04.09.2013 Views

Annex 3 B Teaching Material ... - C-Change

Annex 3 B Teaching Material ... - C-Change

Annex 3 B Teaching Material ... - C-Change

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Lesmateriaal<br />

Natuurspeeltuin Sloterpark<br />

Ontwikkeld door studenten van de Minor Wetenschap en Techniek<br />

PABO, Hogeschool van Amsterdam<br />

in opdracht van Stadsdeel Nieuw-West<br />

in samenwerking met de Academie van de Stad<br />

Januari 2011


Inhoudsopgave<br />

Inleiding, koppeling klimaat, biodiversiteit en duurzaamheid ........................................................ 3<br />

1. Bewegingsenergie .......................................................................................................................... 4<br />

1.1 bewegingsenergie deel 1........................................................................................................ 4<br />

1.1.1 Waterraket...................................................................................................................... 5<br />

1.1.2 Waterpomp.................................................................................................................... 7<br />

1.2 Bewegingsenergie deel 2 ...................................................................................................... 9<br />

1.2.1 Les 1 ‘Katrollen en kracht’ .......................................................................................... 11<br />

1.2.2 Les 2 ‘Herontwerp een machine’................................................................................. 12<br />

2. Bruggen, hutten en vlotten .......................................................................................................... 14<br />

2.1 Thema: Bruggen .................................................................................................................. 15<br />

2.1.1 Les 1: Confrontatie en Verkenning: Het bouwen van een zo hoog mogelijke toren.... 15<br />

2.1.2 Les 2: Ontwerpen en uitvoeren: De bruggenbouwplaats ............................................ 17<br />

2.1.3 De BruggenBouwPlaats ................................................................................................... 20<br />

2.1.4 Les 3: Ontwerpen en uitvoeren 2: Bruggen bouwen in de klas................................... 22<br />

2.1.5 Les 4: Verdiepen, presenteren en evalueren:............................................................. 24<br />

2.2 Thema: Vlotten ......................................................................................................................... 30<br />

2.2.1 Les 1 De Vlottenbouwplaats....................................................................................... 30<br />

2.2.2 Les 2 Vlotten in de klas .............................................................................................. 33<br />

2.2.3 Les 3 Drijven en zinken .............................................................................................. 35<br />

2.2.4 Les 4 Knopen ............................................................................................................. 37<br />

2.3 Thema: Hutten .......................................................................................................................... 39<br />

2.3.1 Les 1: Isolatie .............................................................................................................. 39<br />

2.3.2 Les 2: Confrontatie en verkenning in de klas............................................................... 42<br />

2.3.3 Les 3: Verdieping, presentatie en evaluatie in de natuurspeelplaats ........................... 45<br />

3. Water zuiveren en verplaatsen .................................................................................................... 48<br />

3.1 Water zuiveren ..................................................................................................................... 49<br />

3.1.1 Les 1: De schroef van Archimedes.............................................................................. 51<br />

3.1.2 Les 2: De schroef van Archimedes.............................................................................. 53<br />

3.2 Dammen en dijken .............................................................................................................. 55<br />

3.3 Nederland in reliëf ................................................................................................................ 56<br />

3.4 Het Normaal Amsterdams Peil ............................................................................................ 58<br />

4. De heemtuin, de kruidentuin en het snoepbos........................................................................... 62<br />

4.1 Les 1: De kuidentuin.......................................................................................................... 623<br />

4.2 Les 2: De natuurlijke schilderles.......................................................................................... 68<br />

4.3 Les 3: De kooklessen .......................................................................................................... 72<br />

Bijlage 1: Achtergrondinformatie over geneeskrachtige kruiden ............................................ 75<br />

Bijlage 2: Achtergrondinformatie over de heemtuin ............................................................... 76<br />

Bijlage 3: Zelf kruidenzalf maken........................................................................................... 77<br />

Bijlage 4: Zelf kruidenolie maken........................................................................................... 80<br />

Bijlage 5: Zelf kruidenthee maken ......................................................................................... 83<br />

Bijlage 6: Appelthee .............................................................................................................. 86<br />

Bijlage 7: Achtergrondinformatie voor het maken van verf .................................................... 87<br />

Bijlage 8: Receptenboekje Natuurspeelplaats Sloterpark ...................................................... 89<br />

5. Bodem en water in het Sloterpark ............................................................................................. 105<br />

5.1 Waterkwaliteit bepalen........................................................................................................ 107<br />

5.1.1 Les: Hoe schoon is het water? .................................................................................. 108<br />

5.2 Insectenhotel....................................................................................................................... 128<br />

5.2 Insectenhotel....................................................................................................................... 128<br />

5.2.1 Lesplan 1: De insecten in het insectenhotel .............................................................. 131<br />

5.2.3 Lesplan 2: Maak je eigen insectenhotel (in de klas) .................................................. 134<br />

5.2.4 Lesplan 3: De insecten verhuizen naar Nederland .................................................... 135<br />

Bijlage ...................................................................................................................................... 141<br />

2


Inleiding<br />

Stadsdeel Nieuw-West is actief met de ontwikkeling van het gebied rondom de Sloterplas. De<br />

Sloterplas ligt in het hart van het stadsdeel en biedt mogelijkheden voor recreatie met een<br />

grootstedelijke uitstraling. Een van de belangrijke plannen die wordt uitgevoerd in dit gebied is het<br />

ontwikkelen van een natuurspeeltuin aan de westkant van de plas. De natuurspeeltuin is bedoeld voor<br />

kinderen en hun ouders/verzorgers om beweging en gezond leven te stimuleren, maar ook de<br />

bewustwording van thema’s als klimaatverandering, biodiversiteit en duurzaamheid te versterken. In<br />

dit gebied is ook een Natuur en Milieu Educatie (NME) centrum waarbij aansluiting wordt gezocht.<br />

De lessenserie in deze bundel is bedoeld om de Natuurspeeltuin Sloterpark in te zetten als<br />

leeromgeving voor kinderen in het primair onderwijs. De lessen zijn in opdracht van het Stadsdeel<br />

Nieuw-West ontwikkeld door vierdejaarsstudenten van de PABO van de Hogeschool van Amsterdam<br />

in het kader van de minor Wetenschap en Techniek, in samenwerking met de Academie van de Stad.<br />

Klimaat, biodiversiteit en duurzaamheid zijn belangrijke thema’s in de huidige maatschappij en ook in<br />

de natuurspeeltuin. Deze hoofdthema’s zijn daarom leidend geweest in de ontwikkeling van het<br />

lespakket. Om de lessen interactief, creatief en gepast voor kinderen te maken, zijn de lessen<br />

onderverdeeld in vijf subthema’s: ‘bewegingsenergie’, ‘bruggen, hutten en vlotten’, ‘water zuiveren en<br />

verplaatsen’, ‘heemtuin, kruidentuin en snoepbos’ en ‘bodem en water in het Sloterpark’. De<br />

verschillende subthema’s kunnen los van elkaar behandeld worden. De lessen zijn bedoeld voor<br />

zowel schoolgebonden als buitenschoolse activiteiten, waarbij het NME-centrum ’De Drijfsijs’ een<br />

belangrijke rol speelt. De meeste activiteiten zijn gericht op leerlingen van de midden-bovenbouw<br />

(groep 5 t/m 8).<br />

Voor elke les geldt dat is aangegeven aan welke wettelijk vastgestelde leerdoelen de les voldoet.<br />

Daarnaast is bij elke les aangegeven in hoeverre het aansluit op de thema’s biodiversiteit,<br />

klimaatverandering en/of duurzaamheid. Om de lessen ook op de grote thema’s klimaatverandering,<br />

duurzaamheid en biodiversiteit in de bundel terug te kunnen vinden, is hieronder een zoekschema<br />

toegevoegd. Ten slotte zijn in elke les de volgende onderdelen terug te vinden: inleiding,<br />

verantwoording, doelen, werkwijze, benodigdheden, doelgroep/voorkennis en<br />

organisatie/tijdsplanning.<br />

Hoofdthema Hoofdstuk/les<br />

Biodiversiteit - Les 4.1<br />

Klimaatverandering<br />

Duurzaamheid<br />

- Hoofdstuk 5<br />

- Les 2.1.5<br />

- Les 2.3.1<br />

- Les 3.3 & les 3.4<br />

- Hoofdstuk 1<br />

- Hoofdstuk 2<br />

- Les 4.2<br />

3


1. Bewegingsenergie<br />

1.1 bewegingsenergie deel 1<br />

Inleiding<br />

Bewegingsenergie is de energie die voortkomt uit in principe alles om je heen. Dit wordt ook<br />

wel kinetische energie genoemd. De bewegingsenergie van een voorwerp hangt af van de<br />

massa en de snelheid. De bewegingsenergie is de arbeid die nodig is om het voorwerp<br />

vanuit stilstand tot de gegeven snelheid te krijgen. Omgekeerd is de bewegingsenergie de<br />

energie die vrijkomt wanneer een voorwerp vanuit een bepaalde snelheid tot stilstand komt,<br />

in de vorm van bv warmte. Als je een voorwerp omhoog gooit wordt bewegingsenergie<br />

omgezet in zwaarte-energie. Deze definitie kunnen we vertalen naar verschillende<br />

activiteiten, waarvan we er in dit document een aantal hebben uitgewerkt als lesactiviteit. In<br />

overleg en samenspraak zijn de onderstaande lesactiviteiten uitgewerkt voor in de<br />

natuurspeelplaats:<br />

- Katrollen, bestaande uit twee lessen;<br />

- Waterpompspel, een spelactiviteit;<br />

- De schroef van Archimedes;<br />

- Waterraket, groepsles.<br />

Alle activiteiten hebben een buitengedeelte, waarvan sommige een lesactiviteit in het<br />

gebouw “Drijfsijs”.<br />

Verantwoording<br />

We hebben gekozen voor de katrollenlessen omdat een katrol symbool staat voor<br />

krachtomzetting. Van oudsher wordt dit instrument gebruikt om met spierkracht de<br />

zwaartekracht te lijf te gaan. Kinderen zullen door deze lessen het nut gaan inzien van het<br />

toepassen van de katrol.<br />

Het waterpompspel heeft ook direct het nut om de gebruiker te laten voelen hoe zijn<br />

spierkracht omgezet wordt in waterkracht / stuwkracht. Daarnaast is het waterpompspel een<br />

competitieve bezigheid wat thuis hoort in een speelplaats. Het nodigt uit tot bewegen in de<br />

natuur.<br />

Zoals de katrollen een link leggen met de uitgevonden gemakken uit het verleden, doet ook<br />

de schroef van Archimedes hieraan mee. Om deze reden hoort de schroef thuis in de<br />

categorie ‘bewegingsenergie’.<br />

Als klap op de vuurpijl: de waterraket! Een raket die op water werkt, hoe duurzaam wil je het<br />

hebben? Geheel gemaakt van recyclebare flessen en ander kosteloos materiaal. De flessen<br />

worden voortgestuwd door een verschil in druk, waardoor de link naar bewegingsenergie<br />

gelegd kan worden: vanuit het omhooggeschoten object wordt bewegingsenergie omgezet<br />

in zwaarte energie.<br />

4


1.1.1 Waterraket<br />

Doelen<br />

- Door samenwerking een gezamenlijk eindresultaat voort te brengen.<br />

- Kennis opdoen over de energieomzetting.<br />

- Bevorderen van de grove motoriek.<br />

- De leerlingen kunnen constructie methodes toepassen.<br />

Kerndoelen:<br />

- 42: De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige<br />

verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, luchtdruk, magnetisme en<br />

temperatuur.<br />

Werkwijze<br />

Een waterraket is eigenlijk een PET-fles die gedeeltelijk met water is gevuld. Pomp je lucht in<br />

de fles, dan wil het water eruit. Dit gaat met een kleine explosie van water. Het water, wat er<br />

aan de onderkant uitkomt, drukt de fles omhoog. Het is net een opgeblazen ballon die wordt<br />

losgelaten, die vliegt ook weg. Zo werk elke raket. Door stuwing gaat de raket omhoog.<br />

Probeer of de kurk of rubberen dop goed in de fles past. Dit is erg belangrijk, als de dop niet<br />

goed past dan werkt de raket niet goed. Boor er heel voorzichtig een gaatje in waar precies<br />

het rubberen slangetje in past. Het is de bedoeling dat het slangetje muurvast in de kurk<br />

komt te zitten en dat er aan het andere eind een fietsventiel komt. Dit is het belangrijkste<br />

onderdeel van de petfles.<br />

Het lanceerplatform maken kun je doen zoals je zelf wilt. Bijvoorbeeld van hout en een stukje<br />

aluminium. Als alternatief kan er een emmer gebruikt worden.<br />

Vul de fles voor een derde deel met water. Plaats hem op het lanceerplatform en maak de<br />

pomp vast aan het ventiel. Ga zo ver mogelijk van de fles afstaan en begin te pompen. Je<br />

voelt tijdens het pompen de druk al toenemen. Totdat de stop loslaat en de fles de lucht in<br />

schiet.<br />

Let op<br />

- Een waterraket is niet gevaarlijk. Je kunt hem heel erg vaak gebruiken. Ga alleen niet<br />

te dicht bij staan tijdens het afvuren!<br />

Benodigdheden<br />

- Een petfles (plastic fles)<br />

- Een kurk of rubberen dop die precies in de fles past<br />

- Boortje<br />

- Fietspomp of een andere stevige pomp<br />

- Fietsventiel<br />

- Rubberslangetje en goede lijm<br />

5


Doelgroep / voorkennis<br />

- Het spel is te spelen met deelnemers vanaf 8 jaar.<br />

- De lanceerregels moeten bekend zijn.<br />

Link met duurzaamheid en klimaatverandering<br />

- Energieopwekking vanuit spierkracht in combinatie met<br />

waterkracht en luchtdruk.<br />

Organisatie en tijdsplanning<br />

- De inleiding vindt plaats in Drijfsijs en het<br />

middagprogramma vindt in de natuurspeelplaats<br />

plaats.<br />

- Je kunt de raket klassikaal maken en de leerlingen<br />

om beurten de raket laten lanceren.<br />

- Je kunt de klas in groepjes verdelen en<br />

verschillende raketten laten maken.<br />

- De duur van het lanceren der raketten kan naar<br />

eigen inzicht bepaald worden.<br />

Link met duurzaamheid<br />

Deze les berust volledig op duurzaamheid. Het mooie<br />

is namelijk dat alle onderdelen, waar gebruik van gemaakt<br />

dient te worden, recyclebaar zijn. Daarnaast kun je zonder<br />

gebruik van fossiele brandstoffen een raket afvuren die<br />

toch een aanzienlijke afstand kan overbruggen.<br />

Filmpje van de waterraket<br />

http://www.youtube.com/watch?v=P3KH4qBBMm0&feature=player_embedded<br />

6


1.1.2 Waterpomp<br />

Doelen:<br />

- Door samenwerken een versterkt effect te bereiken van energieopwekking.<br />

- Kennis opdoen over de energieomzetting.<br />

- Bevorderen van de grove motoriek.<br />

Werkwijze:<br />

- De leerlingen nemen plaats op een waterpomp en spuiten met de waterstraal tegen<br />

de rotorbladen op de middenpaal.<br />

- Wanneer deze as gaat draaien gaat er een lamp branden.<br />

- Door samenwerking kan de lamp feller gaan branden.<br />

- Er kan binnen een kader van vier waterpompen een spel gespeeld worden.<br />

- Hierbij wordt er een bal losgelaten die de deelnemers in een doel kunnen spuiten.<br />

Benodigdheden:<br />

- Vier waterpompen. (zie ontwerptekening)<br />

- Een opstaand ruitvormig kader in het water met twee doelen<br />

- Een middenpaal met dynamo, rotorbladen en lamp<br />

- Eventueel een bal<br />

Doelgroep / voorkennis:<br />

- Het spel is te spelen met deelnemers die op de waterpomp passen.<br />

- De spelregels moeten bekend zijn.<br />

- De werking van de waterpomp.<br />

Link met duurzaamheid en klimaatverandering:<br />

- Energieopwekking vanuit spierkracht.<br />

Organisatie en tijdsplanning:<br />

- Het balspel kan naar eigen wil en tijdsduur gespeeld worden.<br />

- Het balspel wordt met maximaal vier leerlingen gespeeld.<br />

- Wanneer de opstelling met minder leerlingen gebruikt wordt, heeft het de functie van<br />

energie opwekken.<br />

7


1.2 Bewegingsenergie deel 2<br />

Context<br />

De leerlingen zien veel soorten van energie om zich heen, al beseffen ze zich dit niet altijd.<br />

Zo is er bewegingsenergie als je naar school fietst en elektrische energie als je het licht aan<br />

doet. Zelfs een auto barst van de energie! De lichtjes, de geluiden en de bewegingen zijn<br />

allemaal soorten van energie. Dit wordt alleen wel opgewekt door benzine… Wat is hier het<br />

nadeel van? Wat zijn ‘’goede’’ vormen van energie opwekken?<br />

Inhoud en aanpak<br />

Deze lessenserie is opgezet om de leerlingen meer te leren over bewegingsenergie. Zo<br />

wordt er gewerkt met verschillende katrollen waarmee gewichten verdeeld kunnen worden.<br />

In deze les in het park leren leerlingen dat ze veel meer kunnen optillen met behulp van<br />

katrollen.<br />

Daarnaast zijn er aansluitende lessen voor in de klas aanwezig. Hier wordt de link met de<br />

klimaatsverandering en duurzame energie gelegd. Zo leren de leerlingen meer over<br />

verschillende soorten energie maar ook over de vervuiling van het milieu.<br />

Materiaal<br />

- Katrollen waarmee boomstronken opgetild kunnen worden. Er worden hier per<br />

boomstronk verschillende maten en groottes katrollen gebruikt. Voor verschillende<br />

groottes katrollen:www.dekker-watersport.nl/ www.harken.com<br />

- Foto’s van apparaten waarbij een katrol is ingebouwd<br />

- Tekengerei<br />

- Wit A4- papier<br />

Doelgroep en beginsituatie<br />

Deze lessen zijn geschikt voor groep 6,7 en 8. Leerlingen hebben voor deze lessen nog<br />

geen kennis nodig over katrollen. Volgens de leerlijnen zijn de leerlingen bekend met de<br />

volgende bewegings-en overbrengingsprincipes: katrol met touw, scharnier, hefboom,<br />

opwinden, tandwielen, ketting, snaar ( voor groep 7 en 8:besturing, bankschroef, hydrauliek<br />

en pneumatiek).<br />

Kerndoelen<br />

Kerndoel 42<br />

De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals<br />

licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.<br />

Kerndoel 45<br />

De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren<br />

9


en te evalueren.<br />

Kerndoel 44<br />

De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties tussen de werking, vorm en<br />

materiaalgebruik.<br />

Link met duurzaamheid<br />

Hoe meer katrollen, hoe minder kracht/energie er nodig is. Katrollen kunnen grote generators<br />

vervangen bij bijvoorbeeld verhuizingen. Dit scheelt weer fossiele brandstoffen. Daarnaast<br />

werd er vroeger geen elektriciteit gebruikt en was alles van mensen- dierkracht afhankelijk.<br />

10


1.2.1 Les 1 ‘Katrollen en kracht’<br />

Lesdoelen<br />

- Ervaren van de werking van een katrol/technisch inzicht in de katrol<br />

- Waar worden katrollen voor gebruikt?<br />

Tijdsplanning<br />

Inleiding 15 minuten<br />

Uitleg activiteit 15 minuten<br />

Activiteit 30 minuten<br />

Afsluiting 15 minuten<br />

Totaal: 1 uur en 15 minuten<br />

Materiaal<br />

- Katrollen waarmee boomstronken opgetild kunnen worden. Er worden hier per<br />

boomstronk verschillende maten en groottes katrollen gebruikt. Voor verschillende<br />

groottes katrollen:www.dekker-watersport.nl/ www.harken.com<br />

Groepsindeling<br />

Deze les wordt klassikaal gegeven.<br />

Lesverloop<br />

Inleiding<br />

De les begint met een gesprek tussen de Drijfsijs-leerkracht en de leerlingen. De Drijfsijsleerkracht<br />

vraagt wat de leerlingen allemaal hebben gezien in het park en wat ze weten over<br />

katrollen.<br />

Uitleg activiteit<br />

Drijfsijs-leerkracht vertelt dat deze les gaat over katrollen en kracht. Leerkracht en leerlingen<br />

lopen naar de verschillende boomstronken die vastzitten door middel van een touw en een<br />

katrol.<br />

Activiteit<br />

De leerlingen ervaren hoe het is om met een katrol een boomstronk op te liften. Ze proberen<br />

de boomstronken op te tillen met behulp van de katrollen. De leerlingen zullen ervaren dat<br />

een boomstronk met meerdere katrollen makkelijker op te tillen is dan een boomstronk met<br />

één katrol. Dit komt doordat de meerdere katrollen zorgen voor een gewichtverdeling.<br />

Afsluiting<br />

Als afsluiting wordt er een gesprek tussen de Drijfsijs-leerkracht en de leerlingen gehouden.<br />

In dit gesprek worden de bevindingen over de boomstronken en de katrollen uitgewisseld.<br />

11


1.2.2 Les 2 ‘Herontwerp een machine’<br />

Lesdoelen<br />

- De leerlingen kunnen een ontwerp maken van een nog niet bestaande machine<br />

waarbij kracht wordt overgebracht.<br />

- De leerlingen kunnen een bestaande machine op fossiele brandstof herontwerpen<br />

naar een machine met de zelfde doeleinden maar dan op spierkracht in combinatie<br />

met katrollen.<br />

- De leerlingen kunnen constructie methodes toepassen.<br />

- De leerlingen weten wat duurzame energie is, en hoe ze een bijdrage kunnen leveren<br />

aan een duurzaam klimaat.<br />

- De leerlingen hebben kennis van verschillende ‘’ouderwetse’’ constructie methodes<br />

Tijdsplanning<br />

Inleiding 15 minuten<br />

Uitleg activiteit 15 minuten<br />

Activiteit 30 minuten<br />

Afsluiting 15 minuten<br />

Totaal: 1 uur en 15 minuten<br />

Materiaal<br />

- Foto’s van apparaten waarbij een katrol is ingebouwd<br />

- Tekengerei<br />

- Wit A4- papier<br />

Groepsindeling<br />

Leerlingen gaan in groepjes van vier aan de slag. Bij een combinatieklas is het raadzaam om<br />

de leerlingen onderling te mengen.<br />

Lesverloop<br />

Inleiding<br />

Leerkracht bespreekt met de leerlingen wat ze in het Sloterpark hebben gezien en geleerd.<br />

Dit duurt tien minuten. Daarna laat de leerkracht foto’s zien van apparaten waarbij ook<br />

gebruik wordt gemaakt van katrollen.<br />

Uitleg Activiteit<br />

Er wordt een koppeling gemaakt naar de fossiele brandstoffen. Deze brandstoffen raken ooit<br />

op en zijn niet goed voor het milieu. Machines moeten dan vervangen worden door<br />

hefbomen, katrollen, mensenkracht en rolconstructies. Ieder groepje krijgt een foto van een<br />

machine. Deze machine moeten de leerlingen herontwerpen. De machine mag geen gebruik<br />

maken van fossiele brandstoffen<br />

12


Activiteit<br />

De leerlingen maken een ontwerpschets van hun machine. Eventueel kan het ontwerp<br />

uitgevoerd worden met technisch lego of k-nex.<br />

Afsluiting<br />

De leerlingen presenteren kort hun ontwerptekening en beantwoorden de volgende vragen:<br />

‘Wat hebben ze eraan veranderd?’ ‘Waarom hebben ze hiervoor gekozen?’.<br />

13


1. Onderdeel bruggen, hutten en vlotten<br />

Inhoud context aanpak<br />

In de aankomende lessen gaan de leerlingen zich verdiepen in het bouwen van bruggen,<br />

vlotten en hutten. De driehoeksconstructie is een erg belangrijke term in dit thema. Samen<br />

met het maken van verschillende knopen. Dit kan gebruikt worden bij het maken van vlotten<br />

en het maken van hutten. Dit thema bevat lessen die u als leerkracht in de klas kan<br />

aanbieden. Er staan ook lessen in die de leerlingen in de natuurspeeltuin gaan uitvoeren.<br />

Als u naar de natuurspeeltuin gaat is het handig om de groep in drie groepjes te verdelen.<br />

De groepjes kunnen dan elk twee van de drie onderdelen uitvoeren. Het derde onderdeel<br />

kan elk groepje eventueel alsnog in de klas uitvoeren. Voeren de kinderen het niet in de klas<br />

uit, dan is het nuttig om de kinderen hun activiteiten te laten presenteren. Handig is als er<br />

foto’s zijn van de uitvoerig in de natuurspeeltuin.<br />

In deze lessen wordt ook aandacht besteed aan het reflecteren op eigen werk en het werk<br />

van een ander. De leerlingen kijken terug op hun eigen leerproces en kunnen aan de ouders<br />

uitleggen hoe ze hebben gewerkt. De lessen kunnen ook met ouders uitgevoerd worden.<br />

Kerndoelen<br />

Nederlands; Mondeling onderwijs kerndoel 2<br />

De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van<br />

informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het<br />

discussiëren.<br />

Rekenen; Meten en meetkunde kerndoel 32<br />

De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.<br />

Oriëntatie op jezelf en de wereld; Mens en samenleving kerndoel 39<br />

De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

Oriëntatie op jezelf en de wereld; Natuur en techniek kerndoel 44<br />

De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de<br />

werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

Kerndoel 45<br />

De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren<br />

en te evalueren.<br />

Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteed aan duurzaamheid/ recyclen (in alle<br />

lessen) en klimaatverandering (les . 2.3.1 Isolatie). Ook kunt u een koppeling maken met les<br />

3.3 en 3.4 over de waterstijging en het klimaat.<br />

14


2.1 Thema: Bruggen<br />

2.1.1 Les 1: Confrontatie en Verkenning:<br />

Het bouwen van een zo hoog mogelijke toren<br />

Inhoud en aanpak<br />

In deze les is het de bedoeling dat de leerlingen torens gaan bouwen met ijsstokjes en<br />

splitpennen. De toren moet hoog en vooral stevig worden. De leerlingen worden in deze les<br />

geconfronteerd met de verschillende constructies en leren vooral onderzoekend wat de<br />

beste en stevigste constructie is voor het bouwen van een groot en hoog bouwwerk.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen, hoe<br />

meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />

Beginsituatie<br />

Dit is een inleidende les dus er is nog geen beginsituatie. De kinderen moeten wel kunnen<br />

samenwerken en kunnen overleggen.<br />

Lesdoelen<br />

- De leerlingen weten dat de driehoeksconstructie de sterkste constructie is;<br />

- De leerlingen kunnen met splitpennen en ijsstokjes (eventueel spekkies en spaghetti<br />

een toren bouwen);<br />

- De leerlingen kunnen in een groep een opdracht uitvoeren;<br />

- De leerlingen kunnen reflecteren op het eigen werk en het werk van de ander.<br />

Tijdsschema<br />

Introductie/uitleg: 5 minuten<br />

Activiteit: 30 minuten<br />

Nabespreking: 20 minuten<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- IJsstokjes;<br />

- Splitpennen;<br />

- Een boek dat u op de torens kunt leggen.<br />

15


Deze les kunt u eventueel ook uitvoeren met ongekookte spaghetti en spekjes.<br />

Groepsindeling<br />

Voor deze les is de klas opgedeeld in groepjes van vier à vijf leerlingen. Het is de bedoeling<br />

dat ze allemaal om een tafel heen kunnen zitten, want dan kunnen ze goed samen de<br />

opdracht uitvoeren.<br />

Lesplan<br />

Lesfase: Introductie/uitleg<br />

De klas wordt in groepjes van vier à vijf leerlingen verdeeld, afhankelijk van het aantal<br />

leerlingen in de groep. Bij een combinatieklas is het handig om de leerlingen uit de<br />

verschillende groepen in groepjes te laten werken. De groepjes krijgen allemaal splitpennen<br />

en ijsstokjes. De opdracht is dat ze met dit materiaal een toren gaan bouwen. Deze toren<br />

moet hoog worden, maar ook stevig. Vertel erbij dat u de stevigheid ook gaat testen door er<br />

na afloop een boek op te leggen. Het groepje dat de hoogste toren heeft die het gewicht van<br />

het boek kan dragen, wint.<br />

Lesfase: Activiteit<br />

De leerlingen gaan aan de slag. Loop rond en geef hier en daar tips als dat nodig is. Zorg<br />

ervoor dat alle leerlingen betrokken blijven door ze positief te stimuleren en ze uit te dagen.<br />

Probeer ze niets te vertellen over de constructie. Dit moeten ze zelf ontdekken. Geen<br />

inhoudelijke vragen beantwoorden.<br />

Lesfase: Nabespreking<br />

De leerlingen bekijken elkaars werk. Met de hele groep bespreek je welk bouwwerk het<br />

stevigst lijkt. Laat de leerlingen ook nadenken waarom dat bouwwerk het stevigst lijkt.<br />

Als jullie over alle torens hebben gepraat gaan jullie deze testen. Maak eventueel vooraf een<br />

foto – sommige torens zullen de testfase immers niet overleven.<br />

Leg op elk bouwwerk een boek en kijk of het bouwwerk stevig genoeg is. Als ze allemaal<br />

getest zijn zullen er torens blijven staan en torens inzakken en kapot gaan. U kunt de vraag<br />

stellen wat de torens die zijn blijven staan gemeen hebben. Als het goed is komen de<br />

leerlingen zelf met de conclusie dat de driehoeksconstructie de sterkste vorm heeft. Mocht<br />

dit niet het geval zijn, dan kunt u leerlingen binnen het groepje verschillende<br />

constructievormen laten maken met de splitpennen en de ijsstokjes (bijvoorbeeld de<br />

driehoekconstructie en het vierkant). De vormen worden recht op tafel gezet en er wordt druk<br />

op uitgeoefend. Als het goed is, zien de kinderen dan zelf wel dat de driehoeksconstructie<br />

veel steviger is dan het vierkant.<br />

16


2.1.2 Les 2: Ontwerpen en uitvoeren: De bruggenbouwplaats<br />

Inhoud en aanpak<br />

De activiteit op de bruggenbouwplaats bestaat uit het gezamenlijk bouwen van een stevige,<br />

veilige brug. Daarbij worden onder andere constructieve en reflectieve vaardigheden<br />

geoefend. De leerlingen gaan zelfstandig in groepjes aan de slag en bouwen boven het<br />

water een brug. Vervolgens vindt er een reflectie plaats en is er ruimte om de brug te<br />

verbeteren.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />

meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />

Lesdoelen<br />

Directe doelen<br />

- De leerlingen kunnen samen een stevige, veilige brug bouwen;<br />

- De leerlingen weten dat een driehoeksconstructie steviger is dan een<br />

vierkantconstructie;<br />

- De leerlingen kunnen sterke en zwakke punten van hun brug benoemen;<br />

- De leerlingen kunnen hun brug op basis van de zwakke punten verbeteren;<br />

- De leerlingen kunnen verwoorden waarom dit materiaal geschikt is voor de<br />

natuurspeeltuin;<br />

- De leerlingen kunnen verwoorden waarom de brug na het bouwen afgebroken moet<br />

worden.<br />

Indirecte doelen<br />

- De leerlingen kunnen verschillende constructievaardigheden toepassen op<br />

verschillende soorten bouwwerken;<br />

- De leerlingen kunnen tijdens diverse opdrachten samen tot een gezamenlijk<br />

eindresultaat komen;<br />

- De leerlingen kunnen op hun werk en op dat van anderen reflecteren;<br />

- Op basis van reflectie kunnen de leerlingen hun product aanpassen;<br />

- De leerlingen weten welke stappen er komen kijken tijdens de productie van<br />

materialen en de gevolgen van deze stappen voor het milieu.<br />

Kern- en tussendoelen (inclusief voorbereidende en afsluitende lessen)<br />

- 32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.<br />

Werken met constructieve materialen zorgt regelmatig voor meetkundige problemen.<br />

