggen dat zij in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> personen waren wier namen op<br />

<strong>de</strong> certificaten ston<strong>de</strong>n, an<strong>de</strong>rs zou Klijberg ze opsluiten. Lizzie betaal<strong>de</strong> ƒ150 - aan Klijberg<br />

voor elk meisje. Daarna gingen bei<strong>de</strong>n naar een hospitaal waar ze door een dokter wer<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>rzocht. Vervolgens bezochten ze het politiebureau waar <strong>de</strong> namen en leeftij<strong>de</strong>n, vermeld<br />

op <strong>de</strong> certificaten, wer<strong>de</strong>n genoteerd (waarschijnlijk gebeur<strong>de</strong> dat in het prostitutieregister).<br />

Toen pas ont<strong>de</strong>kten <strong>de</strong> meisjes tot hun grote schrik dat madame Lizzie's huis een bor<strong>de</strong>el was.<br />

Emily Delabertauche verbleef er vier weken, ze werd toen ziek, waarop Lizzie haar wegstuur­<br />

<strong>de</strong>. Alice Thornton was er nu echter nog steeds, en zeker tégen haar wil, zo verklaar<strong>de</strong> Emily<br />

Delabertauche tegenover <strong>de</strong> politie.<br />

De Lon<strong>de</strong>nse stadspolitie vroeg nu op 24 oktober 1877 aan het Britse ministerie van Bui­<br />

tenlandse Zaken om actie te on<strong>de</strong>rnemen bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse regering. Als <strong>de</strong> Rotterdamse<br />

politie had geweten dat Alice jonger was dan 21 jaar had <strong>de</strong> politie haar niet mogen inschrij­<br />

ven, zo hield <strong>de</strong> Engelse politie ook nog haar Ne<strong>de</strong>rlandse collega's voor. 30<br />

De afloop van <strong>de</strong>ze<br />

zaak is niet bekend.<br />

In reactie op <strong>de</strong> ronselpraktijken van Klijberg en collega's <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> Britse gezant in 1880<br />

aan Buitenlandse Zaken mee dat er vanuit Engeland een beambte van <strong>de</strong> stadspolitie naar di­<br />

verse Europese havenste<strong>de</strong>n, waaron<strong>de</strong>r Rotterdam, zou wor<strong>de</strong>n gezon<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l in<br />

Engelse meisjes te on<strong>de</strong>rzoeken. De gezant vroeg namens zijn regering om <strong>de</strong>ze functionaris<br />

alle me<strong>de</strong>werking te verlenen. Buitenlandse Zaken berichtte het ministerie van Justitie hier­<br />

over, dat op zijn beurt <strong>de</strong> procureurs-generaal inlichtte. 31<br />

Internationaal overleg<br />

Klijberg was in appèl door het Gerechtshof in Den Haag op 25 maart 1878 veroor<strong>de</strong>eld we­<br />

gens bedrieglijke oplichting tot achttien maan<strong>de</strong>n eenzame opsluiting krachtens artikel 334<br />

van het Wetboek van Strafrecht, welke straf hij in 1880 had on<strong>de</strong>rgaan. Hij bevond zich in<br />

laatstgenoemd jaar in Lon<strong>de</strong>n, bij Norris, 98 East Street Marylebone, waarvandaan hij nog<br />

steeds <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l in Engelse meisjes organiseer<strong>de</strong>. 32<br />

30 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibita 8684 30-10-1877; 7623 20-9-1877; 8411/424 19-10-1877.<br />

31 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibita 6-2-1880 998; 14-2-1880 1209/87; 10-11-1881 9187/66 en 29-11-1880<br />

nr. 9145 en 6-12-1880; 9145/353 nr. 9555/579 en 9285/95 12-11-1881.<br />

32 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibita 29-11-1880 nr. 9145. Zie over Klijberg en een uitwijzing door <strong>de</strong> Haagse<br />

hoofdcommissaris van politie Schermbeek van een min<strong>de</strong>rjarige Duitser in 1882 ook: archief ministerie van Justitie<br />

(hierna: MyJ), Wettendossier 202, inv.nr. 290, 1882 (le pak).<br />

282


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

In Ne<strong>de</strong>rlandse regeringskringen ontstond naar aanleiding van <strong>de</strong> Klijberg-affaire een dis­<br />

cussie over <strong>de</strong> vraag wat er in internationaal verband tegen <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l in vrouwen en meisjes<br />

gedaan kon wor<strong>de</strong>n. De minister van Justitie, <strong>de</strong> liberaal A.E.J. Mod<strong>de</strong>rman, vond: 'Ik zou het<br />

daarom wenschelijk achten dat <strong>de</strong>ze zaak het on<strong>de</strong>rwerp van een internationale bespreking<br />

kon uitmaken en op prijs stellen dat het initiatief daartoe van <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Re­<br />

geering uitging'. En hiermee was hij in 1880 <strong>de</strong> eerste die een dui<strong>de</strong>lijk initiatief nam om met<br />

buurlan<strong>de</strong>n in overleg te tre<strong>de</strong>n. Buitenlandse Zaken wil<strong>de</strong> niet zozeer een internationale<br />

conferentie als wel overleg met één of twee afgevaardig<strong>de</strong>n uit elk land om te komen tot het<br />

terugsturen van hier illegaal verblijven<strong>de</strong> prostituees. Nu werd door <strong>de</strong> ministeries van Bui­<br />

tenlandse Zaken en van Justitie een gezamenlijk voorstel ingediend bij <strong>de</strong> koning om een <strong>de</strong>r­<br />

gelijk internationaal overleg te organiseren.<br />

Op 23 november 1881 werd een concept-voorstel, on<strong>de</strong>rtekend door W.F. Rochussen als<br />

minister van Buitenlandse Zaken, naar <strong>de</strong> regeringen van België, Duitsland, Frankrijk en<br />

Groot-Brittannië gezon<strong>de</strong>n. Duitsland nam een afwachten<strong>de</strong> houding aan, België en Frank­<br />

rijk waren positief en <strong>de</strong> Britse regering wenste een na<strong>de</strong>re uitwerking van <strong>de</strong> voorstellen. Op<br />

aandringen van Buitenlandse Zaken werd nu ook Oostenrijk-Hongarije bij het komen<strong>de</strong> over­<br />

leg betrokken. Al met al verliep het proces traag. 33<br />

Mod<strong>de</strong>rman stond bekend als een minister die, ondanks zijn liberale politieke opvattingen,<br />

weinig moest hebben van <strong>de</strong> reglementering van prostitutie. Hij leen<strong>de</strong> <strong>de</strong> NVP een gewillig<br />

oor bij audiënties en stond sympathiserend tegenover haar standpunt, hoewel zich dat niet<br />

vertaal<strong>de</strong> in een krachtig beleid tegen <strong>de</strong> prostitutiereglementering. Eind 1883 werd Mod­<br />

<strong>de</strong>rman als minister van Justitie opgevolgd door een conservatief, M.W. du Tour van Bellinc-<br />

have, die plotsklaps het hele i<strong>de</strong>e van een internationale conferentie overboord zette. Du<br />

Tour was tegen zo'n conferentie omdat niet zou zijn gebleken dat die han<strong>de</strong>l in Ne<strong>de</strong>rland<br />

werkelijk plaatsvond of dat Ne<strong>de</strong>rlandse meisjes tegen hun wil in buitenlandse bor<strong>de</strong>len za­<br />

ten. Begin januari 1884 wer<strong>de</strong>n dan ook <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> regeringen op <strong>de</strong> hoogte gebracht<br />

van het niet doorgaan van <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> conferentie. 34<br />

Waarschijnlijk had<strong>de</strong>n concrete resultaten nog lange tijd op zich laten wachten, als niet<br />

kort daarop, in juli 1885, half Europa in rep en roer was geraakt door een publicitaire tijd­<br />

bom, ontploft in hartje Lon<strong>de</strong>n. Daar en toen startte W.T Stead, hoofdredacteur van <strong>de</strong> Pall<br />

Mali Gazette, een serie artikelen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> gonzen<strong>de</strong> titel 'The Mai<strong>de</strong>n Tribute of Mo<strong>de</strong>rn Ba­<br />

byion', die nog steeds bekend staat als 'one of the most successful pieces of yellowjournalism<br />

published in Britain during the nineteenth century'. Han<strong>de</strong>l in blanke slavinnen, rijke, ou<strong>de</strong><br />

viezeriken, verkrachte jonge maag<strong>de</strong>n - dat waren <strong>de</strong> belangrijkste ingrediënten, schmierend<br />

melodrama het belangrijkste stijlmid<strong>de</strong>l. 35<br />

On<strong>de</strong>r druk van <strong>de</strong> publieke verontwaardiging<br />

maakten Lager- en Hogerhuis plotseling haast met <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r getraineer<strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong><br />

Criminal Law Amendment Act en <strong>de</strong> afschaffing van <strong>de</strong> Contagious Diseases Acts, waarbij aldaar <strong>de</strong><br />

prostitutie werd gereglementeerd. Resultaat was dat binnen een paar maan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> reglemen-<br />

33 ARA BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibita 9557/9 23-11-1881 10162/898 13-12-1881; (10256 - 1808/356; 17-12-<br />

1881) (10317/741; 17-12-1881); (1580/54, 14-2-1882); 10815 15-12-1882 (262/170 5-1-1883) en 853- 174/42: 24-1-<br />

1883.<br />

34 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibitum 11659/115 21-12-1883 en 2-1-1884. Bij missive van 24-2-1884 nr. 24<br />

aan <strong>de</strong> regeringen bekendgemaakt.<br />

35 Zie voor <strong>de</strong> Pall Mali Gazette-zaak Judith R. Walkowitz, Prostitution and Vktorian society: women, class and the state (Cambridge<br />

1980) 246-252; Pieter Koen<strong>de</strong>rs, Tussen christelijk Reveil en seksuele revolutie. Bestrijding van ze<strong>de</strong>loosheid, met <strong>de</strong> nadruk<br />

op repressie van homoseksualiteit (z.pl. 1996) 102-106.<br />

283


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

tering was opgeheven, <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len verbo<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> minimumleeftijd voor seksueel verkeer<br />

was verhoogd van <strong>de</strong>rtien tot zestien jaar, voor prostituees tot eenentwintig jaar. 36<br />

Het eerste land evenwel dat <strong>de</strong> besprekingen over een bilateraal verdrag inzake <strong>de</strong> vrou­<br />

wenhan<strong>de</strong>l afbrak was Groot-Brittannië. De Britse regering verklaar<strong>de</strong> niet in staat te zijn een<br />

<strong>de</strong>rgelijke overeenkomst met Ne<strong>de</strong>rland te sluiten. De daartoe op zich te nemen verplichtin­<br />

gen kon zij door bepalingen in <strong>de</strong> net aangenomen Criminal Law Amendment Act niet nako­<br />

men. 37<br />

Aan België had Ne<strong>de</strong>rland een avant-projet voor een traktaat voorgelegd. In november 1885<br />

liet <strong>de</strong> Belgische regering weten behou<strong>de</strong>ns enkele redactionele wijzigingen akkoord met <strong>de</strong><br />

ontwerp-traktaattekst te gaan. Na nog wat heen en weer geschrijf werd in <strong>de</strong>cember 1886 een<br />

overeenkomst met België gesloten. 38<br />

In november 1888 werd met Oostenrijk-Hongarije een<br />

verklaring uitgewisseld. 39<br />

De essentie hiervan was dat vrouwen die tegen hun zin in <strong>de</strong> prosti­<br />

tutie zaten op eigen verzoek of op verzoek van <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, teruggezon<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Min­<br />

<strong>de</strong>rjarigen zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n teruggestuurd op verzoek van <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n of ou<strong>de</strong>rs. 40<br />

Ondanks enige druk die Buitenlandse Zaken uitoefen<strong>de</strong> op <strong>de</strong> Duitse regering, verliep het<br />

overleg met 'Berlijn' moeizaam en over concept-teksten werd men het maar niet eens. Wel<br />

klaag<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Rijksdag afgevaardig<strong>de</strong> Lingens over <strong>de</strong> meisjeshan<strong>de</strong>l 'welcher in <strong>Holland</strong> be-<br />

trieben wird'. De meisjes wer<strong>de</strong>n via advertenties gelokt, maar hem werd te verstaan gegeven<br />

dat <strong>de</strong> meeste meisjes die naar Ne<strong>de</strong>rland gingen, van tevoren wisten wat hun te wachten<br />

stond. 41<br />

In november 1889 werd een wetsontwerp ingediend betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> 'verklaring' die<br />

met Duitsland inzake <strong>de</strong> vrouwenhan<strong>de</strong>l uitgewisseld zou wor<strong>de</strong>n, welke uitwisseling op 15<br />

november 1889 in<strong>de</strong>rdaad plaatsvond. Een grote meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer on<strong>de</strong>r­<br />

steun<strong>de</strong> <strong>de</strong> strekking van <strong>de</strong> verklaring tenein<strong>de</strong> op <strong>de</strong>ze wijze <strong>de</strong> clan<strong>de</strong>stiene prostitutie te­<br />

gen te gaan, vooral ook omdat steeds meer Duitse meisjes hier als 'kelnerin' in bierhuizen<br />

werkzaam waren. En Twee<strong>de</strong>-Kamer-afgevaardig<strong>de</strong> L.J.S. van Kempen was ervan overtuigd dat<br />

<strong>de</strong> huidige prostitutiereglementering zo'n 'enormiteit' was, 'dat men in later eeuwen [...]<br />

daarover niet min<strong>de</strong>r zich verbazen zal, dan wij ons plegen te verbazen over <strong>de</strong> judicieele tor­<br />

tuur en over <strong>de</strong> heksenprocessen'. Het wetsontwerp inzake <strong>de</strong> overeenkomst met Duitsland<br />

werd aangenomen met 68 tegen zeven stemmen. 42<br />

Veel om het lijf had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> overeenkomsten evenwel niet. Met <strong>de</strong> drie betrokken regerin­<br />

gen werd voortdurend gesteggeld, over Ne<strong>de</strong>rlandse meisjes in Antwerpse bor<strong>de</strong>len, 43<br />

over<br />

een Belgische moe<strong>de</strong>r die haar min<strong>de</strong>rjarige dochter compleet met valse geboorteakte had<br />

geplaatst in een Amsterdams bor<strong>de</strong>el, 44<br />

over Duitse bor<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs die in en om Venlo vrij<br />

36 Het Maandblad. Getuigen en Red<strong>de</strong>n, 1-5-1886, 73.<br />

37 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibitum 9286/574 Lon<strong>de</strong>n 6-10-1885.<br />

38 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibitum 10579/1628 18-11-1885 (19844bis / 105 27-11-1885).<br />

39 Zie Staatsblad 1888, nr. 228 en Han<strong>de</strong>lingen Twee<strong>de</strong> Kamer <strong>de</strong>r Staten-Generaal, 1886-1887 (algemene beraadslaging<br />

over hoofdstuk III, p. 301-315).<br />

40 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibitum 10893 18-11-1890. De verklaring met Oostenrijk-Hongarije werd<br />

goedgekeurd bij Wet van 5 april 1892 (Staatsblad 1892 nr. 61).<br />

41 Grote problemen bij het opstellen van concept-teksten gaf bijvoorbeeld het begrip 'contre leur volonté' (ARA,<br />

BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibitum 5731/161 20-6-1887). Zie ook: exhibitum 1887 2980/54.3/230.<br />

42 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 184, exhibita 1350 8 en 12 februari 1889 en 2754/25 maart 1890. De goedkeuring<br />

door het parlement vond plaats op 15 april 1891 (zie Staatsblad 1891 nr. 85 en Staatsblad 1891 nr. 101).<br />

43 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. doos 185, le omslag 1894-1899, exhibita I 5931 4-6-1894; 5931; I 5637 28-5-1894; I<br />

