12.07.2015 Views

HET HOGEPRIESTERLIJK GEBED VAN CHRISTUS - De Evangelist

HET HOGEPRIESTERLIJK GEBED VAN CHRISTUS - De Evangelist

HET HOGEPRIESTERLIJK GEBED VAN CHRISTUS - De Evangelist

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

113vermaning, vertroosting, voorbeeld en dergelijke, daartoe ook trachten mede tewerken. Christus, het volmaakte Voorbeeld van onze wandel, toont in het redenbeleidvan dit gebed, zulk een gedrag gehouden te hebben. Want in de gronden vanvoorbidding voor Zijn discipelen heeft Hij eerst gewag gemaakt van Zijn werk, dat Hijmet vrucht aan hen verricht had, vers 6, 8. Nu laat Hij daarop volgen in de tekst Zijnuitdrukkelijk bidden daarvoor, als Hij zegt: Ik bid voor hen, enz.<strong>De</strong> hoedanigheden der discipelen begreep ik, dat de gronden van voorbidding waren.<strong>De</strong> eerste is nu afgehandeld; zijnde dit, dat Hij het Zijne met een goed gevolg aan hengedaan had, vers 6-8. In dit negende vers is de tweede, dat zij waren de rechtepersonen, voor welke Hij bidden mocht en moest.VERDELINGIn welke woorden wij zien:1. Dat de Heere Jezus Zich uitdrukkelijk als Voorspraak van dezen verklaart: Ik bidvoor hen.2. Dat Hij de betamelijkheid daarvan toont uit hun betrekking die zij op de Vaderhebben, in tegenstelling der wereld: Ik bid niet voor de wereld, enz.EERSTE DEELIn dat eerste gedeelte heeft elk woord zijn bijzondere nadruk; het Onderwerp dat bidt,Ik; de voorwerpen, voor welke Hij bidt, voor hen; en de daad zelf, bidden.I. Niet zonder reden wordt het woordje Ik in het Grieks uitgedrukt, dat anders volgensde aard van die taal niet nodig was, gelijk het ook in vers 15, 20, 24 niet geschiedt,indien er niet een bijzondere nadruk in moest gezien worden. Hetgeen ook de Syrischeoverzetting klaar aanwijst, gevende het bij verdubbeling, Ik, Ik bid. Zo toont de HeereJezus aan Zijn Vader, opdat de toehoorders het opmerken, welke kracht dit aan devoorbidding gaf, dat Hij die deed. Alles wat tot hiertoe door Hem was voorgesteld,diende tot aanprijzing van de Persoon des Voorsprekers. “Ik, Die Uw Zoon ben, vers1. Welke vader zal aan een kind wat weigeren? Bijzonder zulk een Vader aan zulk eenZoon. Ik, Die geen ander oogmerk heb in alles wat Ik van U begeer, dan dat Ik Uverheerlijke, vers 1. Ik ook, Die U het hoge en algemene gebied gegeven hebt, om aanUw keurvolk het eeuwige leven te bezorgen, vers 2, 3. Ik bid voor dat volk. Ik, nogeens, Die U zo volmaakt gediend heb, vers 4. Zal een man zijn zoon verschonen diehem dient, wat mag Ik niet verwachten? Allernaast echter kan de aanprijzing van ZijnPersoon genomen worden uit het laatst gezegde, vers 6, 8. Was het een vreemde, diegeen betrekking op deze mensen had, het verzoek zou minder klem hebben; maar, Ikdoe het, aan Wie Uzelf die zo duur hebt aanbevolen. Had Ik het Mijne, dat U Mijbelast hebt, verzuimd te doen; het zou Mij de vrijmoedigheid benemen om U teverzoeken, dat U het Uwe deed. Maar Ik vraag U, nadat Ik Mij getrouw gekweten hebtin alles wat U van Mij vorderde, en dat met een gewenste uitslag.”Zulk een moest ingang vinden met Zijn verzoek. Nochtans zou de persoon van eenvoorspraak aangenaam kunnen zijn, dat hij evenwel afgewezen werd, omdat deverzochte zaak niet voegzaam kon toegestaan worden; als in het verzoek van Bathsébavoor Adonia, 1 Kon. 2: 16-23, of dat de personen, voor welke gesproken werd,hatelijk waren. Gelijk aan Jeremia, wel een geliefd profeet, eens gezegd werd, Jer. 7:16: Gij dan, bidt niet voor dit volk, want Ik zal u niet horen. Geen van beide had plaatsin dit geval. Dat de begeerde zaken terecht verzocht worden, zal in vers 12-19 blijken.En dat er voor behaaglijke personen gesproken wordt, toont hier de Heere, als Hij:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!