Leerlingen zullen passen en meten om deze problemen op te lossen.<br />

- 39. De leerlingen leren zorg dragen voor het milieu.<br />

- 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen<br />

de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

Leerlijn: Technische inzichten – constructies en verbindingen<br />

- 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze<br />

uit te voeren en te evalueren.<br />

Leerlijn: Technische inzichten – constructies en verbindingen<br />

Tijdschema<br />

Introductie: 10 minuten<br />

Bouwen van de brug: 20 minuten<br />

17


Reflecteren op de brug door kijken en testen: 10 minuten<br />

Aanbieden driehoeksconstructie: 10 minuten<br />

Verbeteren van de brug: 20 minuten<br />

Opnieuw reflecteren en afsluiten (foto): 10 minuten<br />

Afbreken en opruimen: 15 minuten<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Halve boomstammen met gaten;<br />

- Boomstronken in het water met gaten;<br />

- Allerlei materialen die de leerlingen vinden in de natuurspeeltuin (waaronder stevige<br />

takken);<br />

- Eventueel papier en potloden;<br />

- Eventueel touw.<br />

Groepsindeling<br />

Vier tot zes leerlingen kunnen gezamenlijk een brug bouwen.<br />

Organisatie<br />

Alle onderdelen van de activiteit die in de volgende paragraaf worden beschreven, vinden<br />

plaats op de bruggenbouwplaats.<br />

Vooraf zijn al groepjes samengesteld voor deze en de andere activiteiten in de<br />

natuurspeeltuin. Ook zijn deze over de activiteiten verdeeld. De materialen liggen klaar bij de<br />

bruggenbouwplaats. Een deel van de materialen moet door de leerlingen verzameld worden.<br />

Het is tijdens deze activiteit belangrijk dat de leerkracht een begeleidende rol neemt. Dat<br />

houdt in dat de leerkracht zich qua beslissingen en ideeën op de achtergrond houdt. De<br />

leerlingen hakken, zo mogelijk, zelf de knopen door. De leerkracht probeert hen in dit proces<br />

te begeleiden. Het doel is dat het uiteindelijk een brug wordt van de leerlingen.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1: Introductie<br />

Vertel de leerlingen dat er al verschillende soorten bruggen in de natuurspeeltuin zijn, maar<br />

dat ook hier een brug moet komen. De leerlingen zijn de architecten van deze nieuwe brug.<br />

Geef aan dat de mensen die in de natuurspeeltuin werken zelf al het materiaal hebben<br />

gekozen dat zij hier vonden passen. Wijs de leerlingen op het materiaal en vraag waarom zij<br />

denken dat dit goed in de natuurspeeltuin past. Geef aan dat men het liefst onbewerkte<br />

bomenstammen uit de speeltuin gebruikt, omdat er geen vervoer nodig is; andere bossen er<br />

geen schade van ondervinden en omdat de productie van dit materiaal voor weinig<br />

vervuiling. Vergelijk de boomstammen bijvoorbeeld met tropisch hardhout uit de Amazone of<br />

meer bewerkelijke en schadelijke materialen als staal en beton.<br />

Er zijn maar twee eisen waar de brug aan moet voldoen: de brug moet stevig zijn en<br />

veilig.<br />

Vertel dat de leerlingen de boomstammen met gaten mogen gebruiken en de boomstronken<br />

in het water. De loopbruggetjes langs de stronken zijn tijdelijk, dus mogen geen onderdeel<br />

uitmaken van de brug. De leerlingen mogen alles wat ze in de omgeving kunnen vinden<br />

gebruiken als ze het daarvoor niet kapot hoeven te maken. Dit hoeven niet per se natuurlijke<br />

producten te zijn; hergebruik van materiaal als plastic is immers goed voor het milieu. De<br />

leerlingen mogen schetspapier en potloden gebruiken, maar dat hoeft niet.<br />

Vertel dat er na het bouwen gezamenlijk wordt gekeken hoe de brug verbeterd kan worden.<br />

De verbeterde brug wordt op de foto gezet en op de website van de natuurspeeltuin<br />

geplaatst. Daarna zal de brug helaas weer afgebroken moeten worden. Andere klassen<br />

18


moeten immers ook een brug kunnen bouwen. Geef aan dat het vooral belangrijk is dat het<br />

een brug van de leerlingen samen wordt.<br />

Lesfase 2: Kern – bouwen van de brug<br />

De leerlingen gaan aan de slag.<br />

De leerkracht heeft vooral de rol van bemiddelaar. Het is belangrijk dat de leerlingen al<br />

ontdekkende leren. Probeer dan ook geen oplossingen aan te dragen.<br />

Alles wat de leerlingen doen is goed, ook al lijkt het bouwwerk niet meteen een stevige,<br />

veilige brug te worden.<br />

Probeer pas in te grijpen bij discussies als deze te lang duren of uit de hand dreigen te<br />

lopen.<br />

Lesfase 3: Kern – reflectie I<br />

Als de leerlingen klaar zijn of na 20 minuten:<br />

Samen kijken naar hoe de brug is gebouwd.<br />

De brug wordt beschreven:<br />

- Wat is er bijzonder?<br />

- Wat is er mooi of goed?<br />

Een aantal leerlingen loopt over de brug om deze te testen<br />

- Is de brug stevig? Hoe komt dat?<br />

- Is de brug veilig? Hoe komt dat?<br />

- Wat zou er beter kunnen? Hoe?<br />

Lesfase 4: Kern – aanbieden driehoeksconstructie<br />

Leg de leerlingen uit dat de vorm van de brug heel belangrijk is voor de stevigheid. Splits de<br />

groep en geef de ene groep de opdracht om even een driehoek te maken en het andere<br />

groepje om een vierkant te maken van het constructiemateriaal. Geef vervolgens aan dat zij<br />

met de hele groep even kort onderzoek mogen doen naar de stevigheid van deze<br />

constructies. Als zij denken dat zij deze informatie kunnen gebruiken voor hun brug, mogen<br />

ze weer aan de slag.<br />

Lesfase 5: Kern – verbeteren van de brug<br />

De leerlingen gaan opnieuw aan de slag. Als de leerlingen klaar zijn of na 20 minuten wordt<br />

er opnieuw besproken.<br />

- Wat is er beter aan deze brug?<br />

- Wat is er steviger/veiliger? Hoe komt dat?<br />

- Is er nog iets wat de leerlingen willen veranderen? Waarom?<br />

Als de leerlingen erg snel klaar zijn, kunt u hen een extra eis geven, zoals:<br />

- Als je over de brug loopt, moet je droog blijven als het regent.<br />

Lesfase 6: Afsluiting<br />

Als de brug klaar is, maakt u een foto van de leerlingen op of bij de brug. Deze foto wordt op<br />

de website van de natuurspeeltuin geplaatst.<br />

Lesfase 7: Afbreken en opruimen<br />

Vervolgens moet de brug helaas worden afgebroken, zodat ook andere klassen een nieuwe<br />

brug kunnen ontwerpen. Wijs de kinderen hier opnieuw op het belang van hergebruik. Want<br />

wat zou er nodig zijn als elke klas een eigen brug zou bouwen? (Denk aan het beperkte<br />

aantal bomen, bomen die naar de natuurspeeltuin vervoerd moeten worden, bosdieren die<br />

hun huis verliezen, etc.)<br />

Laat de leerlingen controleren of er nergens takken in gaten zijn blijven steken en laat ze de<br />

takken en andere materialen verspreid terug brengen in de omgeving.<br />

19


2.1.3 De BruggenBouwPlaats<br />

Toelichting<br />

Water is een belangrijk onderdeel van de natuurspeeltuin. Veel kinderen vinden het prettig<br />

om met water te spelen. Zij willen bijvoorbeeld water overbruggen. Dit kunnen zij op allerlei<br />

manieren doen.<br />

Er bestaan in (natuur)speeltuinen diverse soorten bruggen, de een nog uitdagender dan de<br />

ander. Het zou echter zonde zijn om de kinderen uitsluitend gebruik te laten maken van<br />

bestaande bruggen. Ze kunnen deze bruggen immers ook zelf bouwen.<br />

Een dergelijke activiteit heeft een grote didactische waarde. Kinderen doen<br />

constructievaardigheden en materiaalkennis op. Bovendien wordt hun vermogen om<br />

problemen op te lossen en om in teamverband te werken, gestimuleerd.<br />

Een van de speerpunten van deze natuurspeeltuin is beweging. Het bouwen van een brug<br />

sluit daarop aan, want dat is hard werken!<br />

De bouwplaats<br />

De bruggenbouwplaats bestaat uit een waterstroom met daarin boomstronken; twee<br />

loopbruggen om bij de boomstronken te komen en boomstammen als constructiemateriaal.<br />

Het constructiemateriaal bestaat uit halve boomstammen (in de lengte doorgezaagd) van<br />

maximaal twintig centimeter breed. De boomstammen hebben verschillende lengten, om<br />

creatief gebruik te stimuleren. Aan beide uiteinden van de boomstammen is een gat geboord<br />

in de hoogte én in de breedte. Eventueel kunnen ook op andere plaatsen in de<br />

boomstammen gaten worden geboord, zodat de boomstammen gemakkelijker op<br />

verschillende manieren aan elkaar te bevestigen zijn. Dit kan worden gedaan door de gaten<br />

op elkaar te leggen en er een stevige tak door te steken. Deze takken zoeken de kinderen in<br />

de omgeving van de bouwplaats.<br />

1. Gaten in de hoogte<br />

2. Gaten in de breedte<br />

In het water en op de oevers staan stukken boomstam van ongeveer veertig centimeter<br />

breed. Deze stammen staan – van middelpunt tot middelpunt – ongeveer een meter uit<br />

20


elkaar. Ook in deze boomstammen zijn gaten geboord: in de lengte en de breedte. (Zie<br />

afbeeldingen op de volgende pagina.)<br />

Zijaanzicht<br />

Bovenaanzicht<br />

Brede boomstam met gaten in de<br />

lengte en breedte<br />

Dit materiaal biedt vrijheid voor de creativiteit van de kinderen, maar geeft ook voldoende<br />

houvast om tot een goed resultaat te komen. Bovendien worden kinderen gestimuleerd om<br />

echt over de constructie na te denken. Verder past dit materiaal goed in de natuurspeeltuin:<br />

het is gemaakt van materiaal dat afkomstig is uit het park zelf en het produceren ervan heeft<br />

praktisch geen schadelijke gevolgen voor het milieu. Bovendien kan het materiaal<br />

gemakkelijk hergebruikt worden.<br />

21


2.1.4 Les 3: Ontwerpen en uitvoeren 2: Bruggen bouwen in de klas<br />

Inhoud en aanpak<br />

Een deel van de leerlingen zal tijdens het bezoek aan de natuurspeeltuin geen brug hebben<br />

ontworpen op de bruggenbouwplaats. Om toch tot een vergelijkbaar leerresultaat te komen,<br />

bouwen deze leerlingen bruggen in de klas.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is dus bedoeld voor de leerlingen die in de natuurspeeltuin geen brug hebben<br />

gebouwd. U kunt ervoor kiezen om alle leerlingen een brug te laten bouwen in de klas. Lees<br />

hierover meer onder het kopje differentiatie.<br />

Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />

meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />

Lesdoelen<br />

Directe lesdoelen<br />

- De leerlingen kunnen een stevige, veilige brug bouwen van een meter lang die<br />

tenminste vijf speelgoedautootjes moet kunnen dragen;<br />

- De leerlingen weten dat de driehoeksconstructie sterker is dan bijvoorbeeld de<br />

vierkantconstructie;<br />

- De leerlingen kunnen tot een gezamenlijk eindproduct komen.<br />

Indirecte lesdoelen<br />

- De leerlingen kunnen verschillende constructievaardigheden toepassen op<br />

verschillende soorten bouwwerken;<br />

- De leerlingen kunnen tijdens diverse opdrachten samen tot een gezamenlijk<br />

eindresultaat komen;<br />

- De leerlingen kunnen op hun werk en op dat van anderen reflecteren;<br />

- Op basis van reflectie kunnen de leerlingen hun product aanpassen.<br />

Kerndoelen<br />

Als in natuurspeeltuin.<br />

Tijdschema<br />

Introductie: 10 minuten<br />

Bouwen van de brug: 20 minuten<br />

Reflecteren op de brug door kijken en testen: 10 minuten<br />

Aanbieden driehoeksconstructie: 10 minuten<br />

Verbeteren van de brug: 20 minuten<br />

Opnieuw reflecteren en afsluiten (foto): 10 minuten<br />

Afbreken en opruimen: 15 minuten<br />

Materiaal<br />

- IJsstokjes met gaatjes;<br />

- Splitpennen;<br />

- Meetlint of (bord)liniaal;<br />

- Speelgoedautootjes.<br />

22


Groepsindeling<br />

Twee tot vier leerlingen per groepje.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1: Introductie<br />

Vertel de leerlingen dat zij alsnog een brug zullen gaan bouwen. Aan de brug in de<br />

natuurspeeltuin werden twee eisen gesteld. De brug moest veilig en stevig zijn. Voor de<br />

leerlingen in de klas zijn nog twee eisen: hun brug moet een meter lang zijn en moet<br />

minimaal drie (reken-)boeken kunnen dragen.<br />

De leerlingen mogen geen ander materiaal gebruiken dan de ijsstokjes en splitpennen.<br />

Lesfase 2: Kern- bruggen bouwen<br />

De leerlingen gaan aan de slag. U neemt, net als in de natuurspeeltuin, de rol van begeleider<br />

op zich.<br />

Lesfase 3: Kern - reflectie<br />

Na ongeveer twintig minuten wordt de brug gezamenlijk bekeken.<br />

Wat is er al goed of mooi aan de brug?<br />

En wat is al stevig of veilig?<br />

Lesfase 4: Kern – aanbieden driehoeksconstructie<br />

Geen de leerlingen de opdracht om van de stokjes een driehoek en een vierkant te maken<br />

van stokjes en om deze constructies met elkaar te vergelijken. Geef aan dat zij de informatie<br />

die zij hieruit verkregen hebben, kunnen toepassen in hun brug.<br />

Lesfase 5: Kern – brug verbeteren<br />

De leerlingen proberen hun bruggen te verbeteren en af te maken.<br />

Lesfase 6: Afsluiting – reflecteren en testen<br />

Wanneer de bruggen af zijn, worden zij eerst uitgebreid door alle groepjes bekeken.<br />

Welke brug is veilig en waarom?<br />

En welke lijkt het meest stevig?<br />

Eventueel worden de bruggen gefotografeerd.<br />

De bruggen kunnen getest worden. Welke brug wint?<br />

Hadden de leerlingen dit voorspeld? Waarom?<br />

Differentiatie<br />

U kunt er voor kiezen om ook de leerlingen die wel op de bruggenbouwplaats hebben<br />

gewerkt, wel een brug te laten bouwen. Laat ze bijvoorbeeld hun brug nabouwen.<br />

Vervolgens kunt u ze hun brug laten verbeteren of de brug laten uitbreiden tot een stevige<br />

brug van een meter lang.<br />

Er zijn diverse mogelijkheden om te differentiëren tijdens deze opdracht. U kunt er<br />

bijvoorbeeld ook voor kiezen om te werken met ander materiaal, zoals marshmallows en<br />

spaghetti of kranten. Ook kunt u de eisen aan het eindproduct veranderen.<br />

23


2.1.5 Les 4: Verdiepen, presenteren en evalueren:<br />

De groene brug<br />

Inhoud en aanpak<br />

Alle kinderen hebben – in de klas of in de natuurspeeltuin – een brug gebouwd. In de<br />

natuurspeeltuin is al kort aandacht besteed aan het maken van een verstandige<br />

materiaalkeuze met betrekking tot het milieu. Tijdens deze les, bestaande uit twee lesdelen,<br />

ontwerpen en bouwen de kinderen een ‘groene brug’; een stevige, veilige brug gemaakt van<br />

natuurlijk materiaal. Er wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan productieprocessen en<br />

vervuiling die daarbij komt kijken.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen, hoe<br />

meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />

Beginsituatie<br />

Alle leerlingen hebben inmiddels al een brug gebouwd. Zij weten dus dat de<br />

driehoeksconstructie belangrijk is voor de stevigheid van de brug. Ook weten zij dat het<br />

belangrijk is om het milieu schoon te houden.<br />

Lesdoelen<br />

Directe doelen<br />

- De leerlingen weten wat een productieproces is en hoe zo’n proces eruit kan zien;<br />

- De leerlingen weten hoe bepaalde fasen van een productieproces kunnen zorgen<br />

voor milieuvervuiling;<br />

- De leerlingen kunnen milieuvriendelijk materiaal selecteren voor hun ‘groene brug’;<br />

- De leerlingen kunnen op basis van het materiaal een brug ontwerpen;<br />

- De leerlingen kunnen met vergelijkbaar materiaal de bruggen op schaal nabouwen;<br />

- De leerlingen weten welke constructie het sterkste is en kunnen dit ook laten zien in<br />

het maken van de bruggen.<br />

Indirecte doelen<br />

- De leerlingen kennen verschillende productieprocessen;<br />

- De leerlingen weten wat bronnen zijn van vervuiling;<br />

- De leerlingen kunnen de koppeling maken tussen vervuiling en klimaatverandering;<br />

- De leerlingen kennen verschillende natuurlijke en onnatuurlijke materialen;<br />

- De leerlingen kunnen werken met schaal in diverse situaties;<br />

- De leerlingen kunnen een tekening uitwerken tot een driedimensionaal model;<br />

- De leerlingen kunnen constructieve vaardigheden toepassen in diverse opdrachten.<br />

24


Kerndoelen<br />

- 32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.<br />

Werken met constructies zorgt regelmatig voor meetkundige problemen. Leerlingen<br />

zullen passen en meten om deze problemen op te lossen.<br />

- 39. De leerlingen leren zorg dragen voor het milieu.<br />

- 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen<br />

de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

Leerlijn: Technische inzichten: constructies; <strong>Material</strong>en en gereedschappen<br />

- 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze<br />

uit te voeren en te evalueren.<br />

Leerlijn: Technische inzichten: constructies; <strong>Material</strong>en en gereedschappen<br />

Tijdsschema<br />

Lesdeel I: Productieproces en ontwerp<br />

Introductie: 5 minuten<br />

Instructie: 15 minuten<br />

Activiteit: 30 minuten<br />

Nabespreking: 15 minuten<br />

Lesdeel II: Materiaal bewerken en uitvoeren<br />

Introductie: 5 – 15 minuten<br />

Instructie: 5 minuten<br />

Activiteit: 45 minuten<br />

Nabespreking: 20 minuten<br />

<strong>Material</strong>en<br />

Lesdeel I: Productieproces en ontwerp<br />

- Schoolbord;<br />

- Computers met internet;<br />

- Potloden;<br />

- Een aantal blaadjes A4-papier voor elk kind;<br />

- A3-papier per groep.<br />

Lesdeel II: Materiaal bewerken en uitvoeren<br />

- Ontwerpen uit het vorige lesdeel;<br />

- Bordliniaal en kleinere linialen;<br />

- Natuurlijke materialen, zoals:<br />

o Takken<br />

o Schors<br />

o Steentjes<br />

o Riet<br />

o Wol<br />

25


- Andere materialen, zoals:<br />

o IJsstokjes<br />

o Splitpennen<br />

o Touw<br />

- Fototoestel<br />

- Eventueel speelgoedautootjes of ander materiaal om de brug te testen<br />

Groepsindeling<br />

Voor deze les is de klas opgedeeld in groepjes van 3 à 4 leerlingen.<br />

De lesinhoud<br />

Deel I: Productieproces en ontwerp<br />

Lesfase 1: Introductie<br />

Geef aan dat de leerlingen inmiddels best bouwspecialisten genoemd kunnen worden voor<br />

onder andere bruggen. Vraag ze zich voor te stellen dat zij een architectenbureau hebben<br />

speciaal voor bruggen en andere ingewikkelde constructies. Zij hebben een brief gekregen<br />

van twee dorpjes in Italië. Daar staan ergens in dunbevolkt gebied twee dorpjes – elk op een<br />

heuvel. Tussen deze heuvels stroomt een wilde rivier. Als de bewoners naar het andere<br />

dorpje willen, moeten zij eerst naar een hoger gelegen deel klimmen waar de rivier rustiger<br />

is, om daar via keien en stammen naar de overkant te klimmen. De dorpsbewoners zijn dit<br />

zat. Ze willen gemakkelijker naar het andere dorp komen. Jawel, door middel van een brug.<br />

Nu hebben ze wel een aantal speciale eisen. In de omgeving van de dorpjes ligt een prachtig<br />

bos met veel dieren en bijzondere plantensoorten en insecten. Ook in de rivier zwemmen<br />

talloze vissen. De bewoners van de dorpjes weten best dat er over het algemeen op de<br />

wereld vaak slecht voor het milieu wordt gezorgd. Zij willen dat hun omgeving mooi blijft en<br />

gezond, dat er voldoende dieren en planten kunnen leven en dat de lucht, grond en water<br />

schoon blijven. Ook willen ze niet dat hun brug in andere delen van de wereld voor vervuiling<br />

zorgt. Verder willen ze een stevige, veilige brug. De brug moet precies 100 meter lang<br />

worden.<br />

Lesfase 2: Instructie<br />

Voordat de leerlingen mogen beginnen met ontwerpen, krijgen zij uitleg over<br />

productieprocessen. Teken op het bord hoe een productieproces kan verlopen (zie<br />

afbeelding).<br />

26


Productieproces en vervuiling<br />

Eventueel kunt u de kinderen vragen wat voor vervuiling er bij de verschillende fasen kan<br />

zijn. Geef aan dat er bij sommige processen zelfs nog meer stappen zijn.<br />

De vervuiling wordt dus veroorzaakt door:<br />

- Veel transport (grondstoffen worden ver van huis gewonnen);<br />

- Productieproces op verschillende plaatsen;<br />

- Er worden stoffen gebruikt tijdens het productieproces die schadelijk zijn voor het<br />

milieu;<br />

- Bijkomende factoren, zoals energieverbruik tijdens het productieproces, benzine voor<br />

de transportvoertuigen, verpakkingsmateriaal;<br />

- Veel producten worden niet gerecycled.<br />

Geef aan dat er gelukkig ook productieprocessen zijn die veel milieuvriendelijker zijn. Vraag<br />

de kinderen of zij kunnen bedenken hoe je ervoor kan zorgen dat een proces voor minder<br />

vervuiling zorgt. Bijvoorbeeld:<br />

- Grondstoffen uit de directe omgeving gebruiken;<br />

- Alleen natuurlijke grondstoffen gebruiken;<br />

- Het materiaal zo bewerken dat er weinig schadelijke stoffen en dergelijke hoeven<br />

worden gebruikt;<br />

- Zo weinig mogelijk ‘tussenstations’.<br />

Lesfase 3: Activiteit<br />

Nu is het tijd om aan de slag te gaan. De klas wordt in groepjes van drie à vier leerlingen<br />

verdeeld, afhankelijk van de groepsgrootte. Bij een combinatieklas is het handig om de<br />

leerlingen uit de verschillende groepen in groepjes te laten werken. Elk groepje is als het<br />

ware een architectenbureau. De leerlingen krijgen de opdracht om voor de Italiaanse<br />

dorpsbewoners een brug te ontwerpen van natuurlijk materiaal uit de nabije omgeving in<br />

Italië.<br />

27


Ter inspiratie kunnen de kinderen bestaande bruggen op het internet bekijken of<br />

onderzoeken welke natuurlijke materialen er in Italië te vinden zijn. Geef ook aan dat de<br />

kinderen alles wat zij tijdens eerdere lessen hebben geleerd, moeten toepassen – denk aan<br />

de driehoeksconstructie.<br />

Eerst maken alle kinderen zelfstandig op A4-papier kladschetsen. Vervolgens gaan de<br />

groepjes weer bij elkaar zitten en wordt een van de schetsen gekozen. Nu maken de<br />

leerlingen gezamenlijk een definitief ontwerp op A3-papier. Daarbij geven zij maten en<br />

materialen aan, bijvoorbeeld in een legenda.<br />

Lesfase 4: Presenteren<br />

Als alle groepjes een definitief ontwerp hebben, worden deze aan de andere groepjes<br />

getoond. De leerlingen geven tops (wat is er goed, veilig, stevig of milieuvriendelijk?) en tips<br />

(wat zou beter kunnen?). Na de korte presentaties krijgen de kinderen eventueel de kans om<br />

hun ontwerp aan te passen.<br />

Lesfase 5: Afsluiten en voorbereiden op deel II.<br />

Geef aan dat de kinderen de brug die zij hebben ontworpen in het klein gaan nabouwen. Zij<br />

kunnen voor een groot deel zelf voor materiaal zorgen. Gebruiken zij boomstammen, dan<br />

kunnen zij daarvoor zelf takken zoeken. Gebruiken zij planken, dan kunt u zorgen voor<br />

ijsstokjes. Probeer ook materiaal te vinden dat kinderen niet direct nodig denken te hebben,<br />

maar dat van pas kan komen tijdens het bouwproces. Denk aan stukjes touw, riet, steentjes,<br />

takken, schors en ander natuurlijk materiaal.<br />

Deel II: Materiaal bewerken en uitvoeren<br />

Lesfase 1: Introductie en instructie<br />

In het vorige deel van de les is er gesproken over productieprocessen en de invloed daarvan<br />

op het milieu. Nu kunt u eventueel de koppeling leggen met de verandering van ons klimaat.<br />

Voor een deel zijn broeikasgassen die tijdens productieprocessen worden uitgestoten, daar<br />

de oorzaak van.<br />

De leerlingen gaan nu aan de slag met het bouwen van de brug. De schaal wordt 1:100. 1<br />

centimeter van het model, is 100 centimeter in werkelijkheid. De bruggen worden dus een<br />

meter lang. Geef aan dat het belangrijk is dat de leerlingen hun eigen ontwerp nabouwen.<br />

Ook is het belangrijk dat het een brug is die zonder hulpmiddelen een afstand van een meter<br />

(tussen twee tafels bijvoorbeeld) kan overbruggen.<br />

Lesfase 2: Bouwen en materiaal bewerken<br />

De leerlingen proberen de bruggen na te bouwen van natuurlijk materiaal. Ondersteun de<br />

leerlingen en wijs ze zo nodig op wat zij al over constructies hebben geleerd. Laat ze<br />

problemen zoveel mogelijk zelfstandig oplossen. Handel als bemiddelaar, niet als leider.<br />

28


Mocht het materiaal werkelijk tekort schieten, dan kunt u alsnog splitpennen en dergelijke<br />

toevoegen. Ook kunt u bij bepaalde problemen de kinderen wijzen op afbeeldingen van<br />

bestaande bruggen. Welke oplossingen voor constructieve problemen zijn er bij die bruggen<br />

te zien?<br />

Lesfase 3: Bespreken<br />

Na ongeveer twintig minuten worden de bruggen bekeken.<br />

- Beginnen deze al op bruggen te lijken?<br />

- Wat ziet er al goed uit?<br />

- Waar moeten de kinderen op letten?<br />

Lesfase 4: Bouwen<br />

De leerlingen bouwen verder aan hun brug.<br />

Lesfase 5: Presenteren en bespreken<br />

Wanneer de bruggen klaar zijn, worden deze gepresenteerd. Eventueel kunnen de bruggen<br />

worden getest, door er bijvoorbeeld een aantal speelgoedautootjes op te zetten. Vergeet dan<br />

niet vooraf de bruggen te fotograferen. Vraag eerst de leerlingen wat zij goed vinden aan hun<br />

brug en waarover ze minder tevreden zijn. Vraag vervolgens de anderen tops en tips te<br />

geven.<br />

Vraag de kinderen wat zij hebben geleerd over productie en materialen.<br />

Waarom is het belangrijk om natuurlijke materialen uit de nabije omgeving te gebruiken?<br />

En waarom denken zij dat dat vaak niet wordt gedaan?<br />

Denk aan:<br />

- Kwaliteit van het materiaal (hardhout – ‘gewoon’ hout)<br />

- Mogelijkheden van het materiaal (hout – roestvrij staal)<br />

- Kosten van het materiaal (fabricage op grote schaal – kleine, duurdere productie)<br />

Natuurlijk kan van de bruggen een tentoonstelling worden gemaakt.<br />

29


2.2 Thema: Vlotten<br />

2.2.1 Les 1 De Vlottenbouwplaats<br />

Inhoud en aanpak<br />

De activiteit op de vlottenbouwplaats bestaat uit het gezamenlijk bouwen van een stevige,<br />

veilige vlot. Daarbij worden onder andere constructieve en reflectieve vaardigheden<br />

geoefend. De leerlingen gaan zelfstandig in groepjes aan de slag en bouwen een vlot<br />

waarmee ze het veilig het water over kunnen steken. Vervolgens vindt er een reflectie plaats<br />

en is er ruimte om het vlot te verbeteren.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />

meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />

Beginsituatie<br />

Als u voorafgaande aan deze les, de voorbereidende lessen heeft gegeven, weten de<br />

leerlingen al hoe zij met touwknopen onderdelen voor het vlot aan elkaar kunnen bevestigen<br />

en welke materialen er drijven en zinken en waarom. Daarbij is het belangrijk dat de<br />

leerlingen met elkaar kunnen samenwerken en overleggen.<br />

Lesdoelen<br />

Directe doelen<br />

- De leerlingen kunnen samen een stevig, veilig vlot bouwen<br />

- De leerlinge kunnen op verschillende manieren materialen aan elkaar verbinden<br />