5333 18-5-1894; 5333 /539; I 4847/244 5-5-1894; I 4549; 4549 490/308 23-4-1894; I 4430217 21-4-1894 en I 4202 16-<br />

4-1894.<br />

44 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. doos 185, le omslag 1894-1899, exhibita I 11924 16-11-1894 en 11924/97.<br />

284


Afb. 5. Spotprent op het sluiten<br />

van Ne<strong>de</strong>rlandse bor<strong>de</strong>len uit<br />

1902. Overgenomen uit: Altink,<br />

Huizen van illusies, 212.<br />

Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

spel zou<strong>de</strong>n hebben, 45<br />

en over <strong>de</strong> noodzaak <strong>de</strong> uitgewissel<strong>de</strong> verklaring ook door het parlement<br />

in Wenen te laten bekrachtigen. 46<br />

Afschaffing van het officieuze reglement in Rotterdam<br />

Net als in Gouda ontstond ook in Rotterdam rond f890 een beweging in <strong>de</strong> gemeenteraad<br />

die alle prostitutie, maar in ie<strong>de</strong>r geval <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>elprostitutie uit <strong>de</strong> samenleving wil<strong>de</strong> ban­<br />

nen. Makkelijk ging dat niet. De enige die aanvankelijk voor afschaffing van <strong>de</strong> reglemente­<br />

ring pleitte, was <strong>de</strong> antirevolutionaire arts W.B. van Staveren geweest. Sinds zijn verkiezing in<br />

<strong>de</strong> gemeenteraad, in 1893, had hij keer op keer <strong>de</strong> rechtmatigheid van <strong>de</strong> keuring aange­<br />

vochten, had hij telkens weer getuigd tegen <strong>de</strong> prostitutie als 'eene zon<strong>de</strong> tegen Gods heilige<br />

Oogen'. En al was hij in <strong>de</strong> raad gelei<strong>de</strong>lijk aan omringd door meer geestverwanten, kansloos<br />

waren steeds <strong>de</strong> stemmingen geweest. 47<br />

Maar in mei 1901 oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> een commissie uit <strong>de</strong><br />

raad als één man dat <strong>de</strong> keuring in haar huidige vorm geen enkele garantie bood tegen <strong>de</strong><br />

verspreiding van geslachtsziekten. Aan <strong>de</strong> raad adviseer<strong>de</strong> <strong>de</strong> commissie dan ook: schaf het<br />

geneeskundig toezicht af. 48<br />

In september 1901 dien<strong>de</strong> Van Staveren daartoe met zes an<strong>de</strong>ren<br />

een motie in. Van buitenaf kregen ze steun van <strong>de</strong> NVT, <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Vrouwenbond tot<br />

Verhoog ing van het Ze<strong>de</strong>lijk Bewustzijn en verschei<strong>de</strong>ne an<strong>de</strong>re vrouwenverenigingen. Na<br />

45 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 185 2e omslag, exhibita 13115 3-12-1900; 1 12557-27-11-1900; I 4378-14-4-1899; 4250;<br />

10561-1-10-1898; 12557, 18-11-1900; 11036 6-10-1896 9-10-1897 nr. 11036; 12528 15-11-1897; 12528 29-11-1897;<br />

13907 27-12-1897; 13907; 10561 25-9-1898; 10561 1-10-1898; 2828 4-3-1899; 2828 10-3-1899; 3987 1-4-1899; 3987;<br />

4250 8-4-1899; 4378 14-4-1899; 12557 27-11-1900; 13115.<br />

46 ARA, BuZa, A-dossier 96, inv.nr. 185 2e omslag, exhibita 567 16-1-1889; 3153 30-3-1889; I 3153 23-4-1889; 3986 26-4-<br />

1889; 3980 29-4-1889; 4051 30-4-1889 en 2 mei 1889; 5815 18-6-1889; 5815 juni 1889 en 25-6-1889; I 6383 12-7-1889;<br />

6680 15-7-1889; 8271 19-8-1890; 1892 I 9978 13-9-1892; 10645 19-9-1892; 10645 28-9-1892; 5930 25-5-1893; I 5930 2-6^<br />

1893; 6059 31-5-1893; 8816 8-8-1893; 8937; I 8937; 9829 1-9-1893; I 9829; 10625 23-9-1893 en 27-9-1893; 10847 30-9-<br />

1893^ I 10847 5-10-1893; 12297 24-11-1894; 8096 2.3-7-1895; 5754 17-5-1900; I 6329/599 14-6-1900 en 19-11-1906.<br />

47 L. Abram, 'De prostitutie-kwestie in Rotterdam' (scriptie Vrije Universiteit Amsterdam 1986) 18-22; Ilma Merx, 'Medici<br />

en <strong>de</strong> reglementering: over hygiëne en fair play' (doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Lei<strong>de</strong>n 1993) 73-75; Het<br />

Maandblad, 1-12-1894, 97-98, 103-108; 1-7-1897, 56-60; 1-7-1897, 74.<br />

48 Het Maandblad, 1-1-1900, 6-8; 1-3-1901, 17-19; Abram, 'De prostitutie-kwestie', 22-29; Merx, 'Medici en <strong>de</strong> reglemen­<br />

tering', 74-75.<br />

285


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

enerveren<strong>de</strong> <strong>de</strong>batten - dag- en avondzitting zowel op 19 als op 26 juni 1902 - waarin alle be­<br />

ken<strong>de</strong> argumenten voor en tegen uitgebreid <strong>de</strong> revue passeer<strong>de</strong>n, werd het voorstel van Van<br />

Staveren cum suis met twintig tegen zestien stemmen aangenomen. Vóór stem<strong>de</strong>n vijf antire­<br />

volutionaire en vier christelijk-historische raadsle<strong>de</strong>n, maar ook <strong>de</strong> sociaal-<strong>de</strong>mocraat H.<br />

Spiekman en een tiental (vrijzinnig-)liberalen. 49<br />

Afschaffing van het geneeskundig toezicht bleek voorlopig het hoogst haalbare in <strong>de</strong> Rot­<br />

terdamse gemeenteraad. De volgen<strong>de</strong> stap, een expliciet bor<strong>de</strong>elverbod, durf<strong>de</strong> Van Staveren<br />

pas voor te stellen in 1909, toen dui<strong>de</strong>lijk was dat er lan<strong>de</strong>lijke wetgeving tegen <strong>de</strong> onze<strong>de</strong>lijk­<br />

heid in het algemeen en <strong>de</strong> prostitutie in het bijzon<strong>de</strong>r in aantocht was, en toen <strong>de</strong> plaatselij­<br />

ke politieke machtsverhoudingen zich ingrijpend gewijzigd had<strong>de</strong>n. Want al vond Van Stave­<br />

ren opnieuw <strong>de</strong> burgemeester - sinds 1906 A.R. Zimmerman - en <strong>de</strong> meeste liberalen tegen­<br />

over zich, er waren inmid<strong>de</strong>ls voldoen<strong>de</strong> confessionelen en sociaal-<strong>de</strong>mocraten in <strong>de</strong> raad bij<br />

gekomen om zijn voorstel soepel aanvaard te krijgen. Bij <strong>de</strong> stemming in maart 1910 bleek<br />

een comfortabele meer<strong>de</strong>rheid van vijfentwintig tegen veertien - acht antirevolutionairen,<br />

vijf christelijk-historischen, vijf katholieken, vier sociaal-<strong>de</strong>mocraten en drie liberalen tegen­<br />

over twaalf liberalen en twee sociaal-<strong>de</strong>mocraten - vóór een bor<strong>de</strong>elverbod.<br />

Hoezeer het ze<strong>de</strong>lijkheidsklimaat in <strong>de</strong> Maasstad was veran<strong>de</strong>rd, bleek ook uit twee an<strong>de</strong>re,<br />

ongeveer terzelf<strong>de</strong>rtijd door <strong>de</strong> gemeenteraad genomen besluiten: <strong>de</strong> afschaffing van <strong>de</strong> ker­<br />

mis en <strong>de</strong> afbraak, terwille van een nieuw stadhuis en postkantoor, van <strong>de</strong> complete Zand-<br />

straatbuurt, <strong>de</strong> van ontucht tintelen<strong>de</strong>, <strong>de</strong> in wellust zwelgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rbuik van Rotterdam.<br />

'Bij Nielsen ken je nie meer dansen / Bij Charley zijn geen meisies meer / En moeke Bet<br />

draagt al 'n hoedje / Die wordt nu zuster in <strong>de</strong>n Heer', <strong>de</strong>clameer<strong>de</strong> volkszanger Koos Speen-<br />

hoff, begeleid door <strong>de</strong> slopershamer. 50<br />

Bor<strong>de</strong>elprostitutie verbo<strong>de</strong>n, door <strong>de</strong> gemeenteraad, door <strong>de</strong> rijksoverheid: dui<strong>de</strong>lijk, hel­<br />

<strong>de</strong>r, het kan niet meer, het mag niet meer. En toch ston<strong>de</strong>n gemeentebestuur, politie en justi­<br />

tie in een stad als Rotterdam machteloos tegenover het in hun ogen zo zondige kwaad dat<br />

prostitutie heette. Eerst even 1889. Van <strong>de</strong> 500 a 600 geregistreer<strong>de</strong>, meren<strong>de</strong>els zelfstandig<br />

actieve, prostituees die <strong>de</strong> Maasstad toen tel<strong>de</strong>, waren er volgens <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> minister van Bin­<br />

nenlandse Zaken verstrekte opgave 170 afkomstig uit het buitenland, evenveel als in alle an­<br />

<strong>de</strong>re gereglementeer<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n samen, en wel om precies te zijn 138 uit Duitsland, 22 uit Bel­<br />

gië, acht uit Frankrijk, één uit Engeland en één uit Luxemburg. 31<br />

Aan welke aantallen prostituees gedacht moest wor<strong>de</strong>n vlak voor <strong>de</strong> invoering van het lo­<br />

kale en lan<strong>de</strong>lijke bor<strong>de</strong>elverbod, leer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> openhartige rapportages van <strong>de</strong> Rotterdamse<br />

hoofdcommissaris van politie, Th.M. Roest van Limburg. In maart 1908 kwam hij, net aange­<br />

tre<strong>de</strong>n, tot een eerste globale schatting van zo'n duizend alleenwonen<strong>de</strong> prostituees, en net<br />

zo veel souteneurs, 'aangezien bijna ie<strong>de</strong>r harer een souteneur heeft'. Een jaar later kwam<br />

Roest van Limburg met an<strong>de</strong>re cijfers. In antwoord op een rondvraag van <strong>de</strong> minister van Jus­<br />

titie maakte hij melding van 267 prostituees in <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len en 286 daarbuiten. Weer een jaar<br />

later, in 1910, bleek dat bei<strong>de</strong> voorafgaan<strong>de</strong> opgaven - behalve met betrekking tot het in<strong>de</strong>r­<br />

daad veel te royaal geschatte aantal souteneurs - elkaar niet tegenspraken, maar aanvul<strong>de</strong>n.<br />

49 Het Maandblad, 1-6-1902, 52; 1-10-1902, 83-84; 1-2-1903, 17-38 (het - pas zeer laat ontvangen - verslag van <strong>de</strong> gemeenteraadszittingen<br />

van 19 en 26juni 1902); Abram, 'De prostitutie-kwestie', 26-29.<br />

50 Abram, 'De prostitutie-kwestie', 39-46; Van Vree, 'De verlokkingen'; Manneke, Uit oogpunt van poliae, 133-135, 152-<br />

155. Het Maandblad, 1-12-1909, 109-114; 1-4-1910, 35-40.<br />

51 Herben Lewandowski en PJ. van Dranen, Beschavings- en ze<strong>de</strong>ngeschie<strong>de</strong>nis van Ne<strong>de</strong>rland (Amsterdam 1933) 149-150;<br />

Manneke, Uit oogpunt van politie, 75-78.<br />

286


Afb. 6. Th.M. Roest van Limburg. Overgenomen<br />

uit: Koen<strong>de</strong>rs, Tussen christelijk Réveil, 215 [zie<br />

noot 35].<br />

Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

In zijn brochure In <strong>de</strong>n strijd tegen <strong>de</strong> ontucht presenteer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Rotterdamse hoofdcommissaris<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> precieze getallen: bij <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling ze<strong>de</strong>npolitie waren 469 geregistreer<strong>de</strong> en 737<br />

clan<strong>de</strong>stiene prostituees bekend, 1206 in totaal. Van <strong>de</strong> geregistreer<strong>de</strong> prostituees werkten er<br />

265 in bor<strong>de</strong>len en 204 zelfstandig, van wie f30 met souteneur. 52<br />

Ook na <strong>de</strong> inwerkingtreding van het gemeentelijke bor<strong>de</strong>elverbod, in april 1910, en van <strong>de</strong><br />

ze<strong>de</strong>nwet, op 1 januari 1912, bleef Roest van Limburg me<strong>de</strong><strong>de</strong>elzaam. Van alle politiechefs<br />

die in juni 1912 reageer<strong>de</strong>n op een enquête, was hij <strong>de</strong> enige die er echt voor was gaan zitten.<br />

Om <strong>de</strong> tekortkomingen te signaleren, wel te verstaan, want 'eene preventieve werking <strong>de</strong>r z.g.<br />

ze<strong>de</strong>lijkheidswetten is, hier ter ste<strong>de</strong> althans, zeer bezwaarlijk op te merken'. De gemeente­<br />

veror<strong>de</strong>ning van 1910 had zijns inziens veel beter gefunctioneerd. Gevolg daarvan was ge­<br />

weest dat 'toen reeds <strong>de</strong> grootere bor<strong>de</strong>elen met hunne bevolking, meest van vreem<strong>de</strong> natio­<br />

naliteit, wer<strong>de</strong>n opgeheven en <strong>de</strong>ze vrouwen naar el<strong>de</strong>rs vertrokken'. Ook '<strong>de</strong> werkzaamhe­<br />

<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r placeurs' waren daardoor 'geheel gefnuikt'. Van april I9f 0 tot 1 januari 1912 had <strong>de</strong><br />

ze<strong>de</strong>npolitie tegen 66 hou<strong>de</strong>rs en houdsters van huizen van ontucht proces-verbaal opge­<br />

maakt; '36 dier inrichtingen' waren 'door het aanslaan van een sluitingsbevel' metterdaad ge­<br />

sloten. Echter, toen vervolgens artikel 250bis van kracht werd, 'moest die veror<strong>de</strong>ning wor<strong>de</strong>n<br />

beschouwd als missen<strong>de</strong> <strong>de</strong> noodige rechtskracht en kon daarna <strong>de</strong> strijd tegen <strong>de</strong> huizen van<br />

ontucht slechts gevoerd wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> Rijkswet'. En daarmee begon <strong>de</strong> frustra­<br />

tie- 'Een belangrijk wapen, het recht van sluiting door Burgemeester en Wethou<strong>de</strong>rs na con­<br />

stateering van eene overtreding werd mij daardoor uit han<strong>de</strong>n genomen. Bovendien is het<br />

opmaken van proces-verbaal terzake art. 250bis <strong>de</strong>r Rijkswet uiterst moeilijk gebleken, aange­<br />

zien men zal moeten kunnen aantoonen dat <strong>de</strong> verdachte een beroep of een gewoonte maakt van<br />

52 Abram, 'De prostitutie-kwestie', 44; Van Vree, 'De verlokkingen', 42.<br />

287


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

het ontuchtbedrijf - men <strong>de</strong>rhalve zal moeten opsporen en bewijsmateriaal vin<strong>de</strong>n voor<br />

meer<strong>de</strong>re feiten. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> werking van <strong>de</strong> se<strong>de</strong>rt vervallen genoem<strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning was het<br />

reeds voldoen<strong>de</strong> aan te toonen, dat bij één feit <strong>de</strong> verdachte uit winstbejag had gehan<strong>de</strong>ld'.<br />

