Annex 3 B Teaching Material ... - C-Change
Annex 3 B Teaching Material ... - C-Change
Annex 3 B Teaching Material ... - C-Change
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Lesmateriaal<br />
Natuurspeeltuin Sloterpark<br />
Ontwikkeld door studenten van de Minor Wetenschap en Techniek<br />
PABO, Hogeschool van Amsterdam<br />
in opdracht van Stadsdeel Nieuw-West<br />
in samenwerking met de Academie van de Stad<br />
Januari 2011
Inhoudsopgave<br />
Inleiding, koppeling klimaat, biodiversiteit en duurzaamheid ........................................................ 3<br />
1. Bewegingsenergie .......................................................................................................................... 4<br />
1.1 bewegingsenergie deel 1........................................................................................................ 4<br />
1.1.1 Waterraket...................................................................................................................... 5<br />
1.1.2 Waterpomp.................................................................................................................... 7<br />
1.2 Bewegingsenergie deel 2 ...................................................................................................... 9<br />
1.2.1 Les 1 ‘Katrollen en kracht’ .......................................................................................... 11<br />
1.2.2 Les 2 ‘Herontwerp een machine’................................................................................. 12<br />
2. Bruggen, hutten en vlotten .......................................................................................................... 14<br />
2.1 Thema: Bruggen .................................................................................................................. 15<br />
2.1.1 Les 1: Confrontatie en Verkenning: Het bouwen van een zo hoog mogelijke toren.... 15<br />
2.1.2 Les 2: Ontwerpen en uitvoeren: De bruggenbouwplaats ............................................ 17<br />
2.1.3 De BruggenBouwPlaats ................................................................................................... 20<br />
2.1.4 Les 3: Ontwerpen en uitvoeren 2: Bruggen bouwen in de klas................................... 22<br />
2.1.5 Les 4: Verdiepen, presenteren en evalueren:............................................................. 24<br />
2.2 Thema: Vlotten ......................................................................................................................... 30<br />
2.2.1 Les 1 De Vlottenbouwplaats....................................................................................... 30<br />
2.2.2 Les 2 Vlotten in de klas .............................................................................................. 33<br />
2.2.3 Les 3 Drijven en zinken .............................................................................................. 35<br />
2.2.4 Les 4 Knopen ............................................................................................................. 37<br />
2.3 Thema: Hutten .......................................................................................................................... 39<br />
2.3.1 Les 1: Isolatie .............................................................................................................. 39<br />
2.3.2 Les 2: Confrontatie en verkenning in de klas............................................................... 42<br />
2.3.3 Les 3: Verdieping, presentatie en evaluatie in de natuurspeelplaats ........................... 45<br />
3. Water zuiveren en verplaatsen .................................................................................................... 48<br />
3.1 Water zuiveren ..................................................................................................................... 49<br />
3.1.1 Les 1: De schroef van Archimedes.............................................................................. 51<br />
3.1.2 Les 2: De schroef van Archimedes.............................................................................. 53<br />
3.2 Dammen en dijken .............................................................................................................. 55<br />
3.3 Nederland in reliëf ................................................................................................................ 56<br />
3.4 Het Normaal Amsterdams Peil ............................................................................................ 58<br />
4. De heemtuin, de kruidentuin en het snoepbos........................................................................... 62<br />
4.1 Les 1: De kuidentuin.......................................................................................................... 623<br />
4.2 Les 2: De natuurlijke schilderles.......................................................................................... 68<br />
4.3 Les 3: De kooklessen .......................................................................................................... 72<br />
Bijlage 1: Achtergrondinformatie over geneeskrachtige kruiden ............................................ 75<br />
Bijlage 2: Achtergrondinformatie over de heemtuin ............................................................... 76<br />
Bijlage 3: Zelf kruidenzalf maken........................................................................................... 77<br />
Bijlage 4: Zelf kruidenolie maken........................................................................................... 80<br />
Bijlage 5: Zelf kruidenthee maken ......................................................................................... 83<br />
Bijlage 6: Appelthee .............................................................................................................. 86<br />
Bijlage 7: Achtergrondinformatie voor het maken van verf .................................................... 87<br />
Bijlage 8: Receptenboekje Natuurspeelplaats Sloterpark ...................................................... 89<br />
5. Bodem en water in het Sloterpark ............................................................................................. 105<br />
5.1 Waterkwaliteit bepalen........................................................................................................ 107<br />
5.1.1 Les: Hoe schoon is het water? .................................................................................. 108<br />
5.2 Insectenhotel....................................................................................................................... 128<br />
5.2 Insectenhotel....................................................................................................................... 128<br />
5.2.1 Lesplan 1: De insecten in het insectenhotel .............................................................. 131<br />
5.2.3 Lesplan 2: Maak je eigen insectenhotel (in de klas) .................................................. 134<br />
5.2.4 Lesplan 3: De insecten verhuizen naar Nederland .................................................... 135<br />
Bijlage ...................................................................................................................................... 141<br />
2
Inleiding<br />
Stadsdeel Nieuw-West is actief met de ontwikkeling van het gebied rondom de Sloterplas. De<br />
Sloterplas ligt in het hart van het stadsdeel en biedt mogelijkheden voor recreatie met een<br />
grootstedelijke uitstraling. Een van de belangrijke plannen die wordt uitgevoerd in dit gebied is het<br />
ontwikkelen van een natuurspeeltuin aan de westkant van de plas. De natuurspeeltuin is bedoeld voor<br />
kinderen en hun ouders/verzorgers om beweging en gezond leven te stimuleren, maar ook de<br />
bewustwording van thema’s als klimaatverandering, biodiversiteit en duurzaamheid te versterken. In<br />
dit gebied is ook een Natuur en Milieu Educatie (NME) centrum waarbij aansluiting wordt gezocht.<br />
De lessenserie in deze bundel is bedoeld om de Natuurspeeltuin Sloterpark in te zetten als<br />
leeromgeving voor kinderen in het primair onderwijs. De lessen zijn in opdracht van het Stadsdeel<br />
Nieuw-West ontwikkeld door vierdejaarsstudenten van de PABO van de Hogeschool van Amsterdam<br />
in het kader van de minor Wetenschap en Techniek, in samenwerking met de Academie van de Stad.<br />
Klimaat, biodiversiteit en duurzaamheid zijn belangrijke thema’s in de huidige maatschappij en ook in<br />
de natuurspeeltuin. Deze hoofdthema’s zijn daarom leidend geweest in de ontwikkeling van het<br />
lespakket. Om de lessen interactief, creatief en gepast voor kinderen te maken, zijn de lessen<br />
onderverdeeld in vijf subthema’s: ‘bewegingsenergie’, ‘bruggen, hutten en vlotten’, ‘water zuiveren en<br />
verplaatsen’, ‘heemtuin, kruidentuin en snoepbos’ en ‘bodem en water in het Sloterpark’. De<br />
verschillende subthema’s kunnen los van elkaar behandeld worden. De lessen zijn bedoeld voor<br />
zowel schoolgebonden als buitenschoolse activiteiten, waarbij het NME-centrum ’De Drijfsijs’ een<br />
belangrijke rol speelt. De meeste activiteiten zijn gericht op leerlingen van de midden-bovenbouw<br />
(groep 5 t/m 8).<br />
Voor elke les geldt dat is aangegeven aan welke wettelijk vastgestelde leerdoelen de les voldoet.<br />
Daarnaast is bij elke les aangegeven in hoeverre het aansluit op de thema’s biodiversiteit,<br />
klimaatverandering en/of duurzaamheid. Om de lessen ook op de grote thema’s klimaatverandering,<br />
duurzaamheid en biodiversiteit in de bundel terug te kunnen vinden, is hieronder een zoekschema<br />
toegevoegd. Ten slotte zijn in elke les de volgende onderdelen terug te vinden: inleiding,<br />
verantwoording, doelen, werkwijze, benodigdheden, doelgroep/voorkennis en<br />
organisatie/tijdsplanning.<br />
Hoofdthema Hoofdstuk/les<br />
Biodiversiteit - Les 4.1<br />
Klimaatverandering<br />
Duurzaamheid<br />
- Hoofdstuk 5<br />
- Les 2.1.5<br />
- Les 2.3.1<br />
- Les 3.3 & les 3.4<br />
- Hoofdstuk 1<br />
- Hoofdstuk 2<br />
- Les 4.2<br />
3
1. Bewegingsenergie<br />
1.1 bewegingsenergie deel 1<br />
Inleiding<br />
Bewegingsenergie is de energie die voortkomt uit in principe alles om je heen. Dit wordt ook<br />
wel kinetische energie genoemd. De bewegingsenergie van een voorwerp hangt af van de<br />
massa en de snelheid. De bewegingsenergie is de arbeid die nodig is om het voorwerp<br />
vanuit stilstand tot de gegeven snelheid te krijgen. Omgekeerd is de bewegingsenergie de<br />
energie die vrijkomt wanneer een voorwerp vanuit een bepaalde snelheid tot stilstand komt,<br />
in de vorm van bv warmte. Als je een voorwerp omhoog gooit wordt bewegingsenergie<br />
omgezet in zwaarte-energie. Deze definitie kunnen we vertalen naar verschillende<br />
activiteiten, waarvan we er in dit document een aantal hebben uitgewerkt als lesactiviteit. In<br />
overleg en samenspraak zijn de onderstaande lesactiviteiten uitgewerkt voor in de<br />
natuurspeelplaats:<br />
- Katrollen, bestaande uit twee lessen;<br />
- Waterpompspel, een spelactiviteit;<br />
- De schroef van Archimedes;<br />
- Waterraket, groepsles.<br />
Alle activiteiten hebben een buitengedeelte, waarvan sommige een lesactiviteit in het<br />
gebouw “Drijfsijs”.<br />
Verantwoording<br />
We hebben gekozen voor de katrollenlessen omdat een katrol symbool staat voor<br />
krachtomzetting. Van oudsher wordt dit instrument gebruikt om met spierkracht de<br />
zwaartekracht te lijf te gaan. Kinderen zullen door deze lessen het nut gaan inzien van het<br />
toepassen van de katrol.<br />
Het waterpompspel heeft ook direct het nut om de gebruiker te laten voelen hoe zijn<br />
spierkracht omgezet wordt in waterkracht / stuwkracht. Daarnaast is het waterpompspel een<br />
competitieve bezigheid wat thuis hoort in een speelplaats. Het nodigt uit tot bewegen in de<br />
natuur.<br />
Zoals de katrollen een link leggen met de uitgevonden gemakken uit het verleden, doet ook<br />
de schroef van Archimedes hieraan mee. Om deze reden hoort de schroef thuis in de<br />
categorie ‘bewegingsenergie’.<br />
Als klap op de vuurpijl: de waterraket! Een raket die op water werkt, hoe duurzaam wil je het<br />
hebben? Geheel gemaakt van recyclebare flessen en ander kosteloos materiaal. De flessen<br />
worden voortgestuwd door een verschil in druk, waardoor de link naar bewegingsenergie<br />
gelegd kan worden: vanuit het omhooggeschoten object wordt bewegingsenergie omgezet<br />
in zwaarte energie.<br />
4
1.1.1 Waterraket<br />
Doelen<br />
- Door samenwerking een gezamenlijk eindresultaat voort te brengen.<br />
- Kennis opdoen over de energieomzetting.<br />
- Bevorderen van de grove motoriek.<br />
- De leerlingen kunnen constructie methodes toepassen.<br />
Kerndoelen:<br />
- 42: De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige<br />
verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, luchtdruk, magnetisme en<br />
temperatuur.<br />
Werkwijze<br />
Een waterraket is eigenlijk een PET-fles die gedeeltelijk met water is gevuld. Pomp je lucht in<br />
de fles, dan wil het water eruit. Dit gaat met een kleine explosie van water. Het water, wat er<br />
aan de onderkant uitkomt, drukt de fles omhoog. Het is net een opgeblazen ballon die wordt<br />
losgelaten, die vliegt ook weg. Zo werk elke raket. Door stuwing gaat de raket omhoog.<br />
Probeer of de kurk of rubberen dop goed in de fles past. Dit is erg belangrijk, als de dop niet<br />