- De leerlingen kunnen sterke en zwakke punten van hun vlot benoemen<br />

- De leerlingen kunnen hun vlot op basis van de zwakke punten verbeteren.<br />

Indirecte doelen<br />

- De leerlingen kunnen verschillende constructievaardigheden toepassen op<br />

verschillende soorten bouwwerken<br />

- De leerlingen kunnen tijdens diverse opdrachten samen tot een gezamenlijk<br />

eindresultaat komen<br />

- De leerlingen kunnen op hun werk en op dat van anderen reflecteren<br />

- Op basis van reflectie kunnen de leerlingen hun product aanpassen<br />

Tijdsschema<br />

Introductie: 10 minuten<br />

Bouwen van het vlot: 20 minuten<br />

Reflecteren/testen: 10 minuten<br />

Verbeteren van het vlot: 20 minuten<br />

Opnieuw reflecteren en afsluiten: 10 minuten<br />

Opruimen: 15 minuten<br />

30


<strong>Material</strong>en<br />

- Boomstammen met en/of zonder gaten<br />

- Allerlei materialen die de leerlingen vinden in de natuurspeeltuin<br />

(waaronder stevige takken)<br />

- Piepschuim blokken of tonnen<br />

- Touwen<br />

- Netten<br />

Groepsindeling<br />

Vier tot zes leerlingen kunnen gezamenlijk een brug bouwen.<br />

Organisatie<br />

Alle onderdelen van de activiteit die in de volgende paragraaf worden beschreven, vinden<br />

plaats op de bruggenbouwplaats.<br />

Vooraf zijn al groepjes samengesteld voor deze en de andere activiteiten in de<br />

natuurspeeltuin. Ook zijn deze over de activiteiten verdeeld. De materialen liggen klaar bij de<br />

bruggenbouwplaats. Een deel van de materialen moet door de leerlingen verzameld worden.<br />

Het is tijdens deze activiteit belangrijk dat de leerkracht een begeleidende rol neemt. Dat<br />

houdt in dat de leerkracht zich qua beslissingen en ideeën op de achtergrond houdt. De<br />

leerlingen hakken, zo mogelijk, zelf de knopen door. De leerkracht probeert hen in dit proces<br />

te begeleiden. Het doel is dat het uiteindelijk een vlot wordt van de leerlingen.<br />

Lesplan<br />

Lesfase1: Introductie<br />

Laat de leerlingen het werkende vlot bekijken en testen. Vertel dat er nog meer vlotten<br />

moeten komen en dat zij daarvan de architecten zijn. Er zijn maar twee eisen waar het vlot<br />

aan moet voldoen: het vlot moet stevig/ veilig zijn en je moet er droog mee naar de overkant<br />

komen.<br />

Vertel de leerlingen dat zij alle materialen mogen gebruiken die er op de bouwplaats liggen.<br />

Daarnaast mogen de leerlingen zelf opzoek gaan naar materialen uit de natuur die zij<br />

kunnen vinden in de natuurspeeltuin. Dit materiaal moet uiteraard wel heel blijven.<br />

Vertel dat er na het bouwen gezamenlijk naar de vloten wordt gekeken. Er wordt gekeken<br />

hoe het vlot verbeterd kan worden. De verbeterde vloten worden op de foto gezet en op de<br />

website van de natuurspeeltuin geplaatst. Daarna zal het vlot helaas weer afgebroken<br />

moeten worden. Andere klassen moeten immers ook een vlot kunnen bouwen. Geef aan dat<br />

het vooral belangrijk is dat het een vlot van de leerlingen samen wordt.<br />

Lesfase 2: Kern – bouwen van het vlot<br />

De leerlingen gaan aan de slag. De leerkracht heeft vooral de rol van bemiddelaar. Het is<br />

belangrijk dat de leerlingen al ontdekkende leren. Probeer dan ook geen oplossingen aan te<br />

dragen. Alles wat de leerlingen doen is goed, ook al lijkt het bouwwerk niet meteen een<br />

31


stevige, veilige brug te worden. Probeer pas in te grijpen bij discussies als deze te lang<br />

duren of uit de hand dreigen te lopen.<br />

Lesfase 3: Kern – reflectie 1<br />

Als de leerlingen klaar zijn of na 20 minuten:<br />

Samen kijken naar hoe het vlot is gebouwd.<br />

Het vlot wordt beschreven:<br />

- Wat is er bijzonder?<br />

- Wat is er mooi of goed?<br />

Een aantal leerlingen testen het vlot:<br />

- Is het vlot stevig? Hoe komt dat?<br />

- Is het vlot veilig? Hoe komt dat?<br />

- Wat zou er beter kunnen? Hoe?<br />

Lesfase 4: Kern – verbeteren van het vlot<br />

De leerlingen gaan opnieuw aan de slag. Als de leerlingen klaar zijn of na 20 minuten wordt<br />

er opnieuw besproken.<br />

- Wat is er beter aan dit vlot?<br />

- Wat is er steviger/veiliger? Hoe komt dat?<br />

- Is er nog iets wat de leerlingen willen veranderen? Waarom?<br />

Als de leerlingen erg snel klaar zijn, kunt u hen een extra eis geven, zoals:<br />

- Is dit vlot ook sterk en groot genoeg voor meerdere mensen?<br />

- Kun je met dit vlot ook droog naar de overkant als het regent?<br />

Lesfase 5: Afsluiting<br />

Als het vlot klaar is, maakt u een foto van de leerlingen op of bij het vlot. Deze foto wordt op<br />

de website van de natuurspeeltuin geplaatst.<br />

Lesfase 6: Afbreken en opruimen<br />

Vervolgens moet het vlot helaas worden afgebroken, zodat ook andere klassen een nieuw<br />

vlot kunnen ontwerpen. Laat de leerlingen de takken en andere gevonden materialen<br />

verspreid terug brengen in de omgeving.<br />

32


2.2.2 Les 2 Vlotten in de klas<br />

Inhoud en aanpak<br />

Een deel van de leerlingen zal tijdens het bezoek aan de natuurspeeltuin geen vlot hebben<br />

ontworpen op de vlottenbouwplaats. Om toch tot een vergelijkbaar leerresultaat te komen,<br />

bouwen deze leerlingen een vlot in de klas.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is dus bedoeld voor de leerlingen die in de natuurspeeltuin geen vlot hebben<br />

gebouwd. U kunt ervoor kiezen om alle leerlingen een vlot te laten bouwen in de klas of om<br />

hier een circuitles van te maken. Lees hierover meer onder het kopje differentiatie.<br />

Lesdoelen<br />

Directe lesdoelen<br />

- De leerlingen kunnen een stevige, veilige vlot bouwen van ongeveer 20 bij 20 cm, die<br />

ongeveer 20 knikkers moet kunnen vervoeren.<br />

- De leerlingen kunnen verschillende materialen zoeken die blijven drijven.<br />

- De leerlingen kunnen tot een gezamenlijk eindproduct komen.<br />

Indirecte lesdoelen<br />

- De leerlingen kunnen verschillende constructievaardigheden toepassen op<br />

verschillende soorten bouwwerken<br />

- De leerlingen kunnen tijdens diverse opdrachten samen tot een gezamenlijk<br />

eindresultaat komen<br />

- De leerlingen kunnen op hun werk en op dat van anderen reflecteren<br />

- Op basis van reflectie kunnen de leerlingen hun product aanpassen.<br />

Tijdschema<br />

Introductie en instructie: 10 minuten<br />

Bouwen van het vlot: 20 minuten<br />

Reflecteren: 10 minuten<br />

Verbeteren: 20 minuten<br />

Reflecteren: 10 minuten<br />

Opruimen: 15 minuten<br />

Materiaal<br />

- Kosteloos materiaal (zoals kurk, ijsstokjes, doppen, verpakkingen ed.)<br />

- Elastiekjes<br />

- Touw<br />

- Emmers<br />

- Water<br />

- Theedoeken<br />

Groepsindeling<br />

Twee tot vier leerlingen per groepje.<br />

33


Lesplan<br />

Lesfase 1: Introductie<br />

Vertel de leerlingen dat zij alsnog een vlot zullen gaan bouwen. Aan het vlot in de<br />

natuurspeeltuin werden twee eisen gesteld. Het vlot moest veilig/stevig zijn en je moet er<br />

droog mee naar de overkant mee kunnen komen. Voor de leerlingen in de klas zijn nog twee<br />

eisen: het vlot moet ongeveer 20 bij 20 cm zijn en moet 20 knikkers kunnen vervoeren.<br />

Lesfase 2: Kern- vlotten bouwen<br />

De leerlingen gaan aan de slag. U neemt, net als in de natuurspeeltuin, de rol van begeleider<br />

op zich.<br />

Lesfase 3: Kern – reflectie<br />

Na ongeveer twintig minuten wordt het vlot gezamenlijk bekeken.<br />

Wat is er al goed of mooi aan het vlot?<br />

En wat is al stevig of veilig?<br />

Lesfase 4: Kern vlot verbeteren<br />

De leerlingen proberen hun vlotten te verbeteren en af te maken.<br />

Lesfase 5: Afsluiting – reflecteren en testen<br />

Wanneer de vlotten af zijn, worden zij eerst uitgebreid door alle groepjes bekeken.<br />

Welk vlot is veilig en waarom?<br />

En welke lijkt het meest stevig?<br />

Eventueel worden de vlotten gefotografeerd.<br />

De vlotten kunnen getest worden. Welk vlot wint?<br />

Hadden de leerlingen dit voorspeld? Waarom?<br />

Differentiatie<br />

U kunt er voor kiezen om ook de leerlingen die wel op de vlottenbouwplaats hebben gewerkt,<br />

ook een vlot te laten bouwen in de klas. Laat ze bijvoorbeeld hun vlot nabouwen. Vervolgens<br />

kunt u ze hun vlot laten verbeteren of het vlot laten uitbreiden.<br />

Ook kun je ervoor kiezen om alleen de leerlingen die geen vlot hebben gebouwd, deze les te<br />

laten doen. De andere leerlingen kunnen een onderdeel gaan doen die zij nog niet gedaan<br />

hebben. Zo kunt u een circuitles vormen, zodat iedereen alle onderdelen een keer gedaan<br />

heeft.<br />

34


2.2.3 Les 3 Drijven en zinken<br />

Inhoud en aanpak<br />

In deze les gaan de leerlingen ervaren welke materialen drijven, zinken of zowel drijven als<br />

zinken en hoe dat komt. De leerlingen gaan dit zelf ervaren door te experimenteren.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is bedoeld voor leerlingen uit groep 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe meer<br />

begeleiding zij nodig hebben.<br />

Lesdoelen<br />

Directe lesdoelen<br />

- Leerlingen weten welke eigenschappen bepalen of materialen zinken of drijven.<br />

- Leerlingen leren hoe je een materiaal kunt vervormen zodat deze blijft drijven of juist<br />

gaat zinken.<br />

Indirecte lesdoelen<br />

- De leerlingen kunnen een experiment uitvoeren en de uitkomsten hiervan verklaren.<br />

Tijdschema<br />

Introductie: 5 minuten<br />

Kern: 20 à 30 minuten<br />

Afsluiting: 5 à 10 minuten<br />

Materiaal<br />

- Genoeg drijvende en zinkende materialen, zoals: kurk, aluminiumfolie, klei, knikker,<br />

hout, papier ed.<br />

- Emmers<br />

- Water<br />

- Theedoeken<br />

Groepsindeling<br />

Twee tot vier leerlingen per groepje.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1: Introductie<br />

Start de les door een punaise met de punt naar beneden in het water te leggen. Vraag de<br />

leerlingen wat ze zien. Leg de punaise daarna met het kopje in het water. Vraag de<br />

leerlingen wat ze nu zien. Vertel dat de leerlingen een experiment gaan doen naar<br />

materialen die drijven, zinken of zowel drijven als zinken en hoe dat komt.<br />

35


Lesfase 2: Kern<br />

De leerlingen gaan in hun groepje testen welke materialen zinken, drijven of zowel zinken als<br />

drijven. Zij gebruiken hiervoor alle materialen die beschikbaar zijn, benoemen wat zij<br />

waarnemen en proberen dit te verklaren. U heeft hierin een begeleidende rol.<br />

Lesfase 3: Afsluiting<br />

Tijdens de afsluiting van deze les vraagt u de leerlingen naar hun ervaringen en verklaringen<br />

hiervoor. Welke materialen drijven? Welke zinken? Welke kunnen zowel drijven als zinken?<br />

Hoe komt dat? ed.<br />

Vraag ter conclusie van welke materialen we een vlot zouden kunnen gaan bouwen?<br />

36


2.2.4 Les 4 Knopen<br />

Inhoud en aanpak<br />

In deze les gaan de leerlingen verschillende knopen leren om verschillende materialen aan<br />

elkaar te verbinden.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is bedoeld voor leerlingen uit groep 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe meer<br />

begeleiding zij nodig hebben.<br />

Lesdoelen<br />

Directe lesdoelen<br />

- De leerlingen kunnen verschillende knopen leggen.<br />

- De leerlingen kunnen deze vaardigheid toepassen bij het vlotten en hutten bouwen.<br />

- De leerlingen kunnen oplossingsgericht werken.<br />

Indirecte lesdoelen<br />

- De leerlingen kunnen met verschillende knopen verschillende materialen met elkaar<br />

verbinden.<br />

Tijdschema<br />

Introductie: 5 minuten<br />

Kern: 40 minuten<br />

Afsluiting: 5 à 10 minuten<br />

Materiaal<br />

- Verschillende touwsoorten (wol, touw, dik, dun ed.)<br />

- Aantal grote stevige touwsoorten om knopen in te leggen<br />

Groepsindeling<br />

Twee tot vier leerlingen per groepje.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1: Introductie<br />

Bespreek met de leerlingen de verschillende touwtjes. Wat maakt het ene touw sterker dan<br />

het andere? Hoe wordt touw gemaakt? Waarom is touw sterk? Ed. Bespreek met de<br />

leerlingen waar touw voor gebruikt wordt. (bv. Schepen aanleggen, hijsen, verbinden ed.)<br />

Je kunt er verschillende dingen mee vastknopen of aan elkaar knopen. In deze les gaan jullie<br />

verschillende knopen leren. Deze zijn in een circuit opgesteld.<br />

37


Lesfase 2: Kern<br />

De leerlingen gaan aan de slag. U heeft hierin een begeleidende rol. De leerlingen gaan zelf<br />

experimenteren met de verschillende knopen, zoals:<br />

- Scheepsknopen bv. Lus om paal, karaaksteek<br />

- Klimknopen bv. Acht of dubbele acht<br />

- Multifunctionele knopen bv. Dubbele constrictorsteek, osselsteek, visserslus,<br />

kruisknoop<br />

Lesfase 3: Afsluiting<br />

Bespreek met de leerlingen wat zij hebben ervaren en wat zij hebben geleerd. Welke knoop<br />

is makkelijk om te leggen? Welke knoop is moeilijk? Waarvoor worden de knopen gebruikt of<br />

waar kunnen ze voor gebruikt worden?<br />

38


2.3 Thema: Hutten<br />

2.3.1 Les 1: Isolatie<br />

In de klas (Voorbereidende les op het bouwen van hutten)<br />

Inhoud en aanpak<br />

In deze les leren de kinderen wat isolatie is en welke soorten isolatiemateriaal er zijn. Ook<br />

komen ze erachter waarom je eigenlijk isoleert. Ze vullen twee plastic bekertjes met warm<br />

water waarvan er een geïsoleerd wordt. Vervolgens meten ze een aantal keer de<br />

temperatuur om te zien hoeveel de temperatuur daalt om zo te ondervinden welk materiaal<br />

het beste isoleert.<br />

Doelgroep<br />

Groep 5 t/m 8<br />

Beginsituatie<br />

De kinderen weten wat temperatuur is en hoe je dit kunt meten.<br />

Lesdoelen<br />

Directe doelen:<br />

De kinderen weten hoe je iets kunt isoleren en waarom je dit doet.<br />

De kinderen kunnen onderzoeken hoe de temperatuur van water zakt in een plastic bekertje<br />

dat wel geïsoleerd is en in een die niet geïsoleerd is.<br />

Indirecte doelen:<br />

Kerndoel 39. De kinderen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

Leerlijn: Duurzame ontwikkeling, verantwoordelijk zijn voor de omgeving.<br />

Kerndoel 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen<br />

tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

Leerlijn: Keuze voor geschikt materiaal in relatie tot de werking.<br />

Tijdschema<br />

Lesfase 1: Inleiding 5 min.<br />

Lesfase 2: Instructie 5 min.<br />

Lesfase 3: Verwerking 20 min.<br />

Lesfase 4: Evaluatie 10 min.<br />

Lesfase 5: Afsluiting 10 min.<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Stof<br />

- Wit papier<br />

- Keukenrol<br />

- Aluminiumfolie<br />

- Harde plastic bekers (minimaal 8)<br />

- Scharen<br />

- Plakband<br />

Groepsindeling<br />

De kinderen worden in vier groepen verdeeld. Bij het maken van de groepjes kunt u al<br />

rekening houden met de verschillende niveau’s van de leerlingen. Elk groepje krijgt twee<br />

plasticbekers die gevuld worden met warm water. Een hiervan gaan ze isoleren.<br />

39


Organisatie<br />

De groepjes zitten verdeeld over de klas. Na de introductie en de instructie geeft u de<br />

materialen en gaan de kinderen aan de slag. Vervolgens kunt u verder gaan met andere<br />

activiteiten. Om de 20 min. meet van elk groepje een leerling de temperatuur van het water<br />

in het bekertje dat niet geïsoleerd is en een leerling de temperatuur van het water in het<br />

bekertje dat wel geïsoleerd is.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1: Introductie<br />

U vraagt aan de kinderen waarom het in huis meestal warmer is als buiten. Als de kinderen<br />

vertellen dat dit komt omdat de kachel aan staat kunt u vragen ‘Maar wat zorgt er dan voor<br />

dat de warmte in het huis blijft?. Als de kinderen er niet mee komen vertelt u dat dit isolatie<br />

heet en dat dit op verschillende manier kan gebeuren. Ook vertelt u welk materiaal er<br />

meestal gebruikt wordt om huizen te isoleren (zie achtergrondinformatie).<br />

Lesfase 2: Instructie<br />

U legt de opdracht uit: De kinderen krijgen twee plastic bekertjes met warm water. Een<br />

hiervan gaan ze isoleren. Er moet echter wel een opening in het isolatie materiaal komen<br />

zodat de temperatuur van het water gemeten kan worden.<br />

Lesfase 3: Verwerking<br />

U verdeelt de kinderen in vier groepen en zet elke groep aan een groep tafels. Vervolgens<br />

gaan de kinderen aan de slag. Ze moeten een bekertje isoleren met het materiaal dat ze<br />

hiervoor krijgen.<br />

Lesfase 4: Evaluatie<br />

Als er de kinderen klaar zijn laat u de kinderen de begintemperatuur meten en deze noteert u<br />

op het bord. Kinderen uit groep 7 en 8 kunt u de resultaten in een grafiek laten weergeven<br />

(zie bijlage 1: Werkblad ‘Isolatie’). Vervolgens wijst u kinderen aan die om de 20 minuten de<br />

temperatuur in de bekertjes meten. Deze resultaten worden ook bijgehouden op het bord of<br />

in de grafiek.<br />

Lesfase 5: Afsluiting (presenteren)<br />

Na een of twee uur bespreekt u de resultaten met de kinderen. Hierbij kunt u vragen ‘Welk<br />

materiaal heeft het beste geïsoleerd?’ of ‘In welk bekertje is de temperatuur het hoogste<br />

gebleven?’ waarna u verteld dat dat bekertje het beste is geïsoleerd. Kinderen uit groep 8<br />

kunt u eventueel ook nog laten uitrekenen met hoeveel procent de temperatuur is gedaald in<br />

het bekertje dat wel geïsoleerd is in vergelijking met het bekertje dat niet geïsoleerd is.<br />

40


Werkblad ‘Isolatie’ Groep:<br />

Resultaten<br />

Water in een plastic bekertje dat niet geïsoleerd is<br />

Water in een plastic bekertje dat wel geïsoleerd is<br />

41


2.3.2 Les 2: Confrontatie en verkenning in de klas<br />

Inhoud en aanpak<br />

In deze les voert u eigenlijk precies dezelfde activiteit uit als in de natuurspeelplaats. Deze<br />

les is dus bedoeld voor de kinderen die geen hut in de natuurspeelplaats hebben gebouwd.<br />

Tijdens de inleiding en de introductie van deze les bespreekt u de opdracht en de eisen die<br />

aan de hut gesteld worden. Tijdens de verwerking gaan de kinderen de hut bouwen en<br />

tijdens de evaluatie wordt de hut eventueel aangepast en verbeterd. Tijdens de evaluatie<br />

presenteren de kinderen de resultaten aan elkaar en evalueren ze elkaars werk.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />

meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />

Beginsituatie<br />

De kinderen hebben een idee over de materialen die je nodig zou hebben bij het bouwen van<br />

een hut.<br />

De kinderen kennen enkele constructies.<br />

De kinderen weten wat isolatie betekent.<br />

Lesdoelen<br />

Directe doelen:<br />

- De kinderen kunnen een stevige, geïsoleerde hut bouwen.<br />

- De kinderen kunnen samenwerken.<br />

Indirecte doelen:<br />

- Kerndoel 39. De kinderen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

- Leerlijn: Duurzame ontwikkeling, verantwoordelijk zijn voor de omgeving.<br />

- Kerndoel 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />

leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

- Leerlijn: Stevigheid, stabiliteit, driehoeksconstructie.<br />

- Kerndoel 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.<br />

- Leerlijn: Mening geven over eigen product en werkproces en over dat van<br />

groepsgenoten en eigen mening met argumenten onderbouwen.<br />

Tijdschema<br />

Inleiding: 5 minuten<br />

Instructie: 5 minuten<br />

Verwerking: 20 minuten<br />

Evaluatie: 10 minuten<br />

Afsluiting: 10 minuten<br />

42


<strong>Material</strong>en<br />

- IJsstokjes, lucifers of kleine takken<br />

- Touw<br />

- Scharen<br />

- Vuilniszakken<br />

- Plakband<br />

Groepsindeling<br />

De kinderen worden in groepjes van 2 á 3 leerlingen verdeeld. Bij het maken van de<br />

groepjes kunt u al rekening houden met de verschillende niveau’s van de leerlingen. Aan een<br />

groepje dat het heel goed doet zou u ook kunnen vragen of ze er misschien een raampje in<br />

zouden kunnen proberen te maken. Een groepje dat het wat moeilijker vindt zou u even op<br />

weg kunnen helpen door misschien iets voor te doen of iets samen met de kinderen te doen.<br />

Organisatie<br />

U zorgt ervoor dat de leerlingen dicht bij elkaar zitten zodat ze samen kunnen doen met het<br />

materiaal. Tevens loopt u rondjes om te kijken waar u hulp kunt bieden. Tijdens de<br />

introductie vertelt u wat u van de kinderen verwacht.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1: Inleiding<br />

U vertelt aan de kinderen dat er hutjes gebouwd moeten worden en vraagt of ze kunnen<br />

bedenken hoe je dat kunt doen. De kinderen bedenken hoe je een hut kunt bouwen en wat je<br />

hier voor nodig hebt.<br />

Lesfase 2: Instructie<br />

U laat het beschikbare materiaal aan de kinderen zien en laat de kinderen indien mogelijk<br />

kiezen welk materiaal ze willen gebruiken. U vertelt ook hoeveel tijd de kinderen hebben en<br />

bespreekt de regels en de eisen voor de hut (stevig en geïsoleerd)<br />

Lesfase 3: Verwerking<br />

De kinderen gaan aan de slag. Er is geen gebruiksaanwijzing. Het is dus de bedoeling dat de<br />

kinderen zelf ontdekken hoe de hut stevig genoeg wordt. Hierbij werken de kinderen samen.<br />

U loopt rondjes en stelt af en toe vragen om de kinderen wat beter of iets te laten nadenken.<br />

Zo kunt u bijvoorbeeld vragen: ‘Is de hut stevig genoeg? Zo nee: Hoe zou je hem steviger<br />

kunnen maken?’ Doe dit echter niet te veel want het is wel de bedoeling dat de kinderen het<br />

zelf leren te ontdekken.<br />

Lesfase 4: Evaluatie<br />

Als er een groepje klaar is vraagt u deze kinderen om kritisch naar hun eigen werk te kijken.<br />

Wat kan er nog beter? De kinderen bekijken hun werk en evalueren hierop. Als er nog iets<br />

aan verbetert kan worden gebeurt dit in deze fase van de<br />

les.<br />

43


Lesfase 5: Afsluiting (presenteren)<br />

U laat de kinderen kritisch naar het werk van de anderen kijken. Hierbij kunt u de volgende<br />

vragen stellen:<br />

- Is de hut stevig?<br />

- Is de hut toegankelijk?<br />

- Is de hut goed geïsoleerd?<br />

- Is de hut mooi?<br />

44


2.3.3 Les 3: Verdieping, presentatie en evaluatie in de natuurspeelplaats<br />

Inhoud en aanpak<br />

De kinderen wonen allemaal in een huis. Maar hoe wordt een huis eigenlijk gebouwd? En<br />

wat zijn de overeenkomsten in het bouwen van een hut? In deze les leren de kinderen een<br />

stevige hut te bouwen die ook nog eens goed geïsoleerd dient te worden. Tijdens de<br />

inleiding en de introductie van deze les bespreekt u de opdracht en de eisen die aan de hut<br />

gesteld worden. Tijdens de verwerking gaan de kinderen de hut bouwen en tijdens de<br />

evaluatie wordt de hut eventueel aangepast en verbeterd. Tijdens de evaluatie presenteren<br />

de kinderen de resultaten aan elkaar en evalueren ze elkaars werk.<br />

Doelgroep<br />

Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />

meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />

Beginsituatie<br />

De kinderen hebben een idee over de materialen die je nodig zou hebben bij het bouwen van<br />

een hut.<br />

De kinderen kennen enkele constructies.<br />

De kinderen weten wat isolatie inhoudt.<br />

Doelen<br />

Directe doelen:<br />

- De kinderen kunnen een stevige, geïsoleerde hut bouwen.<br />

- De kinderen kunnen samenwerken.<br />

Indirecte doelen:<br />

- Kerndoel 39. De kinderen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

- Leerlijn: Duurzame ontwikkeling, verantwoordelijk zijn voor de omgeving.<br />

- Kerndoel 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />

leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

- Leerlijn: Stevigheid, stabiliteit, driehoeksconstructie.<br />

- Kerndoel 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.<br />

- Leerlijn: Mening geven over eigen product en werkproces en over dat van<br />

groepsgenoten en eigen mening met argumenten onderbouwen.<br />

Tijdschema<br />

Inleiding: 5 minuten<br />

Instructie: 10 minuten<br />

Verwerking: 40 minuten<br />

Evaluatie: 15 minuten<br />

Afsluiting: 10 minuten<br />

45


<strong>Material</strong>en<br />

- Takken<br />

- Touw<br />

- Scharen<br />

Groepsindeling<br />

De kinderen worden in groep van 3 á 4 leerlingen verdeeld. Bij het maken van de groepjes<br />

kunt u al rekening houden met de verschillende niveaus van de leerlingen. Ook kunt u het<br />

ene groepje een hut tussen twee bomen laten bouwen (zie afbeelding) en het andere<br />

groepje op de grond. Aan een groepje dat het heel goed doet zou u ook kunnen vragen of ze<br />

er misschien een raampje in zouden kunnen proberen te maken. Een groepje dat het wat<br />

moeilijker vindt zou u even op weg kunnen helpen door misschien iets voor te doen of iets<br />

samen met de kinderen te doen<br />

Organisatie<br />

De inleiding en de instructie doet u centraal met alle kinderen die een hut gaan bouwen.<br />

Hierna gaan de kinderen op zoek naar materiaal. Geef hierbij eventueel aan welk groepje<br />

waar gaat zoeken en/of waar de kinderen hun hut moeten gaan bouwen. U loopt rondjes en<br />

bied hulp waar nodig. Aan het eind van de les bekijken de kinderen de hutten van de andere<br />

groepjes en evalueren ze hierop.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1: Inleiding<br />

U vertelt aan de kinderen dat er hutjes gebouwd moeten worden en vraagt of ze kunnen<br />

bedenken hoe je dat kunt doen. De kinderen bedenken hoe je een hut kunt bouwen en wat je<br />

hier voor nodig hebt.<br />

Lesfase 2: Instructie<br />

U vertelt dat de kinderen zelf op zoek gaan naar materiaal. Het enige dat ze krijgen is touw<br />

en een goede schaar. U vertelt ook hoeveel tijd de kinderen hebben. De kinderen gaan op<br />

zoek naar geschikt materiaal.<br />

Lesfase 3: Verwerking<br />

De kinderen gaan aan de slag. Er is geen gebruiksaanwijzing. Het is dus de bedoeling dat de<br />

kinderen zelf ontdekken hoe de hut stevig genoeg wordt. Hierbij werken de kinderen samen.<br />

U loopt rondjes en stelt af en toe vragen om de kinderen wat beter of iets te laten nadenken.<br />

Zo kunt u bijvoorbeeld vragen: ‘Is de hut stevig genoeg? Zo nee: Hoe zou je hem steviger<br />

kunnen maken?’ Doe dit echter niet te veel want het is wel de bedoeling dat de kinderen het<br />

zelf leren te ontdekken.<br />

Lesfase 4: Evaluatie<br />

Als er een groepje klaar is vraagt u deze kinderen om kritisch naar hun eigen werk te kijken.<br />

Wat kan er nog beter? De kinderen bekijken hun werk en evalueren hierop. Als er nog iets<br />

aan verbetert kan worden gebeurt dit in deze fase van de les.<br />

46


Lesfase 5: Afsluiting (presenteren)<br />

U laat de kinderen kritisch naar het werk van de anderen kijken. Hierbij kunt u de volgende<br />

vragen stellen:<br />

- Is de hut stevig?<br />

- Is de hut toegankelijk?<br />

- Is de hut goed geïsoleerd?<br />

- Is de hut mooi?<br />

etc.<br />

47


3. Water zuiveren en verplaatsen<br />

Inhoud<br />

Bij dit onderdelen horen twee lessen. Een les gaat over de zuivering van water en de andere<br />

gaat over het verplaatsen van water naar een hoger niveau. Het zijn twee doe-lessen. Dit<br />

houdt in dat de leerlingen technisch bezig zijn. Hier leren de leerlingen van hoe je water kunt<br />

zuiveren en hoe water tot een hoger niveau kan worden gebracht.<br />

Context:<br />

Het water in Nederland raakt steeds meer vervuild. Dit komt onder andere door fabrieken die<br />

hun afval in de rivieren dumpen. Dit water komt uiteindelijk in sloten, meren en rivieren<br />

terecht waar wij misschien wel in zwemmen of water uit halen om te zuiveren voor<br />

drinkwater. Zonder waterzuivering worden mensen erg ziek. Daarom is het van groot belang<br />

dat kinderen weten wat een waterzuivering doet en hoe belangrijk het is.<br />

Het waterpeil in Nederland stijgt. Hierdoor moeten er duinen, dammen en dijken gebouwd<br />

worden. Toch kan het waterniveau gereguleerd worden. Door middel van de schroef van<br />