Kenmerkend genoeg kon in <strong>de</strong> eerste helft van 1912 'slechts éénmaal proces-verbaal wor<strong>de</strong>n<br />

opgemaakt ter zake art. 250bis <strong>de</strong>r Rijkswet, welk artikel zeer gemakkelijk te ontduiken is'.<br />

Kortom, naar het oor<strong>de</strong>el van Roest van Limburg werd <strong>de</strong> strijd tegen <strong>de</strong> ontucht in <strong>de</strong><br />

Maasstad door <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>nwet van 1911 niet vooruitgeholpen, maar juist tegengewerkt. Het ge­<br />

meentebestuur van Rotterdam waag<strong>de</strong> nog een manhafte poging om <strong>de</strong> clan<strong>de</strong>stiene prosti­<br />

tutie te beteugelen. Net als vrijwel overal el<strong>de</strong>rs was het NVP-advies om het wettelijke bor­<br />

<strong>de</strong>elverbod 'in te bed<strong>de</strong>n' in plaatselijke verbodsbepalingen in 1911 genegeerd, maar enkele<br />

jaren later werd het alsnog opgevolgd. De gemeentelijke veror<strong>de</strong>ning van 1910 werd heringe­<br />

voerd, en toen in 1917 achtereenvolgens het kantongerecht en in hoger beroep <strong>de</strong> rechtbank<br />

oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n dat 'eene plaatselijke veror<strong>de</strong>ning tot aanvulling van het wettelijk bor<strong>de</strong>elverbod'<br />

wel <strong>de</strong>gelijk 'verbin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kracht' had, was het pleit beslecht. Roest van Limburg zelf was in­<br />

mid<strong>de</strong>ls vertrokken uit Rotterdam, maar het sluitingsbevel was terug van weggeweest. 53<br />

Veel<br />

dichtgetimmerd werd er vervolgens echter niet. Al snel constateer<strong>de</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad dat<br />

ook met <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r zo beproef<strong>de</strong> verbodsbepalingen geen greep was te krijgen op <strong>de</strong> vrije<br />

prostitutie. Gemeenteraadsle<strong>de</strong>n gewaag<strong>de</strong>n zelfs van 'een toestand die bijna dagelijks nog<br />

verslimmert', en wer<strong>de</strong>n in die mening bevestigd door <strong>de</strong> politie. In 1918 rapporteer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze<br />

dat <strong>de</strong> overlast door straatprostituees toenam. En in 1921, bijna tien jaar na <strong>de</strong> inwerkingtre­<br />

ding van <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>nwet èn <strong>de</strong> sloop van <strong>de</strong> Pol<strong>de</strong>r, achtte het hoofd van <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n- en kin<strong>de</strong>r­<br />

politie, W. Voskuil, het 'buiten twijfel [...] dat er nu toch in Rotterdam ten minste drie dui­<br />

zend prostituees bestaan - van wie dus bekend is, dat zij <strong>de</strong> ontucht als beroep of als nevenbe­<br />

roep uitoefenen'/' 4<br />

Preuts platteland?<br />

In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1905-1912 wer<strong>de</strong>n zeven enquêtes gehou<strong>de</strong>n die moesten peilen hoe het er<br />

met <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheid in Ne<strong>de</strong>rland voorstond. 55<br />

Eén on<strong>de</strong>rzoek is vooral interessant waar het<br />

gaat om <strong>de</strong> vraag hoe ze<strong>de</strong>lijk het platteland nu eigenlijk was. Organisator van het on<strong>de</strong>rzoek<br />

was het Informatie-Bureau tot Bescherming van Vrouwen en Meisjes, dat sterk gelieerd was<br />

aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Vereeniging tegen <strong>de</strong> Prostitutie van Hendrik Pierson. Vanuit in totaal<br />

126 kleinere gemeenten (zogenaam<strong>de</strong> 'Serie B-gemeenten') wer<strong>de</strong>n ingevul<strong>de</strong> vragenlijsten<br />

opgestuurd naar het Informatie-Bureau. Het is, alleen al vanwege dit grote aantal reacties, in­<br />

teressant <strong>de</strong> uitkomsten van <strong>de</strong>ze enquête eens na<strong>de</strong>r te bekijken. Vooropgesteld zij dat het<br />

geen officieel, systematisch en objectief on<strong>de</strong>rzoek betrof. De in te vullen lijsten wer<strong>de</strong>n toe­<br />

gezon<strong>de</strong>n aan beken<strong>de</strong>, bij voorkeur protestants-christelijke contactpersonen, dan wel aan<br />

min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong>, maar wel vertrouw<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Vrouwenbond en aanverwante ze<strong>de</strong>lijk­<br />

heidsverenigingen. Gemeenten waar zulke vertrouwenspersonen ontbraken, <strong>de</strong><strong>de</strong>n dus al bij<br />

voorbaat niet mee. De uitkomsten dragen daar dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> sporen van. De grote meer<strong>de</strong>r­<br />

heid van <strong>de</strong> aangeschreven gemeenten was gelegen in <strong>de</strong> zogeheten protestantenband dwars<br />

53 Zie diverse stukken hieromtrent in: ARA, Mvf, Wettendossier 250, 1912-1918, inv.nr. 462.<br />

54 Aangehaald in MJ. Brusse, Rollerdamsche ze<strong>de</strong>prenten (2e druk; Rotterdam 1922) 43. Vgl. Hazewinkel, Prostitutiebeleid<br />

in Rotterdam, 22-25.<br />

55 Vgl. Bossenbroek en Kompagnie, Het mysterie, hoofdstuk 12, 'De zondige stad'.<br />

288


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

over Ne<strong>de</strong>rland, zich uitstrekkend van <strong>de</strong> Zeeuwse eilan<strong>de</strong>n tot aan Zuid-Friesland. 56<br />

Het aar­<br />

dige is echter dat <strong>de</strong>ze zwakte tegelijkertijd als haar kracht kan wor<strong>de</strong>n geduid. Paradoxaal ge­<br />

noeg gaat dat juist op voor <strong>de</strong> 'Serie B-gemeenten'. Als maar in gedachten wordt gehou<strong>de</strong>n<br />

dat het daarbij vooral gaat om in <strong>de</strong> protestantse mid<strong>de</strong>nzone van Ne<strong>de</strong>rland gelegen kleine­<br />

re gemeenten, waar (bor<strong>de</strong>el) prostitutie nooit had bestaan of in <strong>de</strong> voorafgaan<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> was<br />

uitgebannen, als bovendien wordt verdisconteerd dat <strong>de</strong> plaatselijke rapporteurs waren gese­<br />

lecteerd op grond van hun preoccupatie met (on)ze<strong>de</strong>lijkheid, dan krijgen <strong>de</strong> uitkomsten in<br />

zeker opzicht een meerwaar<strong>de</strong> - met bovendien een verrassen<strong>de</strong> wending. Ze geven een in<br />

haar soort unieke ze<strong>de</strong>nschets van lan<strong>de</strong>lijk Ne<strong>de</strong>rland in het begin van <strong>de</strong> 20e eeuw, bezien<br />

door <strong>de</strong> ogen van maatschappelijk betrokken, religieus actieve, moralistisch assertieve waar­<br />

nemers.<br />

De enquête van 1905 bevatte tien vragen, waarvan <strong>de</strong> zeven laatste vooral ingingen op het<br />

wel en wee van meisjes die uit <strong>de</strong> gemeente 'naar <strong>de</strong> groote ste<strong>de</strong>n' vertrokken om daar werk<br />

te zoeken als dienstbo<strong>de</strong>, fabrieksarbeidster of an<strong>de</strong>rszins. Op <strong>de</strong> meeste formulieren - ruim<br />

zeventig - werd op <strong>de</strong>ze vragen geantwoord dat dit verschijnsel zich ter plaatse niet voor<strong>de</strong>ed.<br />

Dertig correspon<strong>de</strong>nten gaven op dat het ging om enkele meisjes per jaar, 24 antwoord<strong>de</strong>n<br />

dat het in hun gemeente in<strong>de</strong>rdaad veel meisjes betrof. De meesten van hen gingen richting<br />

Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, maar ook mid<strong>de</strong>lgrote ste<strong>de</strong>n als Arnhem, Breda en<br />

Groningen wer<strong>de</strong>n genoemd.<br />

Over hun we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n aldaar liepen <strong>de</strong> meningen uiteen. Van <strong>de</strong> meisjes die uit<br />

Oud-Vossemeer op het Zeeuwse eiland Tholen naar Rotterdam en Den Haag trokken, was<br />

'niets verkeerds bekend'. Vanuit het Brabantse Oosterhout vertrokken jaarlijks zo'n tachtig<br />

meisjes, <strong>de</strong> meesten naar Rotterdam, en 'velen gaan daar <strong>de</strong>n verkeer<strong>de</strong>n weg op'.<br />

De eerste drie vragen van <strong>de</strong> enquête han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheidstoestand on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

achterblijvers in <strong>de</strong>ze kleine gemeenten. Deze vragen wer<strong>de</strong>n door vrijwel alle correspon<strong>de</strong>n­<br />

ten beantwoord en lenen zich goed voor kwantificering. 'Hoe is <strong>de</strong> toestand op ze<strong>de</strong>lijk gebied<br />

in Uwe gemeente?' luid<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste. 'Re<strong>de</strong>lijk goed' tot 'zeer goed', antwoord<strong>de</strong> bijna drie­<br />

kwartvan <strong>de</strong> invullers, 'matig' tot 'zeer ongunstig' <strong>de</strong> overigen. Over het algemeen heerste dus<br />

tevre<strong>de</strong>nheid. 'Komen er veel onwettige geboorten voor?' was <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> vraag. 'Geen of wei­<br />

nig', was het antwoord van liefst 87 procent; tien procent hield het op 'nogal' of 'tamelijk' en<br />

slechts drie procent antwoord<strong>de</strong> volmondig bevestigend. Dat mocht geruststellend heten.<br />

Maar dan <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> vraag, kernachtig geformuleerd: 'Veel gedwongen huwelijken?' En hier<br />

begint <strong>de</strong> verbazing, want van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>nten die in meer<strong>de</strong>rheid zo tevre<strong>de</strong>n wa­<br />

ren over <strong>de</strong> algehele ze<strong>de</strong>lijkheidstoestand in hun woonplaats, antwoord<strong>de</strong> op <strong>de</strong>ze vraag<br />

slechts negentien procent 'geen of weinig'; 32 procent oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> 'nogal' of 'tamelijk' en liefst<br />

49 procent 'veel' of 'zeer veel'. Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> vragen twee en<br />

drie lever<strong>de</strong>n bijna omgekeerd evenredige percentages op. Met weer an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, er<br />

mochten dan volgens <strong>de</strong> invullers van <strong>de</strong> enquête weinig onwettige geboorten plaatsvin<strong>de</strong>n in<br />

hun gemeenten, ze constateer<strong>de</strong>n wel opvallend veel gedwongen huwelijken. 57<br />

56 Vgl Hans Knippenberg, De religieuze kaart van Ne<strong>de</strong>rland. Omvang en geografische spreiding van <strong>de</strong> godsdienstige gezindten<br />

vanaf <strong>de</strong> Reformatie tot he<strong>de</strong>n (Assen/Maastricht 1992).<br />

57 Enquête ze<strong>de</strong>lijke toestand in 140 gemeenten door het Informatie-Bureau tot Bescherming van Vrouwen en Meisjes<br />

eind 1905 in: (nog ongeïnventariseer<strong>de</strong>) archiefstukken uit <strong>de</strong> administratie van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Vereeniging<br />

tegen <strong>de</strong> Prostitutie en het Nationaal Comité tot Bestrijding van <strong>de</strong>n Han<strong>de</strong>l in Vrouwen en Kin<strong>de</strong>ren en van<br />

<strong>de</strong> Pornographie, die behoren tot <strong>de</strong> collectie van <strong>de</strong> Mr. A. <strong>de</strong> Graafstichting uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1898-1939 (tij<strong>de</strong>lijk in<br />

beheer bij Pieter Koen<strong>de</strong>rs, dankzij wiens zeer royale me<strong>de</strong>werking het archief kon wor<strong>de</strong>n geraadpleegd).<br />

28'.)


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

De toelichtingen die verschei<strong>de</strong>ne correspon<strong>de</strong>nten bij hun antwoor<strong>de</strong>n gaven, laten daar­<br />

over geen twijfel bestaan. Maar wat moet men verstaan on<strong>de</strong>r 'veel' of 'zeer veel' gedwongen<br />

huwelijken? Wel, aan percentages ontbrak het in <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n niet. 20 tot 50 procent in het<br />

Zuid-<strong>Holland</strong>se Oud-Alblas, waar <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijke toestand <strong>de</strong>sondanks 're<strong>de</strong>lijk' heette. Een<strong>de</strong>r­<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>el in het Friese Wierum, circa 30 procent in het Noord-<strong>Holland</strong>se Zaandam. 60 procent<br />

in het Gel<strong>de</strong>rse Nijkerk, 65 tot 75 procent in Nieuwerkerk on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rook van Rotterdam. Vol­<br />

gens <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>nt ken<strong>de</strong>n Nieuwerkerkse meisjes ook het alternatief voor trouwen. 'Veel<br />

meisjes gaan naar Rotterdam naar <strong>de</strong> zoogenaam<strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigen die zwangerschap afbre­<br />

ken', zo werd gemeld. Uit Dalfsen kwam een ingevuld formulier terug met <strong>de</strong> melding dat<br />

daar slechts '5 per mille' van <strong>de</strong> geboorten onwettig waren, en dat het aantal gedwongen hu­<br />

welijken 'in <strong>de</strong> burgerij geene' was. 'In <strong>de</strong> boerenstand' daarentegen von<strong>de</strong>n zeven tot acht<br />

van <strong>de</strong> tien huwelijken gedwongen plaats. Maar was dat erg? 'De jongens laten <strong>de</strong> verlei<strong>de</strong><br />

meisjes evenwel niet aan haar lot over', en dat was voor correspon<strong>de</strong>nt G. Barger voldoen<strong>de</strong><br />

aanleiding om over <strong>de</strong> algehele ze<strong>de</strong>lijkheidstoestand welgemoed op te merken: 'Vergeleken<br />

bij an<strong>de</strong>re plattelandsgemeenten vrij goed'. In Schoonebeek werd <strong>de</strong> kat op het spek gebon­<br />

<strong>de</strong>n doordat op vele boer<strong>de</strong>rijen wegens plaatsgebrek mei<strong>de</strong>n en knechten in één vertrek<br />

moesten slapen.<br />

De boodschap is dui<strong>de</strong>lijk. De uitkomsten van <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheidsenquête van 1905 vormen<br />

een aanwijzing dat er in grote <strong>de</strong>len van lan<strong>de</strong>lijk en kleinsteeds Ne<strong>de</strong>rland, streken boven­<br />

dien die niet bepaald als ze<strong>de</strong>lijk losgeslagen bekend staan, weinig onwettige geboorten<br />

plaatsvon<strong>de</strong>n, maar dat gedwongen huwelijken er schering en inslag waren. Het eerste is in<br />

lijn, het twee<strong>de</strong> in strijd met <strong>de</strong> in <strong>de</strong> literatuur doorgaans verwoor<strong>de</strong> opvattingen. 58<br />

