Gemeentelijk gezondheidsbeleid met participatie van ... - Nigz
Gemeentelijk gezondheidsbeleid met participatie van ... - Nigz
Gemeentelijk gezondheidsbeleid met participatie van ... - Nigz
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Bijlage 1: Gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtonen<br />
Inleiding<br />
Voor informatie over de gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtone groepen in Nederland zijn we<br />
afhankelijk <strong>van</strong> de beschikbare gegevens. Nederland kent vele registraties, enquêtes en<br />
andere, meestal eenmalige, onderzoeken die gegevens over de volksgezondheid opleveren<br />
maar allochtone groepen vertonen daarbij of een lage respons of ze zijn<br />
ondervertegenwoordigd in de steekproef. Volgens Richters (2002) is het een bekend<br />
gegeven dat in zo goed als elk grootschalig onderzoek naar gezondheidsproblemen in<br />
Nederland, allochtonen, en in het bijzonder allochtonen die geen of slecht Nederlands<br />
spreken, worden buitengesloten. Het betrekken <strong>van</strong> deze groep bij onderzoek is een<br />
moeilijke, tijdrovende en daarom ook financieel relatief kostbare affaire. Niet alleen doordat<br />
men de beschikking moet hebben over goed opgeleide onderzoeksassistenten die de taal<br />
<strong>van</strong> de doelgroep spreken, maar ook omdat het vaak veel tijd kost het vertouwen te winnen<br />
en de medewerking te verkrijgen <strong>van</strong> een representatieve groep uit de allochtone<br />
doelpopulatie.<br />
Op een aantal terreinen <strong>van</strong> de volksgezondheid is weinig tot niets bekend over de<br />
allochtone groepen, zoals over de psychische gezondheid. Ook over de<br />
gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtone ouderen is weinig bekend. En wat er al bekend is<br />
betreft vaak de grote groepen allochtonen in Nederland zoals de Surinamers, de Turken en<br />
de Marokkanen. Differentiatie binnen een dergelijke groep, bijvoorbeeld naar Creolen en<br />
Hindoestanen binnen de groep Surinamers, is vaak niet mogelijk. Over de andere etnische<br />
groepen, waaronder de vluchtelingen, is nauwelijks informatie beschikbaar.<br />
Sterfte en levensverwachting<br />
In Nederland leven mannen uit de lagere sociaal-economische groepen gemiddeld vijf jaar<br />
korter dan mannen uit de hoogste SES groepen. Vanwege de minder gunstige sociaaleconomische<br />
status <strong>van</strong> de meeste allochtonen wordt hen vaak ook een lagere<br />
levensverwachting toegedacht. Dit klopt echter niet voor de hele groep: er blijkt een<br />
verhoogde sterfte te bestaan onder de (heel) jonge allochtonen en een lager sterftecijfer<br />
onder de oudere allochtonen vergeleken <strong>met</strong> de autochtone Nederlanders. Dit laatste kan<br />
wellicht verklaard worden doordat de allochtonen die naar Nederland zijn gekomen om te<br />
werken een positieve selectie qua gezondheid vormden en/of door selectieve remigratie.<br />
Migrantenkinderen in Nederland hebben een anderhalf tot twee maal grotere kans op<br />
overlijden dan Nederlandse kinderen. De verschillen waren aan<strong>van</strong>kelijk nog groter (drie<br />
maal groter sterfterisico) maar het is zorgwekkend dat het risico de laatste tien jaren<br />
nauwelijks verder afgenomen is. Jaarlijks overlijden ruim 100 allochtone baby's méér voor of<br />
rondom hun geboorte dan op grond <strong>van</strong> de gemiddelde sterftekans in Nederland kan worden<br />
verwacht. Baby's <strong>van</strong> zwarte (Creoolse) moeders uit Suriname, de Antillen of Afrika hebben<br />
een twee maal zo grote kans op doodgeboorte of overlijden kort na de geboorte dan baby's<br />
<strong>van</strong> autochtone moeders. Bij baby's <strong>van</strong> Hindoestaanse moeders uit Suriname of de Antillen<br />
is dit risico anderhalf maal zo groot. ). Het overlijden kan geheel verklaard worden doordat<br />
deze kinderen veel te vroeg geboren worden.<br />
Turkse en Marokkaanse pasgeborenen hebben een anderhalf maal grotere kans op<br />
overlijden in vergelijking <strong>met</strong> autochtone pasgeborenen. Bij hen blijkt vroeggeboorte geen<br />
enkele rol te<br />
spelen. De hogere sterftekans wordt eerder veroorzaakt door sociale en culturele factoren,<br />
zoals tienerzwangerschappen en oudere moeders <strong>met</strong> veel kinderen<br />
De oversterfte bij de Marokkaanse en Turkse groep kinderen <strong>van</strong> 1-15 jaar bedraagt ruim 50<br />
kinderen per jaar. Van de in Nederland overleden kinderen tot één jaar zijn de belangrijkste<br />
verschillen in doodsoorzaak: aangeboren erfelijke afwijkingen (onder andere<br />
stofwisselingsziekten) en infectieziekten. Opvallend is de grote kans op wiegendood bij<br />
Turkse zuigelingen: twee maal zo vaak als bij Nederlandse en zelfs vier maal zo vaak als bij<br />
Marokkaanse zuigelingen. Bij kinderen tussen de 1 en 5 jaar zijn er significante verschillen<br />
voor aangeboren afwijkingen, stofwisselingsziekten, infecties, ongevallen en verdrinking.<br />
Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />
19