Archimedes ontdekken leerlingen dat water van een laag niveau naar een hoog niveau<br />

gebracht kan worden.<br />

Aanpak:<br />

Tijdens de lessen worden materialen gebruikt die niet allemaal uit de natuur komen. De<br />

spullen die niet uit de natuur komen worden hergebruikt, want dit is beter voor het milieu. De<br />

lessen kunnen zowel op school als bij de natuurspeeltuin uitgevoerd worden. Aan de hand<br />

van de werkbladen kunnen de leerlingen zelfstandig met de opdracht aan het werk. De<br />

begeleider is er enkel om achtergrond informatie te geven en de leerlingen de goede richting<br />

op te sturen.<br />

48


3.1 Water zuiveren<br />

Doelgroep:<br />

Deze activiteit is bestemd voor kinderen vanaf 8<br />

jaar (met begeleiding) tot 12 jaar (zonder<br />

begeleiding).<br />

Beginsituatie:<br />

De kinderen zullen zeer weinig weten over de<br />

werking van een waterzuivering en wat het nut<br />

ervan is. Aan de hand van achtergrond informatie<br />

kan de leerkracht meer informatie geven.<br />

Doel van de activiteit:<br />

Directe doelen:<br />

- Kinderen leren hoe het water door middel van natuurlijke producten gezuiverd wordt.<br />

- Kinderen weten wat het nut is van waterzuivering.<br />

- Kinderen weten hoe vervuiling van water ontstaat.<br />

Kerndoelen:<br />

- Kerndoel 44: de leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />

leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

- Kerndoel 45: de leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te<br />

ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.<br />

Tijdsplanning:<br />

Inleiding 10 minuten<br />

Kern 25 minuten<br />

Afsluiting 10 minuten<br />

Totale duur: 45 minuten<br />

Materiaal:<br />

- lege waterfles van 1,5 liter<br />

- schaar<br />

- kopje kleine steentjes, kopje zand en watten<br />

- emmer vuil water<br />

Groepsindeling:<br />

Het maakt niet uit of de leerlingen in tweetallen werken of alleen. Aan het materiaal ligt het<br />

hoeveel leerlingen er tegelijk kunnen werken.<br />

49


Wat moet je doen?<br />

Knip de bodem van de fles en draai de fles om. Vul de fles zoals op het plaatje. Giet het vuile<br />

water in de filter. Doe het voorzichtig, zodat de lagen niet door elkaar gaan.<br />

Werkt je filter?<br />

Maak zelf vuil water! Neem een klein emmertje water. Los er een handvol aarde in op (goed<br />

roeren). Neem nog een paar stokjes, blaadjes, ... Gooi deze ook in de emmer.<br />

Opties:<br />

In plaats van het vuile water maken, kan er water uit de sloot gehaald worden.<br />

Kleine zuiveringsinstallatie neerzetten waar de kinderen zelf water bovenin kunnen doen en<br />

dan vervolgens zien dat er onder schoon water uit komt.<br />

50


3.1.1 Les 1: De schroef van Archimedes<br />

Maak je eigen schroef van Archimedes<br />

Doelgroep<br />

Deze les is bestemd voor de bovenbouw. Het maken van de schroef van Archimedes<br />

gebeurt in groepjes. De leerkracht kan het aantal leerlingen per groepje bepalen.<br />

Begeleiding is noodzakelijk.<br />

Beginsituatie<br />

Op youtube kan de leerkracht de leerlingen de werking van de schroef laten zien. Kortom, de<br />

kinderen moeten bekend zijn met de werking van de schroef voordat je met deze les kan<br />

beginnen.<br />

Doel van activiteit<br />

Door zelf een soort van schroef van Archimedes te maken zien de leerlingen duidelijk de<br />

werking van de schroef in.<br />

Kerndoel:<br />

- Kerndoel 44: de leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />

leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

Tijdsplanning/lesverloop<br />

Inleiding 10 minuten. Met de gehele groep<br />

Verwerking plus testen 25 minuten In groepjes<br />

Evalueren 10 minuten. Met de gehele groep<br />

De totale les duurt ong. 45 minuten<br />

Materiaal<br />

- Dikke pvc buis<br />

- Tuinslang<br />

- Tape/touw<br />

- 2 bakken, 1 met water en 1 zonder water<br />

Groepsindeling<br />

De opdracht kun je doen met groep van 3 of 4 leerlingen. Samenwerking is belangrijk bij<br />

deze opdracht. Dit kun je vooraf met de leerlingen bespreken.<br />

51


Wat moet je doen?<br />

Je neemt een dikke pvc buis of iets wat daarop lijkt. Vervolgens heb je een tuinslang nodig.<br />

Deze tuinslang bind je van onder naar boven vast aan de buis. Dit kun je doen met behulp<br />

van touw en/of tape. Vervolgens houd je de buis rechtop met de onderkant in de waterbak.<br />

Dan laat je de buis draaien, en die draaibeweging zorgt ervoor dat het water in de andere<br />

bak terecht komt.<br />

Opties<br />

Deze vragen kun je na afloop aan de leerlingen stellen (evalueren):<br />

Welke kant moet de hendel opdraaien om te zorgen dat het water omhoog komt?<br />

Wie kan uitleggen hoe de schroef van Archimedes werkt?<br />

Twee filmpjes ter verduidelijking<br />

http://www.youtube.com/watch?v=NsAd7SlCpZ0&feature=related<br />

http://www.youtube.com/watch?v=YMAXXQEFqOI<br />

52


3.1.2 Les 2: De schroef van Archimedes<br />

Doelgroep<br />

Deze activiteit is bestemd voor al het publiek van de<br />

natuurspeeltuin<br />

Beginsituatie<br />

De mensen zullen niet vaak of nog nooit in aanraking<br />

geweest zijn met de schroef van Archimedes.<br />

Doel van activiteit<br />

- Directe doelen:<br />

- Kinderen zien dat water van een laag punt naar een hoogpunt kan worden gebracht<br />

door middel van een schroef.<br />

- Kinderen weten dat door hun bewegingsenergie het water omhoog komt.<br />

- Kinderen weten dat water altijd naar het laagste punt stroomt.<br />

Kerndoelen<br />

- Kerndoel 44: de leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />

leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

Tijdsplanning/lesverloop<br />

Zolang de gasten zelf willen (het leuk blijft).<br />

Materiaal<br />

- De schroef van Archimedes.<br />

- Water<br />

Wat moet je doen?<br />

Door aan de schroef van Archimedes te draaien, zie je hoe het water stijgt naar een hoger<br />

niveau. Als het water eenmaal boven aangekomen is, loopt het via een stroming weer naar<br />

het laagste punt.<br />

53


Postadres:<br />

Falco BV<br />

Postbus 18<br />

7670AA Vriezenveen<br />

T: (+31)(0)546 - 55 44 44 (+31)(0)546 - 55 44 44<br />

F: (+31)(0)546 - 56 11 15<br />

E: info@falco.nl<br />

Bezoekadres:<br />

Weitzelweg 8<br />

7671 EJ Vriezenveen<br />

Openingstijden verkoop:<br />

Maandag tot en met donderdag: 08.00-<br />

17.30 uur.<br />

Vrijdag: 08.00-17.00 uur<br />

Kamer van Koophandel Enschede<br />

onder nummer 06042011.<br />

http://www.falcobvba.be/<br />

54


3.2 Dammen en dijken<br />

Doelgroep<br />

Deze activiteit is bestemd voor alle bezoekers van de natuurspeeltuin.<br />

Beginsituatie<br />

De kinderen zullen nog niet eerder een dam hebben gebouwd in werkelijkheid.<br />

Doel van de activiteit<br />

Directe doelen:<br />

- Kinderen leren ze water tegen kunnen houden door middel van een dijk of dam.<br />

- Kinderen leren dat er stroming in het water zit.<br />

- Kinderen weten wat een hoogte verschil in water is.<br />

Kerndoelen:<br />

- Kerndoel 44: de leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />

leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />

- Kerndoel 45: de leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te<br />

ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.<br />

Tijdsplanning<br />

Tijd kan door de persoon zelf ingevuld worden<br />

Materiaal<br />

- Diverse soorten stenen in het water.<br />

- laarzen<br />

Groepsindeling:<br />

Naar eigen indeling.<br />

Wat moet je doen?<br />

De kinderen kunnen door in het water te gaan staan stenen bij elkaar rapen. Deze stenen<br />

kunnen bij elkaar opgestapeld worden zodat er een dam ontstaat. Door de dam te bouwen<br />

zullen de kinderen zien dat er een hoogte verschil in water komt en een kleine waterval<br />

ontstaat.<br />

55


3.3 Nederland in reliëf<br />

Doelgroep<br />

Deze activiteit is bestemd voor kinderen vanaf 8 jaar<br />

(met begeleiding) tot 12 jaar (zonder begeleiding).<br />

Beginsituatie<br />

De kinderen zullen zeer weinig weten over<br />

klimaatverandering en de effecten die het met zich<br />

mee brengt.<br />

Doel van de activiteit<br />

Directe doelen:<br />

- Kinderen leren wat klimaatverandering doet met de stijging van water.<br />

- Kinderen leren hoe we de stijging van het water tegengaan.<br />

- Kinderen weten wat het klimaat is van Nederland.<br />

Kerndoelen:<br />

- Kerndoel 45: de leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te<br />

ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.<br />

Tijdsplanning<br />

Inleiding: 10 minuten<br />

Kern: naar eigen invulling<br />

Afsluiting: 10 minuten<br />

Materiaal:<br />

- Water<br />

- Nederland in reliëf in een waterdichte bak<br />

- Kaart Nederland<br />

- Achtergrond informatie zeeklimaat<br />

Groepsindeling:<br />

De inleiding en afsluiting zijn klassikaal. De kern van de activiteit is naar eigen invulling.<br />

Wat moet je doen?<br />

Inleiding<br />

Er wordt verteld over het klimaat in Nederland aan de hand van de achtergrond informatie.<br />

56


Kern<br />

Kinderen kunnen door water in de bak te doen zien welke delen van Nederland onder water<br />

komen te staan. Door tijdens deze activiteit in gesprek te gaan met de kinderen, ervaren en<br />

leren de kinderen wat de consequenties van klimaatverandering kunnen zijn voor Nederland.<br />

Afsluiting<br />

Tijdens een gesprek met de kinderen wordt er gesproken over het tegengaan van de<br />

klimaatverandering en het stijgen van het water. De kinderen kunnen met creatieve ideeën<br />

komen. Hier kan een poster van gemaakt worden en opgehangen worden in het NMEcentrum.<br />

Achtergrondinformatie zeeklimaat<br />

Wat is een klimaat<br />

De gemiddelde toestand van het weer berekend over een langere periode, meestal is dit 30<br />

jaar. Het weer wordt steeds in de gaten gehouden. Er wordt gekeken naar de toestand van<br />

het weer en dat wordt bijgehouden. Zo kun je een soort 'gemiddeld weer' uitrekenen.<br />

Zeeklimaat<br />

Het lijkt misschien zo, dat dit klimaat op zee voorkomt. Met zeeklimaat bedoelen we dat het<br />

vooral gebieden aan de zee dit klimaat hebben. Nederland heeft dus ook een zeeklimaat.<br />

Het zeeklimaat heeft vrij veel regen en wind. De temperaturen zijn vrij constant. Het heeft<br />

een koele zomer en een zachte winter.<br />

57


3.4 Het Normaal Amsterdams Peil<br />

Doelgroep<br />

Groep 6<br />

Directe doelen<br />

- Kinderen snappen het gevaar van het water<br />

- Kinderen kennen het begrip NAP, en weten waarvoor het gebruikt wordt<br />

- Kinderen weten welk deel van Nederland onder het NAP ligt, en welk deel boven het NAP.<br />

Tijdsplanning<br />

Tijd kan door de persoon zelf ingevuld worden<br />

Materiaal<br />

- werkbladen<br />

Groepsindeling<br />

Met de gehele groep.<br />

Wat moet je doen?<br />

Je kunt als leerkracht dit onderwerp zelf invulling gaan geven. Onderstaand werkblad is te<br />

gebruiken om te controleren of kinderen het onderdeel begrijpen.<br />

Wat is het NAP?<br />

Bijna iedereen heeft de letters NAP wel eens ergens zien staan. Maar wat betekent deze<br />

afkorting en waar wordt het NAP voor gebruikt? En hoe en wanneer is het NAP tot stand<br />

gekomen?<br />

Het NAP is een paar honderd jaar geleden ontstaan in Amsterdam, namelijk in de 17e eeuw.<br />

In deze eeuw kwamen overstromingen en wateroverlast vaak voor. In 1675 vond er zelfs<br />

zo'n grote stormvloed plaats, dat men het tijd vond om er iets aan te gaan doen. Door deze<br />

ramp ging men dijken en sluizen bouwen, maar ook de waterstanden structureel meten. De<br />

gemiddelde vloedstand van het IJ tussen september 1683 en september 1684, noemde men<br />

het Amsterdams Peil. Dit peil werd als 0-punt (referentievlak) genomen om waterstanden en<br />

hoogtes te meten. In 1683 liet burgemeester Hudde, destijds burgemeester van Amsterdam,<br />

8 grote marmeren stenen in sluizen en dijken rondom het IJ metselen. Elke steen had een<br />

groef en de tekst: ZEEDIJCKSHOOGTE, 9 VOET VYF DUYM BOVEN STADSPEYL.<br />

Omgerekend is dat 2,67 meter boven het NAP. Deze huddestenen (men vernoemde de<br />

stenen naar de burgemeester), waren bedoeld om aan te geven hoe hoog de zeedijken<br />

boven het Amsterdams Peil moesten zijn.<br />

58


Het NAP is dus een referentievlak. Dit betekent dat alle hoogtes van bijvoorbeeld water,<br />

dijken en tunnels ten opzichte van dit vlak worden gemeten.<br />

Dit referentievlak werd vroeger bepaald aan de hand van metingen met een peilstok.<br />

Tegenwoordig worden metingen gedaan met behulp van allerlei moderne technieken zoals<br />

GPS of automatische meetinstrumenten. Maar ook wordt er gebruik gemaakt van de<br />

techniek 'hydrostatisch waterpassen'.<br />

Leuk om te laten zien aan de klas als inleiding:<br />

http://www.youtube.com/watch?v=feASpakgc8w<br />

59


Werkblad<br />

Vraag 1.<br />

Wat betekent het NAP? En wat geeft het NAP aan?<br />

……………………………………………………………………………………………………………<br />

…………………………………………………………………………………………………………....<br />

……………………………………………………………………………………………………………<br />

Vraag 2. Als men over het NAP praat gaat het vaak over laag en hoog-Nederland. Wat<br />

betekenen deze begrippen?<br />

…………………………………………………………………………………………………………....<br />

…………………………………………………………………………………………………………....<br />

……………………………………………………………………………………………………………<br />

Vraag 3.<br />

Wat beschermt laag-Nederland tegen overstromingen door de zee? Noem twee dingen.<br />

……………………………………………………………………………………………………………<br />

……………………………………………………………………………………………………………<br />

Vraag 4.<br />

Kijk naar de kaart van Nederland. Kun je drie plaatsen noemen die in hoog-Nederland zitten<br />

en drie plaatsen in laag Nederland?<br />

………………………………………………………………………………………………………........<br />

60


……………………………………………………………………………………………………………<br />

……………………………………………………………………………………………………………<br />

Vraag 5.<br />

Wat geeft deze meetlat aan?<br />

a. Boven NAP<br />

b. Onder NAP<br />

61


4. De heemtuin, de kruidentuin en het snoepbos<br />

Context<br />

De omgeving waarin de leerlingen vandaag de dag leven is stedelijk. De natuur die zij<br />

kennen is beperkt door een aantal speelparkjes in hun omgeving. Doordat er weinig ruimte is<br />

waarin de leerlingen kunnen spelen, denk aan het verkeer, te veel huizen e.d., blijven veel<br />

leerlingen veilig binnen achter hun computer of de televisie. Ze leren vanachter de computer<br />

de natuur om zich heen kennen, maar echt voelen, proeven, ruiken zullen zij niet doen. Een<br />

natuurspeeltuin in hun omgeving kan dit veranderen en helemaal als de leerlingen een<br />

activiteit zullen gaan doen die past bij hun interesses. Het leren kennen van producten uit de<br />

natuur, zoals bloemen, planten en kruiden is interessant, maar wordt nog leuker en<br />

leerzamer, wanneer er een bijbehorende activiteit aanwezig is. Sommige planten, kruiden en<br />

bloemen komen nu niet meer voor, terwijl deze flora vroeger wel in Nederland voor kwam.<br />

De bijbehorende leervraag die hier naadloos bij aansluit is: “Waardoor komt het dat sommige<br />

flora hier niet meer voorkomt?”. Het antwoord hierop is simpel, door de verstedelijking van<br />

het landschap en de toenemende temperatuur voor het versterkte broeikaseffect.<br />

Weten de leerlingen ook dat sommige (on)bekende producten uit de natuur gebruikt kunnen<br />

worden als voedsel en om geneesmiddelen mee te maken. Dat brandnetels niet alleen<br />

vervelend zijn als je erin valt, maar ook smaakvol kunnen zijn in de soep of thee. Tot slot dat<br />

je met verschillende producten uit de natuur ook kunst kan maken?<br />

De leerlingen prikkelen om naar buiten te gaan, hun omgeving te leren kennen en zelf<br />

producten maken met kruiden en bloemen, zowel op een kunstzinnige manier als een<br />

biologische manier, dat is waar deze lessen om draaien.<br />

Les 4.1 heeft een koppeling naar biodiversiteit. Tijdens de les Zelf kruidenzalf maken,<br />

krijgen de leerlingen een rondleiding over de heemtuin. Tijdens die rondleiding krijgen de<br />

leerlingen te weten welke flora en fauna daar leeft/groeit. De leerlingen leren daardoor wat<br />

over de biodiversiteit.<br />

Les 4.2 heeft een koppeling naar duurzaamheid/ recyclen. De leerkracht kan er voor<br />

kiezen om in de klas een recyclethema te doen. Dit recyclethema staat in les 5.2. schilderen<br />

met natuurlijke producten.<br />

62


4.1 Les 1: De kruidentuin<br />

Inhoud en aanpak<br />

De les over de kruiden- en de heemtuin is opgebouwd in drie lesfases, waarvan twee<br />

lesfases zich in het klaslokaal afspelen en één een workshop. De workshop vindt plaats in de<br />

heem- en kruidentuin op de natuurspeeltuin te Sloterplas. Deze les gaat over het gebruik en<br />

eigenschappen van kruiden. De leerlingen bereiden zich voor op de workshop in het<br />

klaslokaal door zich te verdiepen in de verschillende functies van kruiden. Daarna gaan de<br />

leerlingen naar de natuurspeeltuin te Sloterplas. Zij zullen een rondleiding krijgen op de<br />

heem- en kruidentuin. De leerlingen gaan in het NME centrum ‘de Drijfsijs’ aan de slag met<br />

het maken van kruidenzalf, -olie en thee. De derde les is een optionele les die wederom<br />

plaats vindt op school en dient als verwerking van deze (en de twee andere) lessen.<br />

Doelgroep<br />

De leerlingen zitten in groep 6 t/m 8.<br />

Beginsituatie<br />

- De leerlingen weten wat kruiden zijn.<br />

- De leerlingen kennen tenminste één functie waarvoor je kruiden kunt gebruiken: eten,<br />

koken, thee maken, medicatie maken, kruidengeneeskunde e.d.<br />

- De leerlingen weten wat een woordweb is.<br />

Lesdoelen<br />

Directe doelen:<br />

De leerlingen weten:<br />

- dat kruiden een geneeskrachtige werking kunnen hebben;<br />

- dat (sommige) bloemen een geneeskrachtige werking kunnen hebben.<br />

De leerlingen kunnen:<br />

- vier geneeskrachtige kruiden noemen;<br />

- vier geneeskrachtige bloemen noemen;<br />

- twee voorbeelden geven van een geneeskrachtig kruid en de eigenschap hiervan<br />

benoemen;<br />

- twee voorbeelden geven van een geneeskrachtige bloem en de eigenschap hiervan<br />

te benoemen.<br />

63


Indirecte doelen:<br />

Kerndoel 40<br />

De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren<br />

onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.<br />

Tussendoelen bij kerndoel 40<br />

- Planten zijn in te delen in de hoofdgroepen: bomen, kruiden, grassen, varens en<br />

mossen;<br />

- Organismen hebben bepaalde relaties in voedselketens;<br />

- Mensen beheren gewassen en huisdieren met een bepaald doel;<br />

- Voedsel en water zijn nodig voor opbouw, handhaving, herstel en energie.<br />

Tijdsschema<br />

Lesfase 1: Drie kwartier voorbereiden in de klas<br />

Lesfase 2: Twee uur op het NME centrum:<br />

30 minuten – Rondleiding heemtuin<br />

60 minuten – zalf en olie maken<br />

30 minuten – thee maken en drinken<br />

Lesfase 3: Optioneel: Koppeling naar Recyclen en hergebruik van andere producten<br />

Verschillende suggesties om in de les te verwerken (deze bevindt zich bij de<br />

schilderles, les 2)<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Bij lesfase 1: De geschiedenis van geneeskrachtige kruiden (bijlage 1), de<br />

werkbladen zelf kruidenzalf, - olie en thee maken (bijlage 3,4 en 5). Op deze<br />

werkbladen staat een lijst met geneeskrachtige kruiden en bloemen.<br />

- Bij lesfase 2: Achtergrondinformatie over de heemtuin (bijlage 2).<br />

- Bij lesfase 2: Werkbladen voor het maken van zalf (bijlage 3).<br />

- Bij lesfase 2: Werkbladen voor het maken van olie (bijlage 4).<br />

- Bij lesfase 2: Werkbladen voor het maken van thee (bijlage 5).<br />

De materialen die nodig zijn voor het maken van zalf, olie en thee zijn te vinden bij de<br />

werkbladen.<br />

- Bij lesfase 2: Handschoenen voor de brandnetels<br />

- Bij lesfase 2: 5 kookpitjes voor het smelten van de vaseline, 5 snijplankjes, 5<br />

weegschaaltjes en 5 aardappelmesjes.<br />

- Lesfase 2: Genoeg potjes om de zalf en de olie in te doen.<br />

Groepsindeling<br />

De eerste lesfase is een klassikale les waarbij de leerlingen een gesprek gaan voeren over<br />

geneeskrachtige kruiden. De informatie die de leerlingen mondeling krijgen uitgereikt zijn te<br />

vinden in bijlage 1 en 3, 4 en 5. Het hulpmiddel wat gebruikt wordt bij het voeren van dit<br />

gesprek is het woordweb.<br />

De tweede lesfase, deze speelt zich af op de natuurspeelplaats, is het eerste half uur<br />

klassikaal. De leerlingen krijgen het eerste halfuur een rondleiding in de heemtuin. Het<br />

volgende uur gaan de leerlingen in groepjes van maximaal vier leerlingen zelf kruidenzalf- en<br />

64


olie maken. Tot slot is er een klassikale terugkoppeling op het NME centrum ‘de Drijfsijs’ en<br />

drinken de leerlingen zelfgemaakte kruidenthee.<br />

Organisatie<br />

Bij een klassenbezoek aan de natuurspeeltuin zal de leerkracht rekening moeten houden dat<br />

er genoeg ouders mee gaan. Op de natuurspeelplaats zal ook één leerkracht aanwezig zijn<br />

die de rondleiding en workshop geeft. Bij het maken van de kruidenzalf- en olie kan het<br />

handig zijn dat er één begeleider per twee groepjes is.<br />

Regels<br />

Tips<br />

- De leerlingen mogen de kruiden niet eten.<br />

- De leerlingen mogen de olie niet drinken.<br />

- De leerlingen smelten vaseline onder begeleiding van een volwassene.<br />

- De leerlingen snijden of malen onder begeleiding van een volwassene de kruiden.<br />

- Om een allergische reactie te voorkomen proberen de leerlingen hun crème of olie op<br />

een klein stukje van hun huid uit.<br />

- De gemaakte crème of vaseline wordt niet gegeten.<br />

- Brandnetels worden geplukt met handschoenen.<br />

- Vaseline stolt binnen vijf minuten, zodra het van het vuur af komt. Zorg er daarom<br />

voor dat wanneer de vaseline (in vloeibare vorm) van het vuur komt, direct wordt<br />

opgevangen in een grote plastic bak. Met een pollepel kunnen de potjes gevuld<br />

worden.<br />

- Vaseline is erg vet, dus zorg ervoor dat alle spullen na gebruik in heet water met<br />

zeep worden geplaatst en dat er voldoende keukenpapier aanwezig is. Handig is om<br />

per groepje een wc-rol te geven.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1<br />

Deze voorbereidende les wordt een week voor de leerlingen naar de natuurspeeltuin gaan<br />

gegeven. Zo is er voldoende tijd voor de leerkracht om begeleiders te vinden die mee gaan<br />

naar de natuurspeeltuin.<br />

In deze voorbereidende les bespreekt de leerkracht de achtergrondinformatie (bijlage 1, 3, 4,<br />

en 5). De leerkracht voert met de leerlingen een gesprek over geneeskrachtige flora. Dit<br />

gesprek wordt gevoerd aan de hand van een woordweb. In het midden van het woordweb<br />

komt ‘geneeskrachtige kruiden’ te staan. De leerlingen geven hun eerste associatie bij<br />

geneeskrachtige kruiden. Deze associatie wordt opgeschreven en de leerkracht stelt vragen<br />

aan de leerlingen. De minimale eis van deze les is dat de leerlingen de<br />

achtergrondinformatie kennen en een aantal flora die een geneeskrachtige werking hebben.<br />

Mochten de leerlingen moeite hebben om met associaties te komen die aansluiten bij<br />

‘geneeskrachtige kruiden’, kan de leerkracht passende vragen stellen, zoals:<br />

65


1. Wie gebruikt er wel eens homeopathische middelen? (Denk aan stomen met kamille<br />

wanneer je verkouden bent of cranberry tegen een zwakke blaas.)<br />

2. Hoe genas men vroeger (in de Middeleeuwen) wonden en kwalen? (Heksen die<br />

maakten zelf brouwsels van producten uit de natuur.)<br />

3. Wat gebeurt er met je lichaam wanneer je in de brandnetel valt? (Wist je dat je<br />

brandnetel ook prima in de soep en thee kan gebruiken?)<br />

De leerkracht trekt voor het maken van het woordweb ongeveer een half uur uit. Na het<br />

maken van het woordweb, vertelt de leerkracht dat de leerlingen een workshop krijgen om<br />

zelf kruidenzalf te maken. De workshop krijgen de leerlingen op het NME centrum ‘den<br />

Drijfsijs’. De leerkracht maakt de groepjes en zorgt voor genoeg begeleiders voor de<br />

workshop op het NME centrum.<br />

Lesfase 2<br />

De leerlingen komen aan op het NME centrum te Sloterplas. Hier krijgen de leerlingen de<br />

eerste dertig minuten een rondleiding in de heemtuin en kruidentuin door een leerkracht op<br />

het NME centrum. Bij het geven van de rondleiding is er achterin in de bijlagen<br />

achtergrondinformatie over de heemtuin gegeven(bijlage 2). Er is aangenomen dat de<br />

leerkracht op de heemtuin weet wat er specifiek groeit op de heemtuin te Sloterplas.<br />

Na de rondleiding op de heemtuin gaat de leerkracht van het NME centrum met de leerlingen<br />

zalf maken. De leerkracht van het NME centrum legt de volgende punten uit:<br />

1. De bovenstaande regels worden de met de leerlingen besproken.<br />

2. De bovenstaande tip worden met de leerlingen besproken.<br />

3. Het werkbladen worden uitgelegd aan de leerlingen. Hierbij wordt gelet op de<br />

volgende begrippen:<br />

a. Au Bain Marie smelten: De vaseline wordt Au Bain Marie gesmolten, dit wil<br />

zeggen dat de vaseline in de kleine pan wordt gedaan. De grote pan wordt<br />

voor de helft gevuld met water. De kleine pan wordt geplaatst in de grote pan.<br />

Dit wordt in zijn totaliteit op het vuur gezet. Het vuur mag niet hoog en het<br />

water mag niet koken.<br />

b. Kookpunt: Het kookpunt van water ligt op 100 ºC. Wanneer water zijn<br />

kookpunt bereikt gaat het water bubbelen en komt er stoom vrij.<br />

c. Stollen: Wanneer vaseline of een ander vloeibaar product warm is geworden,<br />

gaat het afkoelen. Het afkoelen wordt ook wel stollen genoemd. Bij het stollen,<br />

wordt het vloeibare product (weer) hard.<br />

4. De kruiden die leerlingen gaan gebruiken worden toegelicht. De leerlingen weten dan<br />

waarvoor zij de zalf en olie kunnen gebruiken.<br />

In de bijlagen staan verschillende lijsten met bruikbare kruiden om zelf een zalfje, olie of thee<br />

mee te maken. Echter sommige kruiden en planten zijn moeilijk te telen of groeien in niet in<br />

Nederland. Daarnaast komen er meerdere groepen op het NME centrum om deel te nemen<br />

aan deze workshop. Om deze redenen is er een lijst gemaakt met zeven bruikbare kruiden<br />

die veel voorkomen en die niet moeilijk te telen zijn en geoogst kunnen worden. Neem<br />

bijvoorbeeld de brandnetel, deze plant groeit overal en kan door de leerlingen zelf geplukt<br />

worden.<br />

1. Goudsbloem voor olie en zalf<br />

2. Munt (pepermunt of kruizemunt) voor olie en thee<br />

66


3. Kamille voor olie, zalf en thee<br />

4. Brandnetel voor olie, zalf thee<br />

5. Arnica voor in de olie en zalf<br />

6. Rozen voor in de olie en zalf<br />

7. Lavendel voor in de olie en de zalf<br />

Deze genoemde kruiden kunnen door de leerlingen zelf geplukt worden, mits er genoeg van<br />

zijn en niet bespoten zijn. Anders kan de leerkracht van het NME centrum zelf de kruiden<br />

plukken en klaar leggen. Het kan voorkomen dat er onvoldoende kruiden en bloemen<br />

beschikbaar zijn, dan is het mogelijk om met gedroogde kruiden en bloemen te werken. In de<br />

betere reformwinkels zijn er zakjes te koop met gedroogde kruiden.<br />

Nadat de leerlingen de uitleg hebben gehad over het maken van de kruidenzalf- en olie,<br />

gaan de leerlingen zelf in groepjes aan de slag. De leerlingen maken eerst de kruidenzalf.<br />