goed past dan werkt de raket niet goed. Boor er heel voorzichtig een gaatje in waar precies<br />
het rubberen slangetje in past. Het is de bedoeling dat het slangetje muurvast in de kurk<br />
komt te zitten en dat er aan het andere eind een fietsventiel komt. Dit is het belangrijkste<br />
onderdeel van de petfles.<br />
Het lanceerplatform maken kun je doen zoals je zelf wilt. Bijvoorbeeld van hout en een stukje<br />
aluminium. Als alternatief kan er een emmer gebruikt worden.<br />
Vul de fles voor een derde deel met water. Plaats hem op het lanceerplatform en maak de<br />
pomp vast aan het ventiel. Ga zo ver mogelijk van de fles afstaan en begin te pompen. Je<br />
voelt tijdens het pompen de druk al toenemen. Totdat de stop loslaat en de fles de lucht in<br />
schiet.<br />
Let op<br />
- Een waterraket is niet gevaarlijk. Je kunt hem heel erg vaak gebruiken. Ga alleen niet<br />
te dicht bij staan tijdens het afvuren!<br />
Benodigdheden<br />
- Een petfles (plastic fles)<br />
- Een kurk of rubberen dop die precies in de fles past<br />
- Boortje<br />
- Fietspomp of een andere stevige pomp<br />
- Fietsventiel<br />
- Rubberslangetje en goede lijm<br />
5
Doelgroep / voorkennis<br />
- Het spel is te spelen met deelnemers vanaf 8 jaar.<br />
- De lanceerregels moeten bekend zijn.<br />
Link met duurzaamheid en klimaatverandering<br />
- Energieopwekking vanuit spierkracht in combinatie met<br />
waterkracht en luchtdruk.<br />
Organisatie en tijdsplanning<br />
- De inleiding vindt plaats in Drijfsijs en het<br />
middagprogramma vindt in de natuurspeelplaats<br />
plaats.<br />
- Je kunt de raket klassikaal maken en de leerlingen<br />
om beurten de raket laten lanceren.<br />
- Je kunt de klas in groepjes verdelen en<br />
verschillende raketten laten maken.<br />
- De duur van het lanceren der raketten kan naar<br />
eigen inzicht bepaald worden.<br />
Link met duurzaamheid<br />
Deze les berust volledig op duurzaamheid. Het mooie<br />
is namelijk dat alle onderdelen, waar gebruik van gemaakt<br />
dient te worden, recyclebaar zijn. Daarnaast kun je zonder<br />
gebruik van fossiele brandstoffen een raket afvuren die<br />
toch een aanzienlijke afstand kan overbruggen.<br />
Filmpje van de waterraket<br />
http://www.youtube.com/watch?v=P3KH4qBBMm0&feature=player_embedded<br />
6
1.1.2 Waterpomp<br />
Doelen:<br />
- Door samenwerken een versterkt effect te bereiken van energieopwekking.<br />
- Kennis opdoen over de energieomzetting.<br />
- Bevorderen van de grove motoriek.<br />
Werkwijze:<br />
- De leerlingen nemen plaats op een waterpomp en spuiten met de waterstraal tegen<br />
de rotorbladen op de middenpaal.<br />
- Wanneer deze as gaat draaien gaat er een lamp branden.<br />
- Door samenwerking kan de lamp feller gaan branden.<br />
- Er kan binnen een kader van vier waterpompen een spel gespeeld worden.<br />
- Hierbij wordt er een bal losgelaten die de deelnemers in een doel kunnen spuiten.<br />
Benodigdheden:<br />
- Vier waterpompen. (zie ontwerptekening)<br />
- Een opstaand ruitvormig kader in het water met twee doelen<br />
- Een middenpaal met dynamo, rotorbladen en lamp<br />
- Eventueel een bal<br />
Doelgroep / voorkennis:<br />
- Het spel is te spelen met deelnemers die op de waterpomp passen.<br />
- De spelregels moeten bekend zijn.<br />
- De werking van de waterpomp.<br />
Link met duurzaamheid en klimaatverandering:<br />
- Energieopwekking vanuit spierkracht.<br />
Organisatie en tijdsplanning:<br />
- Het balspel kan naar eigen wil en tijdsduur gespeeld worden.<br />
- Het balspel wordt met maximaal vier leerlingen gespeeld.<br />
- Wanneer de opstelling met minder leerlingen gebruikt wordt, heeft het de functie van<br />
energie opwekken.<br />
7
1.2 Bewegingsenergie deel 2<br />
Context<br />
De leerlingen zien veel soorten van energie om zich heen, al beseffen ze zich dit niet altijd.<br />
Zo is er bewegingsenergie als je naar school fietst en elektrische energie als je het licht aan<br />
doet. Zelfs een auto barst van de energie! De lichtjes, de geluiden en de bewegingen zijn<br />
allemaal soorten van energie. Dit wordt alleen wel opgewekt door benzine… Wat is hier het<br />
nadeel van? Wat zijn ‘’goede’’ vormen van energie opwekken?<br />
Inhoud en aanpak<br />
Deze lessenserie is opgezet om de leerlingen meer te leren over bewegingsenergie. Zo<br />
wordt er gewerkt met verschillende katrollen waarmee gewichten verdeeld kunnen worden.<br />
In deze les in het park leren leerlingen dat ze veel meer kunnen optillen met behulp van<br />
katrollen.<br />
Daarnaast zijn er aansluitende lessen voor in de klas aanwezig. Hier wordt de link met de<br />
klimaatsverandering en duurzame energie gelegd. Zo leren de leerlingen meer over<br />
verschillende soorten energie maar ook over de vervuiling van het milieu.<br />
Materiaal<br />
- Katrollen waarmee boomstronken opgetild kunnen worden. Er worden hier per<br />
boomstronk verschillende maten en groottes katrollen gebruikt. Voor verschillende<br />
groottes katrollen:www.dekker-watersport.nl/ www.harken.com<br />
- Foto’s van apparaten waarbij een katrol is ingebouwd<br />
- Tekengerei<br />
- Wit A4- papier<br />
Doelgroep en beginsituatie<br />
Deze lessen zijn geschikt voor groep 6,7 en 8. Leerlingen hebben voor deze lessen nog<br />
geen kennis nodig over katrollen. Volgens de leerlijnen zijn de leerlingen bekend met de<br />
volgende bewegings-en overbrengingsprincipes: katrol met touw, scharnier, hefboom,<br />
opwinden, tandwielen, ketting, snaar ( voor groep 7 en 8:besturing, bankschroef, hydrauliek<br />
en pneumatiek).<br />
Kerndoelen<br />
Kerndoel 42<br />
De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals<br />
licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.<br />
Kerndoel 45<br />
De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren<br />
9
en te evalueren.<br />
Kerndoel 44<br />
De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties tussen de werking, vorm en<br />
materiaalgebruik.<br />
Link met duurzaamheid<br />
Hoe meer katrollen, hoe minder kracht/energie er nodig is. Katrollen kunnen grote generators<br />
vervangen bij bijvoorbeeld verhuizingen. Dit scheelt weer fossiele brandstoffen. Daarnaast<br />
werd er vroeger geen elektriciteit gebruikt en was alles van mensen- dierkracht afhankelijk.<br />
10
1.2.1 Les 1 ‘Katrollen en kracht’<br />
Lesdoelen<br />
- Ervaren van de werking van een katrol/technisch inzicht in de katrol<br />
- Waar worden katrollen voor gebruikt?<br />
Tijdsplanning<br />
Inleiding 15 minuten<br />
Uitleg activiteit 15 minuten<br />
Activiteit 30 minuten<br />
Afsluiting 15 minuten<br />
Totaal: 1 uur en 15 minuten<br />
Materiaal<br />
- Katrollen waarmee boomstronken opgetild kunnen worden. Er worden hier per<br />
boomstronk verschillende maten en groottes katrollen gebruikt. Voor verschillende<br />
groottes katrollen:www.dekker-watersport.nl/ www.harken.com<br />
Groepsindeling<br />
Deze les wordt klassikaal gegeven.<br />
Lesverloop<br />
Inleiding<br />
De les begint met een gesprek tussen de Drijfsijs-leerkracht en de leerlingen. De Drijfsijsleerkracht<br />
vraagt wat de leerlingen allemaal hebben gezien in het park en wat ze weten over<br />
katrollen.<br />
Uitleg activiteit<br />
Drijfsijs-leerkracht vertelt dat deze les gaat over katrollen en kracht. Leerkracht en leerlingen<br />
lopen naar de verschillende boomstronken die vastzitten door middel van een touw en een<br />
katrol.<br />
Activiteit<br />
De leerlingen ervaren hoe het is om met een katrol een boomstronk op te liften. Ze proberen<br />
de boomstronken op te tillen met behulp van de katrollen. De leerlingen zullen ervaren dat<br />
een boomstronk met meerdere katrollen makkelijker op te tillen is dan een boomstronk met<br />
één katrol. Dit komt doordat de meerdere katrollen zorgen voor een gewichtverdeling.<br />
Afsluiting<br />
Als afsluiting wordt er een gesprek tussen de Drijfsijs-leerkracht en de leerlingen gehouden.<br />
In dit gesprek worden de bevindingen over de boomstronken en de katrollen uitgewisseld.<br />
11
1.2.2 Les 2 ‘Herontwerp een machine’<br />
Lesdoelen<br />
- De leerlingen kunnen een ontwerp maken van een nog niet bestaande machine<br />
waarbij kracht wordt overgebracht.<br />
- De leerlingen kunnen een bestaande machine op fossiele brandstof herontwerpen<br />
naar een machine met de zelfde doeleinden maar dan op spierkracht in combinatie<br />
met katrollen.<br />
- De leerlingen kunnen constructie methodes toepassen.<br />
- De leerlingen weten wat duurzame energie is, en hoe ze een bijdrage kunnen leveren<br />
aan een duurzaam klimaat.<br />
- De leerlingen hebben kennis van verschillende ‘’ouderwetse’’ constructie methodes<br />
Tijdsplanning<br />
Inleiding 15 minuten<br />
Uitleg activiteit 15 minuten<br />
Activiteit 30 minuten<br />
Afsluiting 15 minuten<br />
Totaal: 1 uur en 15 minuten<br />
Materiaal<br />
- Foto’s van apparaten waarbij een katrol is ingebouwd<br />
- Tekengerei<br />
- Wit A4- papier<br />
Groepsindeling<br />
Leerlingen gaan in groepjes van vier aan de slag. Bij een combinatieklas is het raadzaam om<br />
de leerlingen onderling te mengen.<br />
Lesverloop<br />
Inleiding<br />
Leerkracht bespreekt met de leerlingen wat ze in het Sloterpark hebben gezien en geleerd.<br />
Dit duurt tien minuten. Daarna laat de leerkracht foto’s zien van apparaten waarbij ook<br />
gebruik wordt gemaakt van katrollen.<br />
Uitleg Activiteit<br />
Er wordt een koppeling gemaakt naar de fossiele brandstoffen. Deze brandstoffen raken ooit<br />
op en zijn niet goed voor het milieu. Machines moeten dan vervangen worden door<br />
hefbomen, katrollen, mensenkracht en rolconstructies. Ieder groepje krijgt een foto van een<br />
machine. Deze machine moeten de leerlingen herontwerpen. De machine mag geen gebruik<br />
maken van fossiele brandstoffen<br />
12
Activiteit<br />
De leerlingen maken een ontwerpschets van hun machine. Eventueel kan het ontwerp<br />
uitgevoerd worden met technisch lego of k-nex.<br />
Afsluiting<br />
De leerlingen presenteren kort hun ontwerptekening en beantwoorden de volgende vragen:<br />
‘Wat hebben ze eraan veranderd?’ ‘Waarom hebben ze hiervoor gekozen?’.<br />
13
1. Onderdeel bruggen, hutten en vlotten<br />
Inhoud context aanpak<br />
In de aankomende lessen gaan de leerlingen zich verdiepen in het bouwen van bruggen,<br />
vlotten en hutten. De driehoeksconstructie is een erg belangrijke term in dit thema. Samen<br />
met het maken van verschillende knopen. Dit kan gebruikt worden bij het maken van vlotten<br />
en het maken van hutten. Dit thema bevat lessen die u als leerkracht in de klas kan<br />
aanbieden. Er staan ook lessen in die de leerlingen in de natuurspeeltuin gaan uitvoeren.<br />
Als u naar de natuurspeeltuin gaat is het handig om de groep in drie groepjes te verdelen.<br />
De groepjes kunnen dan elk twee van de drie onderdelen uitvoeren. Het derde onderdeel<br />
kan elk groepje eventueel alsnog in de klas uitvoeren. Voeren de kinderen het niet in de klas<br />
uit, dan is het nuttig om de kinderen hun activiteiten te laten presenteren. Handig is als er<br />
foto’s zijn van de uitvoerig in de natuurspeeltuin.<br />
In deze lessen wordt ook aandacht besteed aan het reflecteren op eigen werk en het werk<br />
van een ander. De leerlingen kijken terug op hun eigen leerproces en kunnen aan de ouders<br />
uitleggen hoe ze hebben gewerkt. De lessen kunnen ook met ouders uitgevoerd worden.<br />
Kerndoelen<br />
Nederlands; Mondeling onderwijs kerndoel 2<br />
De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van<br />
informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het<br />
discussiëren.<br />
Rekenen; Meten en meetkunde kerndoel 32<br />
De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.<br />
Oriëntatie op jezelf en de wereld; Mens en samenleving kerndoel 39<br />
De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />
Oriëntatie op jezelf en de wereld; Natuur en techniek kerndoel 44<br />
De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de<br />
werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
Kerndoel 45<br />
De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren<br />
en te evalueren.<br />
Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteed aan duurzaamheid/ recyclen (in alle<br />
lessen) en klimaatverandering (les . 2.3.1 Isolatie). Ook kunt u een koppeling maken met les<br />
3.3 en 3.4 over de waterstijging en het klimaat.<br />
14
2.1 Thema: Bruggen<br />
2.1.1 Les 1: Confrontatie en Verkenning:<br />
Het bouwen van een zo hoog mogelijke toren<br />
Inhoud en aanpak<br />
In deze les is het de bedoeling dat de leerlingen torens gaan bouwen met ijsstokjes en<br />
splitpennen. De toren moet hoog en vooral stevig worden. De leerlingen worden in deze les<br />
geconfronteerd met de verschillende constructies en leren vooral onderzoekend wat de<br />
beste en stevigste constructie is voor het bouwen van een groot en hoog bouwwerk.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen, hoe<br />
meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />
Beginsituatie<br />
Dit is een inleidende les dus er is nog geen beginsituatie. De kinderen moeten wel kunnen<br />
samenwerken en kunnen overleggen.<br />
Lesdoelen<br />
- De leerlingen weten dat de driehoeksconstructie de sterkste constructie is;<br />
- De leerlingen kunnen met splitpennen en ijsstokjes (eventueel spekkies en spaghetti<br />
een toren bouwen);<br />