Daarbij<br />

lijkt het er sterk op dat <strong>de</strong>ze situatie niet als bijzon<strong>de</strong>r zorgwekkend werd ervaren. 'De ou<strong>de</strong>rs<br />

vin<strong>de</strong>n het niet erg als <strong>de</strong> huwelijken gedwongen zijn', werd gerapporteerd uit het Zuid-Hol­<br />

landse Heukelum. De keurigste samenvatting verzorg<strong>de</strong> W. <strong>de</strong> Lange, hervormd predikant in<br />

het Utrechtse Rhenen. 'Vrij goed', antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze op <strong>de</strong> eerste vraag van <strong>de</strong> enquête, 'als<br />

men althans 'ze<strong>de</strong>lijk' uitsluitend verstaat in <strong>de</strong>n zin uwer circulaire. Dat men in een kleine<br />

plaats alles van elkan<strong>de</strong>r weet, is doorgaans het machtigste voorbehoedmid<strong>de</strong>l tegen onze<strong>de</strong>­<br />

lijke verhoudingen'. Onwettige geboorten <strong>de</strong><strong>de</strong>n zich te Rhenen dan ook hooguit één keer<br />

per jaar voor. Maar dan het huwelijkspatroon! 'In <strong>de</strong>n min<strong>de</strong>ren stand zijn, op een zeer en­<br />

kele uitzon<strong>de</strong>ring na, alle huwelijken gedwongen'. Ook 'in <strong>de</strong>n werkmansstand, waar <strong>de</strong> jon­<br />

gens vroeg hun eigen geld verdienen, zij 't ook dikwijls weinig, trouwt men (gedwongen) ont­<br />

zettend jong'. Hoe dat kwam? Gewoon, 'men ziet er 't kwaad niet van in; men spreekt er over<br />

of 't zoo hoort'. En dus bleef het zo. Of, zoals mevrouw Van Duyvenboo<strong>de</strong>-Pennings uit Heu­<br />

kelum er in <strong>de</strong> kantlijn van haar formulier bij krabbel<strong>de</strong>; het betrof nu eenmaal onze<strong>de</strong>lijk­<br />

heid met 'een onschuldiger karakter (..) dan in <strong>de</strong> groote ste<strong>de</strong>n'.<br />

Behalve Nieuwerkerk, Oud-Alblas en Heukelum namen wat Zuid-<strong>Holland</strong> betreft ook <strong>de</strong><br />

correspon<strong>de</strong>nten uit verschillen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re gemeenten <strong>de</strong> moeite <strong>de</strong> formulieren in te vullen<br />

en terug te zen<strong>de</strong>n. Vanuit Rhoon werd gemeld dat <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijke toestand er weinig bevredi­<br />

gend was, wat geweten werd aan het 'vroegtijdig verkeeren', dat reeds op 15- en lö^jarige leef­<br />

tijd aanving. De gedwongen huwelijken waren er zeer talrijk, maar schaamtegevoel hierover<br />

bestond nauwelijks. 'Tamelijk veel' meisjes gingen vanuit Rhoon naar Rotterdam, van wie er<br />

'slechts enkelen op <strong>de</strong> slechten weg [geraken], wier gedrag tevoren lichtzinnig was'. In<br />

58 Zie on<strong>de</strong>r meer Siep Stuurman, Verzuiling. kapitalisme en jinlritirelmiU. Aspecten van <strong>de</strong> ontwikkeling veen <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne staat<br />

in Ne<strong>de</strong>rland (Nijmegen 1983) 202-208 en <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> literatuurverwijzingen op 245, met name noot 9.<br />

290


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

Brandwijk kwamen weinig onwettige geboorten voor, maar waren <strong>de</strong> meeste huwelijken ge­<br />

dwongen. Ook in Spijkenisse geen onwettige geboorten, maar 'nogal veel' huwelijken met<br />

zwangere bruid, en eenzelf<strong>de</strong> beeld gaf Vlaardingen te zien met 'niet veel' onwettige kin<strong>de</strong>­<br />

ren en 'veel' gedwongen huwelijken. In Nieuwveen werd <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijkheid als 'vrij goed' om­<br />

schreven en in Heinenoord liet hij 'te wensen over'. Ook Maasland ken<strong>de</strong> 'nogal veel' ge­<br />

dwongen huwelijkssluitingen, zoals ook in Krimpen aan <strong>de</strong> Lek er 'bijna altijd' een kind op<br />

komst was wanneer er gehuwd werd.<br />

Zo was <strong>de</strong> toestand in 1905 in <strong>de</strong> kleinere gemeenten, waar prostitutie als maatschappelijk<br />

probleem niet of nauwelijks had bestaan. In <strong>de</strong> categorie mid<strong>de</strong>lgrote ste<strong>de</strong>n, zeg maar <strong>de</strong><br />

'Serie A-gemeenten' maar dan zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> drie grootste, lag <strong>de</strong> situatie an<strong>de</strong>rs. Daar weet men<br />

niet alles meer van elkaar, daar is het al moeilijker overzicht hou<strong>de</strong>n, daar onttrekt <strong>de</strong> ontucht<br />

zich soepeler aan spie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> blikken. Daar ook zijn doorgaans meer, maar niet altijd eenslui­<br />

<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gegevens beschikbaar voor een interpretatie achteraf.<br />

Een formulier werd teruggezon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>nte uit <strong>de</strong> Serie-A-gemeente<br />

Gouda. Correspon<strong>de</strong>nte mevrouw Berkelbach-van <strong>de</strong>r Sprenkel volstond in 1905 kort en bon­<br />

dig met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dat <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>lijke toestand ter plaatse gunstig genoemd mocht wor<strong>de</strong>n.<br />

De sociale controle in een betrekkelijk kleine stad als Gouda was groot, clan<strong>de</strong>stiene prostitu­<br />

tie kon er daardoor wellicht moeilijk gedijen en dus zullen prostituees naar grote ste<strong>de</strong>n als<br />

Rotterdam en Amsterdam zijn uitgeweken, waar men gemakkelijker in het grootschalige en il­<br />

legale prostitutiebedrijf kon on<strong>de</strong>rduiken dan in <strong>de</strong> provinciestad Gouda.<br />

Vergelijking en conclusies<br />

Volgens <strong>de</strong> opgaven van <strong>de</strong> betrokken burgemeesters, die zich baseer<strong>de</strong>n op politiegegevens,<br />

tel<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland in 1889 in totaal 181 erken<strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len, zeer ongelijk ver<strong>de</strong>eld over het land.<br />

De drie grote ste<strong>de</strong>n, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, tel<strong>de</strong>n er samen 138. De overige<br />

43 waren te vin<strong>de</strong>n in 21 mid<strong>de</strong>lgrote en kleine ste<strong>de</strong>n. 69<br />

Dat was veel min<strong>de</strong>r dan het geweest was, maar <strong>de</strong> dalen<strong>de</strong> ten<strong>de</strong>ns zou sindsdien alleen<br />

maar ver<strong>de</strong>r doorzetten. Twintig jaar later, in maart 1909 om precies te zijn, liet minister van<br />

Justitie Nelissen in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> voorbereidingen op het lan<strong>de</strong>lijke bor<strong>de</strong>elverbod een<br />

soortgelijke inventarisatie opstellen. De uitkomst lever<strong>de</strong> een haarscherp beeld op van ver<strong>de</strong>­<br />

re achteruitgang. Bor<strong>de</strong>elprostitutie van enige omvang kwam eigenlijk alleen nog maar voor in<br />

Rotterdam en Den Haag. Daarbuiten - ook in Amsterdam, waar immers inmid<strong>de</strong>ls strenge ver­<br />

bodsbepalingen gol<strong>de</strong>n - was slechts hier en daar sprake van een verdwaald bor<strong>de</strong>el, in totaal<br />

niet meer dan een handvol in het hele land. Echter, omdat <strong>de</strong> plaatselijke bestuur<strong>de</strong>rs bij <strong>de</strong>ze<br />

gelegenheid ook werd gevraagd naar aantallen publieke vrouwen, kreeg <strong>de</strong> minister tegelij­<br />

kertijd zicht op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant van <strong>de</strong> medaille, te weten <strong>de</strong> prostitutie buiten <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len.<br />

En die vertoon<strong>de</strong> een heel an<strong>de</strong>r beeld. Van het totale aantal van 1870 bij <strong>de</strong> diverse poli­<br />

tiekorpsen beken<strong>de</strong> prostituees bleken er maar 454 - min<strong>de</strong>r dan een kwart - werkzaam te<br />

zijn in bor<strong>de</strong>len, te vin<strong>de</strong>n in een tiental ste<strong>de</strong>n: 267 in Rotterdam, 105 in Den Haag, en nog<br />

eens 82 in Amersfoort, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Groningen, Maastricht en<br />

Utrecht. De overige 1416 prostituees werkten voor 'eigen rekening', dat wil zeggen zelfstan­<br />

dig op kamers, in bierhuizen en <strong>de</strong>rgelijke, of op straat, in parken. In <strong>de</strong>ze categorie on<strong>de</strong>r-<br />

59 Lewandowski en Van Dranen, Beschavings- en ze<strong>de</strong>ngeschie<strong>de</strong>nis, 149-150.<br />

201


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

Afb. 7. In scène gezette voorstelling van het nachtvrijen. Overgenomen uit: M. Timmer, Erotiek in <strong>de</strong> Lage<br />

Lan<strong>de</strong>n. Een geschie<strong>de</strong>nis (Kampen 1974) 192.<br />

scheid<strong>de</strong> <strong>de</strong> hoofdstad zich als vanouds: 652 van <strong>de</strong> 'vrije' prostituees werkten in Amsterdam,<br />

286 in Rotterdam, 250 in Den Haag, en <strong>de</strong> resteren<strong>de</strong> 228 in zestien kleinere gemeentes. 60<br />

Eén voor één, Rotterdam het eerst, Amsterdam vervolgens, Den Haag ten slotte, voorzagen<br />

<strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n dan ook <strong>de</strong> rijkswet (weer) van additionele plaatselijke sancties om greep te<br />

krijgen op een verschijnsel dat zich aan God en gebod onttrok.<br />

El<strong>de</strong>rs was het an<strong>de</strong>rs. Gestapeld op sociale controle vorm<strong>de</strong> morele pressie een drukken­<br />

<strong>de</strong>r last. Buiten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag voltrok zich vanaf <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia<br />

van <strong>de</strong> 19e eeuw wel <strong>de</strong>gelijk een verze<strong>de</strong>lijking van het openbare leven, die ook <strong>de</strong> prostitu­<br />

tie beroer<strong>de</strong>.<br />

Op het dorp veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niet zo heel veel. Geprostitueerd werd er al nooit, wel lustig nacht-<br />

gevreeën, en dat bleef zo, alle veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> preutsheid ten spijt; 61<br />

alleen werd er meer ge­<br />

trouwd the morning after. In <strong>de</strong> kleine stad sloten <strong>de</strong> huizen van ontucht en verdwenen <strong>de</strong> on­<br />

tuchtige bewoonsters uit het zicht. In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lgrote stad wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len verbouwd of<br />

gesloopt, maar von<strong>de</strong>n wel hier en daar prostituees van <strong>de</strong> toekomst een sluipweg. 6<br />

' 2<br />

Wat vanzelf sprak in Rhenen, Waalwijk, Heukelum, wat geslaagd mocht heten in Alkmaar,<br />

Gouda, Har<strong>de</strong>rwijk, wat met inzet van alle morele krachten zelfs een heel eind kwam in Lei­<br />

<strong>de</strong>n, Arnhem, Utrecht, dat mislukte faliekant in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag.<br />

60 Opgaven van gemeentebesturen aan minister van Justitie Nelissen, maart-april 1909, bijlage in: ARA, MvJ, Wettendossier<br />

250, wet van 20 mei 1911, inv.nr. 461, le dossier 1907-1909.<br />

61 Vgl. Hans Righart, 'Moraliseringsoffensief in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1850-1880', in: Harry Peeters, Lène<br />

Dresen-Coen<strong>de</strong>rs en Ton Bran<strong>de</strong>nbarg (red.), Vijf eeuwen gezinsleven. Lief<strong>de</strong>, huwelijk en opvoeding in Ne<strong>de</strong>rland (Nijmegen<br />

1988) 194-208; J.M.W. van Ussel, Geschie<strong>de</strong>nis van het sexueleprobleem (Meppel/Amsterdam 1982) passim.<br />

62 'Vgl. G. Nabrink, Seksuele hervorming in Ne<strong>de</strong>rland. Achtergrond en geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB) en<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Verenigingvoor Seksuele Hervorming (NVSH) 1881-1971 (Nijmegen 1978); H.Q. Röling, 'De tragedie van het<br />

geslachtsleven'. Johannes Rutgers (1850-1924) en <strong>de</strong> Nieuw-Mallhusiaansche Bond (Amsterdam 1987); i<strong>de</strong>m, 'Victoriaanse<br />

moraal in Ne<strong>de</strong>rland. Een historiografische plaatsbepaling', De Negentien<strong>de</strong> Eeuw 10 (1986) themanummer 'Seksualiteit<br />

en moraal in Ne<strong>de</strong>rland 1800-1850', 141-145.<br />

292


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

Of, in <strong>de</strong> rake one-linervan dominee De Lange uit Rhenen: 'Dat men in een kleine plaats al­<br />

les van elkan<strong>de</strong>r weet, is doorgaans het machtigste voorbehoedmid<strong>de</strong>l tegen onze<strong>de</strong>lijke ver­<br />

houdingen'. Goed, <strong>de</strong> meeste boerenzoons en werklie<strong>de</strong>ndochters doken eerst in <strong>de</strong> bedstee<br />

en gingen pas daarna, als het moest, naar het stadhuis, maar dan gingen ze ook. Zo waren <strong>de</strong><br />

manieren ten plattelan<strong>de</strong>, al sinds mensenheugenis, zo bleven <strong>de</strong> gebruiken, omdat te weini­<br />

gen er kwaad in zagen. Het was gebon<strong>de</strong>n ontucht, gepleegd tussen aanstaan<strong>de</strong> echtgenoten,<br />

en dan heette het nachtvrijen en mocht het. Dat was, we zeggen het mevrouw Van Duyven-<br />

boo<strong>de</strong>-Pennings uit Heukelum na, van een an<strong>de</strong>re morele or<strong>de</strong> dan losse seksuele contacten<br />

tegen betaling met willekeurige partners. Zoals in <strong>de</strong> grote stad.<br />

Of <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lgrote stad. Provinciehoofdste<strong>de</strong>n, regionale centra, plaatsen als Maastricht en<br />

Zwolle, Dordrecht en Nijmegen, Groningen en 's-Hertogenbosch. Te klein om in op te los­<br />

sen, groot genoeg om in te roeren. Het effect van <strong>de</strong> toegenomen ze<strong>de</strong>lijke repressie was hier<br />

onmiskenbaar, daar beperkt, ginds wisselend, nergens onverbid<strong>de</strong>lijk. Dat <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>len er ver­<br />

dwenen was zonneklaar. Dat <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze uit zichzelf, weggeconcurreerd door spannen<strong>de</strong>r vor­<br />

men van seksueel vermaak. Ze bezweken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> klantafstoten<strong>de</strong> hin<strong>de</strong>rhagen van <strong>de</strong> Mid­<br />

<strong>de</strong>rnachtzending. De buurt pikte het niet langer. Of ze wer<strong>de</strong>n uitein<strong>de</strong>lijk verbo<strong>de</strong>n, door<br />

het plaatselijk gezag, door <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>lijke politiek. Verdwijnen <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze, in alle mid<strong>de</strong>lgrote<br />

ste<strong>de</strong>n. An<strong>de</strong>rs lag het met <strong>de</strong> prostitutie zelf. Die werd er weliswaar teruggedrongen, in Lei­<br />