Hiervoor moeten zij vaseline smelten en kruiden toevoegen. De vaseline moet een uur op<br />

het vuur staan, willen de kruiden erin trekken. In dat uur dat de kruiden in de vaseline trekt,<br />

maken de leerlingen hun kruidenolie en drinken eventueel een kopje thee. De olie die de<br />

leerlingen gaan maken wordt in een grote fles gedaan. Deze fles gaat mee terug naar<br />

school, omdat de kruiden in de olie moeten trekken gedurende drie weken. De fles olie staat<br />

op een warme plek of in de zon.<br />

Zodra de kruiden goed in de vaseline is getrokken, wordt de vloeibare vaseline opgevangen<br />

in een grote bak en kunnen de leerlingen elk hun potje vullen met hun kruidenzalf. Op het<br />

zowel het potje kruidenzalf en de fles kruidenolie, komt de naam van de kinderen en de<br />

datum. Beide producten zijn na een jaar over datum.<br />

Lesfase 3<br />

Terug in de klas, koppeling naar klimaatsverandering & recycling<br />

Handige websites:<br />

• www.kruidenvrouwtje.nl<br />

• www.overkruiden.nl<br />

• www.natuurlijkerwijs.com<br />

• www.kenkkruidenshop.nl<br />

67


4.2 Les 2: De natuurlijke schilderles<br />

Inhoud en aanpak<br />

De les over schilderen is opgebouwd uit 3 lesfases, waarvan twee lesfases zich in de klas<br />

afspelen en één een workshop op de natuurspeeltuin te Sloterplas. Deze les gaat over het<br />

gebruik en schilderen van natuurlijke producten. De leerlingen bereiden zich voor op de<br />

workshop in het klaslokaal door zich te verdiepen. Misschien kennen de leerlingen zelf al<br />

natuurlijke producten waarmee zij kunnen schilderen. Daarna gaan de leerlingen naar de<br />

natuurspeeltuin te Sloterplas gaan de leerlingen zelf aan de slag. De leerlingen gaan zelf met<br />

natuurlijke producten schilderen. De derde les is een optionele les die plaats vindt op school<br />

en dient als verwerking van deze (en twee andere) lessen.<br />

Doelgroep<br />

De leerlingen zitten in groep 6 t/m 8<br />

Beginsituatie<br />

- De leerlingen weten wat natuurlijke producten zijn.<br />

- De leerlingen. hebben kennis van het woordweb (of een andere werkvorm).<br />

Lesdoelen<br />

Directe doelen:<br />

De leerlingen weten:<br />

- dat je met natuurlijke producten kan schilderen<br />

- dat je verf kan maken van natuurlijke producten. Dit kan je doen door producten te<br />

pletten, te koken of te malen.<br />

- De leerlingen weten wat zetmeel is.<br />

- De leerlingen weten dat er in groente en fruit natuurlijke kleurstoffen zitten.<br />

De leerlingen kunnen:<br />

- Vier producten noemen waaruit je verf kan halen.<br />

- De ll. kunnen van groenten, fruit en bloemen verf maken.<br />

Indirecte doelen:<br />

Kerndoel 39<br />

De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

Tussendoelen bij kerndoel 39<br />

- Ingrijpen met zorg<br />

- Schoonheid<br />

- Verwondering<br />

68


Kerndoel 55<br />

De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.<br />

Tussendoelen bij kerndoel 55:<br />

- kijken/luisteren naar en praten over eigen werk en dat van hun groepsgenootjes<br />

- respect en waardering tonen voor het werk en de zienswijze van anderen<br />

- mening geven over eigen product en werkproces en over dat van groepsgenoten<br />

Tijdsschema<br />

Lesfase 1: Half uur voorbereiden in de klas<br />

Lesfase 2: Twee uur op het NME centrum:<br />

30 minuten – Uitleg maken van verf uit producten<br />

60 minuten – Schilderen met verf<br />

20 minuten – Reflecteren op het gemaakte werk<br />

Lesfase 3: Optioneel: Koppeling naar Recyclen en hergebruik van andere producten<br />

Verschillende suggesties om in de les te verwerken<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- De materialen die nodig zijn voor het maken van verf staan in de bijlagen (bijlage 6).<br />

- Schorten om bij de leerlingen om te doen (tegen knoeien)<br />

- Kwasten<br />

- Papier<br />

Groepsindeling<br />

De leerlingen zijn tijdens lesfase 1 in de klas aanwezig.<br />

Op de Natuurspeeltuin zijn de leerlingen bezig in groepen i.v.m. de tafels die er staan.<br />

Regels<br />

De leerlingen mogen met de verf alleen schilderen.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1<br />

De eerste les draait om het enthousiasmeren van de leerlingen. De bedoeling is dat de<br />

leerkracht aan de leerlingen leert dat je meer kunt doen met groente, fruit en bloemen.<br />

U start de les met een woordweb over hergebruik van natuurlijke materialen (compost). U<br />

probeert tijdens de instructie de leerlingen te sturen naar de volgende vraag: ‘Wat kun je nog<br />

meer doen met groenten en fruit.’<br />

Met de leerlingen brainstormt u over de vraag en schrijft alle suggesties van de leerlingen op<br />

in het woordweb. Mochten de leerlingen er niet toe komen dat zij groentes ook kunnen<br />

gebruiken voor verf, attendeert u dat. U laat de leerlingen bedenken hoe ze van groenten<br />

ook verf kunnen maken en ook deze suggesties worden op geschreven. U vertelt de<br />

69


leerlingen dat ze in de loop van de week naar de ‘Natuurspeeltuin’ gaan, ze krijgen hier een<br />

workshop schilderen met groente en fruit.<br />

Groepjes maken voor de les op het NME centrum.<br />

Lesfase 2<br />

De leerlingen komen aan op het NME centrum. Hier krijgen zij de eerste dertig minuten een<br />

workshop van een medewerker over het maken van verf uit natuurlijke producten. De<br />

leerlingen hebben op school al over het onderwerp nagedacht. Op de Natuurspeeltuin krijgen<br />

zij antwoorden op de vraag: , Hoe zijn groenten, fruit en bloemen nog meer te gebruiken?<br />

Na de korte workshop over het maken van verf gaan de leerlingen zelf aan de slag met de<br />

verf. Door de medewerkers van de Natuurspeeltuin is al wat verf gemaakt (dit omdat het<br />

maken van meer verf een lange tijd duurt). De leerlingen worden verdeelt over de tafels.<br />

Hieraan kunnen zij met de verf en kwasten een mooi schilderij maken.<br />

U kunt ervoor kiezen om aan de schilderij een opdracht te hangen. U kunt de leerlingen<br />

bijvoorbeeld alleen laten schilderen over de aanwezige natuur in de Natuurspeeltuin.<br />

Hierdoor moeten de leerlingen goed om zich heen kijken wat zij allemaal zien.<br />

In de bijlagen staat hoe u zelf verf kunt maken. Aangezien de medewerkers in de<br />

Natuurspeeltuin niet alle verf maken waar de leerlingen bij zijn (de workshop duurt maar een<br />

half uur), kunt u met de leerlingen dat nog eens zelf maken.<br />

Lesfase 3<br />

De leerlingen zijn in de Natuurspeeltuin geweest. Daar hebben zij geleerd over het<br />

hergebruik van groente, fruit en bloemen. U kunt met de leerlingen tijdens lesfase 3 een<br />

koppeling maken naar recyclen.<br />

U kunt met de kinderen het onderwerp hergebruik uitdiepen. Buiten groente, fruit en bloemen<br />

worden meerdere producten hergebruikt. U kunt weer een woordweb op het bord maken met<br />

de verschillende producten de worden gerecycled. U kunt denken aan: Wc Papier, Hout,<br />

Plastic etc.<br />

Als de leerlingen hier niet uit komen, kunt u de leerlingen het laten opzoeken. Hierdoor leert<br />

u de leerlingen hun informatie op te zoeken door middel van de computer of literatuur.<br />

Om het onderdeel hergebruik te stimuleren, kunt u een aantal producten verzamelen om te<br />

kunnen scheiden. Doordat afval goed word uitgezocht, kan de fabriek het makkelijker<br />

hergebruiken (recyclen). U kunt hier aan een les besteden.<br />

U kunt op het schoolplein op zoek gaan naar afval en deze mee te nemen naar de klas. Of u<br />

kunt zelf al een aantal producten meenemen. Tijdens deze les mogen de kinderen afval<br />

scheiden. Denkend aan Plastic, Papier, Glas, GFT en overig.<br />

De leerlingen worden bewust van het feit dat afval ook materiaal bevat die kunnen worden<br />

hergebruikt.<br />

70


Indien u nog behoefte heeft kunt u een koppeling maken naar het klimaat. Het verbranden<br />

van afval stoot veel CO2 uit. Dit is slecht voor het milieu en veroorzaakt klimaatverandering.<br />

Hierdoor werkt u aan kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />

Tussendoel: luchtvervuiling (door verkeer, fabrieken, intensieve veeteelt) verantwoordelijk<br />

zijn voor de omgeving<br />

71


4.3 Les 3: De kooklessen<br />

Inhoud en aanpak<br />

Dit zijn naschoolse lessen, waarbij de leerlingen gaan koken met producten die te vinden zijn<br />

in het NME centrum en de kruidentuin. Aan deze naschoolse lessen kunnen maximaal 12<br />

kinderen deelnemen. Vanuit het NME centrum zullen minstens drie vrijwilligers/leerkrachten<br />

aanwezig zijn om de leerlingen te begeleiden met de kooklessen. De leerlingen krijgen tien<br />

lessen waarbij ze verschillende recepten uitproberen. De lessen duren maximaal anderhalf<br />

uur en de ouders van de leerlingen kunnen na afloop met de leerlingen mee eten. Op deze<br />

manier wordt er ook gewerkt aan de multiculturele samenleving.<br />

Doelgroep<br />

De leerlingen zijn minimaal 8 jaar (oudere kinderen zijn ook welkom)<br />

Beginsituatie<br />

- De leerlingen kunnen lezen.<br />

- De leerlingen hebben verstand van maateenheden.<br />

- De leerlingen kunnen overweg met messen.<br />

- De leerlingen kunnen samenwerken.<br />

Lesdoelen<br />

Directe doelen:<br />

De leerlingen weten<br />

- dat je producten uit de natuur kunt omzetten naar een voedzame maaltijd.<br />

- welke producten in welk seizoen groeien.<br />

- de namen van de gebruikte groentes.<br />

De leerlingen kunnen<br />

- aan de hand van een recept een voedzame maaltijd creëeren.<br />

- steeds betere maateenheden plaatsen.<br />

- overweg met kookapparatuur.<br />

- samen een taakverdeling maken<br />

Indirecte doelen:<br />

Kerndoel 35<br />

De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en<br />

als consument.<br />

Tussendoelen bij kerndoel 35<br />

- biologische invloeden op de consumptie;<br />

72


- de beste manier van kiezen per product;<br />

- sociale invloeden op de consumptie;<br />

- de relaties tussen consumptiegedrag, afval en gezondheid;<br />

- mogelijkheden om in het eigen consumptiepatroon rekening te houden met het<br />

milieu;<br />

- de gevolgen van consumptie voor het milieu;<br />

- maatregelen op school om in het consumptiepatroon rekening te houden met het<br />

milieu.<br />

Tijdsschema<br />

Lesfase 1: 15 minuten in het NME centrum kort het recept en de werkwijze doornemen.<br />

De regels en het gebruik van materialen bespreken. Eventuele vragen<br />

beantwoorden.<br />

Lesfase 2: 7 minuten in het NME centrum groepjes vormen en materialen uitdelen.<br />

Lesfase 3: Maximaal anderhalf uur aan de slag met recept maken in het NME centrum.<br />

Lesfase 4: Samen met de ouders de maaltijd nuttigen en afwassen<br />

Algemene materialen<br />

- De benodigdheden voor de<br />

maaltijden staan beschreven bij het<br />

recept<br />

- Oven<br />

- Bakplaten<br />

- Bakpapier<br />

- Boter<br />

- Olie (olijf of zonnebloem)<br />

- Schilmesjes<br />

- Bestek<br />

- Ovenschalen<br />

- Springvormen<br />

- Borden<br />

- Afwasmiddel<br />

- Afwasborstel<br />

- Theedoek<br />

- Afwasteil<br />

Groepsindeling<br />

- Dunschiller<br />

- Appelsnijder/appelboor<br />

- Snijplanken<br />

- Groente- en broodmes<br />

- Vier kookstelletjes<br />

- Handzeep<br />

- Tafellaken<br />

- Servetten<br />

- Opscheplepels<br />

- Onderzetters<br />

- Theekopjes<br />

- Waterkoker<br />

- Handdoeken<br />

- Plastic bakjes om hun gesneden<br />

producten in te doen<br />

Er worden maximaal drie groepjes van vier leerlingen gemaakt. Voor elk groepjes is er één<br />

begeleider, dit kan een ouder/vrijwilliger/leerkracht van NME centrum zijn.<br />

Organisatie<br />

De leerlingen krijgen een tienrittenkaart voor een minimaal bedrag. Dit bedrag is afhankelijk<br />

van de inkoop van producten. Per les krijgen de leerlingen een stempel en bij de tiende<br />

73


stempel mogen zij de eerstvolgende keer gratis. Elke woensdagmiddag kunnen de leerlingen<br />

deelnemen aan deze kooklessen rond de klok van 16.00u.<br />

Regels<br />

- De leerlingen zijn voorzichtig met messen.<br />

- De leerlingen dienen hun handen te wassen voor ze beginnen met koken.<br />

- De leerlingen dienen hun groentes te wassen voor ze deze gebruiken.<br />

- De leerlingen mogen tussendoor niet snoepen van de producten.<br />

- De leerlingen dienen verschillende snijplanken te gebruiken voor het snijden van<br />

groentes en vlees.<br />

- De leerlingen gebruiken onder begeleiding de oven.<br />

- De leerlingen wassen na afloop zelf hun spullen af.<br />

- De leerlingen krijgen de eerste keer bij misbruiken van de materialen een gele kaart. En<br />

wanneer de leerlingen de tweede keer hun materialen misbruiken een rode kaart. Een<br />

rode kaart betekent dat de leerlingen verwijderd worden van de kookles.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1<br />

De leerlingen komen om 16.00 aan in het NME centrum. De leerlingen krijgen de<br />

gelegenheid om vragen te stellen. Daarna worden de regels, de werkwijze en de recepten<br />

besproken door de leerkracht van het NME centrum.<br />

Lesfase 2<br />

De leerlingen worden onderverdeeld in groepjes van maximaal vier leerlingen. Er wordt<br />

ernaar gestreefd dat elke leerling een keer met elkaar in een groepje heeft gezeten. Daarom<br />

moet de leerkracht opschrijven welke leerling bij wie in het groepje zit. De leerlingen pakken<br />

de materialen die zij nodig hebben voor het betreffende recept en wassen hun handen.<br />

Lesfase 3<br />

De leerlingen maken onderling een taakverdeling en daarna volgen zij de stappen op het<br />

recept. Hierbij worden de groepjes begeleid door een volwassene. Wanneer er een recept is<br />

dat in de oven moet, kunnen de leerlingen samen een kopje thee nuttigen. De recepten voor<br />

de thee zijn te vinden in bijlage 4. Mochten de ouders ook in het NME centrum blijven,<br />

kunnen zij daar een kopje thee drinken. (hiervoor dient wel betaald te worden).<br />

Lesfase 4<br />

De leerlingen gaan samen met hun ouders de maaltijd nuttigen. De leerlingen dekken zelf de<br />

tafels en serveren het eten aan de ouders. Voor de leerlingen gaan eten dienen zij hun<br />

handen te wassen. Na het eten van de voedzame maaltijd wordt er afgewassen door de<br />

leerlingen en kunnen zij naar huis gaan.<br />

Eet smakelijk!<br />

74


Bijlage 1: Achtergrondinformatie over geneeskrachtige kruiden<br />

De geschiedenis<br />

Plantengeneeskunde is niet hetzelfde als homeopathie, de overeenkomst tussen deze twee<br />

kundes, is dat ze allebei als natuurlijke geneeswijzen kunnen worden beschouwd. Echter bij<br />

plantengeneeskunde, ook wel fytotherapie, is het zo dat men alleen werkt met<br />

plantenextracten en dat men bij homeopathie ook gebruik maakt van mineralen, dierlijke,<br />

menselijke, scheikundige en farmaceutische middelen. Een ander verschil is dat<br />

homeopathische middelen erg uitgedund zijn en daarom is er van de werkzame stof weinig<br />

over. Hierdoor zijn homeopathische middelen onschadelijke voor de mens. Bij<br />

plantengeneeskunde is dit niet zo en kunnen planten/kruiden naast het genezende effect ook<br />

negatieve bijwerkingen hebben. Wanneer men gebruik maakt van plantengeneeskunde is<br />

het van belang dat men op zoek gaat naar een erkende fytotherapeut en niet zelf aan de<br />

slag gaat. De redenen hiervan is dat het verkeerd gebruik van planten en kruiden dusdanige<br />

gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de mens. De recepten die zich in deze<br />

bijlage vinden, zijn niet schadelijk voor de mens, tenzij anders aangegeven. Echter, het kan<br />

niet voorkomen worden dat iemand een allergische reactie krijgt bij het gebruik van het<br />

product. Dus wees altijd voorzichtig.<br />

Plantengeneeskunde is een eeuwenoude tak van de geneeskunde en werd al toegepast in<br />

de tijd van de Oude Grieken. Later is men er steeds meer onderzoek naar gaan doen en<br />

werden er nieuwe recepten ontwikkeld. In de Middeleeuwen werden ‘heksen’ op de<br />

brandstapel gelegd wanneer zij een geheimzinnig brouwsel hadden gemaakt die wonden<br />

kon genezen. Deze brouwsels werden gemaakt met een specifiek kruidenmengsel en<br />

eigenlijk waren deze ‘heksen’ nog niet eens zo slecht. Deze heksen hadden veel kennis<br />

vergaard over kruiden en de werking hiervan, misschien hadden zij wel meer kennis dan een<br />

echte dokter in die tijd!<br />

Vandaag de dag gebruikt men nog steeds kruiden of plantenextracten om wonden en andere<br />

kwalen te genezen, dit is een precieze kunde, waarbij geen fouten mogen worden gemaakt.<br />

Fouten kunnen dusdanige gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens. Veel<br />

doktoren zijn huiverig over fytotherapeuten, omdat zij het maar kwakzalverij vinden.<br />

Geneeskrachtige kruiden, planten of bloemen zijn flora die genezende werking hebben bij<br />

een bepaalde kwaal. Deze producten vindt je in de natuur, zoals in het bos, de tuin of de<br />

berm. Men legt er soms een speciale tuin voor aan, zodat de flora goed verzorgd kan worden<br />

en de kans op plantenziektes te verkleinen. Vroeger werden ze vaak in het bos gevonden,<br />

omdat dan de kans op grotere hoeveelheid groter is. Geneeskrachtige flora kun je gebruiken<br />

tegen een kwaal en is voor iedereen beschikbaar.<br />

Sommige mensen geloven niet dat producten uit de natuur je beter kunnen maken en vinden<br />

onzin. Andere mensen geloven in de kracht van de natuur, maar moeten er wel voor zorgen<br />

wanneer ze een ernstige kwaal hebben om medisch advies te winnen bij een dokter.<br />

Om een geneeskrachtige werking van een kruid of plant toe te kunnen passen, kunnen er<br />

verschillende producten meegemaakt worden, namelijk:<br />

- Een drankje maken<br />

- Thee maken<br />

- Een zalf/crème maken<br />

- Olie maken.<br />

Hoe je dat doet staat bij de volgende kopjes.<br />

75


Bijlage 2: Achtergrondinformatie over de heemtuin<br />

Een heemtuin is een kunstmatig aangelegd landschap waar men wilde en inheemse flora en<br />

fauna vindt. De bedoeling van een heemtuin is dat men inzicht krijgt op de<br />

leefgemeenschappen. Een heemtuin moet dicht bij de mensen staan.<br />

De heemtuin in het Sloterpark is in 1975 aangelegd en betrekt een gebied van 1,5 hectare.<br />

Er is gezorgd voor hoogteverschil en dat er verschillende grondsoorten te vinden zijn.<br />

Hierdoor is de tuin een afwisselend geheel van dichtgroeiende stukjes bos, vennetjes,<br />

plasoever en rietlanden. In de heemtuin zijn er veel vogels en konijnen te vinden.<br />

Bij het ontwikkelen van een heemtuin zijn er bepaalde zaken die moeten gebeuren,<br />

bijvoorbeeld ervoor zorgen dat reliëf is en het voorkomen van erosie. Andere zaken die van<br />

belang zijn bij de ontwikkeling van een heemtuin zijn:<br />

- Het zaaien en planten van inheemse flora en de flora die niet thuis hoort in de heemtuin<br />

bestrijden of herplanten.<br />

- Het uitzetten van inheemse dieren en insecten en hiervoor een beschutting creëren.<br />

- Het controleren van de bodem en er voor zorgen dat er geen ‘schadelijke’ dieren wonen,<br />

zoals ratten of zwerfkatten.<br />

- Nieuwe waterwegen aanleggen en er voorzorgen dat deze waterwegen schoon blijven.<br />

76


Bijlage 3: Zelf kruidenzalf maken<br />

Voor je kruidenzalf gaat maken:<br />

- Wanneer je de zalf gaat gebruiken, probeer eerst een klein beetje uit. Het kan namelijk<br />

zo zijn dat je er allergisch voor bent.<br />

- Ga nooit zelf kruidenzalf maken, maar doe dit altijd onder begeleiding van iemand die er<br />

verstand van heeft.<br />

- Maak deze zalf in tweetallen of in viertallen.<br />

Dit heb je nodig (per potje):<br />

- 250 gram vaseline<br />

- 30 gram gedroogde kruiden of 75 gram verse kruiden (zie lijst hieronder)<br />

- 1 grote pan met water<br />

- 1 kleine pan zonder water<br />

- Een vergiet/zeef<br />

- Houten pollepel<br />

- Lege plastic kom<br />

- Een goed afsluitbaar donker potje (per kind)<br />

- Een etiket en een pen (per kind)<br />

- Wc-papier<br />

Tijd: anderhalf uur<br />

Au Bain Marie smelten:<br />

- Vul de grote pan voor helft met water.<br />

- Zet de grote pan op een laag vuurtje.<br />

- Doe de kleine pan in de grote pan.<br />

- Doe de vaseline in de kleine pan.<br />

- Wacht tot de vaseline gesmolten is.<br />

Basis van de kruidenzalf:<br />

1. Doe de vaseline in de kleine pan.<br />

2. Zet de kleine pan in de grote pan met water.<br />

3. Zet de grote pan op het vuur en laat de vaseline au bain Marie warm worden.<br />

4. Was de verse kruiden en snij deze in kleine stukjes of snij de gedroogde kruiden in<br />

stukjes.<br />

5. Voed de fijngehakte stukjes kruid in de gesmolten vaseline.<br />

6. Roer de fijngehakte stukjes kruiden goed door de gesmolten vaseline.<br />

7. Laat het mengsel een uur staan op een laag vuurtje.<br />

8. Na een uur doe je het vuur uit.<br />

9. Zeef het mengsel door de zeef in een grote plastic bak.<br />

10. Wacht tot de vaseline gestold is en schep het dan in potjes.<br />

11. Schrijf op het etiket wat voor zalf het is en de datum waar je het gemaakt hebt.<br />

12. Je zalf is klaar. Je kunt het 2 tot 3 jaar gebruiken, mits je het bewaart op een donkere,<br />

koele plek.<br />

77


Lijst met geneeskrachtige kruiden om zalf mee te maken<br />

Goudsbloemen - Desinfecteren, reinigen en genezen van<br />

de wond.<br />

- Bescherming tegen een droge en schrale<br />

huid.<br />

Brandnetel - Werkt bij: eczeem, droge huiduitslag,<br />

acne, brandwonden, muggenbeten.<br />

- Het werkt reinigend en helend.<br />

Arnica - Gebruiken bij: een schrale en droge<br />

handen, ellebogen en kloven, jeuk.<br />

Berkenblad - Werkt bij: eczeem, natte huiduitslag,<br />

voetschimmel en blaasjes.<br />

Kamille - Desinfecterend.<br />

- Helpt de huid reinigen en verzachten.<br />

Lavendel - Werkt ontspannend, krampwerend en<br />

kalmerend.<br />

Pepermunt of<br />

kruizemunt<br />

- Werkt ontspannend en verfrissend.<br />

- Een beetje zalf onder de neus zorgt er<br />

voor dat de verkoudheid los komt.<br />

78


Kastanjeblad - Tegen wintertenen en winterhanden<br />

Smeerwortel - Werkt verzachtend bij kneuzingen en<br />

botbreuken.<br />

- Werkt helend bij wondjes, puistjes en<br />

acne.<br />

79


Bijlage 4: Zelf kruidenolie maken<br />

Voor je kruidenolie gaat maken<br />

- Wanneer je de olie gaat gebruiken, probeer eerst een klein beetje uit. Het kan namelijk<br />

voorkomen dat je er allergisch voor bent.<br />

- Ga nooit zelf kruidenolie maken, maar doe dit altijd onder begeleiding van iemand die er<br />

verstand van heeft.<br />

- Maak deze olie in tweetallen of in viertallen.<br />

Dit heb je nodig voor 1 fles<br />

- 20 bloemen of 30 bloemtoppen of één eetlepel gedroogde of verse kruiden<br />

- Een glazen pot (doorschijnend)<br />

- Koud zonnebloemolie (zelf geperst of van de reformwinkel)<br />

- Een gaasje of een stukje doek<br />

- Een elastiek<br />

- Een zonnige plek<br />

- Dunnen doek of koffiefilters<br />

- Maatkan<br />

- Goed afsluitbare donkere flesjes<br />

- Etiketjes en een pen<br />

Tijd: een kwartier voor stap 1 t/m 4, drie weken voor stap 5 en 6, een uur voor stap 7 t/m 9.<br />

Basis voor de kruidenolie<br />

1. Doe verse bloemen of verse bloemtoppen droog in een glazen pot.<br />

2. Schenk er zonnebloem over tot de bloemen onder staan.<br />

3. Doe het stukje gaas of doekje over de glazen pot en dek deze af met het elastiek.<br />

4. Zet de glazen pot op een zonnige plek neer.<br />

5. Roer de eerste week de olie door.<br />

6. Laat de pot minstens drie weken in de zon staan.<br />

7. Na drie weken haal je de doek van de glazen pot.<br />

8. Zeef de olie door een dunne doek of een koffiefilter onder een maatkan<br />

9. Schenk de olie in kleine donkere flesjes en sluit deze goed af.<br />

10. Plak een etiket met de naam van de olie en de datum van de olie op het flesje<br />

11. De olie kun je gebruiken door op je huid te smeren, maar mag je nooit proeven.<br />

12. De olie is een jaar houdbaar.<br />

80


Lijst met geneeskrachtige kruiden om zalf mee te maken<br />

De bloemen van:<br />

St. Jans kruid Verwarmend en wond helend<br />

Kamille Verzachtend<br />

Kaasjeskruid Voor verkoudheid<br />

Rozemarijn Verwarmend en doorbloeding bevorderend<br />

Goudsbloem Wond helend en verzachtend<br />

Drie kleurig<br />

viooltje<br />

Bij huidproblemen<br />

Rozen Ruikt lekker, verzachtend en ontspannend.<br />

81


Lavendel Kalmerend, krampwerend en ruikt lekker<br />

Citroenmelisse Koortsverlagend, kalmerend en verzacht<br />

eczeem<br />

De bladeren van:<br />

Tijm<br />

Voor verkoudheid<br />

Rozemarijn Voor spieren en gewrichtspijnen<br />

Jeneverbes Reumatische klachten<br />

Brandnetels Eczeem, huiduitslag, muggenbeten<br />

Werkt helend en reinigend.<br />

82


Bijlage 5: Zelf kruidenthee maken<br />

Kruidenthee is een aftreksel van een kruid. Omdat kruidenthee geen zwarte thee bevat,<br />

zoals de meeste theesoorten, blijft de kruidenthee licht van kleur. Kruiden zet je van verse of<br />

gedroogde kruiden. Er zijn drie manieren om kruidenthee te vervaardigen:<br />

1. Doe de kruiden in een netje en doe ze daarna in een pan met koud water. Doe deksel op<br />

de pan en je laat het warm langzaam warm worden, het moet net onder het kookpunt<br />

blijven. Zet het vuur uit net onder kookpunt en laat de kruiden nog één minuut trekken.<br />

Giet het aftreksel in de thermoskan of de theepot. Direct in glazen mag ook.<br />

2. Doe de kruiden in een kruidennetje (deze zijn te koop bij de reformwinkel). Hang dit netje<br />

in de theepot of thermoskan en schenk er kokend water over. Laat de kruiden 5 tot 10<br />

minuten trekken.<br />

3. Laat de kruiden een nacht trekken in een bodem koud water, voordat je alles opwarmt op<br />

manier één of twee.<br />

Voor één liter thee heb je de volgende hoeveelheden nodig:<br />

- Thee die gezet wordt van gedroogde kruiden één eetlepel is genoeg.<br />

- Thee die gezet wordt van verse kruiden, voor één pot thee is een bosje van 40 gram<br />

voldoende. Mocht dit toch onvoldoende zijn, pas de dosis op gevoel aan.<br />

Benodigdheden (voor één klas ca. 25 leerlingen<br />

- 5 eetlepels gedroogde kruiden of 200 gram verse kruiden.<br />

- 5 theepotten van een liter<br />

- 25 glazen van 0,2 liter<br />

- 5 liter heet water (vanuit de waterkoker of een pan)<br />

- Kruidennetje, verkrijgbaar bij de betere reformwinkel<br />

Lijst met kruiden die bruikbaar zijn in de thee<br />

Citroenkruid Bevorderd voor de spijsvertering en is<br />

rustgevend.<br />

Brandnetel Vochtafdrijvend en helpt tegen diarree.<br />

Pomerans Kalmeert en helpt de spijsvertering en wordt<br />

gebruikt bij griep.<br />

83


Salie Werkt tegen nachtelijk zweten.<br />

Tijm Werkt bij griep en helpt bij de spijsvertering tegen<br />

krampen en winderigheid.<br />

Paardenbloem De wortels en de bloemen zijn vochtafdrijvend en<br />

stimuleren de lever en galblaas<br />

Anijs Werkt voor een goede spijsvertering en<br />

luchtwegen.<br />

Venkel Werkt voor een goede spijsvertering en<br />

luchtwegen<br />

Rozemarijn Werkt opwekkend en spijsverteringsbevorderend,<br />

maar mag niet gebruikt worden tijdens de<br />

zwangerschap!<br />

Pepermunt Werkt opwekkend, verfrissend en voor een goede<br />

spijsvertering en voor een goed geheugen. Niet<br />

gebruiken tijdens de zwangerschap!<br />

84


Kruizemunt Hetzelfde als pepermunt, maar mag wel tijdens<br />

de zwangerschap. Kruizemunt is minder sterk van<br />

smaak.<br />

Kamille Rustgevend en werkt tegen krampen,<br />

spijsvertering en de luchtwegen.<br />

Citroenverbena Is rustgevend, werkt tegen krampen en is milt van<br />

smaak.<br />

Zoethout Werkt voor een goede spijsvertering, beschermt<br />

de maag en mag niet gebruikt worden bij een te<br />

hoge bloeddruk! Maar je mag ook niet teveel<br />

zoethoutthee drinken, omdat je er een hoge<br />

bloeddruk van kan krijgen.<br />

Kaneel Verwarmt, bevordert en stimuleert de<br />

spijsvertering. Wil je thee maken van kaneel,<br />

stamp dan een kaneelstokje fijn.<br />

Vlierbloesem Is goed voor de luchtwegen, werkt bij koorts en<br />

griep en is rustgevend.<br />

85


Bijlage 6: Appelthee<br />

Benodigdheden<br />

- Appelschillen<br />

- Theepot<br />

- Theezeefje<br />

- Theedoosje<br />

Beschrijving<br />

Deze thee maak je van appelschillen.<br />

Dus als je appelmoes hebt of gebakken appel, kun je van de schillen nog eens een lekker<br />

drankje brouwen.<br />

Voor dit recept is het echter wel belangrijk dat je de schillen van onbespoten appels gebruikt,<br />

die je bovendien nog eens goed schoongemaakt hebt.<br />

Werkwijze<br />

Eerst moet je de schillen in de oven langzaam laten uitdrogen.<br />

Daarvoor spreid je ze uit op een bakblik dat je in de over zet van 50 tot 80 graden.<br />