- De leerlingen kunnen in een groep een opdracht uitvoeren;<br />
- De leerlingen kunnen reflecteren op het eigen werk en het werk van de ander.<br />
Tijdsschema<br />
Introductie/uitleg: 5 minuten<br />
Activiteit: 30 minuten<br />
Nabespreking: 20 minuten<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- IJsstokjes;<br />
- Splitpennen;<br />
- Een boek dat u op de torens kunt leggen.<br />
15
Deze les kunt u eventueel ook uitvoeren met ongekookte spaghetti en spekjes.<br />
Groepsindeling<br />
Voor deze les is de klas opgedeeld in groepjes van vier à vijf leerlingen. Het is de bedoeling<br />
dat ze allemaal om een tafel heen kunnen zitten, want dan kunnen ze goed samen de<br />
opdracht uitvoeren.<br />
Lesplan<br />
Lesfase: Introductie/uitleg<br />
De klas wordt in groepjes van vier à vijf leerlingen verdeeld, afhankelijk van het aantal<br />
leerlingen in de groep. Bij een combinatieklas is het handig om de leerlingen uit de<br />
verschillende groepen in groepjes te laten werken. De groepjes krijgen allemaal splitpennen<br />
en ijsstokjes. De opdracht is dat ze met dit materiaal een toren gaan bouwen. Deze toren<br />
moet hoog worden, maar ook stevig. Vertel erbij dat u de stevigheid ook gaat testen door er<br />
na afloop een boek op te leggen. Het groepje dat de hoogste toren heeft die het gewicht van<br />
het boek kan dragen, wint.<br />
Lesfase: Activiteit<br />
De leerlingen gaan aan de slag. Loop rond en geef hier en daar tips als dat nodig is. Zorg<br />
ervoor dat alle leerlingen betrokken blijven door ze positief te stimuleren en ze uit te dagen.<br />
Probeer ze niets te vertellen over de constructie. Dit moeten ze zelf ontdekken. Geen<br />
inhoudelijke vragen beantwoorden.<br />
Lesfase: Nabespreking<br />
De leerlingen bekijken elkaars werk. Met de hele groep bespreek je welk bouwwerk het<br />
stevigst lijkt. Laat de leerlingen ook nadenken waarom dat bouwwerk het stevigst lijkt.<br />
Als jullie over alle torens hebben gepraat gaan jullie deze testen. Maak eventueel vooraf een<br />
foto – sommige torens zullen de testfase immers niet overleven.<br />
Leg op elk bouwwerk een boek en kijk of het bouwwerk stevig genoeg is. Als ze allemaal<br />
getest zijn zullen er torens blijven staan en torens inzakken en kapot gaan. U kunt de vraag<br />
stellen wat de torens die zijn blijven staan gemeen hebben. Als het goed is komen de<br />
leerlingen zelf met de conclusie dat de driehoeksconstructie de sterkste vorm heeft. Mocht<br />
dit niet het geval zijn, dan kunt u leerlingen binnen het groepje verschillende<br />
constructievormen laten maken met de splitpennen en de ijsstokjes (bijvoorbeeld de<br />
driehoekconstructie en het vierkant). De vormen worden recht op tafel gezet en er wordt druk<br />
op uitgeoefend. Als het goed is, zien de kinderen dan zelf wel dat de driehoeksconstructie<br />
veel steviger is dan het vierkant.<br />
16
2.1.2 Les 2: Ontwerpen en uitvoeren: De bruggenbouwplaats<br />
Inhoud en aanpak<br />
De activiteit op de bruggenbouwplaats bestaat uit het gezamenlijk bouwen van een stevige,<br />
veilige brug. Daarbij worden onder andere constructieve en reflectieve vaardigheden<br />
geoefend. De leerlingen gaan zelfstandig in groepjes aan de slag en bouwen boven het<br />
water een brug. Vervolgens vindt er een reflectie plaats en is er ruimte om de brug te<br />
verbeteren.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />
meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />
Lesdoelen<br />
Directe doelen<br />
- De leerlingen kunnen samen een stevige, veilige brug bouwen;<br />
- De leerlingen weten dat een driehoeksconstructie steviger is dan een<br />
vierkantconstructie;<br />
- De leerlingen kunnen sterke en zwakke punten van hun brug benoemen;<br />
- De leerlingen kunnen hun brug op basis van de zwakke punten verbeteren;<br />
- De leerlingen kunnen verwoorden waarom dit materiaal geschikt is voor de<br />
natuurspeeltuin;<br />
- De leerlingen kunnen verwoorden waarom de brug na het bouwen afgebroken moet<br />
worden.<br />
Indirecte doelen<br />
- De leerlingen kunnen verschillende constructievaardigheden toepassen op<br />
verschillende soorten bouwwerken;<br />
- De leerlingen kunnen tijdens diverse opdrachten samen tot een gezamenlijk<br />
eindresultaat komen;<br />
- De leerlingen kunnen op hun werk en op dat van anderen reflecteren;<br />
- Op basis van reflectie kunnen de leerlingen hun product aanpassen;<br />
- De leerlingen weten welke stappen er komen kijken tijdens de productie van<br />
materialen en de gevolgen van deze stappen voor het milieu.<br />
Kern- en tussendoelen (inclusief voorbereidende en afsluitende lessen)<br />
- 32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.<br />
Werken met constructieve materialen zorgt regelmatig voor meetkundige problemen.<br />
Leerlingen zullen passen en meten om deze problemen op te lossen.<br />
- 39. De leerlingen leren zorg dragen voor het milieu.<br />
- 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen<br />
de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
Leerlijn: Technische inzichten – constructies en verbindingen<br />
- 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze<br />
uit te voeren en te evalueren.<br />
Leerlijn: Technische inzichten – constructies en verbindingen<br />
Tijdschema<br />
Introductie: 10 minuten<br />
Bouwen van de brug: 20 minuten<br />
17
Reflecteren op de brug door kijken en testen: 10 minuten<br />
Aanbieden driehoeksconstructie: 10 minuten<br />
Verbeteren van de brug: 20 minuten<br />
Opnieuw reflecteren en afsluiten (foto): 10 minuten<br />
Afbreken en opruimen: 15 minuten<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Halve boomstammen met gaten;<br />
- Boomstronken in het water met gaten;<br />
- Allerlei materialen die de leerlingen vinden in de natuurspeeltuin (waaronder stevige<br />
takken);<br />
- Eventueel papier en potloden;<br />
- Eventueel touw.<br />
Groepsindeling<br />
Vier tot zes leerlingen kunnen gezamenlijk een brug bouwen.<br />
Organisatie<br />
Alle onderdelen van de activiteit die in de volgende paragraaf worden beschreven, vinden<br />
plaats op de bruggenbouwplaats.<br />
Vooraf zijn al groepjes samengesteld voor deze en de andere activiteiten in de<br />
natuurspeeltuin. Ook zijn deze over de activiteiten verdeeld. De materialen liggen klaar bij de<br />
bruggenbouwplaats. Een deel van de materialen moet door de leerlingen verzameld worden.<br />
Het is tijdens deze activiteit belangrijk dat de leerkracht een begeleidende rol neemt. Dat<br />
houdt in dat de leerkracht zich qua beslissingen en ideeën op de achtergrond houdt. De<br />
leerlingen hakken, zo mogelijk, zelf de knopen door. De leerkracht probeert hen in dit proces<br />
te begeleiden. Het doel is dat het uiteindelijk een brug wordt van de leerlingen.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1: Introductie<br />
Vertel de leerlingen dat er al verschillende soorten bruggen in de natuurspeeltuin zijn, maar<br />
dat ook hier een brug moet komen. De leerlingen zijn de architecten van deze nieuwe brug.<br />
Geef aan dat de mensen die in de natuurspeeltuin werken zelf al het materiaal hebben<br />
gekozen dat zij hier vonden passen. Wijs de leerlingen op het materiaal en vraag waarom zij<br />
denken dat dit goed in de natuurspeeltuin past. Geef aan dat men het liefst onbewerkte<br />
bomenstammen uit de speeltuin gebruikt, omdat er geen vervoer nodig is; andere bossen er<br />
geen schade van ondervinden en omdat de productie van dit materiaal voor weinig<br />
vervuiling. Vergelijk de boomstammen bijvoorbeeld met tropisch hardhout uit de Amazone of<br />
meer bewerkelijke en schadelijke materialen als staal en beton.<br />
Er zijn maar twee eisen waar de brug aan moet voldoen: de brug moet stevig zijn en<br />
veilig.<br />
Vertel dat de leerlingen de boomstammen met gaten mogen gebruiken en de boomstronken<br />
in het water. De loopbruggetjes langs de stronken zijn tijdelijk, dus mogen geen onderdeel<br />
uitmaken van de brug. De leerlingen mogen alles wat ze in de omgeving kunnen vinden<br />
gebruiken als ze het daarvoor niet kapot hoeven te maken. Dit hoeven niet per se natuurlijke<br />
producten te zijn; hergebruik van materiaal als plastic is immers goed voor het milieu. De<br />
leerlingen mogen schetspapier en potloden gebruiken, maar dat hoeft niet.<br />
Vertel dat er na het bouwen gezamenlijk wordt gekeken hoe de brug verbeterd kan worden.<br />
De verbeterde brug wordt op de foto gezet en op de website van de natuurspeeltuin<br />
geplaatst. Daarna zal de brug helaas weer afgebroken moeten worden. Andere klassen<br />
18
moeten immers ook een brug kunnen bouwen. Geef aan dat het vooral belangrijk is dat het<br />
een brug van de leerlingen samen wordt.<br />
Lesfase 2: Kern – bouwen van de brug<br />
De leerlingen gaan aan de slag.<br />
De leerkracht heeft vooral de rol van bemiddelaar. Het is belangrijk dat de leerlingen al<br />
ontdekkende leren. Probeer dan ook geen oplossingen aan te dragen.<br />
Alles wat de leerlingen doen is goed, ook al lijkt het bouwwerk niet meteen een stevige,<br />
veilige brug te worden.<br />
Probeer pas in te grijpen bij discussies als deze te lang duren of uit de hand dreigen te<br />
lopen.<br />
Lesfase 3: Kern – reflectie I<br />
Als de leerlingen klaar zijn of na 20 minuten:<br />
Samen kijken naar hoe de brug is gebouwd.<br />
De brug wordt beschreven:<br />
- Wat is er bijzonder?<br />
- Wat is er mooi of goed?<br />
Een aantal leerlingen loopt over de brug om deze te testen<br />
- Is de brug stevig? Hoe komt dat?<br />
- Is de brug veilig? Hoe komt dat?<br />
- Wat zou er beter kunnen? Hoe?<br />
Lesfase 4: Kern – aanbieden driehoeksconstructie<br />
Leg de leerlingen uit dat de vorm van de brug heel belangrijk is voor de stevigheid. Splits de<br />
groep en geef de ene groep de opdracht om even een driehoek te maken en het andere<br />
groepje om een vierkant te maken van het constructiemateriaal. Geef vervolgens aan dat zij<br />
met de hele groep even kort onderzoek mogen doen naar de stevigheid van deze<br />
constructies. Als zij denken dat zij deze informatie kunnen gebruiken voor hun brug, mogen<br />
ze weer aan de slag.<br />
Lesfase 5: Kern – verbeteren van de brug<br />
De leerlingen gaan opnieuw aan de slag. Als de leerlingen klaar zijn of na 20 minuten wordt<br />
er opnieuw besproken.<br />
- Wat is er beter aan deze brug?<br />
- Wat is er steviger/veiliger? Hoe komt dat?<br />
- Is er nog iets wat de leerlingen willen veranderen? Waarom?<br />
Als de leerlingen erg snel klaar zijn, kunt u hen een extra eis geven, zoals:<br />
- Als je over de brug loopt, moet je droog blijven als het regent.<br />
Lesfase 6: Afsluiting<br />
Als de brug klaar is, maakt u een foto van de leerlingen op of bij de brug. Deze foto wordt op<br />
de website van de natuurspeeltuin geplaatst.<br />
Lesfase 7: Afbreken en opruimen<br />
Vervolgens moet de brug helaas worden afgebroken, zodat ook andere klassen een nieuwe<br />
brug kunnen ontwerpen. Wijs de kinderen hier opnieuw op het belang van hergebruik. Want<br />
wat zou er nodig zijn als elke klas een eigen brug zou bouwen? (Denk aan het beperkte<br />
aantal bomen, bomen die naar de natuurspeeltuin vervoerd moeten worden, bosdieren die<br />
hun huis verliezen, etc.)<br />
Laat de leerlingen controleren of er nergens takken in gaten zijn blijven steken en laat ze de<br />
takken en andere materialen verspreid terug brengen in de omgeving.<br />
19
2.1.3 De BruggenBouwPlaats<br />
Toelichting<br />
Water is een belangrijk onderdeel van de natuurspeeltuin. Veel kinderen vinden het prettig<br />
om met water te spelen. Zij willen bijvoorbeeld water overbruggen. Dit kunnen zij op allerlei<br />
manieren doen.<br />
Er bestaan in (natuur)speeltuinen diverse soorten bruggen, de een nog uitdagender dan de<br />
ander. Het zou echter zonde zijn om de kinderen uitsluitend gebruik te laten maken van<br />
bestaande bruggen. Ze kunnen deze bruggen immers ook zelf bouwen.<br />
Een dergelijke activiteit heeft een grote didactische waarde. Kinderen doen<br />
constructievaardigheden en materiaalkennis op. Bovendien wordt hun vermogen om<br />
problemen op te lossen en om in teamverband te werken, gestimuleerd.<br />
Een van de speerpunten van deze natuurspeeltuin is beweging. Het bouwen van een brug<br />
sluit daarop aan, want dat is hard werken!<br />
De bouwplaats<br />
De bruggenbouwplaats bestaat uit een waterstroom met daarin boomstronken; twee<br />
loopbruggen om bij de boomstronken te komen en boomstammen als constructiemateriaal.<br />
Het constructiemateriaal bestaat uit halve boomstammen (in de lengte doorgezaagd) van<br />
maximaal twintig centimeter breed. De boomstammen hebben verschillende lengten, om<br />
creatief gebruik te stimuleren. Aan beide uiteinden van de boomstammen is een gat geboord<br />
in de hoogte én in de breedte. Eventueel kunnen ook op andere plaatsen in de<br />
boomstammen gaten worden geboord, zodat de boomstammen gemakkelijker op<br />
verschillende manieren aan elkaar te bevestigen zijn. Dit kan worden gedaan door de gaten<br />
op elkaar te leggen en er een stevige tak door te steken. Deze takken zoeken de kinderen in<br />
de omgeving van de bouwplaats.<br />
1. Gaten in de hoogte<br />
2. Gaten in de breedte<br />
In het water en op de oevers staan stukken boomstam van ongeveer veertig centimeter<br />
breed. Deze stammen staan – van middelpunt tot middelpunt – ongeveer een meter uit<br />
20
elkaar. Ook in deze boomstammen zijn gaten geboord: in de lengte en de breedte. (Zie<br />
