Betriebs- und Installationsanweisung Operating and Installation ...

Installatie
Gas
Instellen
Bij gasinstallaties moeten in overeenstemming met de nationale en regionale
bepalingen (bijv. in Duitsland: DVGW-TRGI c.q. TRF) de erkende
installatiebedrijven, ombouwbedrijven, onderhoudsbedrijven of gasmaatschappijen
bij een nieuwe installatie evenals bij aanpassing aan
een andere gassoort de nominale belasting instellen c.q. controleren.
Bij het controleren van de warmtebelasting moeten de volgende punten
nagekeken worden:
De gasaansluiting moet door een erkend installateur volgens de
=
plaatselijk geldende voorschriften worden uitgevoerd.
Bij de aanpassing aan andere gassoorten in elk geval de ombouwvoorschriften
raadplegen!
=
Alle gasleidingen en -verbindingen moeten met geschikte middelen
op dichtheid worden gecontroleerd!
=
- Het apparaat is ontworpen voor een maximale bedrijfsdruk van
50 mbar. De aansluiting van het apparaat mag met maximaal
150 mbar op dichtheid gecontroleerd worden. De kranen mogen
tijdens de controle niet worden bediend. De aanwezige gassoort met
de gegevens op het apparaat vergelijken.
- Controle van de aansluitdruk.
Werking controleren
- Verbruiksdruk (statische druk) controleren: drukmeettoestel op de
drukmeetnippel 4 van de spuitstukhouder aansluiten. Branders in
gebruik nemen en controleren of de toelaatbare verbruiksdruk aangehouden
is.
Na het meten de afdichtingsschroef van de drukmeetnippel weer
=
sluiten.
- Als ze voor de eerste keer worden aangestoken, bevindt er zich nog
lucht in de leidingen. Daarom duurt het iets langer tot de ontsteking
plaatsvindt. Als de LED-verklikker „gasfout” daarbij gaat branden, de
melding bevestigen door op de bijbehorende toets te drukken.
- Ontsteking, overlopen van de ontsteking en vlamstabiliteit controleren.
Apparaat met de minimumhoeveelheid water vullen. Gewenste temperatuur
laag instellen (zie gebruiksaanwijzing) en regeling controleren. De
ketel schakelt net voor het bereiken van de gewenste temperatuur over
op doorkookstand (laag energieverbruik). Na het bereiken van de gewenste
temperatuur wordt de regeling uitgeschakeld (verwarmingsindicatie
dooft uit). Bij het naverwarmen wordt eerst de doorkookstand
ingeschakeld. Bij grotere temperatuurverschillen wordt op vol vermogen
overgeschakeld. Is dat niet het geval, de installatie controleren.
Vervolgens de gewenste temperatuur instellen (zie gebruiksaanwijzing).
Aanbrengen van het firmaplaatje
Na de controle of het apparaat correct functioneert, moet nog het firmaplaatje
worden aangebracht.
Voor het eerste gebruik
Voor het eerste gebruik het apparaat schoonmaken: zie gebruiksaanwijzing.
70 FGS/UGS 07 25 17 Bl.70