<strong>de</strong>n meer, in Mid<strong>de</strong>lburg min<strong>de</strong>r, maar verdwijnen? Nee. Uit het gezichtsveld, buiten ge-<br />

hoorsafstand van <strong>de</strong> oppassen<strong>de</strong> burger, ja, dat wel. Prostitutie werd verhuld, verheimelijkt,<br />

versluierd, daardoor zintuiglijk min<strong>de</strong>r waarneembaar en daardoor ze<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r aanstoot­<br />

gevend.<br />

En prostitutie verkaste. Van klein en mid<strong>de</strong>lgroot naar groot, van dorpsstraat en markt­<br />

plein naar stadswijk. Lan<strong>de</strong>lijk gezien was het trefwoord 'concentratie', concentratie van <strong>de</strong><br />

prostitutie in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag. Binnen <strong>de</strong> drie grote sté<strong>de</strong>n was <strong>de</strong> bewe­<br />

ging echter precies omgekeerd. Hier was <strong>de</strong> typeringjuist 'fragmentatie', fragmentatie van <strong>de</strong><br />

prostitutie in kleine zelfstandige eenhe<strong>de</strong>n, om het maar eens mo<strong>de</strong>lmatig uit te drukken,<br />

verspreid over ou<strong>de</strong> en nieuwe wijken, niet meer in <strong>de</strong> vorm van bor<strong>de</strong>len, maar on<strong>de</strong>r het<br />

mom van kroegen, sigarenwinkels, café-chantants, hotels, melksalons, verhuur<strong>de</strong> kamers niet<br />

te vergeten. Deze ontwikkeling <strong>de</strong>ed zich voor aan <strong>de</strong> Maas, langs <strong>de</strong> Amstel en achter <strong>de</strong> dui­<br />

nen. Er waren wel on<strong>de</strong>rlinge verschillen, in snelheid en felheid van het bevoegd gezag, in an­<br />

ticiperen en reageren van <strong>de</strong> branche, in getallen en verhoudingen, maar <strong>de</strong> essentie was ge­<br />

lijk. De bor<strong>de</strong>len verdwenen, <strong>de</strong> prostituees bleven, in telkens nieuwe schijngestalten, en<br />

naarmate <strong>de</strong> drie ste<strong>de</strong>n groei<strong>de</strong>n - en nimmer groei<strong>de</strong>n ze onstuimiger dan in <strong>de</strong>ze perio­<br />

<strong>de</strong> - in steeds groteren getale.<br />

Het was een proces dat al in <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia van <strong>de</strong> 19e eeuw was ingezet, en dat door<br />

<strong>de</strong> plaatselijke bor<strong>de</strong>elverbo<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>nwet alleen maar werd versneld. Alle verbodsbe­<br />

palingen ten spijt bleven Amsterdam, Rotterdam en Den Haag over als <strong>de</strong> enige echte vrijste­<br />

<strong>de</strong>n van het land, in <strong>de</strong> dubbele betekenis van het woord, toevluchtsoor<strong>de</strong>n van anonimiteit<br />

voor <strong>de</strong> el<strong>de</strong>rs gemerkteken<strong>de</strong> prostitutie. Niet langer beschermd als wettige ontucht, niet<br />

meer ver<strong>de</strong>digd als noodzakelijk kwaad, kon zij alleen nog ongestraft terecht in <strong>de</strong> grote stad.<br />

Buurman Van Straten, die tuin<strong>de</strong>r Hein Ro<strong>de</strong>nburg waarschuw<strong>de</strong> voor <strong>de</strong> grote stad, had dus<br />

wel <strong>de</strong>gelijk gelijk: Rotterdam was in moreel opzicht bedreigend, <strong>de</strong> bor<strong>de</strong>elprostitutie, offi­<br />

cieel verbo<strong>de</strong>n verwerd er tot straat-, park- en stille-huizen-prostitutie, het kwaad liet zich niet<br />

beteugelen, laat staan vernietigen, maar paste zich soepel aan aan wat wet- en regelgeving aan<br />

29!!


Zondige ste<strong>de</strong>n, preuts platteland?<br />

ruimte liet. Wat dat betreft had Ro<strong>de</strong>nburg beter naar Gouda kunnen verhuizen, waar <strong>de</strong><br />

prostitutie in<strong>de</strong>rdaad uit het openbare leven verdwenen was on<strong>de</strong>r druk van sociale controle<br />

en kerkelijke repressie.<br />

Nog beter evenwel had hij kunnen blijven in zijn eigen 'durpie', waar alles zo net, zo keu­<br />

rig, zo overzichtelijk geregeld was, en waar het vrome volk op zondagochtend, in Hem ver­<br />

heugd, <strong>de</strong> kerk bevolkte. Maar Ro<strong>de</strong>nburg noem<strong>de</strong> zelf al dat ook een durpie gevaren ken<strong>de</strong>.<br />

Hij wist daarvan, hij was immers zelf ookjong geweest, en al dat jongvolk om hem heen wist<br />

het evenzeer. Menige jongen en menig meisje zal ogenschijnlijk zeer aandachtig hebben ge­<br />

luisterd naar <strong>de</strong> preek van <strong>de</strong> voorganger, <strong>de</strong> uiteenzetting van goed en kwaad hebben aan­<br />

gehoord, maar in werkelijkheid zijn afgeleid, verontrust wellicht door <strong>de</strong> gedachte aan <strong>de</strong><br />

avond ervoor, het gefoezel in het stookhok, op <strong>de</strong> hooizol<strong>de</strong>r, in <strong>de</strong> schuur, met bange vrees<br />

voor <strong>de</strong> mogelijke gevolgen, maar in <strong>de</strong> geruststellen<strong>de</strong> wetenschap dat, mocht geschie<strong>de</strong>n<br />

wat werd geducht, <strong>de</strong> vrucht van het heimelijk han<strong>de</strong>len als kind van keurig getrouw<strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rs het licht zou aanschouwen.<br />

29 I


Boekbesprekingen<br />

Recensies<br />

men, voorbereid op <strong>de</strong> te verwachten ontmoetingen.<br />

Benedict was een van <strong>de</strong> eerste antropologen<br />

Rob van Ginkel, Notities over Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs. Antropo­ die aandacht besteed<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse cullogische<br />

reflecties (Amsterdam/Meppel: Boom, tuur. Het begrijpen van een an<strong>de</strong>re cultuur stond<br />

1997, 271 blz., ISBN 90-5352-314-6)<br />

in haar werk centraal. Van Ginkel vergelijkt haar<br />

visie op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse cultuur met die van Ne­<br />

Tolerantie en spaarzaamheid, maar ook gierig<strong>de</strong>rlandse sociologen, historici en volkskundigen,<br />

heid en stijfheid - buitenlandse reizigers die vanaf' en wijst op <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van haar geschriften als et­<br />

<strong>de</strong> 16e eeuw ons land aan<strong>de</strong><strong>de</strong>n, schreven uiteennografische teksten.<br />

lopen<strong>de</strong> eigenschappen toe aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs. Tenslotte gaat Van Ginkel in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofd­<br />

Zo noem<strong>de</strong>n ze hen uitzon<strong>de</strong>rlijk schoon (let wel, stuk in op <strong>de</strong> stand van het huidige, op Ne<strong>de</strong>rland<br />

alleen waar het hun huizen betrof, het lichaam gerichte antropologische on<strong>de</strong>rzoek. Daarin wa­<br />

werd enigszins verwaarloosd), en voorstan<strong>de</strong>rs van ren Zeeuwse vissers, bankovervallers en zaken­<br />

burgerlijke vrijhe<strong>de</strong>n, maar tevens behou<strong>de</strong>nd en vrouwen reeds on<strong>de</strong>rwerp van studie. De schrijver<br />

overtuigd van puriteinse ze<strong>de</strong>n — al viel dat laatste gaat in op methodologische en theoretische as­<br />

overigens in <strong>de</strong> praktijk wel mee. Rob van Ginkel, pecten die hierbij komen kijken, zoals bijvoor­<br />

antropoloog en socioloog, gaat in bovenstaand beeld <strong>de</strong> problemen die zich bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeks­<br />

boek on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> typerintechniek van 'participeren<strong>de</strong> waarneming' kungen<br />

van Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs die buitenlandse bezoekers nen voordoen. Ook doet hij aanbevelingen voor<br />

in diverse soorten teksten gaven, en poogt tegelij­ ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek. Met name dit <strong>de</strong>el is nuttig<br />

kertijd met het geheel een aanzet te geven tot een voor <strong>de</strong> antropoloog die zich met een Ne<strong>de</strong>rlands<br />

antropologie van Ne<strong>de</strong>rland.<br />

on<strong>de</strong>rwerp wil bezighou<strong>de</strong>n.<br />

Zoals Van Ginkel zelf aangeeft, is het boek een<br />

verzameling 'notities'. Het gaat in op een aantal<br />

thema's die een antropologische bena<strong>de</strong>ring van<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse cultuur gemeen hebben. Dit<br />

heeft geresulteerd in drie niet geheel bij elkaar<br />

aansluiten<strong>de</strong> hoofdstukken, waarin allerlei zaken<br />

wor<strong>de</strong>n aangestipt, maar niet uitgewerkt. Van Ginkel<br />

plaatst bovendien bij het beschrijven van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse volksaard dusdanig veel kanttekeningen,<br />

dat <strong>de</strong> lezer zich gaat afvragen wat er eigenlijk<br />

nog wèl met zekerheid daarover gezegd kan<br />

wor<strong>de</strong>n. Toch is dit boek voor <strong>de</strong> leek interessant<br />

door <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>re en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verteltrant;<br />

voor historici en antropologen zullen vooral <strong>de</strong><br />

kritische opmerkingen en aanbevelingen van <strong>de</strong><br />

schrijver relevant zijn. Het boek geeft een uitgebrei<strong>de</strong><br />

opsomming van antropologische literatuur<br />

over Ne<strong>de</strong>rland en bevat een appendix met <strong>de</strong> Engelse<br />

versie van Ruth Bcnedicts geschrift.<br />

Het eerste essay van hoofdstuk 1 is gewijd aan<br />

reisverslagen van buitenlan<strong>de</strong>rs, waarin zij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs<br />

typeer<strong>de</strong>n. Deze reisverslagen wer<strong>de</strong>n<br />

tot voor kort niet door antropologen zelf bestu<strong>de</strong>erd,<br />

daar zij zich meer bezighiel<strong>de</strong>n met nietwesterse<br />

culturen. Van Ginkel noemt <strong>de</strong> na<strong>de</strong>len<br />

van reisverslagen als historisch-etnografische<br />

bron: <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker dient er rekening mee te<br />

hou<strong>de</strong>n dat men bevindingen van an<strong>de</strong>ren overschreef,<br />

vaak nauwelijks contact had gehad met<br />

mensen uit een an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> eigen stand (waarbij<br />

<strong>de</strong> taalbarrière dan ook nog een obstakel<br />

vorm<strong>de</strong>) en na een heel kort verblijf al tot generaliseren<strong>de</strong><br />

conclusies kwam. Tenslotte was het zelfbeeld<br />

sterk bepalend voor het oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs.<br />

Van Ginkel meent dat reisverslagen<br />

met name geschikt zijn voor het belichten van specifieke<br />

thema's en dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker bij het gebruiken<br />

van <strong>de</strong>ze bron zich bewust moet zijn van<br />

<strong>de</strong> 'filter' waardoor reizigers waarnamen. Het<br />

twee<strong>de</strong> essay van hoofdstuk f gaat vervolgens specifiek<br />

in op <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> schoonmaakdrift van<br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs, waarbij het on<strong>de</strong>rzoek van antropologe<br />

Mary Douglas over reinheidsnoties wordt<br />

betrokken.<br />

In hoofdstuk 2 komt <strong>de</strong> antropologe Ruth Benedict<br />

aan bod. Ten behoeve van <strong>de</strong> Office of War<br />

Information (een Amerikaanse inlichtingendienst<br />

ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog) gaf zij een<br />

beeld van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse aard; zo waren <strong>de</strong> Amerikaanse<br />

soldaten die in Ne<strong>de</strong>rland terechtkwa­<br />

Marijke van <strong>de</strong>n Esschert<br />

Bob Haak, <strong>Holland</strong>se schil<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw<br />

(Zwolle: Waan<strong>de</strong>rs, 1996, 536 blz., ISBN 90-400-<br />

9841-7 (Ne<strong>de</strong>rlands), 90-400-9860-3 (Engels),<br />

ƒ125)<br />

Dit boek verscheen voor het eerst in 1984. Toen<br />

gold het als een evenwichtige samenvatting van <strong>de</strong><br />

inzichten van mo<strong>de</strong>rn kunsthistorisch on<strong>de</strong>rzoek.<br />

295


Boekbesprekingen<br />

En ook <strong>de</strong>ze ongewijzig<strong>de</strong> herdruk straalt nog al­ langer maar krijgen een plaats binnen <strong>de</strong> bre<strong>de</strong>re<br />

tijd dat vertrouwenwekken<strong>de</strong> uit dat handboeken kunstproductie van <strong>de</strong> stad waarin zij werkten; zij<br />

eigen is: dik, overzichtelijk opgebouwd, rijk geïllu­ moeten <strong>de</strong> aandacht dus <strong>de</strong>len met voorheen gestreerd<br />

en voorzien van een indrukwekken<strong>de</strong> binegeer<strong>de</strong> kleine meesters en lang als oninteresbliografie<br />

en een uitvoerig personenregister. sant afgedane historieschil<strong>de</strong>rs, maniëristen, clas-<br />

Wie <strong>Holland</strong>se schil<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw bovensicisten en schil<strong>de</strong>rs van Italiaans ogen<strong>de</strong> landdien<br />

vergelijkt met Wilhelm Martins grote overschappen, wier werk bovendien nadrukkelijk aanzichtswerk<br />

uit <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig - <strong>de</strong>cennia lang het wezig is in <strong>de</strong> vele illustraties in het boek. Zo is<br />

belangrijkste referentiepunt - kan gemakkelijk reeds bij het doorbla<strong>de</strong>ren dui<strong>de</strong>lijk dat het eens<br />

zien hoezeer het beeld van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse schil­ zo vertrouw<strong>de</strong> beeld in dit overzichtswerk volledig<br />

<strong>de</strong>rkunst van <strong>de</strong> 17e eeuw in <strong>de</strong> afgelopen <strong>de</strong>cen­ wordt versplinterd. Wel besluit ook Haak zijn vernia<br />

is veran<strong>de</strong>rd. Martin was een vernieuwend haal omstreeks 1680, maar in tegenstelling tot zijn<br />

kunsthistoricus. Met zijn proefschrift over Gerard voorganger Martin eindigt hij niet in mineur: hij<br />

Dou uit f901 (<strong>de</strong> eerste kunsthistorische disserta­ presenteert <strong>de</strong> overgangsfiguur Gerard <strong>de</strong> Lairestie<br />

aan een Ne<strong>de</strong>rlandse universiteit) was hij <strong>de</strong> se juist als een werkelijke vernieuwer.<br />

va<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> aangekle<strong>de</strong> kunste­ Het door Haak gekozen lokale perspectief (dat<br />

naarsmonografie, terwijl hij in zijn werk boven­ navolging heeft gekregen in tentoonstellingen als<br />

dien veel aandacht besteed<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> sociaal-eco­ Portret van Enkhuizen in <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw (1990), De<br />

nomische bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst - een zichtbaere werelt. Schil<strong>de</strong>rkunst uit <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw in<br />

bena<strong>de</strong>ring die <strong>de</strong> laatste jaren dankzij het werk <strong>Holland</strong>s oudste stad (1993) en Rotterdamse meesters<br />

van mensen als J.M. Montias en M.J. Bok furore uit <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n Eeuw (1994)) werkt ook in een an<strong>de</strong>r<br />

heeft gemaakt. In zijn twee<strong>de</strong>lige De <strong>Holland</strong>sche opzicht verfrissend: het doet recht aan <strong>de</strong> reik­<br />

schil<strong>de</strong>rkunst in <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw (Amsterdam, wijdte en gevarieerdheid van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