afbeeldingen op de volgende pagina.)<br />
Zijaanzicht<br />
Bovenaanzicht<br />
Brede boomstam met gaten in de<br />
lengte en breedte<br />
Dit materiaal biedt vrijheid voor de creativiteit van de kinderen, maar geeft ook voldoende<br />
houvast om tot een goed resultaat te komen. Bovendien worden kinderen gestimuleerd om<br />
echt over de constructie na te denken. Verder past dit materiaal goed in de natuurspeeltuin:<br />
het is gemaakt van materiaal dat afkomstig is uit het park zelf en het produceren ervan heeft<br />
praktisch geen schadelijke gevolgen voor het milieu. Bovendien kan het materiaal<br />
gemakkelijk hergebruikt worden.<br />
21
2.1.4 Les 3: Ontwerpen en uitvoeren 2: Bruggen bouwen in de klas<br />
Inhoud en aanpak<br />
Een deel van de leerlingen zal tijdens het bezoek aan de natuurspeeltuin geen brug hebben<br />
ontworpen op de bruggenbouwplaats. Om toch tot een vergelijkbaar leerresultaat te komen,<br />
bouwen deze leerlingen bruggen in de klas.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is dus bedoeld voor de leerlingen die in de natuurspeeltuin geen brug hebben<br />
gebouwd. U kunt ervoor kiezen om alle leerlingen een brug te laten bouwen in de klas. Lees<br />
hierover meer onder het kopje differentiatie.<br />
Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />
meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />
Lesdoelen<br />
Directe lesdoelen<br />
- De leerlingen kunnen een stevige, veilige brug bouwen van een meter lang die<br />
tenminste vijf speelgoedautootjes moet kunnen dragen;<br />
- De leerlingen weten dat de driehoeksconstructie sterker is dan bijvoorbeeld de<br />
vierkantconstructie;<br />
- De leerlingen kunnen tot een gezamenlijk eindproduct komen.<br />
Indirecte lesdoelen<br />
- De leerlingen kunnen verschillende constructievaardigheden toepassen op<br />
verschillende soorten bouwwerken;<br />
- De leerlingen kunnen tijdens diverse opdrachten samen tot een gezamenlijk<br />
eindresultaat komen;<br />
- De leerlingen kunnen op hun werk en op dat van anderen reflecteren;<br />
- Op basis van reflectie kunnen de leerlingen hun product aanpassen.<br />
Kerndoelen<br />
Als in natuurspeeltuin.<br />
Tijdschema<br />
Introductie: 10 minuten<br />
Bouwen van de brug: 20 minuten<br />
Reflecteren op de brug door kijken en testen: 10 minuten<br />
Aanbieden driehoeksconstructie: 10 minuten<br />
Verbeteren van de brug: 20 minuten<br />
Opnieuw reflecteren en afsluiten (foto): 10 minuten<br />
Afbreken en opruimen: 15 minuten<br />
Materiaal<br />
- IJsstokjes met gaatjes;<br />
- Splitpennen;<br />
- Meetlint of (bord)liniaal;<br />
- Speelgoedautootjes.<br />
22
Groepsindeling<br />
Twee tot vier leerlingen per groepje.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1: Introductie<br />
Vertel de leerlingen dat zij alsnog een brug zullen gaan bouwen. Aan de brug in de<br />
natuurspeeltuin werden twee eisen gesteld. De brug moest veilig en stevig zijn. Voor de<br />
leerlingen in de klas zijn nog twee eisen: hun brug moet een meter lang zijn en moet<br />
minimaal drie (reken-)boeken kunnen dragen.<br />
De leerlingen mogen geen ander materiaal gebruiken dan de ijsstokjes en splitpennen.<br />
Lesfase 2: Kern- bruggen bouwen<br />
De leerlingen gaan aan de slag. U neemt, net als in de natuurspeeltuin, de rol van begeleider<br />
op zich.<br />
Lesfase 3: Kern - reflectie<br />
Na ongeveer twintig minuten wordt de brug gezamenlijk bekeken.<br />
Wat is er al goed of mooi aan de brug?<br />
En wat is al stevig of veilig?<br />
Lesfase 4: Kern – aanbieden driehoeksconstructie<br />
Geen de leerlingen de opdracht om van de stokjes een driehoek en een vierkant te maken<br />
van stokjes en om deze constructies met elkaar te vergelijken. Geef aan dat zij de informatie<br />
die zij hieruit verkregen hebben, kunnen toepassen in hun brug.<br />
Lesfase 5: Kern – brug verbeteren<br />
De leerlingen proberen hun bruggen te verbeteren en af te maken.<br />
Lesfase 6: Afsluiting – reflecteren en testen<br />
Wanneer de bruggen af zijn, worden zij eerst uitgebreid door alle groepjes bekeken.<br />
Welke brug is veilig en waarom?<br />
En welke lijkt het meest stevig?<br />
Eventueel worden de bruggen gefotografeerd.<br />
De bruggen kunnen getest worden. Welke brug wint?<br />
Hadden de leerlingen dit voorspeld? Waarom?<br />
Differentiatie<br />
U kunt er voor kiezen om ook de leerlingen die wel op de bruggenbouwplaats hebben<br />
gewerkt, wel een brug te laten bouwen. Laat ze bijvoorbeeld hun brug nabouwen.<br />
Vervolgens kunt u ze hun brug laten verbeteren of de brug laten uitbreiden tot een stevige<br />
brug van een meter lang.<br />
Er zijn diverse mogelijkheden om te differentiëren tijdens deze opdracht. U kunt er<br />
bijvoorbeeld ook voor kiezen om te werken met ander materiaal, zoals marshmallows en<br />
spaghetti of kranten. Ook kunt u de eisen aan het eindproduct veranderen.<br />
23
2.1.5 Les 4: Verdiepen, presenteren en evalueren:<br />
De groene brug<br />
Inhoud en aanpak<br />
Alle kinderen hebben – in de klas of in de natuurspeeltuin – een brug gebouwd. In de<br />
natuurspeeltuin is al kort aandacht besteed aan het maken van een verstandige<br />
materiaalkeuze met betrekking tot het milieu. Tijdens deze les, bestaande uit twee lesdelen,<br />
ontwerpen en bouwen de kinderen een ‘groene brug’; een stevige, veilige brug gemaakt van<br />
natuurlijk materiaal. Er wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan productieprocessen en<br />
vervuiling die daarbij komt kijken.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen, hoe<br />
meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />
Beginsituatie<br />
Alle leerlingen hebben inmiddels al een brug gebouwd. Zij weten dus dat de<br />
driehoeksconstructie belangrijk is voor de stevigheid van de brug. Ook weten zij dat het<br />
belangrijk is om het milieu schoon te houden.<br />
Lesdoelen<br />
Directe doelen<br />
- De leerlingen weten wat een productieproces is en hoe zo’n proces eruit kan zien;<br />
- De leerlingen weten hoe bepaalde fasen van een productieproces kunnen zorgen<br />
voor milieuvervuiling;<br />
- De leerlingen kunnen milieuvriendelijk materiaal selecteren voor hun ‘groene brug’;<br />
- De leerlingen kunnen op basis van het materiaal een brug ontwerpen;<br />
- De leerlingen kunnen met vergelijkbaar materiaal de bruggen op schaal nabouwen;<br />
- De leerlingen weten welke constructie het sterkste is en kunnen dit ook laten zien in<br />
het maken van de bruggen.<br />
Indirecte doelen<br />
- De leerlingen kennen verschillende productieprocessen;<br />
- De leerlingen weten wat bronnen zijn van vervuiling;<br />
- De leerlingen kunnen de koppeling maken tussen vervuiling en klimaatverandering;<br />
- De leerlingen kennen verschillende natuurlijke en onnatuurlijke materialen;<br />
- De leerlingen kunnen werken met schaal in diverse situaties;<br />
- De leerlingen kunnen een tekening uitwerken tot een driedimensionaal model;<br />
- De leerlingen kunnen constructieve vaardigheden toepassen in diverse opdrachten.<br />
24
Kerndoelen<br />
- 32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.<br />
Werken met constructies zorgt regelmatig voor meetkundige problemen. Leerlingen<br />
zullen passen en meten om deze problemen op te lossen.<br />
- 39. De leerlingen leren zorg dragen voor het milieu.<br />
- 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen<br />
de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
Leerlijn: Technische inzichten: constructies; <strong>Material</strong>en en gereedschappen<br />
- 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze<br />
uit te voeren en te evalueren.<br />
Leerlijn: Technische inzichten: constructies; <strong>Material</strong>en en gereedschappen<br />
Tijdsschema<br />
Lesdeel I: Productieproces en ontwerp<br />
Introductie: 5 minuten<br />
Instructie: 15 minuten<br />
Activiteit: 30 minuten<br />
Nabespreking: 15 minuten<br />
Lesdeel II: Materiaal bewerken en uitvoeren<br />
Introductie: 5 – 15 minuten<br />
Instructie: 5 minuten<br />
Activiteit: 45 minuten<br />
Nabespreking: 20 minuten<br />
<strong>Material</strong>en<br />
Lesdeel I: Productieproces en ontwerp<br />
- Schoolbord;<br />
- Computers met internet;<br />
- Potloden;<br />
- Een aantal blaadjes A4-papier voor elk kind;<br />
- A3-papier per groep.<br />
Lesdeel II: Materiaal bewerken en uitvoeren<br />
- Ontwerpen uit het vorige lesdeel;<br />
- Bordliniaal en kleinere linialen;<br />
- Natuurlijke materialen, zoals:<br />
o Takken<br />
o Schors<br />
o Steentjes<br />
o Riet<br />
o Wol<br />
25
- Andere materialen, zoals:<br />
o IJsstokjes<br />
o Splitpennen<br />
o Touw<br />
- Fototoestel<br />
- Eventueel speelgoedautootjes of ander materiaal om de brug te testen<br />
Groepsindeling<br />
Voor deze les is de klas opgedeeld in groepjes van 3 à 4 leerlingen.<br />
De lesinhoud<br />
Deel I: Productieproces en ontwerp<br />
Lesfase 1: Introductie<br />
Geef aan dat de leerlingen inmiddels best bouwspecialisten genoemd kunnen worden voor<br />
onder andere bruggen. Vraag ze zich voor te stellen dat zij een architectenbureau hebben<br />
speciaal voor bruggen en andere ingewikkelde constructies. Zij hebben een brief gekregen<br />
van twee dorpjes in Italië. Daar staan ergens in dunbevolkt gebied twee dorpjes – elk op een<br />
heuvel. Tussen deze heuvels stroomt een wilde rivier. Als de bewoners naar het andere<br />
dorpje willen, moeten zij eerst naar een hoger gelegen deel klimmen waar de rivier rustiger<br />
is, om daar via keien en stammen naar de overkant te klimmen. De dorpsbewoners zijn dit<br />
zat. Ze willen gemakkelijker naar het andere dorp komen. Jawel, door middel van een brug.<br />
Nu hebben ze wel een aantal speciale eisen. In de omgeving van de dorpjes ligt een prachtig<br />
bos met veel dieren en bijzondere plantensoorten en insecten. Ook in de rivier zwemmen<br />
talloze vissen. De bewoners van de dorpjes weten best dat er over het algemeen op de<br />
wereld vaak slecht voor het milieu wordt gezorgd. Zij willen dat hun omgeving mooi blijft en<br />
gezond, dat er voldoende dieren en planten kunnen leven en dat de lucht, grond en water<br />
schoon blijven. Ook willen ze niet dat hun brug in andere delen van de wereld voor vervuiling<br />
zorgt. Verder willen ze een stevige, veilige brug. De brug moet precies 100 meter lang<br />
worden.<br />
Lesfase 2: Instructie<br />
Voordat de leerlingen mogen beginnen met ontwerpen, krijgen zij uitleg over<br />
productieprocessen. Teken op het bord hoe een productieproces kan verlopen (zie<br />
afbeelding).<br />
26
Productieproces en vervuiling<br />
Eventueel kunt u de kinderen vragen wat voor vervuiling er bij de verschillende fasen kan<br />
zijn. Geef aan dat er bij sommige processen zelfs nog meer stappen zijn.<br />
De vervuiling wordt dus veroorzaakt door:<br />
- Veel transport (grondstoffen worden ver van huis gewonnen);<br />
- Productieproces op verschillende plaatsen;<br />
- Er worden stoffen gebruikt tijdens het productieproces die schadelijk zijn voor het<br />
milieu;<br />
- Bijkomende factoren, zoals energieverbruik tijdens het productieproces, benzine voor<br />
de transportvoertuigen, verpakkingsmateriaal;<br />
- Veel producten worden niet gerecycled.<br />
Geef aan dat er gelukkig ook productieprocessen zijn die veel milieuvriendelijker zijn. Vraag<br />
de kinderen of zij kunnen bedenken hoe je ervoor kan zorgen dat een proces voor minder<br />
vervuiling zorgt. Bijvoorbeeld:<br />
- Grondstoffen uit de directe omgeving gebruiken;<br />
- Alleen natuurlijke grondstoffen gebruiken;<br />
- Het materiaal zo bewerken dat er weinig schadelijke stoffen en dergelijke hoeven<br />
worden gebruikt;<br />
- Zo weinig mogelijk ‘tussenstations’.<br />
Lesfase 3: Activiteit<br />
Nu is het tijd om aan de slag te gaan. De klas wordt in groepjes van drie à vier leerlingen<br />
verdeeld, afhankelijk van de groepsgrootte. Bij een combinatieklas is het handig om de<br />
leerlingen uit de verschillende groepen in groepjes te laten werken. Elk groepje is als het<br />
ware een architectenbureau. De leerlingen krijgen de opdracht om voor de Italiaanse<br />
dorpsbewoners een brug te ontwerpen van natuurlijk materiaal uit de nabije omgeving in<br />
Italië.<br />
27
Ter inspiratie kunnen de kinderen bestaande bruggen op het internet bekijken of<br />
onderzoeken welke natuurlijke materialen er in Italië te vinden zijn. Geef ook aan dat de<br />
kinderen alles wat zij tijdens eerdere lessen hebben geleerd, moeten toepassen – denk aan<br />
de driehoeksconstructie.<br />
Eerst maken alle kinderen zelfstandig op A4-papier kladschetsen. Vervolgens gaan de<br />
groepjes weer bij elkaar zitten en wordt een van de schetsen gekozen. Nu maken de<br />
leerlingen gezamenlijk een definitief ontwerp op A3-papier. Daarbij geven zij maten en<br />
materialen aan, bijvoorbeeld in een legenda.<br />
Lesfase 4: Presenteren<br />
Als alle groepjes een definitief ontwerp hebben, worden deze aan de andere groepjes<br />
getoond. De leerlingen geven tops (wat is er goed, veilig, stevig of milieuvriendelijk?) en tips<br />
(wat zou beter kunnen?). Na de korte presentaties krijgen de kinderen eventueel de kans om<br />
hun ontwerp aan te passen.<br />
Lesfase 5: Afsluiten en voorbereiden op deel II.<br />
Geef aan dat de kinderen de brug die zij hebben ontworpen in het klein gaan nabouwen. Zij<br />
kunnen voor een groot deel zelf voor materiaal zorgen. Gebruiken zij boomstammen, dan<br />
