Plant basal resistance - Universiteit Utrecht
Plant basal resistance - Universiteit Utrecht
Plant basal resistance - Universiteit Utrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Samenvatting<br />
Samenvatting<br />
Basale resistentie in planten is gebaseerd op de effectiviteit van verscheidene pathogeen-<br />
en herbivoor-induceerbare verdedigingsmechanismen. Deze variëren van gelokaliseerde<br />
callose depositie in de epidermale celwand tot systemische gen-inductie door de<br />
plantenhormonen salicylzuur (SA) en jasmonzuur (JA). Het wordt algemeen aangenomen<br />
dat de snelheid en intensiteit van deze induceerbare verdedigingsmechanismen bepalend<br />
zijn voor de effectiviteit van <strong>basal</strong>e resistentie in planten.<br />
Hoofdstuk 2 beschrijft een genetische analyse van <strong>basal</strong>e resistentie in Arabidopsis<br />
thaliana (Arabidopsis). Hiertoe werd allereerst de natuurlijke variatie in gevoeligheid van<br />
<strong>basal</strong>e afweermechanismen bepaald in een selectie van zes Arabidopsis accessies. De<br />
responsiviteit van het PDF1.2 gen na toediening van JA correleerde met een verhoogde<br />
<strong>basal</strong>e resistentie tegen de necrotrofe schimmel Plectosphaerella cucumerina en de<br />
generalistische herbivoor Spodoptera littoralis. Omgekeerd, accessies met een verhoogde<br />
inductie van het PR-1 gen na toediening van SA, bleken beter bestand tegen het hemi-<br />
biotrofe pathogeen Pseudomonas syringae. Bovendien lieten deze accessies een hogere<br />
constitutieve expressie zien van afweer-gerelateerde transcriptiefactor (TF) genen. Een<br />
opmerkelijke bijkomstige waarneming was dat de accessies met een gesensitiseerde<br />
SA respons een relatief lage afzetting van callose lieten zien aan de epidermale celwand<br />
na toediening van het “pathogen-associated molecular pattern” (PAMP) chitosan. Een<br />
quantitative trait locus (QTL) analyse identificeerde vervolgens twee loci op chromosoom III,<br />
welke beide een regulerende werking uitoefenen op PAMP-geïnduceerde callose depositie.<br />
Een andere locus op chromosoom IV liet een duidelijke invloed zien op de regulering van SA-<br />
geïnduceerde PR-1 expressie. Deze laatste QTL bleek bij te dragen aan de <strong>basal</strong>e resistentie<br />
tegen P. syringae. Geen van de afweer-gerelateerde QTLs beïnvloedde de groei van planten,<br />
hetgeen suggereert dat constitutieve sensitisering van afweer door deze loci niet gepaard<br />
gaat met grote fitness kosten op plantengroei.<br />
Hoofdstuk 3 beschrijft een onderzoek naar de bijdrage van aromatische<br />
metabolieten in de <strong>basal</strong>e resistentie van maïs. Deze zogenaamde “benzoxazinoids” (BXs),<br />
zoals 2,4-dihydroxy-7-methoxy-2H-1,4-benzoxazin-3(4H)-one (DIMBOA), zijn biologisch<br />
actieve secundaire metabolieten in grassen (Poaceae). De eerste specifieke reactie in<br />
de BX biosynthese route zet indole-3-fosfaat om in glycerol indole. In maïs wordt deze<br />
reactie gekatalyseerd door BENZOXAZINELESS 1 (BX1) of INDOOL GLYCEROL fosfaat lyase<br />
(IGL). Het corresponderende Bx1 gen is onder ontwikkelings-afhankelijke controle en is<br />
voornamelijk verantwoordelijk voor BX productie gedurende de vroege ontwikkelingsstadia<br />
van de plant, terwijl het corresponderende Igl gen induceerbaar is door stress-signalen,<br />
zoals verwonding, herbivorie, of jasmonaten. Om de rol van BXs in <strong>basal</strong>e resistentie tegen<br />
bladluizen en schimmels te bepalen, werd de <strong>basal</strong>e weerstand vergeleken tussen Bx1 wild-<br />
142