1935-1936) vertel<strong>de</strong> Martin met veel kennis van schil<strong>de</strong>rproductie in <strong>de</strong> 17e eeuw. Haarlem, Am­<br />

zaken het beken<strong>de</strong> succesverhaal van <strong>de</strong> realististerdam en Utrecht waren weliswaar <strong>de</strong> levendigsche<br />

<strong>Holland</strong>se schil<strong>de</strong>rschool. Zijn overzicht was ste kunstcentra (en zij krijgen dan ook <strong>de</strong> meeste<br />

gecentreerd rondom <strong>de</strong> twee bekendste <strong>Holland</strong>­ aandacht in het boek), maar zij beheersten <strong>de</strong> Nese<br />

schil<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> 17e eeuw, zoals <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtitels <strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rkunst niet alleen. Het is een<br />

van bei<strong>de</strong> <strong>de</strong>len illustreer<strong>de</strong>n: Frans Hals en zijn van <strong>de</strong> verdiensten van Haak dat hij ook aan <strong>de</strong><br />

tijd; onze 1 Te-eeuwsche schil<strong>de</strong>rkunst in hare opkomst kleinere en centra en <strong>de</strong> aldaar werkzame schil<strong>de</strong>rs<br />

rondom Frans Hals en Rembrandt en zijn tijd; onze <strong>de</strong> nodige aandacht besteedt.<br />

17e-eeuwsc.he schil<strong>de</strong>rkunst in haren bloeitijd en nabloei.<br />

Haak presenteert zijn overzicht met veel kennis<br />

Bei<strong>de</strong> titels drukten een programma uit. Zolang<br />

van zaken en in een prettige stijl, zon<strong>de</strong>r al te veel<br />

Hals en Rembrandt <strong>de</strong> toon aangaven ging het<br />

jargon. Wel is telkens dui<strong>de</strong>lijk een kunsthistori­<br />

goed met <strong>de</strong> <strong>Holland</strong>se schil<strong>de</strong>rkunst, en vorm<strong>de</strong><br />

cus aan het woord die, als staat hij daadwerkelijk<br />

zij 'een gezon<strong>de</strong> tegenkracht tegen het Italianisti-<br />

voor <strong>de</strong> door hem behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen, het<br />

sche maniërisme en Europeesch barok aca<strong>de</strong>mis­<br />

geziene weergeeft en <strong>de</strong> technische uitvoering beme.'<br />

Maar met <strong>de</strong> intre<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Franse mo<strong>de</strong>,<br />

oor<strong>de</strong>elt. Haaks boek is zo in <strong>de</strong> eerste plaats een<br />

het Franse classicisme en <strong>de</strong> Franse kunsttheorie<br />

tensmistorisch overzicht, waarin <strong>de</strong> artistieke ont­<br />

was het lot van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst bezegeld. In <strong>de</strong><br />

wikkelingen een grote mate van autonomie wordt<br />

twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 17e eeuw kwamen <strong>de</strong> Hol­<br />

toegekend. De maatschappelijke en politieke omlandse<br />

schil<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> ban van wat zij eens had<strong>de</strong>n<br />

standighe<strong>de</strong>n krijgen telkens wel aandacht, maar<br />

verafschuwd en verloren zij hun eigen geluid.<br />

<strong>de</strong> paragrafen waarin dat gebeurt zijn niet meer<br />

Haak neemt nadrukkelijk afstand van dit tradi­ dan (soms wat plichtmatige) inleidingen, die nautionele<br />

beeld, zoals alleen al <strong>de</strong> compositie van welijks in het overzicht wor<strong>de</strong>n geïntegreerd.<br />

zijn boek dui<strong>de</strong>lijk maakt. Die wordt niet langer Dat geldt jammer genoeg ook voor het themati­<br />

bepaald door <strong>de</strong> grootmeesters van weleer, maar sche eerste ge<strong>de</strong>elte van het boek, waarin zaken<br />

door <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> lokale kunstcentra die in als <strong>de</strong> betekenis van <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>nstorm voor <strong>de</strong><br />

een drietal perio<strong>de</strong>s wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld (1580- schil<strong>de</strong>rkunst, <strong>de</strong> sociale positie van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs,<br />

1625, 1625-1650, 1650-1680). Het perspectief ver­ <strong>de</strong> kunsttheorie, <strong>de</strong> opdrachtgevers, <strong>de</strong> verschilschuift<br />

hierdoor ingrijpend: beroem<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs len<strong>de</strong> genre's en het vermeen<strong>de</strong> realisme wor<strong>de</strong>n<br />

als Frans Hals, Rembrandt van Rijn, Jan Steen en behan<strong>de</strong>ld. Het is nog altijd een zeer informatief<br />

Johannes Vermeer domineren het verhaal niet <strong>de</strong>el, dat <strong>de</strong> historisch georiënteer<strong>de</strong> lezer het no-<br />

29(i


dige te bie<strong>de</strong>n heeft. Zo vindt men er bijvoorbeeld<br />

een zeer nuttig hoofdstuk in over <strong>de</strong> rol van<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> opdrachtgevers. Maar ook hier<br />

geldt weer dat <strong>de</strong> gepresenteer<strong>de</strong> inzichten nauwelijks<br />

verwerkt zijn in het uitein<strong>de</strong>lijke overzichtsge<strong>de</strong>elte.<br />

Het boek verscheen, zoals gezegd, voor <strong>de</strong> eerste<br />

maal in 1984, en dat is wel <strong>de</strong>gelijk te merken.<br />

In het eerste <strong>de</strong>el zet Haak uitvoerig uiteen dat<br />

veel van <strong>de</strong> producten van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rkunst<br />

niet langer als realistisch kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

beschouwd, zoals on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren nog door<br />

Martin gebeur<strong>de</strong>. Achter tal van op het eerste gezicht<br />

pretentieloze voorstellingen blijken namelijk<br />

bij na<strong>de</strong>re beschouwing moralistische en religieuze<br />

lessen schuil te gaan, die <strong>de</strong> kunsthistoricus<br />

met behulp van embleemboeken, on<strong>de</strong>rschriften<br />

bij prenten, contemporaine literatuur<br />

en Cesare Ripa's populaire lconologia (waarvan in<br />

1644 een Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling verscheen) kan<br />

<strong>de</strong>co<strong>de</strong>ren. Haak behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong><br />

iconologische bena<strong>de</strong>ring hel<strong>de</strong>r en ingetogen,<br />

zon<strong>de</strong>r zendingsdrang of doorgeslagen interpreteerwoe<strong>de</strong>.<br />

In die zin weerspiegelt zijn boek <strong>de</strong><br />

eensgezindheid die jarenlang on<strong>de</strong>r specialisten<br />

bestond over <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> 17e-eeuwse<br />

schil<strong>de</strong>rkunst. Maar juist die rust verraadt <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom<br />

van het boek, want tegelijkertijd met<br />

Haaks overzicht verscheen in 1984 ook Svetlana<br />

Alpers spraakmaken<strong>de</strong> The art of <strong>de</strong>scribing, dat<br />

een frontale aanval bevatte op <strong>de</strong> uitgangspunten<br />

van <strong>de</strong> iconologische interpretatie van <strong>de</strong> 17eeeuwse<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rkunst. Sindsdien is<br />

het gedaan met <strong>de</strong> eensgezindheid en <strong>de</strong> rust. De<br />

eendracht van weleer heeft plaats gemaakt voor<br />

een 'dissonante veelstemmigheid', zoals <strong>de</strong> grand<br />

old man van <strong>de</strong> iconologie, Eddy <strong>de</strong>jongh, <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten<br />

van <strong>de</strong> afgelopen jaren onlangs heeft bestempeld.<br />

Men is daardoor bijna geneigd om<br />

Haaks overzicht te zien als het handboek van <strong>de</strong><br />

door nieuwlichters aangevallen 'ou<strong>de</strong>' generatie.<br />

Maar daarmee doet men geen recht aan <strong>de</strong> vele<br />

verdiensten van dit nog altijd onmisbare overzicht.<br />

Deze herdruk kan dan ook alleen maar wor<strong>de</strong>n<br />

toegejuicht.<br />

Paul Knevel<br />

Boekbesprekingen<br />

T.M. Hofman, Eenich achter<strong>de</strong>ncken: Spanning tussen<br />

kerk en staat in het gewest <strong>Holland</strong> tussen 1570 en<br />

1620 (Heerenveen: J.J. Groen en zoon, 1997, xx +<br />

468 pp., ISBN 90-5030-807-4)<br />

In vele historische publicaties over <strong>de</strong> Reformatie<br />

in <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n vanaf 1572 vormt<br />

<strong>de</strong> gespannen verhouding tussen gereformeer<strong>de</strong><br />

kerk en overheid een steeds weer terugkerend<br />

Leitmotiv. Tot op he<strong>de</strong>n ontbreekt echter een studie<br />

die dit boeien<strong>de</strong> thema integraal behan<strong>de</strong>lt<br />

en <strong>de</strong> ontwikkelingen op lokaal, regionaal en nationaal<br />

niveau met elkaar in verband brengt. Met<br />

het hier voorliggen<strong>de</strong> boek van T.M. Hofman lijkt<br />

dan ook, althans voor het gewest <strong>Holland</strong>, in een<br />

reële behoefte te wor<strong>de</strong>n voorzien.<br />

Na een inleiding waarin <strong>de</strong> auteur opzet en in<strong>de</strong>ling<br />

van zijn on<strong>de</strong>rzoek verklaart, wor<strong>de</strong>n in<br />

een eerste hoofdstuk <strong>de</strong> historische contouren geschetst.<br />

In <strong>de</strong> daaropvolgen<strong>de</strong> zes hoofdstukken<br />

wordt <strong>de</strong> controverse tussen kerk en staat tussen<br />

1570 en 1620 vanuit verschillen<strong>de</strong> invalshoeken<br />

bena<strong>de</strong>rd. Hofman richt zich daarbij op <strong>de</strong> kerkor<strong>de</strong>s<br />

(hoofdstuk 2), <strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> predikanten (hoofdstuk 3), <strong>de</strong> tucht over<br />

leer en leven van <strong>de</strong> predikanten (hoofdstuk 4),<br />

<strong>de</strong> invloed van <strong>de</strong> overheid öp <strong>de</strong> kerkelijke verga<strong>de</strong>ringen<br />

(hoofdstuk 5), <strong>de</strong> aspiraties van <strong>de</strong> kerk<br />

bij <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> samenleving (hoofdstuk<br />

6) en het achterliggen<strong>de</strong> gedachtengoed bij een<br />

aantal spanningsvel<strong>de</strong>n (hoofdstuk 7). In hoofdstuk<br />

8 tilt Hofman <strong>de</strong> door hem behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> problematiek<br />

over <strong>de</strong> tijdsgrens van 1620 heen om<br />

uitein<strong>de</strong>lijk uit te komen bij <strong>de</strong> actuele betekenis.<br />

Hoofdstuk 9 biedt een evaluatie, waarna het werk<br />

wordt afgerond met een uitvoerige opgave van gedrukte<br />

bronnen en literatuur en registers van persoons-<br />

en geografische namen.<br />

Hofman zal met <strong>de</strong> keuze van zijn thema bij<br />

eenie<strong>de</strong>r die geïnteresseerd is in <strong>de</strong> verhouding<br />

tussen kerk en staat tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> cruciale fase van<br />

Opstand en Reformatie hoog gespannen verwachtingen<br />

hebben gewekt. Helaas, het zij hier reeds<br />

vermeld, moet gevreesd wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> auteur menigeen<br />

teleur zal stellen. De sleutel van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>ceptie<br />

ligt in een ongelukkige probleemstelling,<br />

die juist daarom verdient hier volledig weergegeven<br />

te wor<strong>de</strong>n. De auteur noemt zijn werk het resultaat<br />

van 'een kerkhistorisch on<strong>de</strong>rzoek, voornamelijk<br />

vanuit <strong>de</strong> acta van particuliere syno<strong>de</strong>n<br />

van Noord- en Zuid-<strong>Holland</strong>, naar <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdse<br />

verhoudingen en invloe<strong>de</strong>n tussen kerk en staat<br />

met name in het gewest <strong>Holland</strong> tussen circa 1570<br />

297


Boekbesprekingen<br />

en 1620 en naar het daar achterliggen<strong>de</strong> gedachtengoed,<br />

waarbij ook enkele kerkelijke, politieke,<br />

maatschappelijke en persoonlijke uitingsvormen<br />

van die tijd zijn betrokken'.<br />

De eerste drie <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> door Reitsma en<br />

Van Veen uitgegeven Acta <strong>de</strong>r Provinciale en Particuliere<br />

Syno<strong>de</strong>n vormen daarmee <strong>de</strong> hoofdbron voor<br />

Hofman. De synodale acta geven veelal echter<br />

slechts een samengevatte en abstracte kijk op <strong>de</strong><br />

zaken die eer<strong>de</strong>r uitgebrei<strong>de</strong>r in classes of kerkenra<strong>de</strong>n<br />

zijn behan<strong>de</strong>ld. De acta van die verga<strong>de</strong>ringen<br />

bie<strong>de</strong>n aanzienlijk meer informatie om <strong>de</strong><br />

door Hofman behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> spanningen in hun<br />

juiste context te plaatsen, op hun merites te beoor<strong>de</strong>len<br />

en <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> motieven bloot te<br />

leggen. De auteur maakt van <strong>de</strong>ze bronnen wel<br />

gebruik, maar hij is daarin willekeurig en beperkt<br />

zich tot <strong>de</strong> acta die in druk zijn uitgegeven. Daar<br />

komt nog bij dat van 1609 tot 16f 8, toen het conflict<br />

tussen kerk en staat door <strong>de</strong> twisten tussen remonstranten<br />

en contraremonstranten hoog opliep,<br />

juist als gevolg van die controverse geen syno<strong>de</strong>s<br />

wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n, zodat Hofman zijn<br />

hoofdbron moet ontberen.<br />

De eenzijdige bena<strong>de</strong>ring vanuit kerkelijke<br />

bronnen wil Hofman compenseren door met<br />

name <strong>de</strong> resoluties van <strong>de</strong> Staten-Generaal en <strong>de</strong><br />

notulen van <strong>de</strong> Staten van <strong>Holland</strong> ter verificatie<br />

te benutten. Deze bronnen bie<strong>de</strong>n echter bij vele<br />

zaken die zich op <strong>de</strong> syno<strong>de</strong>s afspeel<strong>de</strong>n geen informatie<br />

die spiegeling mogelijk maakt. Het perspectiefvan<br />

<strong>de</strong> auteur blijft dan ook (te) eenzijdig<br />

kerkelijk. De archieven van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke magistraten<br />

in <strong>Holland</strong> had<strong>de</strong>n meer uitkomst kunnen<br />

bie<strong>de</strong>n en bovendien meer zicht kunnen geven<br />

op het soms niet geringe verschil tussen <strong>de</strong> principiële<br />

opstelling van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Statenverga<strong>de</strong>ring<br />

en het beleid van <strong>de</strong> vroe<strong>de</strong> va<strong>de</strong>ren binnen<br />

<strong>de</strong> eigen muren. Helaas maakt Hofman er<br />

geen gebruik van.<br />

On<strong>de</strong>r het bij zijn on<strong>de</strong>rzoek betrekken van <strong>de</strong><br />

'uitingsvormen' verstaat <strong>de</strong> auteur vooral het<br />

raadplegen van pamfletten. Hij is hierin echter<br />

niet systematisch, waardoor tal van <strong>de</strong> voor zijn<br />

on<strong>de</strong>rwerp relevante pamfletten wor<strong>de</strong>n genegeerd.<br />