kunnen zij daarvoor zelf takken zoeken. Gebruiken zij planken, dan kunt u zorgen voor<br />
ijsstokjes. Probeer ook materiaal te vinden dat kinderen niet direct nodig denken te hebben,<br />
maar dat van pas kan komen tijdens het bouwproces. Denk aan stukjes touw, riet, steentjes,<br />
takken, schors en ander natuurlijk materiaal.<br />
Deel II: Materiaal bewerken en uitvoeren<br />
Lesfase 1: Introductie en instructie<br />
In het vorige deel van de les is er gesproken over productieprocessen en de invloed daarvan<br />
op het milieu. Nu kunt u eventueel de koppeling leggen met de verandering van ons klimaat.<br />
Voor een deel zijn broeikasgassen die tijdens productieprocessen worden uitgestoten, daar<br />
de oorzaak van.<br />
De leerlingen gaan nu aan de slag met het bouwen van de brug. De schaal wordt 1:100. 1<br />
centimeter van het model, is 100 centimeter in werkelijkheid. De bruggen worden dus een<br />
meter lang. Geef aan dat het belangrijk is dat de leerlingen hun eigen ontwerp nabouwen.<br />
Ook is het belangrijk dat het een brug is die zonder hulpmiddelen een afstand van een meter<br />
(tussen twee tafels bijvoorbeeld) kan overbruggen.<br />
Lesfase 2: Bouwen en materiaal bewerken<br />
De leerlingen proberen de bruggen na te bouwen van natuurlijk materiaal. Ondersteun de<br />
leerlingen en wijs ze zo nodig op wat zij al over constructies hebben geleerd. Laat ze<br />
problemen zoveel mogelijk zelfstandig oplossen. Handel als bemiddelaar, niet als leider.<br />
28
Mocht het materiaal werkelijk tekort schieten, dan kunt u alsnog splitpennen en dergelijke<br />
toevoegen. Ook kunt u bij bepaalde problemen de kinderen wijzen op afbeeldingen van<br />
bestaande bruggen. Welke oplossingen voor constructieve problemen zijn er bij die bruggen<br />
te zien?<br />
Lesfase 3: Bespreken<br />
Na ongeveer twintig minuten worden de bruggen bekeken.<br />
- Beginnen deze al op bruggen te lijken?<br />
- Wat ziet er al goed uit?<br />
- Waar moeten de kinderen op letten?<br />
Lesfase 4: Bouwen<br />
De leerlingen bouwen verder aan hun brug.<br />
Lesfase 5: Presenteren en bespreken<br />
Wanneer de bruggen klaar zijn, worden deze gepresenteerd. Eventueel kunnen de bruggen<br />
worden getest, door er bijvoorbeeld een aantal speelgoedautootjes op te zetten. Vergeet dan<br />
niet vooraf de bruggen te fotograferen. Vraag eerst de leerlingen wat zij goed vinden aan hun<br />
brug en waarover ze minder tevreden zijn. Vraag vervolgens de anderen tops en tips te<br />
geven.<br />
Vraag de kinderen wat zij hebben geleerd over productie en materialen.<br />
Waarom is het belangrijk om natuurlijke materialen uit de nabije omgeving te gebruiken?<br />
En waarom denken zij dat dat vaak niet wordt gedaan?<br />
Denk aan:<br />
- Kwaliteit van het materiaal (hardhout – ‘gewoon’ hout)<br />
- Mogelijkheden van het materiaal (hout – roestvrij staal)<br />
- Kosten van het materiaal (fabricage op grote schaal – kleine, duurdere productie)<br />
Natuurlijk kan van de bruggen een tentoonstelling worden gemaakt.<br />
29
2.2 Thema: Vlotten<br />
2.2.1 Les 1 De Vlottenbouwplaats<br />
Inhoud en aanpak<br />
De activiteit op de vlottenbouwplaats bestaat uit het gezamenlijk bouwen van een stevige,<br />
veilige vlot. Daarbij worden onder andere constructieve en reflectieve vaardigheden<br />
geoefend. De leerlingen gaan zelfstandig in groepjes aan de slag en bouwen een vlot<br />
waarmee ze het veilig het water over kunnen steken. Vervolgens vindt er een reflectie plaats<br />
en is er ruimte om het vlot te verbeteren.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />
meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />
Beginsituatie<br />
Als u voorafgaande aan deze les, de voorbereidende lessen heeft gegeven, weten de<br />
leerlingen al hoe zij met touwknopen onderdelen voor het vlot aan elkaar kunnen bevestigen<br />
en welke materialen er drijven en zinken en waarom. Daarbij is het belangrijk dat de<br />
leerlingen met elkaar kunnen samenwerken en overleggen.<br />
Lesdoelen<br />
Directe doelen<br />
- De leerlingen kunnen samen een stevig, veilig vlot bouwen<br />
- De leerlinge kunnen op verschillende manieren materialen aan elkaar verbinden<br />
- De leerlingen kunnen sterke en zwakke punten van hun vlot benoemen<br />
- De leerlingen kunnen hun vlot op basis van de zwakke punten verbeteren.<br />
Indirecte doelen<br />
- De leerlingen kunnen verschillende constructievaardigheden toepassen op<br />
verschillende soorten bouwwerken<br />
- De leerlingen kunnen tijdens diverse opdrachten samen tot een gezamenlijk<br />
eindresultaat komen<br />
- De leerlingen kunnen op hun werk en op dat van anderen reflecteren<br />
- Op basis van reflectie kunnen de leerlingen hun product aanpassen<br />
Tijdsschema<br />
Introductie: 10 minuten<br />
Bouwen van het vlot: 20 minuten<br />
Reflecteren/testen: 10 minuten<br />
Verbeteren van het vlot: 20 minuten<br />
Opnieuw reflecteren en afsluiten: 10 minuten<br />
Opruimen: 15 minuten<br />
30
<strong>Material</strong>en<br />
- Boomstammen met en/of zonder gaten<br />
- Allerlei materialen die de leerlingen vinden in de natuurspeeltuin<br />
(waaronder stevige takken)<br />
- Piepschuim blokken of tonnen<br />
- Touwen<br />
- Netten<br />
Groepsindeling<br />
Vier tot zes leerlingen kunnen gezamenlijk een brug bouwen.<br />
Organisatie<br />
Alle onderdelen van de activiteit die in de volgende paragraaf worden beschreven, vinden<br />
plaats op de bruggenbouwplaats.<br />
Vooraf zijn al groepjes samengesteld voor deze en de andere activiteiten in de<br />
natuurspeeltuin. Ook zijn deze over de activiteiten verdeeld. De materialen liggen klaar bij de<br />
bruggenbouwplaats. Een deel van de materialen moet door de leerlingen verzameld worden.<br />
Het is tijdens deze activiteit belangrijk dat de leerkracht een begeleidende rol neemt. Dat<br />
houdt in dat de leerkracht zich qua beslissingen en ideeën op de achtergrond houdt. De<br />
leerlingen hakken, zo mogelijk, zelf de knopen door. De leerkracht probeert hen in dit proces<br />
te begeleiden. Het doel is dat het uiteindelijk een vlot wordt van de leerlingen.<br />
Lesplan<br />
Lesfase1: Introductie<br />
Laat de leerlingen het werkende vlot bekijken en testen. Vertel dat er nog meer vlotten<br />
moeten komen en dat zij daarvan de architecten zijn. Er zijn maar twee eisen waar het vlot<br />
aan moet voldoen: het vlot moet stevig/ veilig zijn en je moet er droog mee naar de overkant<br />
komen.<br />
Vertel de leerlingen dat zij alle materialen mogen gebruiken die er op de bouwplaats liggen.<br />
Daarnaast mogen de leerlingen zelf opzoek gaan naar materialen uit de natuur die zij<br />
kunnen vinden in de natuurspeeltuin. Dit materiaal moet uiteraard wel heel blijven.<br />
Vertel dat er na het bouwen gezamenlijk naar de vloten wordt gekeken. Er wordt gekeken<br />
hoe het vlot verbeterd kan worden. De verbeterde vloten worden op de foto gezet en op de<br />
website van de natuurspeeltuin geplaatst. Daarna zal het vlot helaas weer afgebroken<br />
moeten worden. Andere klassen moeten immers ook een vlot kunnen bouwen. Geef aan dat<br />
het vooral belangrijk is dat het een vlot van de leerlingen samen wordt.<br />
Lesfase 2: Kern – bouwen van het vlot<br />
De leerlingen gaan aan de slag. De leerkracht heeft vooral de rol van bemiddelaar. Het is<br />
belangrijk dat de leerlingen al ontdekkende leren. Probeer dan ook geen oplossingen aan te<br />
dragen. Alles wat de leerlingen doen is goed, ook al lijkt het bouwwerk niet meteen een<br />
31
stevige, veilige brug te worden. Probeer pas in te grijpen bij discussies als deze te lang<br />
duren of uit de hand dreigen te lopen.<br />
Lesfase 3: Kern – reflectie 1<br />
Als de leerlingen klaar zijn of na 20 minuten:<br />
Samen kijken naar hoe het vlot is gebouwd.<br />
Het vlot wordt beschreven:<br />
- Wat is er bijzonder?<br />
- Wat is er mooi of goed?<br />
Een aantal leerlingen testen het vlot:<br />
- Is het vlot stevig? Hoe komt dat?<br />
- Is het vlot veilig? Hoe komt dat?<br />
- Wat zou er beter kunnen? Hoe?<br />
Lesfase 4: Kern – verbeteren van het vlot<br />
De leerlingen gaan opnieuw aan de slag. Als de leerlingen klaar zijn of na 20 minuten wordt<br />
er opnieuw besproken.<br />
- Wat is er beter aan dit vlot?<br />
- Wat is er steviger/veiliger? Hoe komt dat?<br />
- Is er nog iets wat de leerlingen willen veranderen? Waarom?<br />
Als de leerlingen erg snel klaar zijn, kunt u hen een extra eis geven, zoals:<br />
- Is dit vlot ook sterk en groot genoeg voor meerdere mensen?<br />
- Kun je met dit vlot ook droog naar de overkant als het regent?<br />
Lesfase 5: Afsluiting<br />
Als het vlot klaar is, maakt u een foto van de leerlingen op of bij het vlot. Deze foto wordt op<br />
de website van de natuurspeeltuin geplaatst.<br />
Lesfase 6: Afbreken en opruimen<br />
Vervolgens moet het vlot helaas worden afgebroken, zodat ook andere klassen een nieuw<br />
vlot kunnen ontwerpen. Laat de leerlingen de takken en andere gevonden materialen<br />
verspreid terug brengen in de omgeving.<br />
32
2.2.2 Les 2 Vlotten in de klas<br />
Inhoud en aanpak<br />
Een deel van de leerlingen zal tijdens het bezoek aan de natuurspeeltuin geen vlot hebben<br />
ontworpen op de vlottenbouwplaats. Om toch tot een vergelijkbaar leerresultaat te komen,<br />
bouwen deze leerlingen een vlot in de klas.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is dus bedoeld voor de leerlingen die in de natuurspeeltuin geen vlot hebben<br />
gebouwd. U kunt ervoor kiezen om alle leerlingen een vlot te laten bouwen in de klas of om<br />
hier een circuitles van te maken. Lees hierover meer onder het kopje differentiatie.<br />
Lesdoelen<br />
Directe lesdoelen<br />
- De leerlingen kunnen een stevige, veilige vlot bouwen van ongeveer 20 bij 20 cm, die<br />
ongeveer 20 knikkers moet kunnen vervoeren.<br />
- De leerlingen kunnen verschillende materialen zoeken die blijven drijven.<br />
- De leerlingen kunnen tot een gezamenlijk eindproduct komen.<br />
Indirecte lesdoelen<br />
- De leerlingen kunnen verschillende constructievaardigheden toepassen op<br />
verschillende soorten bouwwerken<br />
- De leerlingen kunnen tijdens diverse opdrachten samen tot een gezamenlijk<br />
eindresultaat komen<br />
- De leerlingen kunnen op hun werk en op dat van anderen reflecteren<br />
- Op basis van reflectie kunnen de leerlingen hun product aanpassen.<br />
Tijdschema<br />
Introductie en instructie: 10 minuten<br />
Bouwen van het vlot: 20 minuten<br />
Reflecteren: 10 minuten<br />
Verbeteren: 20 minuten<br />
Reflecteren: 10 minuten<br />
Opruimen: 15 minuten<br />
Materiaal<br />
- Kosteloos materiaal (zoals kurk, ijsstokjes, doppen, verpakkingen ed.)<br />
- Elastiekjes<br />
- Touw<br />
- Emmers<br />
- Water<br />
- Theedoeken<br />
Groepsindeling<br />
Twee tot vier leerlingen per groepje.<br />
33
Lesplan<br />
Lesfase 1: Introductie<br />
Vertel de leerlingen dat zij alsnog een vlot zullen gaan bouwen. Aan het vlot in de<br />
natuurspeeltuin werden twee eisen gesteld. Het vlot moest veilig/stevig zijn en je moet er<br />
droog mee naar de overkant mee kunnen komen. Voor de leerlingen in de klas zijn nog twee<br />
eisen: het vlot moet ongeveer 20 bij 20 cm zijn en moet 20 knikkers kunnen vervoeren.<br />
Lesfase 2: Kern- vlotten bouwen<br />
De leerlingen gaan aan de slag. U neemt, net als in de natuurspeeltuin, de rol van begeleider<br />
op zich.<br />
Lesfase 3: Kern – reflectie<br />
Na ongeveer twintig minuten wordt het vlot gezamenlijk bekeken.<br />
Wat is er al goed of mooi aan het vlot?<br />
En wat is al stevig of veilig?<br />
Lesfase 4: Kern vlot verbeteren<br />
De leerlingen proberen hun vlotten te verbeteren en af te maken.<br />
Lesfase 5: Afsluiting – reflecteren en testen<br />
Wanneer de vlotten af zijn, worden zij eerst uitgebreid door alle groepjes bekeken.<br />
Welk vlot is veilig en waarom?<br />
En welke lijkt het meest stevig?<br />
Eventueel worden de vlotten gefotografeerd.<br />
De vlotten kunnen getest worden. Welk vlot wint?<br />
Hadden de leerlingen dit voorspeld? Waarom?<br />
Differentiatie<br />
U kunt er voor kiezen om ook de leerlingen die wel op de vlottenbouwplaats hebben gewerkt,<br />
ook een vlot te laten bouwen in de klas. Laat ze bijvoorbeeld hun vlot nabouwen. Vervolgens<br />
kunt u ze hun vlot laten verbeteren of het vlot laten uitbreiden.<br />
Ook kun je ervoor kiezen om alleen de leerlingen die geen vlot hebben gebouwd, deze les te<br />
laten doen. De andere leerlingen kunnen een onderdeel gaan doen die zij nog niet gedaan<br />
hebben. Zo kunt u een circuitles vormen, zodat iedereen alle onderdelen een keer gedaan<br />
heeft.<br />
34
2.2.3 Les 3 Drijven en zinken<br />
Inhoud en aanpak<br />
In deze les gaan de leerlingen ervaren welke materialen drijven, zinken of zowel drijven als<br />
zinken en hoe dat komt. De leerlingen gaan dit zelf ervaren door te experimenteren.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is bedoeld voor leerlingen uit groep 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe meer<br />
begeleiding zij nodig hebben.<br />
Lesdoelen<br />
Directe lesdoelen<br />
- Leerlingen weten welke eigenschappen bepalen of materialen zinken of drijven.<br />
- Leerlingen leren hoe je een materiaal kunt vervormen zodat deze blijft drijven of juist<br />
gaat zinken.<br />
Indirecte lesdoelen<br />
- De leerlingen kunnen een experiment uitvoeren en de uitkomsten hiervan verklaren.<br />
Tijdschema<br />
