Singhet ende weSet Vro - Rick de Leeuw

8. Ik ben een blomme
Ik ben een blomme
ik bloeië voor uw ogen
Ik blaak van ’t zonnegezwoeg
en van ’t pogen
Zo gij mij schepselken
in ’t leven wilt dogen
Ik strijd en vecht en
leg mij neder bij ’t grote
bij de wil van de goden
als ’t zo moet zijn
dan zal ’t zo wezen
zoals er zomers zijn
zonder zon aan de zee
en als ik er iets
aan kan veranderen
zal ik de strijd niet vrezen
ik zie u geerne
Hemel hemel
maakt m’n herte sterk
als staal als steen als
kerkewerk
als de taal van de zee, als ’t
hemelzwerk
opdat het onder ’t lijden
onder ’t steken van pijlen
niet week wordt en weggeschroeid
van’t menig morsig mensgemoei
van om ter meeste om ter goeist
hemel hemel
maakt m’n herte groots
Als ’t spansel boven d’aarde
haren barenden schoot
als d’ haven waar er zwanen
zich laven onder ’t laken
van ’t avondlijk rood
opda ’k niet eerst moet krijgen
om te kunnen geven
opda ’k eerst leer zwijgen
om te kunnen spreken
Wanneer ik sterven zal
van uw onsterflijkheid en
ik in scherven val
na leef en lijden
hoop ik dat ik geven kan
ene letsten lach
van een tevreden man
dien het beste gaf
van z’n gebeente aan
de zon de maan en
de wereld tesaam
aan uw schilderschone
lichtvorstin
dat ik mij van al wat doods is
nu ontbind
en dat ik zal
voorwaarts hebben gedragen
mijn kruisbanier
door goede en kwade dagen
en om te helpen
mijn huis verliet
ik zie u geerne
ik zie u geerne
Tekst Jeroen Perceval, gebaseerd op: Ego flos,
O heere maakt mijn herte sterck van Guido
Gezelle [1898]
8. je SuiS une fl eur
Je suis une fleur
Je fleuris devant vos yeux
Du soleil je rayonne
L’ardeur, et je m’efforce,
Petite créature,
D’être tolérée en vie.
Je me bats et je lutte
Et m’incline devant le grand,
Devant la volonté des dieux
S’il faut qu’il en soit ainsi
Ainsi il en sera
Comme il est des étés
Sans clarté sans soleil
Et si je peux
Y changer quelque chose
Je n’aurai pas peur du combat
Je t’aime d’amour
Ciel, ciel
Rends mon cœur dur
Comme l’acier comme la pierre,
comme
Une charpente
Comme la langue de la mer, comme
Le firmament
Pour que sous la douleur
Sous la volée des flèches,
Il ne s’affaiblisse ni ne s’écorne
Aux moult méchants qui de tout
À qui mieux mieux se mêlent
Ciel, ciel
Rends mon cœur grand
Comme la voûte céleste
Son giron en gésine
Comme le port où les cygnes
Se désaltèrent sous le cocon
De la rougeur du couchant
Pour que je ne doive pas d’abord
recevoir
Pour pouvoir donner
Pour que j’apprenne à me taire
Pour pouvoir parler
Je t’aime d’amour
Quand je mourrai
De ton immortalité et
Qu’en éclats je volerai
Après avoir vécu et souffert
J’espère que je pourrai donner
Le dernier sourire
D’un homme comblé
Qui a donné le meilleur
De ses os
Au soleil à la lune et
Au monde ensemble
À votre belle à peindre
Votre reine de lumière
Que de tout ce qui est de la mort
Je me dissocie enfin
Et que j’aurai
Porté de l’avant
Ma bannière des croisés
Par les bons et les mauvais jours
Et que pour servir
J’aurais quitté ma maison
Je t’aime d’amour
Je t’aime d’amour
Texte Jeroen Perceval, basé sur Ego flos, O heere maakt
mijn herte sterck de Guido Gezelle [1898]