De ovendeur laat je op een kiertje zodat de vochtige lucht kan ontsnappen.<br />

Zo nu en dan draai je de schillen om, want anders loop je de kans dat ze geroosterd worden,<br />

wat niet de bedoeling is.<br />

Als je thee wilt maken neem je een handjevol gedroogde schillen. Hier giet je een liter<br />

kokend water overheen.<br />

Dit laat je 10 minuten trekken, waarna je het vervolgens door een zeefje giet. Hoe droger de<br />

schillen, hoe fruitiger de thee smaakt.<br />

In een goed afgesloten doos kunnen de schillen meerdere weken bewaard worden, zonder<br />

dat zij hun smaak verliezen<br />

86


Bijlage 7: Achtergrondinformatie voor het maken van verf<br />

Voordat u verf gaat maken:<br />

- Kwasten moeten direct na gebruik schoongemaakt worden, vanwege het zetmeel wat<br />

gaat klonteren<br />

- Wanneer u verf maakt, probeer eerst een beetje uit.<br />

- Probeer nauwkeurig te werken. Het maken van verf kost tijd en kan veel rommel geven.<br />

Benodigdheden<br />

- Verschillende soorten groenten, fruit<br />

en bloemen.<br />

- Meerdere grote pannen om de<br />

producten in te koken.<br />

- Een kookplaat/gasstel.<br />

- Verschillende bakjes om het verf in te<br />

plaatsen<br />

- Kwasten<br />

- Oude t-shirts om te verven / Oude<br />

overhemden als schorten (eventueel)<br />

- Karton om op te schilderen<br />

- Potjes met water om de kwasten in<br />

schoon te spoelen.<br />

- Zout<br />

- Azijn<br />

- Water<br />

- Bakjes om verf in te maken<br />

- Kleine garde<br />

- Weegschaal<br />

- Maatbeker<br />

- Keukenmachine<br />

- Zeef<br />

87


Geel: Oranje<br />

- 20 gram donkergeel multivruchtensap<br />

- 20 gram zetmeel<br />

Werkwijze:<br />

Voeg het zetmeel al roerende bij het koude<br />

sap.<br />

Als het goed is heeft het mengsel de kleur<br />

van dikke yoghurt. Mocht dit niet<br />

zo zijn voeg dan extra zetmeel toe.<br />

Rood Bruin<br />

- 100 gram stukje rode paprika<br />

- 40 ml koud water<br />

- 20 gram zetmeel<br />

Werkwijze:<br />

Pureer de stukjes rode paprika in de<br />

keukenmachine.<br />

Zeef de paprika met een bolzeef.<br />

Het gezeefde sap gebruiken.<br />

Als het goed is, heft het mengsel de dikte<br />

van yoghurt. Mocht dit niet zo zijn,<br />

dan al roerende meer zetmeel toevoegen<br />

tot dat wel het geval is.<br />

Groen<br />

- 50 gram spinazie, peterselie, schil van<br />

de komkommer of courgette<br />

- 25 ml koud water<br />

- 20 gram zetmeel<br />

Werkwijze:<br />

Pureer de spinazie met het water in de<br />

keukenmachine.<br />

Zeef de spinazie met een bolzeef.<br />

Het gezeefde sap gebruiken.<br />

Het zetmeel al roerende bij het<br />

spinazievocht voegen<br />

Als het goed is heeft het mengsel de kleur<br />

van dikke yoghurt. Mocht dit niet<br />

zo zijn voeg dan extra zetmeel toe.<br />

- 20 gram wortelsap, eventueel zelfgemaakt.<br />

- 20 gram zetmeel<br />

Werkwijze<br />

Voeg het zetmeel al roerende bij het koude<br />

sap toe.<br />

Als het goed is, heft het mengsel de dikte van<br />

yoghurt. Mocht dit niet zo zijn,<br />

dan al roerende meer zetmeel toevoegen tot<br />

dat wel het geval is.<br />

- 20 gram cocao<br />

- 20 gram koud water<br />

- 25 gram zetmeel<br />

Werkwijze:<br />

Vermeng de cacao en het water.<br />

Dan het zetmeel al roerende toevoegen.<br />

Als het goed is, heft het mengsel de dikte van<br />

yoghurt. Mocht dit niet zo zijn,<br />

dan al roerende meer zetmeel toevoegen tot<br />

dat wel het geval is.


Bijlage 8: Receptenboekje Natuurspeelplaats Sloterpark<br />

89


Aardappelsalade<br />

Benodigdheden<br />

Start<br />

- 500 gram gekookte aardappelen<br />

- 1 halve ui<br />

- 1 halve citroen<br />

- 6 eetlepels mayonaise<br />

- 1 bosje bieslook<br />

Snij de aardappelen in kleine blokjes en doe ze in een kom.<br />

Leg de halve ui met de platte kant op een snijplank en snij er heel dunne plakjes van en dan<br />

die plakjes weer in kleine stukjes. Doe nu de gesneden ui bij de aardappelen.<br />

Werkwijze<br />

1. Pers de halve citroen uit en doe het sap bij de<br />

aardappelen<br />

2. Was de bieslook en knip ze boven de kom in<br />

kleine stukjes.<br />

3. Schep nu de mayonaise erbij en roer alles goed<br />

door elkaar.<br />

4. Zet de salade een poosje in de koelkast ,dan<br />

wordt ze nog lekkerder.<br />

90


Pizza bakken<br />

Benodigdheden<br />

- 1 kleine rode paprika, ontveld, zonder de zaadjes kleingesneden<br />

- ¼ theelepel gekneusd venkelzaad of oregano<br />

- ¼ theelepel zout<br />

- ⅛ theelepel zwarte peper<br />

- 30 g mozzarella, geraspt<br />

- 2 volkoren pitabroodjes (10 cm)<br />

- 8 eetlepels tomaten- of pizzasaus<br />

- ½ kleine rode ui, in dunne ringen<br />

Werkwijze<br />

1. Verwarm de grill voor.<br />

2. Vermeng in een kommetje de paprika met de venkel of oregano, het zout en de peper.<br />

3.<br />

3. Vermeng in een ander kommetje beide soorten kaas.<br />

4. Splits de pitabroodjes in twee helften. Leg de 4 broodrondjes met de gladde kant omlaag<br />

op een bakplaat.<br />

5. Rooster ze circa 1 min. op 10 cm afstand van de hittebron.<br />

6. Neem de rondjes onder de grill vandaan en bestrijk elk met 2 theel. tomatensaus.<br />

7. Verdeel de paprika, de kaas en de uienringen erover.<br />

8. Plaats de pizza's circa 2 min. onder de grill, tot ze heet zijn en de kaas gesmolten is.<br />

91


Wortelkoekjes<br />

Benodigdheden<br />

- 1 bos bospeen, groen verwijderd en wortels gewassen en fijngeraspt<br />

- 1 bakje verse bieslook (25 g)<br />

- 75 g gezouten cashewnoten<br />

- 3 eieren<br />

- 50 g bloem<br />

- 6 el olijfolie<br />

Werkwijze<br />

1. Doe de wortelrasp in een ruime kom.<br />

2. Knip de bieslook boven de kom fijn.<br />

3. Maal de noten in een keukenmachine fijn en voeg ze toe<br />

aan de geraspte wortel.<br />

4. Breng op smaak met peper.<br />

5. Mix de eieren met de bloem tot een glad beslag en meng<br />

door het wortelmengsel.<br />

6. Vorm met vochtige handen kleine koekjes (ca. 6 cm<br />

doorsnede).<br />

7. Verhit de olijfolie in een koekenpan en bak de koekjes in<br />

2 porties in ca. 5-6 min. goudbruin. Keer halverwege.<br />

92


Wortelsoep<br />

Benodigdheden<br />

- 2 el zonnebloemolie<br />

- 1 cm verse gember, geraspt<br />

- 1 ui, gesnipperd 1 kg winterpeen, in plakjes<br />

- 1 teen knoflook, fijngesneden<br />

- 700 g groentebouillon (van tablet) 1 pakje kokosmelk (200 ml)<br />

- 1 sinaasappel, uitgeperst<br />

- <strong>Material</strong>en<br />

- Staafmixer of keukenmachine<br />

Werkwijze<br />

1. Verhit de olie in een grote soeppan.<br />

2. Fruit hierin de gember met de ui 5 min. Roer af en<br />

toe.<br />

3. Voeg de winterpeen en de knoflook toe en bak kort<br />

mee.<br />

4. Schenk de bouillon en de kokosmelk in de pan.<br />

5. Breng de soep aan de kook en laat 15 min.<br />

zachtjes doorkoken tot de winterpeen gaar is.<br />

Pureer de soep in de keukenmachine of met de<br />

staafmixer.<br />

6. Roer het sinaasappelsap door de soep en breng op smaak met peper en zout.<br />

93


Bramentaart<br />

Benodigdheden<br />

- 125 g bloem + extra om te bestuiven<br />

- 50 g griesmeel (pak 500 g)<br />

- 4 el witte basterdsuiker<br />

- 100 g koude boter, in blokjes<br />

- 1 ei, losgeklopt<br />

- 2 friszoete appels (bijv. elstar), geschild<br />

- 1 doosje bramen<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Deegroller<br />

Werkwijze<br />

1. Meng de bloem, het griesmeel, 1 el suiker en een mespunt zout in een kom.<br />

2. Voeg de boter toe en meng snel tot grove kruimels.<br />

3. Voeg het ei toe en kneed snel tot een soepel deeg.<br />

4. Vorm er een bal van, dek af met vershoudfolie en leg minimaal 30 min. in de<br />

koelkast.<br />

5. Snijd de appels in vieren, verwijder het klokhuis.<br />

6. Snijd de kwarten in stukjes. Verwarm de oven voor op 200 °C.<br />

7. Bestrooi het werkblad dun met bloem en rol het deeg uit tot een ronde lap van ca. 35<br />

cm doorsnede.<br />

8. Leg het deeg op een met bakpapier beklede bakplaat.<br />

9. Schep de appel en de bevroren bramen erop en laat ca. 8 cm rondom vrij.<br />

10. Bestrooi het fruit met 2 el suiker en vouw de rand naar binnen over het fruit.<br />

11. Bestrooi de rand met de rest van de suiker.<br />

12. Bak de taart in het midden van de oven in ca. 30 min. gaar.<br />

13. Neem uit de oven, laat een beetje afkoelen en serveer warm.<br />

94


Pompoentaart<br />

Benodigdheden<br />

- 1 sinaasappel, schoongeboend<br />

- 1 pompoen<br />

- 1 flesje gembersiroop (250 ml)<br />

- 1 pak kandijkoeken (ontbijtkoek, 260 g)<br />

- 60 g boter<br />

- 3 eieren<br />

- 100 g lichtbruine basterdsuiker<br />

- 1 bekertje slagroom (125 ml)<br />

- 5 el schenkstroop (fles 500 g)<br />

- 2 tl kaneel<br />

- 1 tl gemalen foelie (bakje 18 g)<br />

- 1 tl gemalen kruidnagel (bakje 23 g)<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- keukenmachine<br />

- siliconen bakvorm (Ø 24 cm)<br />

Werkwijze<br />

1. Verwarm de oven voor op 170 °C. Rasp de oranje s chil van de sinaasappel en pers<br />

de vrucht uit. Snijd de pompoen in parten. Verwijder zaden, draden en de schil. Snijd<br />

in blokjes en kook deze 20 min. in 1 liter water, de gembersiroop en het<br />

sinaasappelsap. Giet af en laat afkoelen.<br />

2. Verkruimel ondertussen de koeken in de keukenmachine. Smelt de boter en vermeng<br />

met de kruimels. Verdeel over de bodem van de bakvorm en druk stevig aan. Zet tot<br />

gebruik in de koelkast.<br />

3. Pureer de pompoen. Klop de eieren met de basterdsuiker en slagroom los. Meng de<br />

puree erdoor en voeg sinaasappelrasp, stroop, kaneel, foelie en kruidnagel toe. Doe<br />

de vulling in de vorm. Garneer desgewenst met kaneelstokjes en bak de taart 45 min.<br />

Laat goed afkoelen.<br />

95


Kaas-Preitaart<br />

Benodigdheden<br />

- 1/2 pakje deeg voor hartige taart (a 450 g, diepvries)<br />

- 1 el olijfolie<br />

- 600 g prei, in schuine ringen van 2 cm<br />

- 4 eieren<br />

- 150 ml halfvolle melk<br />

- 200 g roombrie (stukje), in kleine stukjes<br />

- 100 g extra belegen kaas 48+, geraspt<br />

- 1 pakje verse roomkaas met kruiden (125 g)<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Bakpapier<br />

- Springvorm (doorsnede 26 cm)<br />

Werkwijze<br />

1. Verwarm de oven voor op 190 °C.<br />

2. Bedek de bodem van de springvorm met bakpapier.<br />

3. Bekleed met het deeg.<br />

4. Bak 8 min. in de oven.<br />

5. Verhit de olie en bak de prei 3 min.<br />

6. Druk in een vergiet het vocht eruit. Verdeel over de vorm.<br />

7. Klop de eieren los met de melk.<br />

8. Roer de brie, de geraspte kaas, de roomkaas en peper naar smaak erdoor.<br />

9. Schep over de prei en bak in ca. 30 min. goudbruin in de oven.<br />

10. Lekker met een salade van Chinese kool en vinaigrette.<br />

96


Worteltaart met banaan<br />

Benodigdheden<br />

- 4 eieren<br />

- 200 g lichtbruine basterdsuiker (zak 500 g)<br />

- 200 ml zonnebloemolie<br />

- 250 g zelfrijzend bakmeel<br />

- 2 tl kaneelpoeder<br />

- 1/2 zakje bakpoeder (a 8 g)<br />

- 300 g winterpeen (zak 1 kg), fijngeraspt<br />

- 2 bananen, fijngeprakt<br />

- 1 bakje walnoten (60 g), gehakt<br />

- 25 g boter, op kamertemperatuur<br />

- 200 g poedersuiker<br />

- 3 el roomkaas<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- springvorm (Ø 24 cm), ingevet<br />

Werkwijze<br />

1. Verwarm de oven voor op 170 °C. Klop met een mix er de eieren, de basterdsuiker en<br />

een mespunt zout tot een schuimige crème. Zet de mixer op de laagste stand en<br />

meng de olie erdoor.<br />

2. Zeef het bakmeel, het kaneelpoeder en het bakpoeder boven het eimengsel en meng<br />

met een houten lepel voorzichtig door elkaar.<br />

3. Voeg de wortels, de bananen en de walnoten toe. Doe het mengsel in de springvorm.<br />

Bak ca. 50 min. in de oven. Laat afkoelen.<br />

4. Doe de boter, de poedersuiker en de roomkaas in een kom en meng met een vork tot<br />

glazuur. Verdeel met de bolle kant van een lepel over de worteltaart.<br />

97


Broccoli- courgettesoep<br />

Benodigdheden<br />

- 2 el olijfolie<br />

- 1 rode ui, fijngesneden<br />

- 1 courgette, fijngesneden<br />

- 300 g broccoliroosjes<br />

- 750 ml water<br />

- 1 1/2 tuinkruidenbouillontablet<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Staafmixer<br />

Werkwijze<br />

- Verhit de olijfolie en fruit de ui 3 minuten.<br />

- Bak de courgette 5 min. mee.<br />

- Voeg de broccoli, water en bouillontablet toe.<br />

- Laat 4 min. zacht koken.<br />

- Pureer met een staafmixer.<br />

- Breng op smaak met peper en zout.<br />

- Lekker met verse munt.<br />

98


Slasoep<br />

Benodigdheden<br />

- 1 kropsla<br />

- 1 ui, gesnipperd<br />

- 25 g boter<br />

- 1 el bloem<br />

- 750 ml groentebouillon (van 1 tablet)<br />

- 1 bekertje crème fraîche (125 ml)<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Staafmixer<br />

Werkwijze<br />

1. Haal de bladeren van 1 kropsla los en was ze.<br />

2. Fruit de ui 4 min. in de boter in een soeppan.<br />

3. Voeg de sla toe en laat iets slinken.<br />

4. Voeg de bloem toe en laat al roerend in 2 min.<br />

binden.<br />

5. Voeg de groentebouillon toe, breng aan de kook.<br />

6. Haal de pan van het vuur en pureer met een<br />

staafmixer.<br />

7. Roer de crème fraîche en peper en zout erdoor.<br />

8. Lekker met fijngesneden peterselie.<br />

99


Verse tomatensoep<br />

Benodigdheden<br />

- 1,5 kg tomaten, aan tros<br />

- 2 eetlepels olijfolie<br />

- 1 ui, fijngesneden<br />

- 2 tenen knoflook, fijngesneden<br />

- 2 stengels bleekselderij, in kleine stukjes<br />

- 1 liter groentebouillon, van tabletten<br />

- 400 g rundergehakt<br />

- 100 g rauwe ham, fijngesneden<br />

- 1 klein ei<br />

- 1 beschuit, verkruimeld<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Staafmixer of keukenmachine<br />

Werkwijze<br />

1. Snijd het vel van de tomaten kruislings in, dompel ze in kokend water en trek het vel<br />

eraf. Snijd ze in kleine stukjes.<br />

2. Verhit de olie in een ruime pan en fruit de ui, knoflook en bleekselderij 3 minuten.<br />

3. Voeg de tomaten toe en bak ze 5 minuten mee.<br />

4. Schenk de bouillon in de pan en laat 15 minuten zacht koken.<br />

5. Kneed het gehakt met de rauwe ham, het ei, de beschuit en wat zout en peper, of<br />

maal alles in een keukenmachine fijn.<br />

6. Draai gehaktballetjes ter grootte van grote knikkers.<br />

7. Pureer de soep in de pan met een staafmixer.<br />

8. Voeg de balletjes toe en laat de soep nog ca. 10 minuten zachtjes koken.<br />

9. Zet de pan op een rechaud.<br />

10. Lekker met pittige geraspte kaas en peterselie.<br />

100


Maïsomelet<br />

Benodigdheden<br />

- 1 blik maïskorrels/ 300 gram<br />

- 1 ui<br />

- 1 rode paprika<br />

- 6 eieren<br />

- 4 eetlepels vloeibare margarine<br />

- 160 gr rucola sla<br />

- 4 eetlepels sladressing bieslook (fles a 270 ml)<br />

- 4 harde bruine broodjes<br />

Werkwijze<br />

1. Maïs laten uitlekken.<br />

2. Ui pellen en fijnsnijden.<br />

3. Paprika schoonmaken en in blokjes snijden.<br />

4. Eieren loskloppen met zout en peper.<br />

5. In koekenpan helft van margarine verhitten.<br />

6. Ui en paprika 2 min. bakken. Ui en paprika door maïs scheppen.<br />

7. Groentemengsel met ei mengen.<br />

8. Bak van eimengsel na elkaar 2 grote omeletten in 1 el margarine (per stuk) met de<br />

deksel op de pan.<br />

9. Salade over vier borden verdelen en met dressing besprenkelen.<br />

10. Omeletten in 4 punten snijden.<br />

11. Op elk bord 2 punten omelet leggen.<br />

12. Met broodjes serveren.<br />

101


Aardappelomelet<br />

Benodigdheden<br />

- 4 grote aardappels (ca. 700 g Lady Cristl)<br />

- 1 eetlepel boter of margarine<br />

- 8 eieren (M)<br />

- zout en versgemalen zwarte peper<br />

- 1/2 eetlepel gedroogde Provençaalse kruiden<br />

- 100 g geraspte Gruyère (kaas)<br />

- 2 takjes peterselie<br />

- 4 eetlepels slagroom<br />

<strong>Material</strong>en<br />

- Koekenpan met anti-aanbaklaag, doorsnede ca. 28 cm<br />

Werkwijze<br />

1. Aardappels schillen en in kleine blokjes snijden.<br />

2. Boter in koekenpan met antiaanbaklaag verhitten en hierin aardappels op middelhoog<br />

vuur al omscheppend in ca. 10 minuten gaar en goudbruin bakken.<br />

3. Intussen eieren in kom loskloppen met zout, peper, kruiden en helft van geraspte<br />

kaas erdoor mengen.<br />

4. Peterselie fijn hakken.<br />

5. Losgeklopte eieren bij aardappels in pan schenken.<br />

6. Pan afdekken en omelet ca. 5 minuten bakken tot onderkant goudbruin is.<br />

7. Bord op bovenkant omelet leggen en omelet keren.<br />

8. Andere kant ook goudbruin bakken.<br />

9. Omelet op schaal laten glijden en rest van kaas erover strooien en slagroom erover<br />

schenken.<br />

10. Garneren met fijngehakte peterselie.<br />

11. Serveren met frisse tomatensalade en knapperig brood.<br />

102


Witlofsalade<br />

Benodigdheden<br />

- 3 stronken witlof<br />

- 1 sinaasappel<br />

- 3 el olijfolie extra vierge<br />

- 1 el wittewijnazijn<br />

- 1 tl grove mosterd<br />

- 1 tl vloeibare honing<br />

Werkwijze<br />

1. Snijd de onderkant van de stronken witlof en snijd het witlof doormidden. Verwijder de<br />

harde kern. Haal de blaadjes los. Schil met een scherp mes de schil en het wit van de<br />

sinaasappel en snijd de vruchtvleesparten uit de vliesjes.<br />

2. Klop een dressing van de olie, de azijn, de mosterd en de honing. Breng op smaak<br />

met peper en zout.<br />

3. Leg de witlofblaadjes en de sinaasappel door elkaar op een schaal. Schenk de<br />

dressing erover.<br />

103


Brandnetelsoep<br />

Benodigdheden<br />

- 1 ui (gesnipperd)<br />

- 1 teentje knoflook<br />

- 2 eetlepels olie<br />

- 200 gram jonge brandnetels<br />

- 5 deciliter groentebouillon<br />

- scheutje room<br />

- peper<br />

- zout<br />

Werkwijze<br />

Tip<br />

1. Verhit de olie en fruit hierin de ui en pers de teen knoflook die je ook even meefruit tot<br />

ze glazig zijn.<br />

2. Was de brandnetels en breng ze met aanhangend vocht aan de kook zodat ze<br />

slinken.<br />

3. Als ze geslonken zijn meteen uit de pan halen.<br />

4. Hak de brandnetels fijn of gebruik hier een keukenmachine / blender bij.<br />

5. Voeg de brandnetels samen met de bouillon toe aan de ui en knoflook en breng dit<br />

aan de kook.<br />

6. Laat 10 á 15 minuutjes zachtjes koken en breng de soep op smaak met peper en<br />

zout.<br />

7. Voeg als laatste de room toe.<br />

Bij deze hele ouderwetse soep zijn croutons erg lekker.<br />

Bak blokjes oud brood in een beetje olie tot ze lichtbruin en knapperig zijn.<br />

104


5. Bodem en water in het Sloterpark<br />

Docentenhandleiding PO<br />

105


Inleiding en verantwoording<br />

De Natuurspeeltuin in Stadsdeel West is een rijke leeromgeving waar leerlingen<br />

spelenderwijs in aanraking komen met natuur- en techniekonderwijs.<br />

De leerlingen leren vooral van elkaar en de omgeving, zonder dat er begeleiding<br />

noodzakelijk is.<br />

Het NME centrum Drijfsijs heeft verschillende lespakketten ontwikkeld voor leerlingen uit het<br />

primair onderwijs. Deze lessen kunnen begeleid worden door leerkrachten, vrijwilligers en<br />

begeleiders uit het NME centrum zelf.<br />

Het lespakket Bodem en water bestaat voor het primair onderwijs uit twee verschillende<br />

onderdelen:<br />

- Het insectenhotel<br />

- Waterkwaliteit bepalen<br />

Beide onderdelen bestaan uit lessen die in de klas of in en rond het NME centrum uitgevoerd<br />

kunnen worden. Er kan een keuze gemaakt worden uit een of meer lessen. De lessen zijn zo<br />

ontwikkeld dat er niet veel voorkennis nodig is van de leerlingen noch van de begeleiders.<br />

Binnen deze onderdelen word Biodiversiteit uitgebreid behandeld.<br />

In deze docentenhandleiding vindt u achtereenvolgens de globale inhoud en de leerdoelen<br />

van het lesprogramma, een uitgebreide beschrijving van de lesonderdelen en tot slot<br />

achtergrondinformatie. In de bijlage vindt u de werkbladen en het lesmateriaal wat gebruikt<br />

kan worden om te kopiëren.<br />

106


5.1 Waterkwaliteit bepalen<br />

Context<br />

Veel leerlingen weten dat er in de sloot, plas, meer of gracht in de buurt waterdieren leven.<br />

Een aantal leerlingen zullen weleens gevist hebben met een hengel of met een netje. Als<br />

leerlingen denken aan dieren in het water, wordt er meteen gedacht in de vorm van een vis.<br />

Als de leerlingen even beter kijken, zullen ze zich verwonderen over de hoeveelheid<br />

verschillende dieren in het water. Welke dieren zich in het water bevinden en hoeveel<br />

verschillende, gaan de leerlingen onderzoeken op twee plaatsen in het Sloterpark. Een deel<br />

van het water in het Sloterpark wordt namelijk gezuiverd door een rietkraag.<br />

Inhoud en aanpak<br />

De temperatuur, zuurgraad, helderheid, geur van het water geeft aan of het water schoon is.<br />

Dit kan gemeten worden met meetinstrumenten. Al deze factoren hebben invloed op de<br />

biodiversiteit van de waterdieren. In het Sloterpark wordt een deel van het water gezuiverd<br />

door een rietkraag. De vraag is of dit daadwerkelijk voor schoner water en een hogere<br />

biodiversiteit zorgt.<br />

De les bestaat uit het onderzoeken van de waterdieren die zich in het ‘vuile’ water bevinden<br />

en in het ‘schone’ water. De dieren kunnen met een digitale microscoop vergroot worden.<br />

Ook kan als aanvulling voor groep 7 en 8 de waterkwaliteit gemeten worden met<br />

meetinstrumenten. Al deze gegevens worden met elkaar vergeleken en een conclusie<br />

getrokken.<br />

107


5.1.1 Les: Hoe schoon is het water?<br />

Doelgroep<br />

De lessen zijn geschikt voor leerlingen uit groep 5 t/m 8. Ook is van belang dat de leerlingen<br />

minimaal beschikken over zwemdiploma A.<br />

Beginsituatie<br />

De leerling weet:<br />

- Dat er verschillende waterdieren in de sloot bevinden<br />

Lesdoelen<br />

De leerling weet:<br />

- Dat je de waterkwaliteit kunt bepalen door de hoeveelheid en soorten dieren die in het<br />

water leven, in kaart te brengen.<br />

- Wat biodiversiteit is en kan vertellen of er een hoge of lage biodiversiteit is.<br />

De leerling kan:<br />

- Een zoekkaart van waterdieren gebruiken.<br />

- Op de juiste manier met levende dieren omgaan. (respect hebben voor de natuur)<br />

- Een conclusie trekken over de waterkwaliteit in het Sloterpark.<br />

Extra lesdoelen groep 7 en 8<br />

De leerling kan:<br />

- Met een thermometer de temperatuur van het water bepalen<br />

- Met pH-papier de zuurgraad van het water bepalen<br />

Kerndoelen<br />

Kerndoelen Natuur en techniek 40, 41 en 42<br />

- De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren<br />

onderscheiden ten benoemen en leren hoe ze functioneren in hun eigen omgeving.<br />

- De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en<br />

functie van hun onderdelen.<br />

- De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen<br />

zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.<br />

Tijdschema<br />

1. Start met uitleg 15 minuten<br />

2. Uitdelen van de spullen 10 minuten<br />

3. Buitenactiviteit 20 minuten<br />

4. Waterdieren bekijken en noteren 30 minuten<br />

5. Vergelijken van waterkwaliteit + afronden 15 minuten<br />

6. Opruimen van materiaal 15 minuten<br />

Totaal 1 uur 45 minuten<br />

108


Materiaal<br />

- Werkblad voor elke leerling (zie werkblad 1 en 2)<br />

- Schrijf- en tekenmateriaal<br />

- Emmer om water in te doen<br />

- Witte bak (afwasteil)<br />

- Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />

- Loep<br />

- Schepnetje<br />

- Petrischaal<br />

- Plastic pipet (opening iets groter geknipt)<br />

- Digitale microscoop (aangesloten op beeldscherm)<br />

- Torkrol<br />

Extra materiaal bij gebruik van werkblad groep 7 en 8<br />

- Thermometer<br />

- pH-papier en kleurenkaart<br />

Groepsindeling<br />

De groepen zijn ingedeeld van 2 tot 4 leerlingen. Elke les kent een klassikale start en<br />

afronding. Ook tijdens de les zullen er momenten zijn dat de klassikale ideeën worden<br />

uitgewisseld. Leerlingen werken individueel aan hun werkblad.<br />

Lesplan<br />

Lesfase 1<br />

Start de les zo, dat leerlingen goed het bord kunnen zien. Projecteer met behulp van de<br />

beamer de plattegrond van het park. Vertel dat een deel van het water gezuiverd wordt<br />

doordat er een rietkraag geplaatst is. De leerlingen gaan onderzoeken of de waterkwaliteit<br />

verschilt. Vraag aan de leerlingen hoe een rietkraag werkt.<br />

Laat de leerlingen nadenken over hoe ze de waterkwaliteit kunnen testen. Hoe kun je zien of<br />

het water schoon is? De leerlingen geven antwoorden en deze worden op het bord<br />

genoteerd. (helderheid van het water, temperatuur, diertjes, zuurgraad etc.)<br />

Vertel de leerlingen dat je aan de hand van de hoeveelheid verschillende waterdieren die je<br />

kunt vinden, je kunt zeggen of het water schoon is. Zal het water schoner zijn bij meer of<br />

minder dieren?<br />

Vertel dat sommige dieren liever in schoon water leven en sommige dieren in vies water.<br />

