06.08.2013 Views

De WGBO - DSpace at Open Universiteit

De WGBO - DSpace at Open Universiteit

De WGBO - DSpace at Open Universiteit

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

art.7:466 lid 2 BW. Niet duidelijk is wanneer een verrichting al dan niet ingrijpend is.<br />

Door sommigen wordt een nadere omschrijving bepleit. 29<br />

Bovengenoemde uitzonderingen daargel<strong>at</strong>en, is steeds ouderlijke toestemming vereist.<br />

Weigeren de ouders toestemming voor een medische behandeling van hun kind, dan mag<br />

de hulpverlener de verrichting niet uitvoeren.. Wanneer de hulpverlener de behandeling<br />

echter noodzakelijk acht, kan hij deze eventueel toch uitvoeren met een beroep op het<br />

goed hulpverlenerschap van art. 7: 465 lid 4 BW, indien niet-behandelen onverenigbaar is<br />

met de zorg van een goed hulpverlener. <strong>De</strong> hulpverlener hoeft dus niet in de weigering<br />

van de ouders te berusten, hij heeft de ruimte om vanuit zijn eigen professionele verantwoordelijkheid<br />

zijn inzicht l<strong>at</strong>en prevaleren. Volgens de wetgever moet het hierbij wel<br />

gaan om uitzonderlijke gevallen. 30 Bij weigering van de ouders van medisch noodzakelijke<br />

behandeling van hun kind kan ook op grond van een ma<strong>at</strong>regel van kinderbescherming<br />

in het ouderlijk gezag worden ingegrepen 31 . Onder omstandigheden kan de (kinder)rechter<br />

dan een beslissing nemen in het belang van de minderjarige p<strong>at</strong>iënt. Zo werd<br />

bijvoorbeeld ondertoezichtstelling verzocht in de casus van een driejarig kind met een<br />

ernstige oogafwijking, waarbij als complic<strong>at</strong>ie een gevaarlijk verhoogde oogdruk was<br />

opgetreden. Behandeling zou mogelijk onherstelbare schade aan het gezichtsvermogen<br />

kunnen voorkomen, maar de ouders weigerden toestemming hiervoor te geven. In hoger<br />

beroep wees het Hof het verzoek tot de ma<strong>at</strong>regel in het belang van het kind toe. 32 Ook in<br />

situ<strong>at</strong>ies, wanneer Jehova’s Getuigen op grond van hun geloofsovertuiging toestemming<br />

weigeren voor een levensreddende bloedtransfusie bij hun kind, kan een ma<strong>at</strong>regel van<br />

kinderbescherming uitkomst bieden. In de liter<strong>at</strong>uur is het gebruik van kinderbeschermingsma<strong>at</strong>regelen<br />

om een medische behandeling af te dwingen overigens niet geheel onomstreden.<br />

<strong>De</strong> kinderbeschermingsma<strong>at</strong>regelen zouden soms op oneigenlijke gronden<br />

worden gehanteerd; voor deze gevallen zou een afzonderlijke wettelijke grondslag gelegd<br />

moeten worden. 33<br />

Een geheel andere situ<strong>at</strong>ie dan hierboven doet zich voor wanneer de hulpverlener besluit<br />

een behandeling van een minderjarige p<strong>at</strong>iënt te beëindigen, omd<strong>at</strong> deze medisch<br />

zinloos is. Uiteraard dient hierover overlegd te worden met de ouders,maar het staken van<br />

de behandeling is niet afhankelijk van hun toestemming. <strong>De</strong> hulpverlener neemt de beslissing<br />

in overeenstemming met de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor<br />

hulpverleners geldende professionele standaard, zoals geformuleerd in art. 7: 453 BW.<br />

Behandeling van een minderjarige p<strong>at</strong>iënt kan niet door de ouders worden afgedwongen.<br />

Aldus besliste de rechter bijvoorbeeld in een casus waar de ouders van een 10-jarige p<strong>at</strong>ient<br />

een experimentele behandeling eisten, maar de hulpverleners de behandeling weigerden,<br />

omd<strong>at</strong> deze ernstige leedverhogende bijwerkingen veroorzaakte. 34<br />

29<br />

H.E.G.M. Hermans, o.c. 1990, p. 94-95. Zie ook B. Sluyters, M.C.I.H. Biesaart, o.c. 1995, p. 161-162.<br />

30<br />

Tweede Kamer 1991-1992, 21561, nr. 11 (NMvA), p. 36.<br />

31<br />

H.J.J. Leenen, o.c. 1994, p. 147.<br />

32<br />

Hof ’s -Gravenhage 26 oktober 1965, NJ 1967, 121. Zie ook H.J.J. Leenen, o.c. 1994, p. 147, noot 7.<br />

33<br />

H.E.G.M. Hermans, o.c.1990, p. 39-40, 67-69, 77, 84-85, 94, 140-148. Ook W.G. Brands-Bottema, o.c.<br />

1991, p. 140-141; H.J.C. Smink, <strong>De</strong> minderjarige in het familie- en gezondheidsrecht, in J. Legema<strong>at</strong>e, e.a.,<br />

Regelgeving beroepsuitoefening gezondheidszorg, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum 1994, losbladig, A<br />

7400, suppl. 12, p. 1-18; Th.A.M. te Braake, o.c. 1987, p. 312.<br />

34<br />

Rechtbank ’s -Gravenhage 20 juni 2000, niet gepubliceerd. Zie vermelding artikel in Trouw, 21 juni<br />

2000, in D.P. Engberts, L.E. Kalkman-Bogerd, e.a., Gezondheidsrecht, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum,<br />

2006, p. 101. In een eerdere casus, n.a.v. een geschil over continuering van behandeling van een anderhalf<br />

jaar oud kind, had de Rechtbank Utrecht geoordeeld: “Naar algemeen wordt aanvaard zijn artsen (…) niet<br />

10

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!