De vlugschriften waaruit Hofman wel put,<br />

wor<strong>de</strong>n onvoldoen<strong>de</strong> in hun historische context<br />

toegelicht en van een bronnenkritiek voorzien,<br />

zodat <strong>de</strong> daaraan ontleen<strong>de</strong> informatie ongenuanceerd<br />

over <strong>de</strong> lezer wordt uitgestort.<br />

Daarmee valt reeds enig licht op <strong>de</strong> uitwerking<br />

van <strong>de</strong> probleemstelling, die niet gelukkiger is<br />

clan <strong>de</strong> probleemstelling zelf. Bij herhaling geeft<br />

29N<br />

Hofman in zijn toch lijvige werk aan dat hij bepaal<strong>de</strong><br />

facetten van <strong>de</strong> problematiek niet in extenso<br />

kan schetsen. Dit schijnbare ruimtegebrek laat<br />

zich echter verklaren door het onvermogen van<br />

<strong>de</strong> auteur om zaken bondig weer te geven en selectief<br />

te werk te gaan. Zo behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> auteur in<br />

het eerste hoofdstuk <strong>de</strong> religieuze opvattingen<br />

van Oranje, maar niet <strong>de</strong> pogingen van <strong>de</strong> prins<br />

om zijn opvattingen door religievre<strong>de</strong>s na <strong>de</strong> overgang<br />

van diverse <strong>Holland</strong>se ste<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> Opstand<br />

gestalte te geven. De auteur vindt weer wel<br />

<strong>de</strong> ruimte om een aparte paragraaf te wij<strong>de</strong>n aan<br />

<strong>de</strong> dood van Oranje. Daarbij gaat hij uitvoerig in<br />

op een lijkre<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Delftse predikant Arent<br />

Cornelisz, zon<strong>de</strong>r enige relatie met het centrale<br />

on<strong>de</strong>rwerp te leggen.<br />

Bij het putten van gegevens uit <strong>de</strong> synodale acta<br />

weet Hofman geen enkele maat te hou<strong>de</strong>n. Zo reproduceert<br />

hij in <strong>de</strong> paragraaf 'Be<strong>de</strong>len bij <strong>de</strong> Staten'<br />

van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> hoofdstuk op vijf pagina's maar<br />

liefst 50 vindplaatsen over het aandringen bij <strong>de</strong><br />

overheid op verhoging van <strong>de</strong> predikantstraktementen.<br />

De gebo<strong>de</strong>n informatie zou echter ook<br />

in twee alinea's kunnen wor<strong>de</strong>n samengevat.<br />

Bij het opvullen van <strong>de</strong> lacune in <strong>de</strong> synodale<br />

acta over <strong>de</strong> jaren 1609-1617 mist <strong>de</strong> auteur enkele<br />

kansen om <strong>de</strong> controverse tussen kerk en staat<br />

in zijn praktische uitwerking te schetsen. Zo gaat<br />

hij in <strong>de</strong> paragraaf 'Plaatselijke problemen' van<br />

hoofdstuk 4 niet ver<strong>de</strong>r dan het terloops vermel<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> affaires rond <strong>de</strong> predikanten Crijnsze<br />

in Brielle en Rosaeus in 's-Gravenhage, die <strong>de</strong> lezer<br />

juist een scherp beeld van <strong>de</strong> conflicten had<strong>de</strong>n<br />

kunnen geven. Eer<strong>de</strong>r negeert <strong>de</strong> auteur in<br />

hoofdstuk 3 <strong>de</strong> spanningen op diverse plaatsen<br />

rond <strong>de</strong> pogingen van <strong>de</strong> overhe<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns het<br />

Twaalfjarig Bestand om <strong>de</strong> kerkor<strong>de</strong> van 's-Gravenhage<br />

van 1591 in te voeren. In plaats daarvan<br />

verliest hij zich in een afstan<strong>de</strong>lijke bespiegeling<br />

van <strong>de</strong> kerkor<strong>de</strong> vanuit het perspectief van <strong>de</strong> predikanten-geschiedschrijvers<br />

Wtenbogaert, Baudartius<br />

en Trigland. De studies waarin wel op verwikkelingen<br />

rond <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> kerkor<strong>de</strong><br />

wordt ingegaan, staan zeker in <strong>de</strong> literatuurlijst<br />

van Hofman, maar hij maakt er geen gebruik van.<br />

Het komt vaker voor dat <strong>de</strong> auteur voor zijn thema<br />

relevante studies terloops in zijn noten vermeld,<br />

zon<strong>de</strong>r dat ergens uit blijkt dat hij zich <strong>de</strong><br />

inhoud daarvan heeft eigen gemaakt. Enige vorm<br />

van aca<strong>de</strong>mische windoui dressing lijkt hem dan<br />

ook niet vreemd te zijn. Daarentegen ontbreekt in<br />

<strong>de</strong> literatuuropgave het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> monumentale<br />

biografie over Ol<strong>de</strong>nbarnevelt van Den


Tex, dat onmisbaar is om voor <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van het<br />

Twaalfjarig Bestand het conflict ook vanuit<br />

'Staats' perspectief te kunnen behan<strong>de</strong>len. An<strong>de</strong>rmaal<br />

wordt dui<strong>de</strong>lijk dat Hofman zich beperkt<br />

tot een kerkelijk perspectief en niet werkelijk is<br />

geïnteresseerd in '<strong>de</strong> we<strong>de</strong>rzijdse verhoudingen',<br />

zoals zijn probleemstelling suggereert.<br />

Uit <strong>de</strong> bronnen en literatuur die wel wor<strong>de</strong>n<br />

benut blijkt hij overigens oneindig vaak en veel te<br />

citeren. Deze dominante werkwijze gaat naarmate<br />

het boek vor<strong>de</strong>rt steeds meer irriteren, ook al omdat<br />

nauwelijks iets wezenlijks aan het weergegeven<br />

materiaal wordt toegevoegd. De 'bijbelvastheid'<br />

van Hofman verraadt wellicht dat wij hier te maken<br />

hebben met een kerkhistorisch werk uit <strong>de</strong><br />

theologische school, maar ook dan mag toch wel<br />

meer exegese (lees: analyse) verwacht wor<strong>de</strong>n. De<br />

auteur verschuilt zich echter maar al te vaak kritiekloos<br />

achter het werk dat an<strong>de</strong>ren reeds voor<br />

hem hebben verzet, zij het dat hij aan hun bevindingen<br />

meer dan eens kwalificaties als 'mooi' en<br />

'terecht' toevoegt. Pas in het evalueren<strong>de</strong> slothoofdstuk<br />

blijkt iets van een eigen visie, bijvoorbeeld<br />

als <strong>de</strong> auteur betoogt dat Van Deursen te<br />

weinig oog heeft voor <strong>de</strong> principiële bijbels-theologische<br />

en kerkor<strong>de</strong>lijke bezinning van <strong>de</strong> strij<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

partijen tij<strong>de</strong>ns het Bestand.<br />

Dit alles komt echter te laat en kan niet verhullen<br />

dat Hofman in feite weinig nieuws te bie<strong>de</strong>n<br />

heeft. Sterker nog: vele in zijn literatuuropgave<br />

vermel<strong>de</strong> studies behan<strong>de</strong>len <strong>de</strong> problematiek<br />

van <strong>de</strong> spanning tussen kerk en staat met meer<br />

hel<strong>de</strong>rheid en diepgang. Daar komt nog bij dat<br />

het vele citeren en slaafs navolgen van an<strong>de</strong>ren allesbehalve<br />

een levendige stijl van schrijven etaleert.<br />

De compositie van het werk gaat voorts gebukt<br />

on<strong>de</strong>r onbeholpen ingelaste 'intermezzo's'<br />

en merkwaardig nietszeggen<strong>de</strong> samenvattingen in<br />

<strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke hoofdstukken, die nauwelijks<br />

enig overzicht bie<strong>de</strong>n. Kortom: over het boek van<br />

Hofman (nota bene ook een proefschrift!) valt<br />

weinig positiefs te mel<strong>de</strong>n, al mag het lerend effect<br />

van dit schoolvoorbeeld van een verkeerd uitgewerkte<br />

verkeer<strong>de</strong> aanpak voor <strong>de</strong> beginnend<br />

historicus niet on<strong>de</strong>rschat wor<strong>de</strong>n. Wie dit werk<br />

als geschenk ontvangt zal zich echter veeleer moeten<br />

afvragen wat hij <strong>de</strong> gever misdaan heeft.<br />

A.Ph.F. Wouters<br />

Boekbesprekingen<br />

F. Boersma, Leven en dood. 75 jaar Haarlemse Associatie<br />

1922-1997 (Haarlem: De Associatie Kennemerland<br />

B.V., 1997, 125 blz., ISBN 90-6552-039-2)<br />

Op 17 oktober 1922 gingen 23 eenvoudige Haarlemse<br />

spoorwegarbei<strong>de</strong>rs over tot <strong>de</strong> oprichting<br />

van <strong>de</strong> Associatie voor Lijkbezorging. Aanleiding<br />

voor het nemen van dit voor Ne<strong>de</strong>rlandse begrippen<br />

unieke initiatief was <strong>de</strong> hoge rekening die<br />

een particuliere uitvaarton<strong>de</strong>rnemer <strong>de</strong> weduwe<br />

van een collega presenteer<strong>de</strong>. Bij een uit verontwaardiging<br />

spontaan ontstane verga<strong>de</strong>ring vroeg<br />

men zich dan ook af: 'Mag het do<strong>de</strong> mensenlichaam,<br />

mag een begrafenis eigenlijk een winstobject<br />

zijn?'. Deze druk besproken vraag leid<strong>de</strong><br />

rechtstreeks tot <strong>de</strong> oprichting van <strong>de</strong> Associatie<br />

voor Lijkbezorging met als doelstelling <strong>de</strong> verzorging<br />

van goedkope standaarduitvaarten.<br />

In dit goed leesbare en boeiend geschreven jubileumboek<br />

bespreekt <strong>de</strong> auteur in vijf hoofdstukken<br />

<strong>de</strong> 75Jarige geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Haarlemse<br />

Associatie. Aan <strong>de</strong> hand van het verhaal van <strong>de</strong><br />

Haarlemse Associatie krijgt <strong>de</strong> lezer tevens een<br />

aardig beeld van <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> uitvaart<br />

en lijkbezorging zoals die zich in ons land in <strong>de</strong>ze<br />

eeuw voor<strong>de</strong>ed. On<strong>de</strong>rwerpen als het toenemen<strong>de</strong><br />

aantal crematie's, <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen van rituelen<br />

en <strong>de</strong> 'automatisering' van het begraven komen<br />

in dit boek uitvoerig aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />

De verhouding tussen <strong>de</strong> Associatie met haar<br />

groeien<strong>de</strong> le<strong>de</strong>ntal en <strong>de</strong> particuliere uitvaarton<strong>de</strong>rnemers<br />

was lange tijd zeer gespannen. De lagere,<br />

kosten<strong>de</strong>kken<strong>de</strong> tarieven waren <strong>de</strong> tot dan<br />

toe almachtige particuliere on<strong>de</strong>rnemers een<br />

doorn in het oog. Een scala van tegenacties was<br />

het gevolg: venijnige advertenties in kranten, juridische<br />

stappen en rod<strong>de</strong>lcampagnes. Toen in<br />

maart f923 voor het eerst een lid van <strong>de</strong> nieuwe<br />

vereniging overleed, durf<strong>de</strong> zelfs geen enkele fabrikant<br />

een kist te leveren, uit angst <strong>de</strong> klandizie<br />

van <strong>de</strong> particuliere on<strong>de</strong>rnemers te verliezen.<br />

Toch moesten <strong>de</strong> particuliere on<strong>de</strong>rnemers uitein<strong>de</strong>lijk<br />

hun tarieven noodgedwongen laten zakken,<br />

soms zelfs tot één<strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r gevraag<strong>de</strong><br />

prijs. Ook <strong>de</strong> stijl, <strong>de</strong> eenvoud en waardigheid<br />

die <strong>de</strong> coöperatieve uitvaart kenmerkten,<br />

wer<strong>de</strong>n op steeds bre<strong>de</strong>r schaal geïmiteerd.<br />

Het aardige van dit boek is dat <strong>de</strong> auteur <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen<br />

in rouwbeleving en rouwritueel beschrijft<br />

aan <strong>de</strong> hand van persoonlijke ervaringen<br />

van direct betrokkenen. Zo geven on<strong>de</strong>rmeer een<br />

drager, chauffeur en uitvaartlei<strong>de</strong>r een levendig<br />

beeld van <strong>de</strong> uitvaartverzorging. Hilarisch is het<br />

299


Boekbesprekingen<br />

verhaal van mevrouw A.L. Hol, <strong>de</strong> eerste vrouw<br />

die in <strong>de</strong> jaren vijftig tot <strong>de</strong>ze mannenvereniging<br />

doordrong. Toen <strong>de</strong> boekhou<strong>de</strong>r haar onwennig<br />

vroeg welke formele omschrijving haar nieuwe<br />

functie moest krijgen, antwoor<strong>de</strong> zij: 'Alles vind ik<br />

best, maar geen werkster'. Het werd uitein<strong>de</strong>lijk<br />

'dame van ontvangst'.<br />

Met een gestaag groeiend aantal le<strong>de</strong>n werd<br />

ook <strong>de</strong> Associatie steeds professioneler. Zo huur­<br />

<strong>de</strong> men in 1934 voor het eerst een pand en ging<br />

<strong>de</strong> Associatie in 1939 over tot <strong>de</strong> aankoop van een<br />

groter gebouw aan <strong>de</strong> Zijlweg. De volledige meta­<br />

morfose van amateurvereniging naar mo<strong>de</strong>rne<br />

organisatie vond echter pas na <strong>de</strong> oorlog plaats.<br />

Er kwam steeds meer vraag naar het buitenshuis<br />

opbaren en dat beteken<strong>de</strong> meer rouwkamers. Zo<br />

kreeg het gebouw aan <strong>de</strong> Zijlweg in 1954 <strong>de</strong> be­<br />

schikking over <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rnste opbaarfacilileiten<br />

van Ne<strong>de</strong>rland. De groei van het aantal le<strong>de</strong>n zet­<br />

te zich intussen door en bereikte in 1975 het voor­<br />

lopige hoogtepunt van 27.605 le<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> jaren<br />

tachtig en negentig verdwenen uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong><br />

laatste amateuristische trekjes van <strong>de</strong> Associatie.<br />

De public relations wer<strong>de</strong>n aan een reclamebureau<br />

uitbesteed, <strong>de</strong> administratie geautomatiseerd en<br />

<strong>de</strong> coöperatieve vereniging in een besloten ven­<br />

nootschap omgezet: <strong>de</strong> Associatie Kennemerland<br />

BV.<br />

Boersma rondt af met een epiloog waarin <strong>de</strong> in­<br />

houd van het boek nog eens dunnetjes wordt her­<br />

haald, en een literatuurlijst. De proloog van het<br />

boekje, waarin het voornamelijk gaat over <strong>de</strong> ope­<br />

ning in 1986 van een nieuw gebouw, hangt een<br />

beetje los van <strong>de</strong> rest van het boek en had beter<br />

achterwege gelaten kunnen wor<strong>de</strong>n. Dit ver<strong>de</strong>r zo<br />

lezenswaardige jubileumboek had overigens wel<br />

een mooiere uitgave verdiend.<br />

Edwin Maes<br />

Amsterdamse grachtentuinen: Keizersgracht (Zwolle:<br />

Waan<strong>de</strong>rs, 1997, 300 blz., ISBN 90-400-9969-3)<br />

Achter <strong>de</strong> Amsterdamse grachtenhuizen liggen,<br />

verborgen voor <strong>de</strong> voorbijganger op <strong>de</strong> grachten,<br />

vaak prachtige tuinen. Slechts een enkele, beho­<br />

rend bij een hotel of'museum, is publiek toegan­<br />

kelijk. Dit boek biedt een kijkje in - wat op <strong>de</strong> om­<br />

slag van het boek mooi wordt genoemd - het<br />

'groene geheim' van <strong>de</strong> Amsterdamse binnen­<br />

stad. Het betreft hier het eerste <strong>de</strong>el in <strong>de</strong> serie<br />