Zodra dit besproken is, wordt er uitgelegd hoe een zoekkaart werkt. Een zoekkaart helpt je<br />

bij het geven van een naam aan het diertje. Ook kun je in een tabel vinden of het diertje juist<br />

in schoon of vies water leeft. Door diertjes te vangen en te bestuderen gaan we kijken welk<br />

water het schoonst is.<br />

Hulpvragen:<br />

- Welke dieren verwachten de leerlingen te vinden in het water?<br />

- Vertellen dat we geen vissen vangen, maar naar andere dieren gaan zoeken<br />

- Vertellen over waterzuivering, waar verwachten ze meer dieren te vinden?<br />

Deel de werkbladen uit en laat de leerlingen de werkbladen individueel goed lezen. Geef ze<br />

voldoende tijd. Hierna vraag je een leerling kort samen te vatten wat er op het werkblad<br />

stond. Vertel zelf nog in een aantal regels wat de bedoeling is.<br />

109


Lesfase 2<br />

Laat de leerlingen in groepen werken. Ze kunnen zelf groepen maken van 2 tot 4 leerlingen.<br />

Als het mogelijk is om in kleine groepen te werken, heeft dat de voorkeur. Het ligt aan de<br />

hoeveelheid materiaal wat beschikbaar is. Hierna krijgen de groepen een nummer. Dit<br />

nummer komt overeen met het materiaal dat ze krijgen. De materialen zijn genummerd. De<br />

oneven nummers gaan het gewone water onderzoeken. De even nummer onderzoeken het<br />

gezuiverde water.<br />

Op de laatste pagina van het werkblad, is een overzicht van de materialen die uitgedeeld<br />

worden. De leerlingen kunnen controleren of ze alles hebben gehad. Ook bij het inleveren<br />

aan het einde van de opdracht, moet worden gecontroleerd of het materiaal compleet is. De<br />

groepsleden zijn allen verantwoordelijk voor het materiaal. Maak dit de leerlingen duidelijk.<br />

Vertel de leerlingen respectvol om te gaan met de dieren.<br />

Lesfase 3<br />

De leerlingen gaan buiten waterdieren verzamelen. Spreek een tijd af en zorg dat elk groepje<br />

beschikt over een klok. Spreek een bepaalde tijd af dat de leerlingen terug moeten zijn.<br />

Lesfase 4<br />

Leerlingen komen terug en gaan de diertjes isoleren met behulp van een opengeknipte pipet.<br />

Hiermee brengen ze het diertje over in een apart bakje of petrischaaltje. Met een loep<br />

bestuderen ze het diertje en kunnen ze met behulp van de zoekkaart de naam van het diertje<br />

vinden. Deze wordt genoteerd op hun werkblad. Ze krijgen 30 minuten de tijd om zoveel<br />

mogelijk diertjes te bestuderen om aan te geven of het om schoon of vies water gaat.<br />

Aan het einde van de 30 minuten hebben de leerlingen op grote vellen papier met een dikke<br />

stift geschreven welke dieren ze gevonden hebben. En een conclusie getrokken over de<br />

waterkwaliteit.<br />

Lesfase 5<br />

De grote vellen worden naast elkaar opgehangen. Zorg dat de vellen van het ongezuiverde<br />

en gezuiverde water apart van elkaar hangen. Bespreek waar de biodiversiteit het hoogst is.<br />

Is er verschil tussen gezuiverd en ongezuiverd water?<br />

Lesfase 6<br />

Na het bespreken van de uitkomsten, moet er opgeruimd worden. Vertel de leerlingen<br />

duidelijk hoe je wilt dat er opgeruimd wordt en waar alles moet komen te staan. Na het<br />

opruimen gaat iedereen weer netjes op zijn/haar plaats zitten om de dag gezamenlijk af te<br />

ronden. Zo kan er ook goed gezien worden waar niet goed opgeruimd is.<br />

110


Achtergrondinformatie<br />

Waterkwaliteit<br />

Waterkwaliteit kan worden omschreven als de samenstelling van het oppervlaktewater en<br />

grondwater. Deze verschilt op verschillende plekken, tijdstippen en dieptes. De waterkwaliteit<br />

wordt beïnvloed door natuurlijke processen en door watervervuiling door de mens. De<br />

waterkwaliteit kan vanuit verschillende invalshoeken beschouwd worden. De chemische en<br />

ecologische waterkwaliteit.<br />

Chemische waterkwaliteit<br />

Bij chemische waterkwaliteit kijk je naar de chemische samenstelling van het water.<br />

Bijvoorbeeld de hoeveelheid zout, kalk, zuurstofgehalte. Maar ook emissies uit industrie en<br />

landbouw en afspoeling van wegen (pekel, zware metalen) en van gebouwen (zink, koper,<br />

zware metalen) bepalen mede de chemische waterkwaliteit.<br />

Ecologische waterkwaliteit<br />

Verschillende planten en dieren gedijen bij verschillende waterkwaliteiten. Van nature is de<br />

belangrijkste onderscheid in ecologische kwaliteit het zoutgehalte. Een zoetwaterplant zul je<br />

namelijk niet in een zout of brak milieu aantreffen. Brakwater kun je vinden bij de overgang<br />

van zoet en zout water. Door te kijken naar de diersoorten die je in het water treft, kun je<br />

bepalen of het gaat om een goede, matige of slechte kwaliteit water.<br />

Verschillende aspecten van het water zullen ook aangeven of het om een goede, matige of<br />

slechte kwaliteit gaat: o.a. de zuurgraad, kalkgehalte, zoutgehalte, zuurstofgehalte,<br />

helderheid, geur.<br />

Biodiversiteit<br />

Biodiversiteit is de verscheidenheid aan leven om ons heen in alle mogelijke vormen en<br />

soorten:<br />

- Bio is leven<br />

- Diversiteit is verscheidenheid<br />

Het belang van biodiversiteit<br />

De wereld kan niet zonder biodiversiteit. Soorten en ecosystemen zorgen bijvoorbeeld voor<br />

de productie van zuurstof, afbraak van dode dieren en planten, bestuiving van planten<br />

(waaronder landbouwgewassen), waterzuivering en het beheersen van plagen. Biodiversiteit<br />

betekent voor de mens voedsel, bouwmateriaal, brandstof (hout) en grondstoffen voor<br />

kleding (zoals katoen) en medicijnen.<br />

Veel levensvormen op de aarde zijn afhankelijk van elkaar. Daarin speelt variatie een<br />

belangrijke rol. Ook de mens kan zonder andere organismen niet bestaan. Biodiversiteit is<br />

behalve mooi, ook nuttig en noodzakelijk. Het zorgt niet alleen voor schoon water, vruchtbare<br />

grond en een stabiel klimaat, maar levert ook voedsel en grondstoffen voor huisvesting,<br />

kleding, brandstof en medicijnen. Deze natuurlijke hulpbronnen verschaffen<br />

bestaanszekerheid en vormen de basis voor onze welvaart. Biodiversiteit draagt bij aan de<br />

kwaliteit van leven en het welzijn van mensen.<br />

Ook leidt wetenschappelijk onderzoek aan biodiversiteit regelmatig tot technologische<br />

innovatie, economische vooruitgang en meer welzijn (als het bijvoorbeeld leidt tot nieuwe<br />

medicijnen).<br />

Bedreiging biodiversiteit<br />

De biodiversiteit op aarde gaat sterk achteruit. De mens tast leefgebieden van diersoorten,<br />

plantensoorten en schimmelsoorten aan. Dat gebeurt onder andere door boskap,<br />

111


wegenaanleg, visserij en handel in bedreigde diersoorten. Dier- en plantensoorten reizen ook<br />

met mensen mee en brengen in een ander gebied de inheemse soorten in gevaar. Herstel<br />

van de biodiversiteit op aarde duurt vele miljoenen jaren.<br />

Planten, dieren, bacteriën en schimmels hebben bepaalde leefomstandigheden nodig om te<br />

kunnen overleven. In Nederland zie je buiten geen palmbomen, maar wanneer je richting het<br />

zuiden rijdt (Zuid-Frankrijk en Spanje) vind je ze wel. Dit heeft te maken met verschillende<br />

klimaten over de hele wereld. Ook vind je apen en kamelen niet in Nederland, maar in<br />

andere werelddelen wel.<br />

Wanneer er verandering is van het klimaat, de temperatuur van het water bijvoorbeeld<br />

steeds hoger wordt, zullen bepaalde dieren hier niet kunnen overleven. Dan spreek je over<br />

het dalen van de biodiversiteit.<br />

Door wereldwijde klimaatverandering, toename van consumptie, vervuiling, introductie van<br />

vreemde soorten, overexploitatie van natuurgebieden en natuurlijke hulpbronnen wordt de<br />

biodiversiteit ernstig bedreigd. Plant- en diersoorten verdwijnen en ecosystemen raken<br />

verstoord. Schone lucht, zuiver water, een vruchtbare bodem en een stabiel klimaat zijn niet<br />

langer vanzelfsprekend. Dit treft mensen in arme landen, omdat zij vaak direct afhankelijk<br />

zijn van wat de bossen en het land voortbrengen, maar het treft ook onszelf. Aantasting van<br />

biodiversiteit en uitputting van natuurlijke hulpbronnen bedreigt uiteindelijk het voortbestaan<br />

van alle mensen.<br />

Daar moet verandering in komen! De Nederlandse overheid heeft duurzaam gebruik en meer<br />

kennis van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen hoog op de agenda staan. Zij neemt<br />

initiatieven voor het ontwikkelen van effectief nationaal en internationaal beleid. Maar niet<br />

alleen de overheid is verantwoordelijk. Een doeltreffende aanpak van dit levensbelangrijke<br />

probleem is alleen mogelijk als overheid, burgers, bedrijven en maatschappelijke<br />

organisaties nauw met elkaar samenwerken.<br />

http://www.biodiversiteit.nl/biodiversiteit-is-levensbelang/wat-is-biodiversiteit-waarom-isbelangrijk<br />

Zoekkaart<br />

Determinatie is in de biologie het 'op naam brengen' van een planten- of diersoort, dat wil<br />

zeggen identificeren, of bepalen tot welke soort een bepaald exemplaar behoort. Om dit<br />

gemakkelijk te kunnen doen zijn zoekkaarten of determinatietabellen gemaakt voor<br />

bijvoorbeeld waterdieren, bodemdieren, waterplanten etc.<br />

Hoe gebruik je een zoekkaart?<br />

Een zoekkaart is heel eenvoudig te gebruiken ook voor leerlingen, want er staat weinig tekst<br />

en is in begrijpelijke taal met plaatjes.<br />

Je begint bij start. Daar bevindt zich meteen een vraag. Je hebt een aantal<br />

keuzemogelijkheden. Je maakt een keuze en komt bij een nieuwe vraag. Op een gegeven<br />

moment ben je bij het einde en is er geen vraag meer. Dit betekent dat als je het dier of de<br />

plant goed bekeken hebt, je de naam ervan kunt aflezen. Stel dat je uitkomt op spin,<br />

betekent dit dat je in een boek verder kunt zoeken om welke sin het precies gaat. Je bent in<br />

ieder geval zeker dat het om een spin gaat.<br />

http://nl.wikipedia.org/wiki/Determinatie<br />

112


Praktische tips<br />

Materiaal compleet houden<br />

Bij deze les wordt veel gebruik gemaakt van kostbaar materiaal. De kleine spullen kunnen<br />

snel kwijtgeraakt worden, doordat er veel verschillende leerlingen met het materiaal werken.<br />

Ook gaan de leerlingen een buitenactiviteit doen en kunnen er spullen blijven liggen.<br />

- Maak een lijst met de groepsleden.<br />

- Zorg ervoor dat elk groepje een nummer krijgt. Al het materiaal waar de groepjes mee<br />

werken, markeer je met een groepsnummer. Gebruik hiervoor een watervaste stift en<br />

stickers.<br />

- Voor in het werkboek is een lijst te vinden met materiaal. Gebruik je meer of ander<br />

materiaal, zorg dat de lijst bijgewerkt wordt. Aan het einde van de les, vinken de<br />

leerlingen af of het materiaal compleet is. Op deze manier kun je als begeleider in een<br />

oogopslag zien of het compleet is. Ook gaan de leerlingen zuinig met het materiaal om.<br />

- Zorg dat de leerlingen tijdens de buitenactiviteit niet meer meenemen dan nodig is.<br />

Alleen een emmer en visnetje. De rest blijft in het NME-centrum op tafel liggen.<br />

Websites<br />

www.bioplek.org<br />

www.biodiversiteit.com<br />

113


Bijlagen<br />

Bijlage I: Werkblad 1 Hoe schoon is het water? (groep 5 t/m 8)<br />

Bijlage II: Werkblad 1 Hoe schoon is het water? (groep 7 en 8)<br />

Bijlage III: Zoekkaart waterdieren<br />

Bijlage III: Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />

Bijlage IV: Afbeeldingen van de materialen + naam<br />

114


Werkblad Waterkwaliteit bepalen (groep 5 t/m 8)<br />

Groepsnummer<br />

1 / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7 / 8 / 9 / 10<br />

Groepsleden<br />

1. _____________________________<br />

2. _____________________________<br />

3. _____________________________<br />

4. _____________________________<br />

Voor je begint met het onderzoek krijg je alle materialen die je nodig hebt. Samen met je<br />

groepje ben je hier verantwoordelijk voor.<br />

- Vink aan welke materialen je hebt gekregen.<br />

- Ben je klaar en ga je de materialen weer inleveren?<br />

Vink aan of alles weer compleet is.<br />

<strong>Material</strong>en Gekregen Weer<br />

compleet?<br />

Witte bak<br />

Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />

Loep<br />

Schepnetje<br />

Pen/Potlood<br />

Emmer<br />

Petrischaaltje<br />

Pipet<br />

115


Wat ga je doen?<br />

Je gaat de waterkwaliteit bepalen van een sloot in het Sloterpark. Van je begeleider krijg je<br />

te horen waar je het water gaat onderzoeken en waterdieren gaat vangen.<br />

Informatie<br />

De waterkwaliteit hangt af van waar het water uit bestaat. De mens heeft invloed op de<br />

waterkwaliteit. Denk maar aan vervuiling van het water door er troep in te gooien. Ook<br />

wanneer het water in de stad is, is de kwaliteit anders dan in een natuurgebied.<br />

Het water dat je met behulp van dit werkblad gaat bekijken<br />

is oppervlaktewater. Dit is bijvoorbeeld water in een<br />

gracht, sloot of meer.<br />

Wat heb je nodig?<br />

- Emmer om water in te doen<br />

- Witte bak<br />

- Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />

- Loep<br />

- Schepnetje<br />

- Pen/Potlood<br />

Wat ga je buiten doen?<br />

- Eerst ga je het water onderzoeken, hierna ga je pas waterdieren bekijken.<br />

- Lees de opdrachten goed en maak de vragen. Omcirkel het juiste antwoord.<br />

1. Welk water ga je onderzoeken? Gezuiverd water / ongezuiverd water<br />

2. Bekijk het water kort. Hoe denk je dat de waterkwaliteit is? Goed / matig / slecht<br />

Waarom denk je dat?<br />

3. Welke kleur heeft het water?<br />

De kleur van het water is: _____________________________________________<br />

4. Hoe ruikt het water?<br />

Het water ruikt: _____________________________________________________<br />

5. Het water in de sloot: Stroomt / staat stil<br />

6. Bekijk de aan de kant van het water de hoeveelheid planten.<br />

Er zijn: veel / weinig verschillende soorten planten.<br />

116


Waterdieren bekijken<br />

1. Vul de emmer voor de helft met water.<br />

Daar komen straks de waterdieren in.<br />

2. Ga met het schepnet tussen de planten door of net boven de bodem langs.<br />

De meeste kleine waterdiertjes zitten langs de kant op stenen of op waterplanten.<br />

3. Doe dit rustig en schuur niet over de bodem, anders wordt het water troebel.<br />

4. Haal het schepnetje uit het water en keer het schepnetje binnenste buiten in het water<br />

van de emmer.<br />

De diertjes komen dan los van het net.<br />

5. Nu kan de volgende scheppen.<br />

Als jullie allemaal aan de beurt zijn geweest, kun je weer naar binnen. Daar ga je de<br />

vangst bekijken met een loep.<br />

Wat ga je binnen doen?<br />

6. Giet de emmer leeg in de witte bak.<br />

7. Bekijk de beestjes en probeer met de zoekkaart de naam te vinden.<br />

Maak gebruik van een pipet om de diertjes apart in een bakje te doen. Zo kun je ze beter<br />

bekijken. Vul de namen in de tabel van de waterdiertjes die je gevonden hebt.<br />

NAAM WATERDIERTJE GOED MATIG SLECHT<br />

117


8. Zoek uit of de waterdieren leven in goede, matige of slechte waterkwaliteit. Zet een<br />

kruisje in de tabel. Het kan ook zijn dat het waterdiertje in goede, matige en slecht<br />

kwaliteit leeft. Dan zet je meer kruisjes.<br />

9. Hoe is de kwaliteit van het water? Goed / matig / slecht<br />

10. Schrijf alle waterdieren die je gevonden hebt met een dikke stift op het grote vel<br />

papier. Deze uitkomt ga je met alle groepen bespreken.<br />

118


Werkblad Waterkwaliteit bepalen (groep 7/ 8)<br />

Groepsnummer<br />

1 / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7 / 8 / 9 / 10<br />

Groepsleden<br />

1. _____________________________<br />

2. _____________________________<br />

3. _____________________________<br />

4. _____________________________<br />

Voor je begint met het onderzoek krijg je alle materialen die je nodig hebt. Samen met je<br />

groepje ben je hier verantwoordelijk voor.<br />

- Vink aan welke materialen je hebt gekregen.<br />

- Ben je klaar en ga je de materialen weer inleveren?<br />

Vink aan of alles weer compleet is.<br />

<strong>Material</strong>en Gekregen Weer<br />

compleet?<br />

Witte bak<br />

Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />

Loep<br />

Schepnetje<br />

Pen/Potlood<br />

Emmer<br />

Petrischaaltje<br />

Pipet<br />

119


Wat ga je doen?<br />

Je gaat de waterkwaliteit bepalen van een sloot in het Sloterpark. Van je begeleider krijg je<br />

te horen waar je het water gaat onderzoeken en waterdieren gaat vangen.<br />

Informatie<br />

De waterkwaliteit hangt af van waar het water uit bestaat. De mens heeft invloed op de<br />

waterkwaliteit. Denk maar aan vervuiling van het water door er troep in te gooien. Ook<br />

wanneer het water in de stad is, is de kwaliteit anders dan in een natuurgebied.<br />

Het water dat je met behulp van dit werkblad gaat bekijken<br />

is oppervlaktewater. Dit is bijvoorbeeld water in een gracht,<br />

sloot of meer.<br />

Wat heb je nodig?<br />

- Emmer om water in te doen<br />

- Witte bak<br />

- Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />

- Loep<br />

- Schepnetje<br />

- Pen/Potlood<br />

- pH-papier + kleurenkaart<br />

- Thermometer<br />

Wat ga je buiten doen?<br />

- Eerst ga je het water onderzoeken, hierna ga je pas waterdieren bekijken.<br />

- Lees de opdrachten goed en maak de vragen. Omcirkel het juiste antwoord.<br />

1. Welk water ga je onderzoeken? gezuiverd water / ongezuiverd water<br />

2. Bekijk het water kort. Hoe denk je dat de waterkwaliteit is? goed / matig / slecht<br />

Waarom denk je dat?<br />

3. Welke kleur heeft het water?<br />

De kleur van het water is: _____________________________________________<br />

4. Hoe ruikt het water?<br />

Het water ruikt: _____________________________________________________<br />

5. Het water in de sloot: stroomt / staat stil<br />

6. Bekijk de aan de kant van het water de hoeveelheid planten.<br />

Er zijn: veel / weinig verschillende soorten planten.<br />

Watertemperatuur<br />

7. Doe in je emmer voldoende water en gebruik een thermometer om de temperatuur van<br />

het water te meten.<br />

120


8. Steek de thermometer in het water. Kijk na twee minuten wat de temperatuur is.<br />

De temperatuur is<br />

o<br />

C<br />

Zuurgraad<br />

9. Een proces dat invloed heeft op de biodiversiteit is verzuring. Verzuring wordt onder<br />

andere veroorzaakt een gas dat door auto’s en fabrieken wordt uitgestoten.<br />

Denk je dat er in het water verzuring plaatsvindt? Waarom wel/niet?<br />

Ja / nee<br />

______________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

______________________________________________________________________<br />

Wanneer je een pH-strookje een paar seconden in het water houdt, krijgt het strookje een<br />

andere kleur. Deze kleur is terug te vinden in de pH-kleurentabel.<br />

In de kleurentabel staat onder elke kleur een getal. Dit getal geeft aan hoe zuur het water is.<br />

We noemen dit getal ook wel de pH-waarde.<br />

Het water is<br />

Zuur : als het pH getal tussen de 0 en 5 is (net als azijn en cola)<br />

Neutraal : als het pH getal tussen de 6 en 8 is (net als kraanwater)<br />

Basisch (niet zuur) : als het pH getal tussen 9 en 11 of hoger is (net als zeep)<br />

Bepaal de pH-waarde van het slootwater als volgt:<br />

- Pak het strookje om de pH van het slootwater te onderzoeken.<br />

- Houd een stukje van het pH-strookje een paar seconden in het water van de emmer.<br />

- Haal het strookje uit het water en wacht een halve minuut.<br />

- Kijk in de tabel welke kleur hetzelfde is als die van het strookje.<br />

10. Welk pH-getal hoort hier bij? ________<br />

11. Is het water zuur, neutraal of basisch? Zuur / Neutraal / Basisch<br />

Waterdieren bekijken<br />

12. Vul de emmer voor de helft met water.<br />

Daar komen straks de waterdieren in.<br />

13. Ga met het schepnet tussen de planten door of net boven de bodem langs.<br />

De meeste kleine waterdiertjes zitten langs de kant op stenen of op waterplanten.<br />

14. Doe dit rustig en schuur niet over de bodem, anders wordt het water troebel.<br />

15. Haal het schepnetje uit het water en keer het schepnetje binnenste buiten in het<br />

water van de emmer. De diertjes komen dan los van het net.<br />

16. Nu kan de volgende scheppen.<br />

Als jullie allemaal aan de beurt zijn geweest, kun je weer naar binnen. Daar ga je de<br />

vangst bekijken met een loep.<br />

121


Wat ga je binnen doen?<br />

17. Giet de emmer leeg in de witte bak.<br />

18. Bekijk de beestjes en probeer met de zoekkaart de naam te vinden.<br />

Maak gebruik van een pipet om de diertjes apart in een bakje te doen. Zo kun je ze<br />

beter bekijken. Vul de namen in de tabel van de waterdiertjes die je gevonden hebt.<br />

NAAM WATERDIERTJE GOED MATIG SLECHT<br />

19. Zoek uit of de waterdieren leven in goede, matige of slechte waterkwaliteit. Zet een<br />

kruisje in de tabel. Het kan ook zijn dat het waterdiertje in goede, matige en slecht<br />

kwaliteit leeft. Dan zet je meer kruisjes.<br />

20. Hoe is de kwaliteit van het water? Goed / matig / slecht<br />

21. Schrijf alle waterdieren die je gevonden hebt met een dikke stift op het grote vel<br />

papier. Deze uitkomt ga je met alle groepen bespreken.<br />

122


124


Wat zijn de namen van de materialen?<br />

Witte bak Pipet Petrischaal<br />

Loep Zoekkaart Waterdieren Zoekkaart<br />

waterkwaliteit<br />

125


Thermometer pH-papier + kleurenkaart<br />

126


127


5.2 Insectenhotel<br />

Context<br />

In de Natuurspeeltuin staat een mooi kunstwerk. Op het eerste gezicht lijkt het vooral een mooi<br />

kunstwerk. Als je het van dichterbij gaat bekijken zie je dat het niet zomaar een kunstwerk is.<br />

Het is een hotel! Het hotel heeft speciale gasten, ze zijn veel kleiner dan wij en kriebelen een<br />

beetje.<br />

De biodiversiteit is ernstig in gevaar. Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen<br />

is, hebben insecten minder gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />

Hierdoor zullen er steeds minder verschillende insecten blijven bestaan.<br />

Met een insectenhotel zorg je ervoor dat de insecten zich wel kunnen blijven voortplanten<br />

Meer informatie over de hotelgasten krijgen de kinderen in het NME centrum.<br />

Inhoud en aanpak<br />

Deze lessenserie bestaat uit drie lessen waarin de leerlingen aan de slag gaan met deze insecten.<br />

Er wordt ingegaan op de bouw, de leefomstandigheden en kenmerken van de diertjes.<br />

De derde les gaat over de invloed van het klimaatverandering op de insecten in Nederland.<br />

Het klimaat en milieu is een tegenwoordig een belangrijk aspect in Nederland en heeft veel invloed<br />

op de natuur van Nederland. Het is moeilijk om de kinderen hier echt bewust van te laten worden.<br />

Door het onderwerp in de context van insecten te behandelen, zal het voor de leerlingen gaan<br />

leven en zien ze de gevolgen van milieubewust leven.<br />

De lessen 2 en 3 kunnen zowel in het NME centrum als op de basisschool gegeven worden.<br />

Hiervoor is het lesplan aangepast aan de situatie in de klas.<br />

Beginsituatie<br />

- De kinderen weten voorafgaand van de les al wat insecten zijn.<br />

- De kinderen weten dat er verschillende soorten insecten zijn.<br />

- De kinderen weten voorafgaand van de les wat waterdiertjes zijn.<br />

- De kinderen kennen voorafgaand van de les globaal de delen van een plant.<br />

Lesdoelen<br />

- Kerndoel 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren<br />

onderscheiden ten benoemen en leren hoe ze functioneren in hun eigen omgeving.<br />

De kinderen:<br />

- leren dat (delen van) waterplanten en dieren hebben verschillende kenmerken, zoals vorm,<br />

kleur, geur<br />

- leren dat dieren op basis van overeenkomstige kenmerken in te delen in de hoofdgroepen<br />

- zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, insecten en spinnen<br />

- leren dat eigenschappen en kenmerken van organismen passen bij de omgeving waarin ze<br />

leven (schutkleur, vorm)<br />

- leren dat organismen bepaalde relaties in voedselketens hebben.<br />

- leren dat de omgevingsfactoren bepalen welke organismen op een bepaalde plaats voorkomen<br />

- leren dat verschillende organismen samen een levensgemeenschap vormen<br />

128


- zoeken in de natuurspeeltuin naar kleine diertjes en stellen vast waar ze leven.<br />

bekijken wandelende takken en vlinders en redeneren waarom ze zo moeilijk te zien zijn.<br />

- gaan in het voorjaar op zoek naar plantenen insecten in de natuurspeeltuin. Ze zoeken met<br />

een zoekkaart de soortnaam op.<br />

Kerndoel 41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm<br />

en functie van hun onderdelen.<br />

De kinderen:<br />

- leren de functie van wortel, stengel en blad van een waterplant<br />

- leren dat sommige diersoorten een gedaanteverwisseling doormaken tijdens de ontwikkeling<br />

- volgen o.a. de ontwikkeling van kikkerdril tot kikkers of eitjes tot vlinders en kunnen daaraan<br />

verschillende stadia herkennen (gedaanteverwisseling).<br />

Kerndoel 42 De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen<br />

zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.<br />

De kinderen:<br />

- leren dat warmte is afkomstig van bronnen<br />

- leren dat licht is afkomstig van bronnen<br />

- gebruiken een loep/microscoop/telescoop om voorwerpen te vergroten.<br />

Tijdschema les 1: De insecten uit het insectenhotel<br />

1. Binnen 15 minuten<br />

2. Buiten 30 minuten<br />

3. Binnen 75 minuten<br />

Totaal 2 uur<br />

Tijdschema les 2: Maak je eigen insectenhotel<br />

1. Buiten 30 minuten<br />

2. Binnen 60 minuten<br />

Totaal 1,5 uur<br />

Tijdschema les 3: De insecten verhuizen naar Nederland<br />

1. Binnen 60 minuten<br />

Totaal 1 uur<br />

129


Materiaal les 1: De insecten uit het insecten hotel<br />

- Emmertje/bakje en vergrootglasbakje<br />

- Zoekkaarten<br />

- Digitale microscoop<br />

- Laptop<br />

- Groot scherm/digitaal schoolbord<br />

- Werkblad 1 (zie bijlage)<br />

Materiaal les 2: Maak je eigen insectenhotel<br />

- Emmer<br />

- Voorbeeld kaarten (zie bijlage)<br />

- Het maken van een insectenhotel<br />

- A4 papier<br />

- Potloden<br />

- Materiaal voor het maken van een insectenhotel<br />

(voor suggesties zie Praktische tips, verderop in de<br />

lessenserie)<br />

Materiaal les 3: De insecten verhuizen naar Nederland<br />

- kaarten (zie bijlage)<br />

- A4 papier<br />

- Materiaal om mee te tekenen of schilderen.<br />

Groepsindeling<br />

De lessen zijn voor de leerlingen uit groep 3 tot en met 6.<br />

De leerlingen werken in groepen van 2,3 of 4.<br />

Elke les kent een klassikale start en afronding, en ook tijdens de les zullen er momenten zijn dat<br />

de klassikale ideeën worden uitgewisseld. Leerlingen werken individueel aan hun werkblad.<br />

130


5.2.1 Lesplan 1: De insecten in het insectenhotel<br />

Lesfase 1<br />

Start de les aan het hoofd van de kring/hoefijzer. Jij bent een van de bewoners van de natuur<br />

speeltuin en je woont in het NME centrum. Gelukkig woon je daar niet alleen, maar samen met de<br />

inwoners van het insectenhotel.<br />

De biodiversiteit is ernstig in gevaar. (vraag of de kinderen weten wat biodiversiteit is en leg dit uit)<br />

Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen is, hebben insecten minder<br />

gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />

Hierdoor zullen er steeds minder verschillende insecten blijven bestaan.<br />

Met een insectenhotel zorg je ervoor dat de insecten zich wel kunnen blijven voortplanten<br />

Meer informatie over de hotelgasten krijgen de kinderen in het NME centrum.<br />

Je laat op het digitale schoolbord het insectenhotel zien zoals die in de natuurspeeltuin te zien is.<br />

Je verteld de kinderen dat hier ook bewoners van de natuurspeeltuin wonen. Vertel de kinderen<br />

dat we de bewoners op de koffie gaan vragen.<br />

Lesfase 2<br />

Nu ga je met de kinderen naar buiten en loopt naar het insectenhotel.<br />

Bij het insectenhotel vertel je over de kenmerken van het insectenhotel.<br />

Welke materialen zie je? Wat is het verschil tussen dit hotel en een hotel voor mensen.<br />

Vraag de kinderen waarom ze denken dat dit zo is en wat het verschil is tussen een insectenhotel<br />

en een hotel voor mensen? Laat de kinderen op elkaar reageren.<br />

Vertel de kinderen dat ze dit nu gaan onderzoeken.<br />

De leerlingen krijgen daar in tweetallen of viertallen (hangt af van de groep kinderen) een<br />

emmertje/bakje en vergrootglasbakje. Geef de kinderen de opdracht om 3 verschillende soorten<br />

diertjes te vangen en in het bakje te doen.<br />

Lesfase 3<br />

Neem de kinderen met de insecten mee naar binnen en laat ze weer in de kring/hoefijzer zitten.<br />