Introductie: 5 minuten<br />
Kern: 20 à 30 minuten<br />
Afsluiting: 5 à 10 minuten<br />
Materiaal<br />
- Genoeg drijvende en zinkende materialen, zoals: kurk, aluminiumfolie, klei, knikker,<br />
hout, papier ed.<br />
- Emmers<br />
- Water<br />
- Theedoeken<br />
Groepsindeling<br />
Twee tot vier leerlingen per groepje.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1: Introductie<br />
Start de les door een punaise met de punt naar beneden in het water te leggen. Vraag de<br />
leerlingen wat ze zien. Leg de punaise daarna met het kopje in het water. Vraag de<br />
leerlingen wat ze nu zien. Vertel dat de leerlingen een experiment gaan doen naar<br />
materialen die drijven, zinken of zowel drijven als zinken en hoe dat komt.<br />
35
Lesfase 2: Kern<br />
De leerlingen gaan in hun groepje testen welke materialen zinken, drijven of zowel zinken als<br />
drijven. Zij gebruiken hiervoor alle materialen die beschikbaar zijn, benoemen wat zij<br />
waarnemen en proberen dit te verklaren. U heeft hierin een begeleidende rol.<br />
Lesfase 3: Afsluiting<br />
Tijdens de afsluiting van deze les vraagt u de leerlingen naar hun ervaringen en verklaringen<br />
hiervoor. Welke materialen drijven? Welke zinken? Welke kunnen zowel drijven als zinken?<br />
Hoe komt dat? ed.<br />
Vraag ter conclusie van welke materialen we een vlot zouden kunnen gaan bouwen?<br />
36
2.2.4 Les 4 Knopen<br />
Inhoud en aanpak<br />
In deze les gaan de leerlingen verschillende knopen leren om verschillende materialen aan<br />
elkaar te verbinden.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is bedoeld voor leerlingen uit groep 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe meer<br />
begeleiding zij nodig hebben.<br />
Lesdoelen<br />
Directe lesdoelen<br />
- De leerlingen kunnen verschillende knopen leggen.<br />
- De leerlingen kunnen deze vaardigheid toepassen bij het vlotten en hutten bouwen.<br />
- De leerlingen kunnen oplossingsgericht werken.<br />
Indirecte lesdoelen<br />
- De leerlingen kunnen met verschillende knopen verschillende materialen met elkaar<br />
verbinden.<br />
Tijdschema<br />
Introductie: 5 minuten<br />
Kern: 40 minuten<br />
Afsluiting: 5 à 10 minuten<br />
Materiaal<br />
- Verschillende touwsoorten (wol, touw, dik, dun ed.)<br />
- Aantal grote stevige touwsoorten om knopen in te leggen<br />
Groepsindeling<br />
Twee tot vier leerlingen per groepje.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1: Introductie<br />
Bespreek met de leerlingen de verschillende touwtjes. Wat maakt het ene touw sterker dan<br />
het andere? Hoe wordt touw gemaakt? Waarom is touw sterk? Ed. Bespreek met de<br />
leerlingen waar touw voor gebruikt wordt. (bv. Schepen aanleggen, hijsen, verbinden ed.)<br />
Je kunt er verschillende dingen mee vastknopen of aan elkaar knopen. In deze les gaan jullie<br />
verschillende knopen leren. Deze zijn in een circuit opgesteld.<br />
37
Lesfase 2: Kern<br />
De leerlingen gaan aan de slag. U heeft hierin een begeleidende rol. De leerlingen gaan zelf<br />
experimenteren met de verschillende knopen, zoals:<br />
- Scheepsknopen bv. Lus om paal, karaaksteek<br />
- Klimknopen bv. Acht of dubbele acht<br />
- Multifunctionele knopen bv. Dubbele constrictorsteek, osselsteek, visserslus,<br />
kruisknoop<br />
Lesfase 3: Afsluiting<br />
Bespreek met de leerlingen wat zij hebben ervaren en wat zij hebben geleerd. Welke knoop<br />
is makkelijk om te leggen? Welke knoop is moeilijk? Waarvoor worden de knopen gebruikt of<br />
waar kunnen ze voor gebruikt worden?<br />
38
2.3 Thema: Hutten<br />
2.3.1 Les 1: Isolatie<br />
In de klas (Voorbereidende les op het bouwen van hutten)<br />
Inhoud en aanpak<br />
In deze les leren de kinderen wat isolatie is en welke soorten isolatiemateriaal er zijn. Ook<br />
komen ze erachter waarom je eigenlijk isoleert. Ze vullen twee plastic bekertjes met warm<br />
water waarvan er een geïsoleerd wordt. Vervolgens meten ze een aantal keer de<br />
temperatuur om te zien hoeveel de temperatuur daalt om zo te ondervinden welk materiaal<br />
het beste isoleert.<br />
Doelgroep<br />
Groep 5 t/m 8<br />
Beginsituatie<br />
De kinderen weten wat temperatuur is en hoe je dit kunt meten.<br />
Lesdoelen<br />
Directe doelen:<br />
De kinderen weten hoe je iets kunt isoleren en waarom je dit doet.<br />
De kinderen kunnen onderzoeken hoe de temperatuur van water zakt in een plastic bekertje<br />
dat wel geïsoleerd is en in een die niet geïsoleerd is.<br />
Indirecte doelen:<br />
Kerndoel 39. De kinderen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />
Leerlijn: Duurzame ontwikkeling, verantwoordelijk zijn voor de omgeving.<br />
Kerndoel 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen<br />
tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
Leerlijn: Keuze voor geschikt materiaal in relatie tot de werking.<br />
Tijdschema<br />
Lesfase 1: Inleiding 5 min.<br />
Lesfase 2: Instructie 5 min.<br />
Lesfase 3: Verwerking 20 min.<br />
Lesfase 4: Evaluatie 10 min.<br />
Lesfase 5: Afsluiting 10 min.<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Stof<br />
- Wit papier<br />
- Keukenrol<br />
- Aluminiumfolie<br />
- Harde plastic bekers (minimaal 8)<br />
- Scharen<br />
- Plakband<br />
Groepsindeling<br />
De kinderen worden in vier groepen verdeeld. Bij het maken van de groepjes kunt u al<br />
rekening houden met de verschillende niveau’s van de leerlingen. Elk groepje krijgt twee<br />
plasticbekers die gevuld worden met warm water. Een hiervan gaan ze isoleren.<br />
39
Organisatie<br />
De groepjes zitten verdeeld over de klas. Na de introductie en de instructie geeft u de<br />
materialen en gaan de kinderen aan de slag. Vervolgens kunt u verder gaan met andere<br />
activiteiten. Om de 20 min. meet van elk groepje een leerling de temperatuur van het water<br />
in het bekertje dat niet geïsoleerd is en een leerling de temperatuur van het water in het<br />
bekertje dat wel geïsoleerd is.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1: Introductie<br />
U vraagt aan de kinderen waarom het in huis meestal warmer is als buiten. Als de kinderen<br />
vertellen dat dit komt omdat de kachel aan staat kunt u vragen ‘Maar wat zorgt er dan voor<br />
dat de warmte in het huis blijft?. Als de kinderen er niet mee komen vertelt u dat dit isolatie<br />
heet en dat dit op verschillende manier kan gebeuren. Ook vertelt u welk materiaal er<br />
meestal gebruikt wordt om huizen te isoleren (zie achtergrondinformatie).<br />
Lesfase 2: Instructie<br />
U legt de opdracht uit: De kinderen krijgen twee plastic bekertjes met warm water. Een<br />
hiervan gaan ze isoleren. Er moet echter wel een opening in het isolatie materiaal komen<br />
zodat de temperatuur van het water gemeten kan worden.<br />
Lesfase 3: Verwerking<br />
U verdeelt de kinderen in vier groepen en zet elke groep aan een groep tafels. Vervolgens<br />
gaan de kinderen aan de slag. Ze moeten een bekertje isoleren met het materiaal dat ze<br />
hiervoor krijgen.<br />
Lesfase 4: Evaluatie<br />
Als er de kinderen klaar zijn laat u de kinderen de begintemperatuur meten en deze noteert u<br />
op het bord. Kinderen uit groep 7 en 8 kunt u de resultaten in een grafiek laten weergeven<br />
(zie bijlage 1: Werkblad ‘Isolatie’). Vervolgens wijst u kinderen aan die om de 20 minuten de<br />
temperatuur in de bekertjes meten. Deze resultaten worden ook bijgehouden op het bord of<br />
in de grafiek.<br />
Lesfase 5: Afsluiting (presenteren)<br />
Na een of twee uur bespreekt u de resultaten met de kinderen. Hierbij kunt u vragen ‘Welk<br />
materiaal heeft het beste geïsoleerd?’ of ‘In welk bekertje is de temperatuur het hoogste<br />
gebleven?’ waarna u verteld dat dat bekertje het beste is geïsoleerd. Kinderen uit groep 8<br />
kunt u eventueel ook nog laten uitrekenen met hoeveel procent de temperatuur is gedaald in<br />
het bekertje dat wel geïsoleerd is in vergelijking met het bekertje dat niet geïsoleerd is.<br />
40
Werkblad ‘Isolatie’ Groep:<br />
Resultaten<br />
Water in een plastic bekertje dat niet geïsoleerd is<br />
Water in een plastic bekertje dat wel geïsoleerd is<br />
41
2.3.2 Les 2: Confrontatie en verkenning in de klas<br />
Inhoud en aanpak<br />
In deze les voert u eigenlijk precies dezelfde activiteit uit als in de natuurspeelplaats. Deze<br />
les is dus bedoeld voor de kinderen die geen hut in de natuurspeelplaats hebben gebouwd.<br />
Tijdens de inleiding en de introductie van deze les bespreekt u de opdracht en de eisen die<br />
aan de hut gesteld worden. Tijdens de verwerking gaan de kinderen de hut bouwen en<br />
tijdens de evaluatie wordt de hut eventueel aangepast en verbeterd. Tijdens de evaluatie<br />
presenteren de kinderen de resultaten aan elkaar en evalueren ze elkaars werk.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />
meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />
Beginsituatie<br />
De kinderen hebben een idee over de materialen die je nodig zou hebben bij het bouwen van<br />
een hut.<br />
De kinderen kennen enkele constructies.<br />
De kinderen weten wat isolatie betekent.<br />
Lesdoelen<br />
Directe doelen:<br />
- De kinderen kunnen een stevige, geïsoleerde hut bouwen.<br />
- De kinderen kunnen samenwerken.<br />
Indirecte doelen:<br />
- Kerndoel 39. De kinderen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />
- Leerlijn: Duurzame ontwikkeling, verantwoordelijk zijn voor de omgeving.<br />
- Kerndoel 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />
leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
- Leerlijn: Stevigheid, stabiliteit, driehoeksconstructie.<br />
- Kerndoel 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.<br />
- Leerlijn: Mening geven over eigen product en werkproces en over dat van<br />
groepsgenoten en eigen mening met argumenten onderbouwen.<br />
Tijdschema<br />
Inleiding: 5 minuten<br />
Instructie: 5 minuten<br />
Verwerking: 20 minuten<br />
Evaluatie: 10 minuten<br />
Afsluiting: 10 minuten<br />
42
<strong>Material</strong>en<br />
- IJsstokjes, lucifers of kleine takken<br />
- Touw<br />
- Scharen<br />
- Vuilniszakken<br />
- Plakband<br />
Groepsindeling<br />
De kinderen worden in groepjes van 2 á 3 leerlingen verdeeld. Bij het maken van de<br />
groepjes kunt u al rekening houden met de verschillende niveau’s van de leerlingen. Aan een<br />
groepje dat het heel goed doet zou u ook kunnen vragen of ze er misschien een raampje in<br />
zouden kunnen proberen te maken. Een groepje dat het wat moeilijker vindt zou u even op<br />
weg kunnen helpen door misschien iets voor te doen of iets samen met de kinderen te doen.<br />
Organisatie<br />
U zorgt ervoor dat de leerlingen dicht bij elkaar zitten zodat ze samen kunnen doen met het<br />
materiaal. Tevens loopt u rondjes om te kijken waar u hulp kunt bieden. Tijdens de<br />
introductie vertelt u wat u van de kinderen verwacht.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1: Inleiding<br />
U vertelt aan de kinderen dat er hutjes gebouwd moeten worden en vraagt of ze kunnen<br />
bedenken hoe je dat kunt doen. De kinderen bedenken hoe je een hut kunt bouwen en wat je<br />
hier voor nodig hebt.<br />
Lesfase 2: Instructie<br />
U laat het beschikbare materiaal aan de kinderen zien en laat de kinderen indien mogelijk<br />
kiezen welk materiaal ze willen gebruiken. U vertelt ook hoeveel tijd de kinderen hebben en<br />
bespreekt de regels en de eisen voor de hut (stevig en geïsoleerd)<br />
Lesfase 3: Verwerking<br />
De kinderen gaan aan de slag. Er is geen gebruiksaanwijzing. Het is dus de bedoeling dat de<br />
kinderen zelf ontdekken hoe de hut stevig genoeg wordt. Hierbij werken de kinderen samen.<br />
U loopt rondjes en stelt af en toe vragen om de kinderen wat beter of iets te laten nadenken.<br />
Zo kunt u bijvoorbeeld vragen: ‘Is de hut stevig genoeg? Zo nee: Hoe zou je hem steviger<br />
kunnen maken?’ Doe dit echter niet te veel want het is wel de bedoeling dat de kinderen het<br />
zelf leren te ontdekken.<br />
Lesfase 4: Evaluatie<br />
Als er een groepje klaar is vraagt u deze kinderen om kritisch naar hun eigen werk te kijken.<br />
Wat kan er nog beter? De kinderen bekijken hun werk en evalueren hierop. Als er nog iets<br />
aan verbetert kan worden gebeurt dit in deze fase van de<br />
les.<br />
43
Lesfase 5: Afsluiting (presenteren)<br />
U laat de kinderen kritisch naar het werk van de anderen kijken. Hierbij kunt u de volgende<br />
vragen stellen:<br />
- Is de hut stevig?<br />
- Is de hut toegankelijk?<br />
- Is de hut goed geïsoleerd?<br />
- Is de hut mooi?<br />
44
2.3.3 Les 3: Verdieping, presentatie en evaluatie in de natuurspeelplaats<br />
Inhoud en aanpak<br />
De kinderen wonen allemaal in een huis. Maar hoe wordt een huis eigenlijk gebouwd? En<br />
wat zijn de overeenkomsten in het bouwen van een hut? In deze les leren de kinderen een<br />
stevige hut te bouwen die ook nog eens goed geïsoleerd dient te worden. Tijdens de<br />
inleiding en de introductie van deze les bespreekt u de opdracht en de eisen die aan de hut<br />
gesteld worden. Tijdens de verwerking gaan de kinderen de hut bouwen en tijdens de<br />
evaluatie wordt de hut eventueel aangepast en verbeterd. Tijdens de evaluatie presenteren<br />
de kinderen de resultaten aan elkaar en evalueren ze elkaars werk.<br />
Doelgroep<br />
Deze les is geschikt voor de leerlingen uit de groepen 5 t/m 8. Hoe jonger de leerlingen hoe<br />
meer u ze moet begeleiden in het proces tijdens het uitvoeren van de opdracht.<br />