Amsterdamse Grachtentuinen, tot stand gekomen op<br />

:;on<br />

initiatief en on<strong>de</strong>r verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong><br />

Stichting <strong>de</strong> Amsterdamse Grachtentuin, die zich<br />

tot doel stelt het hoofdste<strong>de</strong>lijke grachtengroen<br />

te beschermen, te bevor<strong>de</strong>ren en daaraan be­<br />

kendheid te geven. De volgen<strong>de</strong> <strong>de</strong>len zullen<br />

gaan over <strong>de</strong> grachtentuinen aan <strong>de</strong> Singel, <strong>de</strong><br />

Heren- en <strong>de</strong> Prinsengracht.<br />

Het boek bestaat uit twee <strong>de</strong>len: een inleiding<br />

(p. 15-48), getiteld 'De tuin en <strong>de</strong> stad. De Am­<br />

sterdamse grachtentuin in vogelvlucht', door E.<br />

<strong>de</strong> Jong en W. Reh, voorzien van een notenappa­<br />

raat, en een inventarisatie, samengesteld door G.<br />

Drag en I. van Lyn<strong>de</strong>n. De inlei<strong>de</strong>rs behan<strong>de</strong>len<br />

kort en ge<strong>de</strong>gen <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis en ontwikkeling<br />

van <strong>de</strong> grachtentuinen en het stadsgroen. Al se­<br />

<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> 16e eeuw had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grachtenpan<strong>de</strong>n een<br />

tuin aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong>. Buitenlandse bezoekers<br />

van Amsterdam verbaas<strong>de</strong>n zich over het vele<br />

groen in <strong>de</strong> stad. De auteurs gaan kort in op <strong>de</strong><br />

functie (van nuttig naar meer esthetisch) en <strong>de</strong><br />

ontwikkeling en vormgeving van <strong>de</strong> tuinen en het<br />

(later ontstane) publieke stadsgroen. Lezers met<br />

historische belangstelling zullen waarschijnlijk<br />

vin<strong>de</strong>n dat het on<strong>de</strong>rwerp uitvoeriger en diep­<br />

gaan<strong>de</strong>r had mogen wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld dan <strong>de</strong><br />

gebo<strong>de</strong>n 'vogelvlucht', maar <strong>de</strong> samenstellers<br />

hebben er waarschijnlijk bewust voor gekozen om<br />

<strong>de</strong> meeste aandacht en pagina's te wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />

inventaris. Wellicht bevatten <strong>de</strong> nog te verschij­<br />

nen <strong>de</strong>len een inlei<strong>de</strong>nd hoofdstuk, waarin be­<br />

paal<strong>de</strong> aspecten ver<strong>de</strong>r zullen wor<strong>de</strong>n uitgewerkt.<br />

In <strong>de</strong> inventaris wor<strong>de</strong>n per pand <strong>de</strong> afmetin­<br />

gen van <strong>de</strong> tuin, het gebruik, <strong>de</strong> datum van aan­<br />

leg, <strong>de</strong> algemene in<strong>de</strong>ling en <strong>de</strong> beplanting be­<br />

schreven. Er zijn enkele kleurenfoto's van <strong>de</strong><br />

(mooiste) tuinen in opgenomen, alsme<strong>de</strong> vele<br />

kleine zwart/wit foto's, waarvan <strong>de</strong> kwaliteit he­<br />

laas vaak te wensen overlaat. Veel opnamen lijken<br />

haastig te zijn gemaakt, zon<strong>de</strong>r veel oog voor <strong>de</strong><br />

compositie. De algemene beschrijvingen zijn zeer<br />

goed en volgen <strong>de</strong> tuin vanaf <strong>de</strong> woning tot het<br />

eind van het perceel, zodat <strong>de</strong> lezer als het ware<br />

door <strong>de</strong> tuin wan<strong>de</strong>lt. Ondanks het grote aantal<br />

beschrijvingen verveelt het niet ze allemaal te le­<br />

zen. Het valt op dat bijna alle tuinen dateren uit<br />

<strong>de</strong> laatste twintig jaar. Er is slechts één tuin uit<br />

(mogelijk) het begin van <strong>de</strong> f 8e eeuw en één 17e-<br />

eeuwse stijltuin. Tuinontwerpen zijn blijkbaar erg<br />

aan mo<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhevig. Of wellicht zijn er veel re­<br />

cente verbouwingen geweest, waarbij <strong>de</strong> tuin het<br />

heeft moeten ontgel<strong>de</strong>n en er na <strong>de</strong> voltooiing<br />

van <strong>de</strong> verbouw een nieuwe tuin moest wor<strong>de</strong>n<br />

aangelegd. Wat zou het interessant zijn te weten


wat voor tuinen in vroeger eeuwen achter <strong>de</strong> pan­<br />

<strong>de</strong>n hebben gelegen. Naar ik aanneem zullen<br />

daarover weinig gegevens zijn te achterhalen.<br />

Simone Wij na<br />

Guus Borger, Adriaan Haartsen en Paul Vesters,<br />

Het Groene Hart. Een <strong>Holland</strong>s cultuurlandschap<br />

(Utrecht: Matrijs, 1997, 130 blz., ISBN 90-5345-<br />

109-9)<br />

In maart 1997 werd <strong>de</strong> 'Nieuwe kaart van Ne<strong>de</strong>r­<br />

land' gepresenteerd, waarop alle nieuwe woonwij­<br />

ken, bedrijfsterreinen, wegen en spoorlijnen zijn<br />

getekend die tussen nu en 2005 klaar moeten zijn.<br />

De kaart maakt dui<strong>de</strong>lijk dat wanneer <strong>de</strong> verste<strong>de</strong>­<br />

lijking in het huidige tempo doorgaat, <strong>de</strong> grenzen<br />

van althans <strong>de</strong> fysieke ruimte snel in zicht zullen<br />

komen. Niet dat Ne<strong>de</strong>rland dan letterlijk vol is,<br />

maar een snelweg neemt nu eenmaal meer ruim­<br />

te in dan het asfalt breed is. Het gaat ook om <strong>de</strong><br />

verstoring en versnippering van <strong>de</strong> ruimte erom­<br />

heen.<br />

Wie <strong>de</strong> versnippering van het landschap in<br />

ogenschouw neemt, vraagt zich af of er nog wel<br />

sprake is van enige regie. Aan papieren beleid<br />

ontbreekt het niet. De nota's, studies, en verken­<br />

ningen volgen elkaar in rap tempo op: <strong>de</strong> Vier<strong>de</strong><br />

nota Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning extra (Vinex), <strong>de</strong><br />

Randstadnota, het Mobiliteitsplan, <strong>de</strong> nota Milieu<br />

en Economie, <strong>de</strong> Ruimtelijke Verkenning Ne<strong>de</strong>r­<br />

land (<strong>de</strong> voorbereiding voor <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong> nota Ruim­<br />

telijke Or<strong>de</strong>ning) en alweer het Der<strong>de</strong> nationaal<br />

Milieubeleidsplan. Met al <strong>de</strong>ze beleidsintenties en<br />

scenario's is een flinke relativering van het papie­<br />

ren geweld wel op zijn plaats. Terwijl met <strong>de</strong> ene<br />

bezweringsformule na <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re wordt gepro­<br />

beerd economie, milieu en een zorgvuldig ruim­<br />

tegebruik met elkaar te verzoenen, staat niemand<br />

stil bij <strong>de</strong> fysieke kosten van <strong>de</strong> dichtslibbing van<br />

Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Nu het Groene Hart (ruwweg het gebied tussen<br />

<strong>de</strong> vier grote ste<strong>de</strong>n) serieus met een 'infarct'<br />

wordt bedreigd, verscheen in 1996 op verzoek van<br />

minister De Boer van Volkshuisvesting, Ruimtelij­<br />

ke Or<strong>de</strong>ning en Milieu het rapport 'Cultuurhisto­<br />

rie in het Groene Hart - een overzicht en een<br />

waar<strong>de</strong>ringskaart'. Dit 'cardiogram' werd later<br />

door het Platform Landschap & Cultuurhistorie,<br />

met on<strong>de</strong>rsteuning van <strong>de</strong> Rijksdienst voor Monu­<br />

mentenzorg, verwerkt tot het boek Het Groene<br />

Hart. Een <strong>Holland</strong>s cultuurlandschap. Het Platform<br />

Boekbesprekingen<br />

betreft een samenwerkingsverband van lan<strong>de</strong>lijke<br />

organisaties die zich bezighou<strong>de</strong>n met aspecten<br />

van het cultureel erfgoed van stad en platteland,<br />

zoals molens, vestingwerken, kastelen, archeologi­<br />

sche terreinen, kavelpatronen en een<strong>de</strong>nkooien.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> noemer 'weet wat je weggooit' pogen<br />

<strong>de</strong> schrijvers van dit boek <strong>de</strong> cultuurhistorische<br />

waar<strong>de</strong>n van het Groene Hart 'integraal en in on­<br />

<strong>de</strong>rlinge samenhang te beschrijven'. Het Ne<strong>de</strong>r­<br />

landse landschap is een cultuurlandschap; inrich­<br />

ting, vormgeving en bo<strong>de</strong>mgebruik zijn in hoge<br />

mate door <strong>de</strong> mens bepaald. De manier waarop<br />

dit gebeur<strong>de</strong>, werd bepaald door <strong>de</strong> maatschappe­<br />

lijke omstandighe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> technische mogelijk­<br />

he<strong>de</strong>n, zodat elke perio<strong>de</strong> haar eigen sporen in<br />

het landschap heelt achtergelaten. Daarnaast ver­<br />

liezen in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren of eeuwen bepaal<strong>de</strong> as­<br />

pecten hun waar<strong>de</strong>, maar komen daar nieuwe<br />

voor terug. Zo heeft een fort zijn militaire functie<br />

al langgele<strong>de</strong>n verloren; het is nu niet alleen een<br />

Walhalla voor krijgshistorici, maar ook voor biolo­<br />

gen op zoek naar vleermuizen of bijzon<strong>de</strong>re mos­<br />

sen. En <strong>de</strong> uitgestorven veenindustrie heeft een<br />

biotoop en recreatiegebied nagelaten die htm<br />

weerga niet kennen.<br />

Het boek is inge<strong>de</strong>eld in zes thematische<br />

hoofdstukken over het ontstaan van dit 'stadspark<br />

van <strong>de</strong> Randstad'. Nadat <strong>de</strong> auteurs eerst een ka­<br />

<strong>de</strong>r hebben geschetst mid<strong>de</strong>ls een beknopte en le­<br />

zenswaardige beschrijving van 'Het Groene Hart<br />

in <strong>de</strong> planologie', volgen hoofdstukken als 'Land­<br />

schap en bewoning van het Groene Hart', 'Langs<br />

<strong>de</strong> boor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Rijn', 'Droogmakerijen,<br />

bovenlan<strong>de</strong>n en veenplassen', 'De waar<strong>de</strong>n' en<br />

'De Vechtstreek'. Naast een aardrijkskundig regis­<br />

ter is er ook een begrippenregister aan het boek<br />

toegevoegd, waarin veel termen voor een breed<br />

publiek wor<strong>de</strong>n uitgelegd.<br />

Ook <strong>de</strong> vormgever heeft zich mogen uitleven<br />

op een geslaag<strong>de</strong> combinatie van speelsheid en<br />

dui<strong>de</strong>lijkheid. Prachtige (lucht)foto's en vele<br />

(staf) kaarten, minstens één foto of kaart per pagi­<br />

na, illustreren <strong>de</strong>ze zeer leesbare versie van een<br />

ambtelijke tekst. Het resultaat is een lust voor het<br />

oog, een totaalbeeld dat het Groene Hart waardig<br />

is. Aangezien het boek geen wetenschappelijke<br />

pretenties heeft, zoals on<strong>de</strong>r meer blijkt uit het<br />

ontbreken van een notenapparaat, is het voor een<br />

eerste kennismaking met <strong>de</strong> cultuurgeschie<strong>de</strong>nis<br />

van het Groene Hart zeer geschikt. De eeuwen­<br />

lange geschie<strong>de</strong>nis van leven, wonen en werken<br />

heeft het Groene Hart gemaakt tot wat het nu is.<br />

De geschie<strong>de</strong>nis van het gebied is een an<strong>de</strong>re dan<br />

301


Boekbesprekingen<br />

die van <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n. Daarom is het<br />

landschap er an<strong>de</strong>rs dan in an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len van Ne<strong>de</strong>rland.<br />

De streekeigen bewoningsgeschie<strong>de</strong>nis is<br />

bepalend geweest voor het gezicht van het Groene<br />

Hart.<br />

Van overal komen mensen naar dit <strong>de</strong>el van Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Vroeger waren het kunstschil<strong>de</strong>rs, tegenwoordig<br />

toeristen. Maar ze komen allemaal voor<br />

hetzelf<strong>de</strong>: genieten van het won<strong>de</strong>rlijke kunstwerk<br />

dat wij landschap noemen. Zon<strong>de</strong>r een politiek<br />

standpunt in te nemen, dringen <strong>de</strong> auteurs er<br />

mid<strong>de</strong>ls dit boek dan ook op aan om bij het opstellen<br />

van plannen voor <strong>de</strong> herinrichting van het<br />

Groene Hart zorgvuldig rekening te hou<strong>de</strong>n met<br />

<strong>de</strong> cultuurhistorische rijkdom en diversiteit van<br />

dit landschap. Dat het Groene Hart unieke elementen<br />

bevat, bleek onlangs nog, toen <strong>de</strong> UNES­<br />

CO <strong>de</strong> wereldberoem<strong>de</strong> molens van Kin<strong>de</strong>rdijk<br />

op haar werel<strong>de</strong>rfgoedlijst plaatste. Een mooiere<br />

on<strong>de</strong>rsteuning van hun pleidooi had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> auteurs<br />

niet kunnen wensen.<br />

:Ï()2<br />

Marko Cortel


Museumnieuws<br />

Multatuli en het Legioen van Insulin<strong>de</strong><br />

Multatuli Museum<br />

Korsjespoortsteeg 20<br />

1015 AR Amsterdam<br />

di 10-17 uur, za en zo 12-17 uur<br />

'Meisjes', t/m februari 1999<br />

... en dat niets meer genot geeft dan lief<strong>de</strong>!'<br />

In het Multatuli Museum in Amsterdam wordt <strong>de</strong><br />

nagedachtenis van <strong>de</strong> 19e-eeuwse schrijver Multatuli<br />

gekoesterd. Het museum herbergt een collectie<br />

persoonlijke eigendommen van <strong>de</strong> schrijver,<br />

alsme<strong>de</strong> een bibliotheek en documentatiecentrum,<br />

waar alle literatuur die er van en over Multatuli<br />

verschijnt, wordt bewaard. Het collectioneren<br />

en archiveren begon in 1910, het jaar waarin<br />

het museum werd opgericht. Na op diverse an<strong>de</strong>re<br />

locaties te zijn gehuisvest, werd het Multatuli<br />

Museum uitein<strong>de</strong>lijk in 1975 on<strong>de</strong>rgebracht in<br />

een woning aan <strong>de</strong> Korsjespoortsteeg, het geboortehuis<br />

van Eduard Douwes Dekker (1820-1887),<br />

<strong>de</strong> man die schuilgaat achter het Latijnse pseudoniem<br />

Multatuli (Tk heb veel gele<strong>de</strong>n'). De inhoud<br />

en stijl van Multatuli's werk zijn nog steeds<br />