Doe de microscoop en de laptop aan. Vertel de kinderen dat we de bewoners nu gaan bekijken,<br />

maar met onze ogen gaat dit niet goed genoeg.<br />

Laat de microscoop zien en vertel wat je hiermee kan doen.<br />

Vervolgens roep om de beurt een groepjes naar voren die een insect onder de microscoop mag<br />

komen leggen. Vraag de kinderen wat ze zien, laat de kinderen op elkaar reageren.<br />

Vraag de kinderen wat de verschillen en de kenmerken zijn.<br />

Zorg ervoor dat er veel verschillende insecten onder de microscoop komen te liggen.<br />

Gebruik de achtergrondinformatie om de kinderen extra kennis over insecten te geven.<br />

Bij het bekijken van de insecten kan ook de zoekkaart (zie bijlage) gebruikt worden.<br />

Lesfase 4<br />

Geef elke leerling uit een groepje een werkblad (zie bijlage) en laat ze deze maken.<br />

Ze gebruiken hierbij de insecten die zij op visite hebben.<br />

Lesfase 5<br />

Bespreek met de kinderen het werkblad na en laat de leerlingen op elkaar reageren.<br />

De leerlingen kunnen dit presenteren of je kan het gewoon in de kring/hoefijzer bespreken.<br />

(kan ook op de school zelf als verwerking)<br />

Vervolgens vertel je de leerlingen dat we de dieren weer naar hun huisje gaan brengen.<br />

Je gaat met de kinderen en de insecten naar buiten en brengt ze weer terug naar het hotel.<br />

131


5.2.2 Lesplan 2: Het maken van een insectenhotel(NME)<br />

Lesfase 1<br />

Start de les aan het hoofd van de kring/hoefijzer.<br />

Jij bent een van de bewoners van de natuur speeltuin en je woont in het NME centrum.<br />

Gelukkig woon je daar niet alleen, maar samen met de inwoners van het insectenhotel.<br />

De biodiversiteit is ernstig in gevaar. (vraag of de kinderen weten wat biodiversiteit is en leg dit uit)<br />

Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen is, hebben insecten minder<br />

gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />

Hierdoor zullen er steeds minder verschillende insecten blijven bestaan.<br />

Met een insectenhotel zorg je ervoor dat de insecten zich wel kunnen blijven voortplanten<br />

Meer informatie over de hotelgasten krijgen de kinderen in het NME centrum.<br />

Je laat op het digitale schoolbord het insectenhotel zien zoals die in de natuurspeeltuin te zien is.<br />

Je verteld de kinderen dat hier ook bewoners van de natuurspeeltuin wonen.<br />

Lesfase 2<br />

Nu ga je met de kinderen naar buiten en loopt naar het insectenhotel.<br />

Bij het insectenhotel vertel je over de kenmerken van het insectenhotel.<br />

Welke materialen zie je? Wat is het verschil tussen dit hotel en een hotel voor mensen.<br />

Vraag de kinderen waarom ze denken dat dit zo is en wat het verschil is tussen een insectenhotel<br />

en een hotel voor mensen? Laat de kinderen op elkaar reageren.<br />

Vertel de kinderen dat ze dit nu gaan onderzoeken.<br />

Je laat de kinderen kijken in en rond het insectenhotel. Vertel de kinderen dat ze moeten<br />

onthouden wat ze opvalt.<br />

Lesfase 3<br />

Neem de leerlingen mee naar binnen en laat ze weer in de kring/hoefijzer zitten.<br />

Vraag de kinderen naar hun bevindingen en laat ze op elkaar reageren.<br />

Maak op het bord een woordspin met als onderwerp het insectenhotel.<br />

Laat de kinderen de voorbeeldkaarten (zie bijlage) zien. Op de kaarten zie je verschillende<br />

modellen van een insectenhotel.<br />

Vertel de leerlingen dat ze nu zelf of in groepjes een insectenhotel mogen ontwerpen. Ze moeten<br />

hierbij letten op de woordspin die op het bord staat.<br />

Geef alle leerlingen een A4 blaadje en een potlood.<br />

Vertel de leerlingen welk materiaal er aanwezig is. (voor materiaal zie praktische tips verderop in<br />

de lessenserie)<br />

Als afsluiting presenteren de leerlingen hun ontwerp en vertellen ze hoe ze het hotel gaan maken.<br />

Laat ze ook beargumenteren waarom ze hiervoor gekozen hebben.<br />

Lesfase 5<br />

Laat de leerlingen hun insectenhotel ontwerp volgens plan uitvoeren.<br />

Bewaar het afwerken van het hotel eventueel voor na de presenteerfase.<br />

132


Lesfase 6<br />

Laat de tweetallen hun ontwerp klassikaal presenteren en testen aan de hand van de eisen.<br />

Hoe zouden ze hun ontwerp kunnen bijstellen van de ontwerpen die niet aan de eisen voldoen?<br />

Uitvoerbare aanpassingen kunnen eventueel nog tegelijk met de presentatie gedaan worden.<br />

De kinderen kunnen de hotels na afloop meenemen naar huis, op het schoolplein of in de<br />

schooltuin ophangen.<br />

Daarna kan het onderwerp verder worden verdiept of verbreed:<br />

- Welke insecten zullen er in onze hotels komen? Dit is na een maand te testen<br />

- De insecten uit het hotel onderzoeken<br />

- Koppeling maken naar les 3 uit deze lessenserie<br />

133


5.2.3 Lesplan 2: Maak je eigen insectenhotel (in de klas)<br />

Lesfase 1<br />

Start de les klassikaal.<br />

De leerlingen zijn in de natuurspeeltuin geweest en hebben het insectenhotel gezien.<br />

Vraag aan de leerlingen wat het insectenhotel precies is en waar het voor dient.<br />

Je laat op het digitale schoolbord het insectenhotel zien zoals die in de natuurspeeltuin te zien is.<br />

Je verteld de kinderen dat hier de bewoners van de natuurspeeltuin wonen.<br />

De biodiversiteit is ernstig in gevaar. (vraag of de kinderen weten wat biodiversiteit is en leg dit uit)<br />

Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen is, hebben insecten minder<br />

gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />

Hierdoor zullen er steeds minder verschillende insecten blijven bestaan.<br />

Met een insectenhotel zorg je ervoor dat de insecten zich wel kunnen blijven voortplanten<br />

Meer informatie over de hotelgasten krijgen de kinderen in het NME centrum.<br />

Vraag de kinderen naar hun bevindingen en laat ze op elkaar reageren.<br />

Zorg ervoor dat de kinderen helder krijgen wat de eigenschappen van het hotel zijn en waarom er<br />

gaten in zitten.<br />

Maak op het bord een woordspin met als onderwerp het insectenhotel. Hiermee geef je inzicht in<br />

de belangrijke eigenschappen van een insectenhotel.<br />

Laat de kinderen de voorbeeldkaarten (zie bijlage) zien. Op de kaarten zie je verschillende<br />

modellen van een insectenhotel.<br />

Lesfase 2<br />

Vertel de leerlingen dat ze nu zelf of in groepjes een insectenhotel mogen ontwerpen. Ze moeten<br />

hierbij letten op de woordspin die op het bord staat.<br />

Geef alle leerlingen een A4 blaadje en een potlood.<br />

Vertel de leerlingen welk materiaal er aanwezig is. (voor materiaal zie praktische tips verderop in<br />

de lessenserie)<br />

Als afsluiting presenteren de leerlingen hun ontwerp en vertellen ze hoe ze het hotel gaan maken.<br />

Laat ze ook beargumenteren waarom ze hiervoor gekozen hebben.<br />

Lesfase 3<br />

Laat de leerlingen hun insectenhotel ontwerp volgens plan uitvoeren.<br />

Bewaar het afwerken van het hotel eventueel voor na de presenteerfase.<br />

Lesfase 4<br />

Laat de tweetallen hun ontwerp klassikaal presenteren en testen aan de hand van de eisen.<br />

Hoe zouden ze hun ontwerp kunnen bijstellen van de ontwerpen die niet aan de eisen voldoen?<br />

Uitvoerbare aanpassingen kunnen eventueel nog tegelijk met de presentatie gedaan worden.<br />

De kinderen kunnen de hotels na afloop meenemen naar huis, op het schoolplein of in de<br />

schooltuin ophangen.<br />

Daarna kan het onderwerp verder worden verdiept of verbreed:<br />

- Welke insecten zullen er in onze hotels komen? Dit is na een maand te testen<br />

- De insecten uit het hotel onderzoeken<br />

- Koppeling maken naar les 3 uit deze lessenserie<br />

- Het technische aspect van het hotel uitdiepen<br />

134


5.2.4 Lesplan 3: De insecten verhuizen naar Nederland<br />

Lesfase 1<br />

De biodiversiteit is ernstig in gevaar. (vraag of de kinderen weten wat biodiversiteit is en leg dit uit)<br />

Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen is, hebben insecten minder<br />

gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />

Ook doordat het klimaat steeds warmer wordt, zullen de omstandigheden voor de insecten<br />

veranderen. Sommige insecten die niet tegen warmte kunnen zal je niet meer in Nederland zien en<br />

insecten die juist veel in andere landen voorkomen, verhuizen naar Nederland. Er zullen over<br />

tientallen jaren waarschijnlijk andere insecten in ons land leven.<br />

Begin de les door het woord 'insecten' op het bord te schrijven.<br />

Maak hier een woordweb van en vraag de leerlingen om je te helpen.<br />

De woorden die je in ieder geval op het bord wil hebben staan hebben te maken met:<br />

- soorten voedsel<br />

- leefomstandigheden<br />

- de invloed van de temperatuur op insecten<br />

- kleuren van insecten<br />

- buitenlandse insecten<br />

Lesfase 2<br />

Als je voldoende woorden op het bord hebt verzameld stel je de leerlingen de vraag of het klimaat<br />

ook invloed zal hebben op de dieren die in Nederland leven.<br />

Wat voor invloed dan?<br />

Daarna koppel je deze vraag aan het onderwerp insecten.<br />

Stel de vraag: als je nu naar het woordweb kijkt, denk je dan dat de veranderingen in het klimaat<br />

ook invloed hebben op de insecten die in Nederland wonen?<br />

Laat de leerlingen antwoord geven op deze vraag en laat ze op elkaar reageren.<br />

Vul dit antwoord aan met een verhaal over de biodiversiteit. (zie achtergrondinformatie in bijlage)<br />

Lesfase 3<br />

Nu gaan we zelf een insect ontwerpen. Hoe denk je dat de insecten zullen veranderen bij een<br />

hoger klimaat? Laat de leerlingen foto's zien van buitenlandse insecten (zie bijlage).<br />

De leerlingen krijgen een potlood en A4 papier waarop ze zelf een insect mogen ontwerpen.<br />

Je kan zelf bedenken hoe je de insecten laat afwerken.<br />

Bijvoorbeeld met vetkrijt en ecoline, verf, houtskool, of laten scheuren met gekleurd papier.<br />

Lesfase 4<br />

Laat de kinderen hun insect presenteren. Waarom denken ze dat de insecten er zo uit zullen zien<br />

over 100 jaar?<br />

Vraag de kinderen of het goed zal zijn dat ze insecten zo veranderen? Wat is er niet goed aan?<br />

Hierna kan je met de kinderen bespreken hoe we er zelf voor kunnen zorgen dat het klimaat<br />

minder snel veranderd.<br />

De insecten kunnen worden opgehangen in school of in de klas.<br />

Daarna kan het onderwerp verder worden verdiept of verbreed:<br />

- Waar zal een hoger klimaat nog meer invloed op hebben?<br />

- Zelf veranderingen in het klas aanbrengen om het klimaat te helpen<br />

- De anatomie van insecten uitdiepen<br />

- De leefomstandigheden van insecten bespreken<br />

135


Achtergrondinformatie<br />

Toelichting<br />

Deze achtergrondinformatie is bedoeld voor de leraar of medewerker van het NME.<br />

Het dient ervoor om de leraar of medewerker voldoende kennis te geven waardoor hij of zij de<br />

opmerkingen van de leerlingen onderkent en kan inpassen in het kader van de lessenserie.<br />

Behalve inhoudelijke informatie vindt u ook praktische lestips en een lijst met websites.<br />

Inhoud<br />

Anatomie<br />

Een insect is een dier dat geen inwendig skelet heeft (geleedpotig, ongewerveld).<br />

Dieren die wel een inwendig skelet hebben zijn bijvoorbeeld: vissen, vogels, reptielen, amfibieën,<br />

zoogdieren.<br />

Behalve gewervelden en geleedpotigen zijn er nog allerlei andere groepen zoals sponzen,<br />

platwormen, rondwormen, eencellige etc. die blijven verder buiten beschouwing.<br />

Andere geleedpotigen, dieren met een stevige huid die als skelet dienst doet, zijn de:<br />

- Kreeftachtige (waaronder ook pissebedden);<br />

- Spinachtige (oa. spinnen, schorpioenen en hoogwagens);<br />

- Duizend potigen (waaronder ook miljoenpoten) en dus ook de insecten.<br />

Duizendpoten hebben veel segmenten, en ieder segment heeft tenminste 1 paar poten<br />

(miljoenpoten hebben 2 paar poten per segment)<br />

Kreeftachtige zijn schaaldieren.<br />

Spinachtige hebben een romp en een kop (spinnen) of alleen een kop (hooiwagens) met acht<br />

poten.<br />

Insecten hebben een kop, een romp met zes poten en een achterlijf. Dus een insect is een dier<br />

met een uitwendig skelet (exoskelet) een kop, romp met zes poten en een achterlijf. Omdat er<br />

zoveel verschillende soorten insecten zijn, is ook de vormenrijkdom enorm. Insecten hebben een<br />

in drieën verdeeld lichaam, al is dat lang niet altijd duidelijk te zien. Soms zijn de delen versmolten<br />

of is een deel ook weer gespleten waardoor dit uiterlijk niet meer opgaat. Voorbeelden zijn het<br />

lieveheersbeestje en de mieren De drie belangrijkste delen zijn de kop, borststuk en het achterlijf.<br />

Aan de kop zitten de ogen, kaakdelen en voelsprieten. Het borststuk draagt de poten en eventuele<br />

vleugels. Het achterlijf bevat de spijsverterings-, uitscheidings- en voortplantingsorganen van het<br />

insect, en een groot deel van het ademhalingssysteem met de ademhalingsbuisjes. Sommige<br />

insecten bootsen plantendelen of andere insecten na. Dit zijn soms 'gevaarlijke' soorten, zoals de<br />

onschuldige zweefvliegen die op stekende wespen lijken. Andere insecten lijken op onderdelen<br />

van een plant, zoals een tak, een blad, een uitschieter of een doorn.<br />

Voortplanting<br />

De voortplanting van insecten vindt over het algemeen plaats door inwendige bevruchting en zich<br />

buiten het moederlichaam ontwikkelende eitjes. Insecten kennen een paring, waarbij de mannetjes<br />

geslachtscellen afgeven in de vrouwtjes. Bij sommige groepen is de paring een waar schouwspel.<br />

Na de paring wordt het sperma van het mannetje direct naar de eicellen geleid, maar kan ook<br />

136


worden opgeslagen. Koninginnen van bijen en wespen paren in de nazomer, en produceren pas<br />

eitjes na de winterslaap in de lente. De insecten kennen hiernaast vele bijzondere manieren van<br />

voortplanting met ieder een eigen term zoals maagdelijke voortplanting en hypermetamorfose<br />

waarbij de larve niet één maar twee keer verpopt.<br />

De eitjes van insecten zijn zeer klein, en komen soms na enkele dagen, maar soms pas na<br />

maanden of na een winterrust uit. Sommige zijn kleverig of worden met een lijmachtige substantie<br />

op een oppervlak geplakt. Insecteneitjes hebben alle mogelijke vormen: rond, flesvormig,<br />

tonvormig, staafvormig of ovaal, de enorme variatie in kleuren en met name patronen van kuiltjes,<br />

putjes, stekeltjes en bobbeltjes geeft een insectenei op microscopisch niveau vaak een fraai<br />

uiterlijk. Alle insecten produceren eitjes, maar soms komen deze in het moederdier al uit, zodat het<br />

lijkt of het insect levendbarend is.<br />

Veel insecten zijn al maanden dood als hun eitjes uitkomen, maar er zijn ook soorten, bijvoorbeeld<br />

bepaalde wantsen, die een tijdje voor de jongen zorgen door ze te beschermen. Sommige wantsen<br />

maken zelfs een soort crèche, door meerdere kroosten te verzamelen en deze met meerdere<br />

moederwantsen te bewaken zodat de nimfen beter worden beschermd.<br />

De meeste insecten maken een volledige of onvolledige gedaanteverwisseling (metamorfose) door<br />

bij ontwikkeling van respectievelijk larve of nimf naar imago (volwassen insect). Het jonge insect<br />

groeit stapsgewijs, met iedere vervelling. Na de laatste vervelling kan het insect zich voortplanten<br />

en is anatomisch volledig ontwikkeld; larven en nimfen hebben nooit vleugels. Deze stapsgewijze<br />

groei is nodig door de zeer geringe elasticiteit van het exoskelet, dat steeds afgeworpen moet<br />

worden om het insect te laten groeien. Het groeien gebeurt vlak na de vervelling, het enige<br />

moment waarop het pantser zacht en rekbaar is.<br />

Het insectenhotel<br />

Een insectenhotel is een kunstmatige nestgelegenheid voor onder meer bijen en wespen,<br />

lieveheersbeestje en vlinders, kevers en mieren met als nevendoel het aantrekken van bestuivers.<br />

Een muurtje van gestapelde stenen of oude dakpannen is voor veel insecten een goede plek voor<br />

het bouwen van een nest of als schuil- en overwinteringplaats. Soms worden er speciaal gaten in<br />

stenen geboord die door insecten als nest kunnen worden gebruikt. Men neemt daarvoor bij<br />

voorkeur stenen van verschillende samenstelling, waaronder mergelstenen. Ook houtblokken met<br />

gaten erin geboord en rietstengels kunnen dienstdoen. De diverse onderdelen van een<br />

insectenmuur trekken verschillende soorten. Ook doodhout in bijvoorbeeld takkenwallen is een<br />

geschikte habitat voor insecten.<br />

Insecten in een ander klimaat<br />

Insecten zijn koudbloedig. Dat is een wat misleidende term, want het wil niet zeggen dat hun bloed<br />

letterlijk koud is. Het betekent wèl dat deze dieren niet of nauwelijks in staat zijn om hun<br />

lichaamstemperatuur door verbranding van voedingsstoffen constant te houden, zoals zoogdieren<br />

en vogels dat doen. Toch is die lichaamstemperatuur voor koudbloedige dieren als insecten<br />

belangrijk, want veel processen in het lichaam zijn afhankelijk van de temperatuur. Insecten zijn<br />

voor hun lichaamstemperatuur vooral afhankelijk van hun omgeving. Bijvoorbeeld de snelheid<br />

waarmee spiervezels zich kunnen samentrekken neemt toe bij hogere omgevingstemperaturen.<br />

Voor een insect betekent dit dat het zich bij een hogere temperatuur sneller zal kunnen<br />

voortbewegen. Bij warm weer is het dus moeilijker vliegen vangen. Sneller voortbewegen kan ook<br />

betekenen dat het insect eerder een partner vindt om mee te paren, en zich daardoor sneller<br />

voortplant.<br />

137


Deze snellere voortplanting kan op zijn beurt allerlei gevolgen hebben voor het insect en zijn<br />

omgeving. De positieve relatie tussen temperatuur en insectenactiviteit kent zijn grenzen. Er zijn<br />

minimum- en maximumtemperaturen waarbuiten de biologische processen in het lichaam niet<br />

meer mogelijk zijn. Bij die te hoge en te lage temperaturen kan het insect dus niet leven. De<br />

tolerantie voor dit soort extremen verschilt van soort tot soort. Het succes van insecten is dus<br />

rechtstreeks afhankelijk van het klimaat. Daarom mag je verwachten dat klimaatsverandering een<br />

heel directe invloed heeft op insecten en andere koudbloedigen.<br />

Als je weet hoe belangrijk insecten zijn in ecosystemen – driekwart van alle beschreven<br />

diersoorten zijn insecten, en deze hebben allemaal hun eigen functie in ecosystemen – dan kun je<br />

wel nagaan wat de impact zal zijn van klimaatsverandering op het leven op aarde.<br />

Neem een kever als voorbeeld. Dit insect zit ergens waar een bepaalde temperatuur heerst, de<br />

zon schijnt op zijn schild en er waait een beetje wind. Hoe kunnen we nu bepalen hoe warm dit<br />

dier zal worden? Dit vereist de toepassing van enige natuurkunde. De omgevingstemperatuur<br />

beïnvloedt voor een deel de lichaamstemperatuur van het insect. En er gebeurt meer. Een deel<br />

van de zonnestraling zal door het oppervlak van het insect worden teruggekaatst, een ander deel<br />

wordt geabsorbeerd. Het is ook mogelijk dat een deel van de zonnestraling dieper in het kevertje<br />

doordringt, bijvoorbeeld als hij dekschilden heeft die enigszins doorschijnend zijn. De<br />

geabsorbeerde zonnestraling wordt omgezet in warmte. Een deel van de warmte wordt aan het<br />

oppervlak weer afgevoerd door de wind, door een proces dat ‘convectie’ heet.<br />

Dieper in het insect, onder de dekschilden, staat geen wind. De warmte die hier ontstaat kan<br />

slechts worden afgevoerd door warmtegeleiding. Wanneer het insect warm wordt, gaat het zelf<br />

lang-golvige straling uitzenden. Bovendien wordt in het lichaam van de kever een klein beetje extra<br />

warmte geproduceerd door de stofwisseling, al is deze bij koudbloedige dieren van ondergeschikt<br />

belang. Het kevertje vangt dus straling op, waardoor het warmer wordt en het raakt straling kwijt,<br />

waardoor het afkoelt. Volgens de wetten van de natuurkunde treedt er een evenwicht op waarbij<br />

de straling die binnenkomt gelijk is aan de straling die afgevoerd wordt. Bij dit evenwicht past een<br />

bepaalde lichaamstemperatuur. Wanneer we dus een aantal klimaatsfactoren kunnen meten, en<br />

een paar eigenschappen van de kever kennen, zoals grootte en de mate van reflectie van hun<br />

dekschilden, kunnen we door het invullen van een natuurkundige formule de lichaamstemperatuur<br />

van de kever voorspellen. Als we dan bovendien de relatie weten tussen de lichaamstemperatuur<br />

en de activiteit van het insect, kunnen we voorspellen hoe verschillende klimaatsfactoren de<br />

activiteit van een insect beïnvloeden. Dit natuurkundige model werd door onderzoekers toegepast<br />

op het tweestippelig lieveheersbeestje, een ‘economisch belangrijk beestje’ omdat hij bladluizen<br />

eet. Lieveheersbeestjes worden ingezet om op een natuurlijke manier bladluisplagen te bestrijden.<br />

Het tweestippelig lieveheersbeestje is bijzonder, omdat er twee kleurvormen bestaan: ze kunnen<br />

zwart zijn met rode stippen, of juist andersom: rood met zwarte stippen. Deze eigenschap biedt<br />

een mooie mogelijkheid om het effect van klimaat op de activiteit te onderzoeken: is er een verschil<br />

tussen de kleurvormen wat betreft hun warmtehuishouding?<br />

Een zwart voorwerp dat in de zon wordt gelegd absorbeert veel meer zonnestraling dan een lichter<br />

gekleurd voorwerp. Het zal daardoor warmer worden. Is dit ook zo bij de lieveheersbeestjes? De<br />

onderzoekers deden een aantal metingen aan lieveheersbeestjes, zoals aan de reflectie van de<br />

rode en zwarte dekschilden, de grootte en de transparantie van de dekschilden. Uit de<br />

berekeningen bleek dat de zwarte lieveheersbeestjes onder de meeste omstandigheden warmer<br />

zouden moeten worden dan de rode. Van de theorie naar de praktijk: levende zwarte en rode<br />

lieveheersbeestjes werden in een goed gecontroleerde ruimte blootgesteld aan verschillende<br />

138


combinaties van klimaatsfactoren. Hun lichaamstemperatuur werd met een minuscule<br />

thermometer geregistreerd.<br />

De metingen bevestigden de voorspellingen: de zwarte individuen werden meestal warmer. Ook<br />

de activiteit van de lieveheersbeestjes werd geregistreerd. Geheel volgens verwachting waren de<br />

zwarte exemplaren actiever.<br />

De onderzoekers zagen dat de verschillen tussen zwarte en rode lieveheersbeestjes kleiner<br />

werden naarmate de omgevingstemperatuur hoger werd. Dat is logisch: als de<br />

omgevingstemperatuur maar hoog genoeg is, kunnen zowel rode als zwarte lieveheersbeestjes<br />

actief zijn en is er geen extra absorptie van zonnestraling nodig om actief te worden. Het belang<br />

van de verschillende kleuren dekschilden verdwijnt dus bij hogere temperaturen.<br />

Wat betekent dit allemaal voor de aantallen en de verspreiding van de verschillende kleurvormen<br />

van dit lieveheersbeestje in relatie tot de klimaatverandering. In de afgelopen decennia is<br />

regelmatig door heel Nederland de verhouding tussen het aantal rode en zwarte<br />

lieveheersbeestjes geteld. Daaruit bleek dat er zo’n dertig jaar geleden grote verschillen waren<br />

tussen verschillende plaatsen in het aandeel van de twee kleurvormen. In het zuidoosten van<br />

Nederland was meer dan zestig procent zwart, in het noordwesten minder dan tien procent. Eén<br />

van de mogelijke verklaringen was dat de klimaatsomstandigheden verschilden, waardoor de<br />

zwarte exemplaren in het zuidoosten actiever konden zijn dan de rode, en daardoor algemener<br />

werden. Sinds die eerste tellingen zijn de verhoudingen dramatisch veranderd. Vooral het aandeel<br />

zwarte beesten in het zuidoosten nam af. Kunnen we dit rijmen met de klimaatsveranderingen die<br />

in die tijd zijn opgetreden? In de afgelopen dertig jaar is de gemiddelde maximumtemperatuur op<br />

veel plaatsen in Nederland met bijna 1ºC toegenomen. Dit betekent dat het relatieve belang van<br />

absorptie van zonnestraling voor de activiteit –en dus het succes – van de lieveheersbeestjes is<br />

afgenomen. Beide kleurvormen kunnen actief zijn als de temperatuur maar hoog genoeg is.<br />

Dit voorbeeld illustreert een aantal gevolgen van de klimaatsverandering. Als er door de<br />

opwarming steeds meer ruimte komt voor (rode) lieveheersbeestjes, zullen die meer bladluizen<br />

gaan eten. Maar de vijanden van de lieveheersbeestjes krijgen ook meer te eten. Een veranderend<br />

klimaat en het effect op één van de leden van een voedselweb zal uiteindelijk dus consequenties<br />

hebben voor andere dieren en planten. Dat heeft ook economische gevolgen. Zo heeft<br />

klimaatverandering dus zelfs gevolgen voor het succes van bladluizenbestrijding. Een ander<br />

gevolg is het vóórkomen. Wanneer de verspreiding van insecten, direct of indirect, wordt beïnvloed<br />

door het klimaat, dan zal klimaatsverandering dus gevolgen hebben voor de plaatsen waar deze<br />

dieren kunnen leven. Dit kan ver gaande consequenties hebben. Denk bijvoorbeeld aan de<br />

verspreiding van insecten die ziekten kunnen overbrengen. Het is moeilijk in te schatten hoe groot<br />

de consequenties van een veranderend klimaat zullen zijn voor insecten en uiteindelijk voor de<br />

mens en zijn omgeving. Maar als je weet dat insecten direct worden beïnvloed door<br />

klimaatsverandering, en dat zij bovendien een zeer grote rol spelen in onze ecosystemen, dan kun<br />

je op je klompen aanvoelen dat de gevolgen meer dan marginaal zullen zijn.<br />

Bron: Natuur en Bondgenoot 4, 2008, Dr. Peter de Jong (insectendeskundige bij Wageningen<br />

Universiteit.)<br />

139


Praktische tips<br />

Werkblad<br />

Voor deze leeftijdsgroep is het schrijven op het werkblad soms nog best moeilijk. Groep 3 kan net<br />

lezen en zal er dus iets meer tijd voor nodig hebben. Het is dus belangrijk om langs te lopen, zodat<br />

je de kinderen kan begeleiden.<br />

Keuze van materiaal insectenhotel<br />

Voor het maken van het insectenhotel zijn verschillende materialen te gebruiken. Belangrijk bij het<br />

bouwen van een hotel is dat de insecten ruimte hebben om zich in te schuilen. Materiaal met gaten<br />

is dus erg belangrijk. Je kan bijvoorbeeld gaten boren in hout, maar je kan ook rietjes of buizen<br />

gebruiken. Op de plaatjes is te zien hoe andere dit hebben gedaan. Hier kan je inspiratie uit<br />

opdoen. De achterkant van het hotel moet dicht zijn, hier houden insecten van.<br />

Websites<br />

http:// insecten.verzamelgids.nl<br />

http://www.kidnet.utwente.nl/insecten.html<br />

http://www.biolplek.org<br />

140


Bijlage<br />

Werkblad - Kijken naar dieren uit het insectenhotel<br />

Wat ga je doen?<br />

Vandaag ga je kijken naar kleine<br />

dieren uit het insectenhotel.<br />

Wat heb je nodig?<br />

- dit werkblad<br />

- potlood en gum<br />

- lepel<br />

- wit bakje<br />

- loep<br />

De meeste kleine diertjes leven in de bovenste laag van de bodem, de strooisellaag. Deze<br />

diertjes zorgen voor de afbraak van allerlei materiaal, bijvoorbeeld bladeren.<br />

Opdrachten<br />

1 Zoek verschillende insecten die in het insectenhotel wonen.<br />

Verzamel minstens drie verschillende soorten in het witte bakje.<br />

2 Kijk goed naar de dieren. Beantwoord daarna voor drie verschillende soorten dieren de<br />

vragen in de tabel op de achterkant van dit vel.<br />

3 Als je klaar bent, zet dan de diertjes terug op de plek waar je ze hebt gevonden. Waarom is<br />

dit belangrijk?<br />

Zat het diertje op of in de grond?<br />

Wat deed het diertje toen je het vond?<br />

Wat denk je dat het diertje eet?<br />

Waar denk je dat dit diertje het liefste leeft?<br />

Waarom denk je dat?<br />

Hoeveel poten heeft het diertje?<br />

Heeft het voelsprieten? Zo ja, wat doet het<br />

diertje daarmee?<br />

Heeft het ogen? Zo ja, hoeveel?<br />

Heeft het vleugels? Zo ja, hoeveel?<br />

Diertje 1 Diertje 2 Diertje 3<br />

141


Welke kleuren heeft het?<br />

Hoe beweegt het?<br />

Maak een duidelijke tekening van het diertje.<br />

3. Zoekkaart<br />

142


4. Voorbeelden insectenhotels.<br />

143


144

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!