Beginsituatie<br />
De kinderen hebben een idee over de materialen die je nodig zou hebben bij het bouwen van<br />
een hut.<br />
De kinderen kennen enkele constructies.<br />
De kinderen weten wat isolatie inhoudt.<br />
Doelen<br />
Directe doelen:<br />
- De kinderen kunnen een stevige, geïsoleerde hut bouwen.<br />
- De kinderen kunnen samenwerken.<br />
Indirecte doelen:<br />
- Kerndoel 39. De kinderen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />
- Leerlijn: Duurzame ontwikkeling, verantwoordelijk zijn voor de omgeving.<br />
- Kerndoel 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />
leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
- Leerlijn: Stevigheid, stabiliteit, driehoeksconstructie.<br />
- Kerndoel 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.<br />
- Leerlijn: Mening geven over eigen product en werkproces en over dat van<br />
groepsgenoten en eigen mening met argumenten onderbouwen.<br />
Tijdschema<br />
Inleiding: 5 minuten<br />
Instructie: 10 minuten<br />
Verwerking: 40 minuten<br />
Evaluatie: 15 minuten<br />
Afsluiting: 10 minuten<br />
45
<strong>Material</strong>en<br />
- Takken<br />
- Touw<br />
- Scharen<br />
Groepsindeling<br />
De kinderen worden in groep van 3 á 4 leerlingen verdeeld. Bij het maken van de groepjes<br />
kunt u al rekening houden met de verschillende niveaus van de leerlingen. Ook kunt u het<br />
ene groepje een hut tussen twee bomen laten bouwen (zie afbeelding) en het andere<br />
groepje op de grond. Aan een groepje dat het heel goed doet zou u ook kunnen vragen of ze<br />
er misschien een raampje in zouden kunnen proberen te maken. Een groepje dat het wat<br />
moeilijker vindt zou u even op weg kunnen helpen door misschien iets voor te doen of iets<br />
samen met de kinderen te doen<br />
Organisatie<br />
De inleiding en de instructie doet u centraal met alle kinderen die een hut gaan bouwen.<br />
Hierna gaan de kinderen op zoek naar materiaal. Geef hierbij eventueel aan welk groepje<br />
waar gaat zoeken en/of waar de kinderen hun hut moeten gaan bouwen. U loopt rondjes en<br />
bied hulp waar nodig. Aan het eind van de les bekijken de kinderen de hutten van de andere<br />
groepjes en evalueren ze hierop.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1: Inleiding<br />
U vertelt aan de kinderen dat er hutjes gebouwd moeten worden en vraagt of ze kunnen<br />
bedenken hoe je dat kunt doen. De kinderen bedenken hoe je een hut kunt bouwen en wat je<br />
hier voor nodig hebt.<br />
Lesfase 2: Instructie<br />
U vertelt dat de kinderen zelf op zoek gaan naar materiaal. Het enige dat ze krijgen is touw<br />
en een goede schaar. U vertelt ook hoeveel tijd de kinderen hebben. De kinderen gaan op<br />
zoek naar geschikt materiaal.<br />
Lesfase 3: Verwerking<br />
De kinderen gaan aan de slag. Er is geen gebruiksaanwijzing. Het is dus de bedoeling dat de<br />
kinderen zelf ontdekken hoe de hut stevig genoeg wordt. Hierbij werken de kinderen samen.<br />
U loopt rondjes en stelt af en toe vragen om de kinderen wat beter of iets te laten nadenken.<br />
Zo kunt u bijvoorbeeld vragen: ‘Is de hut stevig genoeg? Zo nee: Hoe zou je hem steviger<br />
kunnen maken?’ Doe dit echter niet te veel want het is wel de bedoeling dat de kinderen het<br />
zelf leren te ontdekken.<br />
Lesfase 4: Evaluatie<br />
Als er een groepje klaar is vraagt u deze kinderen om kritisch naar hun eigen werk te kijken.<br />
Wat kan er nog beter? De kinderen bekijken hun werk en evalueren hierop. Als er nog iets<br />
aan verbetert kan worden gebeurt dit in deze fase van de les.<br />
46
Lesfase 5: Afsluiting (presenteren)<br />
U laat de kinderen kritisch naar het werk van de anderen kijken. Hierbij kunt u de volgende<br />
vragen stellen:<br />
- Is de hut stevig?<br />
- Is de hut toegankelijk?<br />
- Is de hut goed geïsoleerd?<br />
- Is de hut mooi?<br />
etc.<br />
47
3. Water zuiveren en verplaatsen<br />
Inhoud<br />
Bij dit onderdelen horen twee lessen. Een les gaat over de zuivering van water en de andere<br />
gaat over het verplaatsen van water naar een hoger niveau. Het zijn twee doe-lessen. Dit<br />
houdt in dat de leerlingen technisch bezig zijn. Hier leren de leerlingen van hoe je water kunt<br />
zuiveren en hoe water tot een hoger niveau kan worden gebracht.<br />
Context:<br />
Het water in Nederland raakt steeds meer vervuild. Dit komt onder andere door fabrieken die<br />
hun afval in de rivieren dumpen. Dit water komt uiteindelijk in sloten, meren en rivieren<br />
terecht waar wij misschien wel in zwemmen of water uit halen om te zuiveren voor<br />
drinkwater. Zonder waterzuivering worden mensen erg ziek. Daarom is het van groot belang<br />
dat kinderen weten wat een waterzuivering doet en hoe belangrijk het is.<br />
Het waterpeil in Nederland stijgt. Hierdoor moeten er duinen, dammen en dijken gebouwd<br />
worden. Toch kan het waterniveau gereguleerd worden. Door middel van de schroef van<br />
Archimedes ontdekken leerlingen dat water van een laag niveau naar een hoog niveau<br />
gebracht kan worden.<br />
Aanpak:<br />
Tijdens de lessen worden materialen gebruikt die niet allemaal uit de natuur komen. De<br />
spullen die niet uit de natuur komen worden hergebruikt, want dit is beter voor het milieu. De<br />
lessen kunnen zowel op school als bij de natuurspeeltuin uitgevoerd worden. Aan de hand<br />
van de werkbladen kunnen de leerlingen zelfstandig met de opdracht aan het werk. De<br />
begeleider is er enkel om achtergrond informatie te geven en de leerlingen de goede richting<br />
op te sturen.<br />
48
3.1 Water zuiveren<br />
Doelgroep:<br />
Deze activiteit is bestemd voor kinderen vanaf 8<br />
jaar (met begeleiding) tot 12 jaar (zonder<br />
begeleiding).<br />
Beginsituatie:<br />
De kinderen zullen zeer weinig weten over de<br />
werking van een waterzuivering en wat het nut<br />
ervan is. Aan de hand van achtergrond informatie<br />
kan de leerkracht meer informatie geven.<br />
Doel van de activiteit:<br />
Directe doelen:<br />
- Kinderen leren hoe het water door middel van natuurlijke producten gezuiverd wordt.<br />
- Kinderen weten wat het nut is van waterzuivering.<br />
- Kinderen weten hoe vervuiling van water ontstaat.<br />
Kerndoelen:<br />
- Kerndoel 44: de leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />
leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
- Kerndoel 45: de leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te<br />
ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.<br />
Tijdsplanning:<br />
Inleiding 10 minuten<br />
Kern 25 minuten<br />
Afsluiting 10 minuten<br />
Totale duur: 45 minuten<br />
Materiaal:<br />
- lege waterfles van 1,5 liter<br />
- schaar<br />
- kopje kleine steentjes, kopje zand en watten<br />
- emmer vuil water<br />
Groepsindeling:<br />
Het maakt niet uit of de leerlingen in tweetallen werken of alleen. Aan het materiaal ligt het<br />
hoeveel leerlingen er tegelijk kunnen werken.<br />
49
Wat moet je doen?<br />
Knip de bodem van de fles en draai de fles om. Vul de fles zoals op het plaatje. Giet het vuile<br />
water in de filter. Doe het voorzichtig, zodat de lagen niet door elkaar gaan.<br />
Werkt je filter?<br />
Maak zelf vuil water! Neem een klein emmertje water. Los er een handvol aarde in op (goed<br />
roeren). Neem nog een paar stokjes, blaadjes, ... Gooi deze ook in de emmer.<br />
Opties:<br />
In plaats van het vuile water maken, kan er water uit de sloot gehaald worden.<br />
Kleine zuiveringsinstallatie neerzetten waar de kinderen zelf water bovenin kunnen doen en<br />
dan vervolgens zien dat er onder schoon water uit komt.<br />
50
3.1.1 Les 1: De schroef van Archimedes<br />
Maak je eigen schroef van Archimedes<br />
Doelgroep<br />
Deze les is bestemd voor de bovenbouw. Het maken van de schroef van Archimedes<br />
gebeurt in groepjes. De leerkracht kan het aantal leerlingen per groepje bepalen.<br />
Begeleiding is noodzakelijk.<br />
Beginsituatie<br />
Op youtube kan de leerkracht de leerlingen de werking van de schroef laten zien. Kortom, de<br />
kinderen moeten bekend zijn met de werking van de schroef voordat je met deze les kan<br />
beginnen.<br />
Doel van activiteit<br />
Door zelf een soort van schroef van Archimedes te maken zien de leerlingen duidelijk de<br />
werking van de schroef in.<br />
Kerndoel:<br />
- Kerndoel 44: de leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />
leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
Tijdsplanning/lesverloop<br />
Inleiding 10 minuten. Met de gehele groep<br />
Verwerking plus testen 25 minuten In groepjes<br />
Evalueren 10 minuten. Met de gehele groep<br />
De totale les duurt ong. 45 minuten<br />
Materiaal<br />
- Dikke pvc buis<br />
- Tuinslang<br />
- Tape/touw<br />
- 2 bakken, 1 met water en 1 zonder water<br />
Groepsindeling<br />
De opdracht kun je doen met groep van 3 of 4 leerlingen. Samenwerking is belangrijk bij<br />
deze opdracht. Dit kun je vooraf met de leerlingen bespreken.<br />
51
Wat moet je doen?<br />
Je neemt een dikke pvc buis of iets wat daarop lijkt. Vervolgens heb je een tuinslang nodig.<br />
Deze tuinslang bind je van onder naar boven vast aan de buis. Dit kun je doen met behulp<br />
van touw en/of tape. Vervolgens houd je de buis rechtop met de onderkant in de waterbak.<br />
Dan laat je de buis draaien, en die draaibeweging zorgt ervoor dat het water in de andere<br />
bak terecht komt.<br />
Opties<br />
Deze vragen kun je na afloop aan de leerlingen stellen (evalueren):<br />
Welke kant moet de hendel opdraaien om te zorgen dat het water omhoog komt?<br />
Wie kan uitleggen hoe de schroef van Archimedes werkt?<br />
Twee filmpjes ter verduidelijking<br />
http://www.youtube.com/watch?v=NsAd7SlCpZ0&feature=related<br />
http://www.youtube.com/watch?v=YMAXXQEFqOI<br />
52
3.1.2 Les 2: De schroef van Archimedes<br />
Doelgroep<br />
Deze activiteit is bestemd voor al het publiek van de<br />
natuurspeeltuin<br />
Beginsituatie<br />
De mensen zullen niet vaak of nog nooit in aanraking<br />
geweest zijn met de schroef van Archimedes.<br />
Doel van activiteit<br />
- Directe doelen:<br />
- Kinderen zien dat water van een laag punt naar een hoogpunt kan worden gebracht<br />
door middel van een schroef.<br />
- Kinderen weten dat door hun bewegingsenergie het water omhoog komt.<br />
- Kinderen weten dat water altijd naar het laagste punt stroomt.<br />
Kerndoelen<br />
- Kerndoel 44: de leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />
leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
Tijdsplanning/lesverloop<br />
Zolang de gasten zelf willen (het leuk blijft).<br />
Materiaal<br />
- De schroef van Archimedes.<br />
- Water<br />
Wat moet je doen?<br />
Door aan de schroef van Archimedes te draaien, zie je hoe het water stijgt naar een hoger<br />
niveau. Als het water eenmaal boven aangekomen is, loopt het via een stroming weer naar<br />
het laagste punt.<br />
53
Postadres:<br />
Falco BV<br />
Postbus 18<br />
7670AA Vriezenveen<br />
T: (+31)(0)546 - 55 44 44 (+31)(0)546 - 55 44 44<br />
F: (+31)(0)546 - 56 11 15<br />
E: info@falco.nl<br />
Bezoekadres:<br />
Weitzelweg 8<br />
7671 EJ Vriezenveen<br />
Openingstijden verkoop:<br />
Maandag tot en met donderdag: 08.00-<br />
17.30 uur.<br />
Vrijdag: 08.00-17.00 uur<br />
Kamer van Koophandel Enschede<br />
onder nummer 06042011.<br />
http://www.falcobvba.be/<br />
54
3.2 Dammen en dijken<br />
Doelgroep<br />
Deze activiteit is bestemd voor alle bezoekers van de natuurspeeltuin.<br />
Beginsituatie<br />
De kinderen zullen nog niet eerder een dam hebben gebouwd in werkelijkheid.<br />
Doel van de activiteit<br />
Directe doelen:<br />
- Kinderen leren ze water tegen kunnen houden door middel van een dijk of dam.<br />
- Kinderen leren dat er stroming in het water zit.<br />
- Kinderen weten wat een hoogte verschil in water is.<br />
Kerndoelen:<br />
- Kerndoel 44: de leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te<br />
leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.<br />
- Kerndoel 45: de leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te<br />
ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.<br />
Tijdsplanning<br />
Tijd kan door de persoon zelf ingevuld worden<br />
Materiaal<br />
- Diverse soorten stenen in het water.<br />
- laarzen<br />
Groepsindeling:<br />
Naar eigen indeling.<br />
Wat moet je doen?<br />
De kinderen kunnen door in het water te gaan staan stenen bij elkaar rapen. Deze stenen<br />
kunnen bij elkaar opgestapeld worden zodat er een dam ontstaat. Door de dam te bouwen<br />
zullen de kinderen zien dat er een hoogte verschil in water komt en een kleine waterval<br />
ontstaat.<br />
55
3.3 Nederland in reliëf<br />
Doelgroep<br />
Deze activiteit is bestemd voor kinderen vanaf 8 jaar<br />
(met begeleiding) tot 12 jaar (zonder begeleiding).<br />
Beginsituatie<br />
De kinderen zullen zeer weinig weten over<br />
klimaatverandering en de effecten die het met zich<br />
mee brengt.<br />
Doel van de activiteit<br />
Directe doelen:<br />
- Kinderen leren wat klimaatverandering doet met de stijging van water.<br />
- Kinderen leren hoe we de stijging van het water tegengaan.<br />
- Kinderen weten wat het klimaat is van Nederland.<br />
Kerndoelen:<br />
- Kerndoel 45: de leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te<br />
ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.<br />
Tijdsplanning<br />
Inleiding: 10 minuten<br />
Kern: naar eigen invulling<br />
Afsluiting: 10 minuten<br />
Materiaal:<br />
- Water<br />
- Nederland in reliëf in een waterdichte bak<br />
- Kaart Nederland<br />
- Achtergrond informatie zeeklimaat<br />
Groepsindeling:<br />
De inleiding en afsluiting zijn klassikaal. De kern van de activiteit is naar eigen invulling.<br />
Wat moet je doen?<br />
Inleiding<br />
Er wordt verteld over het klimaat in Nederland aan de hand van de achtergrond informatie.<br />
56
Kern<br />
Kinderen kunnen door water in de bak te doen zien welke delen van Nederland onder water<br />
komen te staan. Door tijdens deze activiteit in gesprek te gaan met de kinderen, ervaren en<br />
leren de kinderen wat de consequenties van klimaatverandering kunnen zijn voor Nederland.<br />
Afsluiting<br />
Tijdens een gesprek met de kinderen wordt er gesproken over het tegengaan van de<br />
klimaatverandering en het stijgen van het water. De kinderen kunnen met creatieve ideeën<br />
komen. Hier kan een poster van gemaakt worden en opgehangen worden in het NMEcentrum.<br />
Achtergrondinformatie zeeklimaat<br />
Wat is een klimaat<br />
De gemiddelde toestand van het weer berekend over een langere periode, meestal is dit 30<br />
jaar. Het weer wordt steeds in de gaten gehouden. Er wordt gekeken naar de toestand van<br />
het weer en dat wordt bijgehouden. Zo kun je een soort 'gemiddeld weer' uitrekenen.<br />
Zeeklimaat<br />
Het lijkt misschien zo, dat dit klimaat op zee voorkomt. Met zeeklimaat bedoelen we dat het<br />
vooral gebieden aan de zee dit klimaat hebben. Nederland heeft dus ook een zeeklimaat.<br />
Het zeeklimaat heeft vrij veel regen en wind. De temperaturen zijn vrij constant. Het heeft<br />
een koele zomer en een zachte winter.<br />
57
3.4 Het Normaal Amsterdams Peil<br />
Doelgroep<br />
Groep 6<br />
Directe doelen<br />
- Kinderen snappen het gevaar van het water<br />
- Kinderen kennen het begrip NAP, en weten waarvoor het gebruikt wordt<br />
- Kinderen weten welk deel van Nederland onder het NAP ligt, en welk deel boven het NAP.<br />
Tijdsplanning<br />
Tijd kan door de persoon zelf ingevuld worden<br />
Materiaal<br />
- werkbladen<br />
Groepsindeling<br />
Met de gehele groep.<br />
Wat moet je doen?<br />
Je kunt als leerkracht dit onderwerp zelf invulling gaan geven. Onderstaand werkblad is te<br />
gebruiken om te controleren of kinderen het onderdeel begrijpen.<br />
Wat is het NAP?<br />
Bijna iedereen heeft de letters NAP wel eens ergens zien staan. Maar wat betekent deze<br />
afkorting en waar wordt het NAP voor gebruikt? En hoe en wanneer is het NAP tot stand<br />
gekomen?<br />
Het NAP is een paar honderd jaar geleden ontstaan in Amsterdam, namelijk in de 17e eeuw.<br />
In deze eeuw kwamen overstromingen en wateroverlast vaak voor. In 1675 vond er zelfs<br />
zo'n grote stormvloed plaats, dat men het tijd vond om er iets aan te gaan doen. Door deze<br />
ramp ging men dijken en sluizen bouwen, maar ook de waterstanden structureel meten. De<br />
gemiddelde vloedstand van het IJ tussen september 1683 en september 1684, noemde men<br />
het Amsterdams Peil. Dit peil werd als 0-punt (referentievlak) genomen om waterstanden en<br />
hoogtes te meten. In 1683 liet burgemeester Hudde, destijds burgemeester van Amsterdam,<br />
8 grote marmeren stenen in sluizen en dijken rondom het IJ metselen. Elke steen had een<br />
groef en de tekst: ZEEDIJCKSHOOGTE, 9 VOET VYF DUYM BOVEN STADSPEYL.<br />
Omgerekend is dat 2,67 meter boven het NAP. Deze huddestenen (men vernoemde de<br />
stenen naar de burgemeester), waren bedoeld om aan te geven hoe hoog de zeedijken<br />
boven het Amsterdams Peil moesten zijn.<br />
58
Het NAP is dus een referentievlak. Dit betekent dat alle hoogtes van bijvoorbeeld water,<br />
dijken en tunnels ten opzichte van dit vlak worden gemeten.<br />
Dit referentievlak werd vroeger bepaald aan de hand van metingen met een peilstok.<br />
Tegenwoordig worden metingen gedaan met behulp van allerlei moderne technieken zoals<br />
GPS of automatische meetinstrumenten. Maar ook wordt er gebruik gemaakt van de<br />
techniek 'hydrostatisch waterpassen'.<br />
Leuk om te laten zien aan de klas als inleiding:<br />
http://www.youtube.com/watch?v=feASpakgc8w<br />
59
Werkblad<br />
Vraag 1.<br />
Wat betekent het NAP? En wat geeft het NAP aan?<br />
……………………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………………....<br />
……………………………………………………………………………………………………………<br />
Vraag 2. Als men over het NAP praat gaat het vaak over laag en hoog-Nederland. Wat<br />
betekenen deze begrippen?<br />
…………………………………………………………………………………………………………....<br />
…………………………………………………………………………………………………………....<br />
……………………………………………………………………………………………………………<br />
Vraag 3.<br />
Wat beschermt laag-Nederland tegen overstromingen door de zee? Noem twee dingen.<br />
……………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………<br />
Vraag 4.<br />
Kijk naar de kaart van Nederland. Kun je drie plaatsen noemen die in hoog-Nederland zitten<br />
en drie plaatsen in laag Nederland?<br />
………………………………………………………………………………………………………........<br />
60
……………………………………………………………………………………………………………<br />
……………………………………………………………………………………………………………<br />
Vraag 5.<br />
Wat geeft deze meetlat aan?<br />
a. Boven NAP<br />
b. Onder NAP<br />
61
4. De heemtuin, de kruidentuin en het snoepbos<br />
Context<br />
De omgeving waarin de leerlingen vandaag de dag leven is stedelijk. De natuur die zij<br />
kennen is beperkt door een aantal speelparkjes in hun omgeving. Doordat er weinig ruimte is<br />
waarin de leerlingen kunnen spelen, denk aan het verkeer, te veel huizen e.d., blijven veel<br />
leerlingen veilig binnen achter hun computer of de televisie. Ze leren vanachter de computer<br />
de natuur om zich heen kennen, maar echt voelen, proeven, ruiken zullen zij niet doen. Een<br />
natuurspeeltuin in hun omgeving kan dit veranderen en helemaal als de leerlingen een<br />
activiteit zullen gaan doen die past bij hun interesses. Het leren kennen van producten uit de<br />
natuur, zoals bloemen, planten en kruiden is interessant, maar wordt nog leuker en<br />
leerzamer, wanneer er een bijbehorende activiteit aanwezig is. Sommige planten, kruiden en<br />
bloemen komen nu niet meer voor, terwijl deze flora vroeger wel in Nederland voor kwam.<br />
De bijbehorende leervraag die hier naadloos bij aansluit is: “Waardoor komt het dat sommige<br />
flora hier niet meer voorkomt?”. Het antwoord hierop is simpel, door de verstedelijking van<br />
het landschap en de toenemende temperatuur voor het versterkte broeikaseffect.<br />
Weten de leerlingen ook dat sommige (on)bekende producten uit de natuur gebruikt kunnen<br />
worden als voedsel en om geneesmiddelen mee te maken. Dat brandnetels niet alleen<br />
vervelend zijn als je erin valt, maar ook smaakvol kunnen zijn in de soep of thee. Tot slot dat<br />
je met verschillende producten uit de natuur ook kunst kan maken?<br />
De leerlingen prikkelen om naar buiten te gaan, hun omgeving te leren kennen en zelf<br />
producten maken met kruiden en bloemen, zowel op een kunstzinnige manier als een<br />
biologische manier, dat is waar deze lessen om draaien.<br />
Les 4.1 heeft een koppeling naar biodiversiteit. Tijdens de les Zelf kruidenzalf maken,<br />
krijgen de leerlingen een rondleiding over de heemtuin. Tijdens die rondleiding krijgen de<br />
leerlingen te weten welke flora en fauna daar leeft/groeit. De leerlingen leren daardoor wat<br />
over de biodiversiteit.<br />
Les 4.2 heeft een koppeling naar duurzaamheid/ recyclen. De leerkracht kan er voor<br />
kiezen om in de klas een recyclethema te doen. Dit recyclethema staat in les 5.2. schilderen<br />
met natuurlijke producten.<br />
62
4.1 Les 1: De kruidentuin<br />
Inhoud en aanpak<br />
De les over de kruiden- en de heemtuin is opgebouwd in drie lesfases, waarvan twee<br />
lesfases zich in het klaslokaal afspelen en één een workshop. De workshop vindt plaats in de<br />
heem- en kruidentuin op de natuurspeeltuin te Sloterplas. Deze les gaat over het gebruik en<br />
eigenschappen van kruiden. De leerlingen bereiden zich voor op de workshop in het<br />
klaslokaal door zich te verdiepen in de verschillende functies van kruiden. Daarna gaan de<br />
leerlingen naar de natuurspeeltuin te Sloterplas. Zij zullen een rondleiding krijgen op de<br />
heem- en kruidentuin. De leerlingen gaan in het NME centrum ‘de Drijfsijs’ aan de slag met<br />
het maken van kruidenzalf, -olie en thee. De derde les is een optionele les die wederom<br />
plaats vindt op school en dient als verwerking van deze (en de twee andere) lessen.<br />
Doelgroep<br />
De leerlingen zitten in groep 6 t/m 8.<br />
Beginsituatie<br />
- De leerlingen weten wat kruiden zijn.<br />
- De leerlingen kennen tenminste één functie waarvoor je kruiden kunt gebruiken: eten,<br />
koken, thee maken, medicatie maken, kruidengeneeskunde e.d.<br />
- De leerlingen weten wat een woordweb is.<br />
Lesdoelen<br />
Directe doelen:<br />
De leerlingen weten:<br />
- dat kruiden een geneeskrachtige werking kunnen hebben;<br />
- dat (sommige) bloemen een geneeskrachtige werking kunnen hebben.<br />
De leerlingen kunnen:<br />
- vier geneeskrachtige kruiden noemen;<br />
- vier geneeskrachtige bloemen noemen;<br />
- twee voorbeelden geven van een geneeskrachtig kruid en de eigenschap hiervan<br />
benoemen;<br />
- twee voorbeelden geven van een geneeskrachtige bloem en de eigenschap hiervan<br />
te benoemen.<br />
63
Indirecte doelen:<br />
Kerndoel 40<br />
De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren<br />
onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.<br />
Tussendoelen bij kerndoel 40<br />
- Planten zijn in te delen in de hoofdgroepen: bomen, kruiden, grassen, varens en<br />
mossen;<br />
- Organismen hebben bepaalde relaties in voedselketens;<br />
- Mensen beheren gewassen en huisdieren met een bepaald doel;<br />
- Voedsel en water zijn nodig voor opbouw, handhaving, herstel en energie.<br />
Tijdsschema<br />
Lesfase 1: Drie kwartier voorbereiden in de klas<br />
Lesfase 2: Twee uur op het NME centrum:<br />
30 minuten – Rondleiding heemtuin<br />
60 minuten – zalf en olie maken<br />
30 minuten – thee maken en drinken<br />
Lesfase 3: Optioneel: Koppeling naar Recyclen en hergebruik van andere producten<br />
Verschillende suggesties om in de les te verwerken (deze bevindt zich bij de<br />
schilderles, les 2)<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Bij lesfase 1: De geschiedenis van geneeskrachtige kruiden (bijlage 1), de<br />
werkbladen zelf kruidenzalf, - olie en thee maken (bijlage 3,4 en 5). Op deze<br />
werkbladen staat een lijst met geneeskrachtige kruiden en bloemen.<br />
- Bij lesfase 2: Achtergrondinformatie over de heemtuin (bijlage 2).<br />
- Bij lesfase 2: Werkbladen voor het maken van zalf (bijlage 3).<br />
- Bij lesfase 2: Werkbladen voor het maken van olie (bijlage 4).<br />
- Bij lesfase 2: Werkbladen voor het maken van thee (bijlage 5).<br />
De materialen die nodig zijn voor het maken van zalf, olie en thee zijn te vinden bij de<br />
werkbladen.<br />
- Bij lesfase 2: Handschoenen voor de brandnetels<br />
- Bij lesfase 2: 5 kookpitjes voor het smelten van de vaseline, 5 snijplankjes, 5<br />
weegschaaltjes en 5 aardappelmesjes.<br />
- Lesfase 2: Genoeg potjes om de zalf en de olie in te doen.<br />
Groepsindeling<br />
De eerste lesfase is een klassikale les waarbij de leerlingen een gesprek gaan voeren over<br />
geneeskrachtige kruiden. De informatie die de leerlingen mondeling krijgen uitgereikt zijn te<br />
vinden in bijlage 1 en 3, 4 en 5. Het hulpmiddel wat gebruikt wordt bij het voeren van dit<br />
gesprek is het woordweb.<br />
De tweede lesfase, deze speelt zich af op de natuurspeelplaats, is het eerste half uur<br />
klassikaal. De leerlingen krijgen het eerste halfuur een rondleiding in de heemtuin. Het<br />
volgende uur gaan de leerlingen in groepjes van maximaal vier leerlingen zelf kruidenzalf- en<br />
64
olie maken. Tot slot is er een klassikale terugkoppeling op het NME centrum ‘de Drijfsijs’ en<br />
drinken de leerlingen zelfgemaakte kruidenthee.<br />
Organisatie<br />
Bij een klassenbezoek aan de natuurspeeltuin zal de leerkracht rekening moeten houden dat<br />
er genoeg ouders mee gaan. Op de natuurspeelplaats zal ook één leerkracht aanwezig zijn<br />
die de rondleiding en workshop geeft. Bij het maken van de kruidenzalf- en olie kan het<br />
handig zijn dat er één begeleider per twee groepjes is.<br />
Regels<br />
Tips<br />
- De leerlingen mogen de kruiden niet eten.<br />
- De leerlingen mogen de olie niet drinken.<br />
- De leerlingen smelten vaseline onder begeleiding van een volwassene.<br />
- De leerlingen snijden of malen onder begeleiding van een volwassene de kruiden.<br />
- Om een allergische reactie te voorkomen proberen de leerlingen hun crème of olie op<br />
een klein stukje van hun huid uit.<br />
- De gemaakte crème of vaseline wordt niet gegeten.<br />
- Brandnetels worden geplukt met handschoenen.<br />
- Vaseline stolt binnen vijf minuten, zodra het van het vuur af komt. Zorg er daarom<br />
voor dat wanneer de vaseline (in vloeibare vorm) van het vuur komt, direct wordt<br />
opgevangen in een grote plastic bak. Met een pollepel kunnen de potjes gevuld<br />
worden.<br />
- Vaseline is erg vet, dus zorg ervoor dat alle spullen na gebruik in heet water met<br />
zeep worden geplaatst en dat er voldoende keukenpapier aanwezig is. Handig is om<br />
per groepje een wc-rol te geven.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1<br />
Deze voorbereidende les wordt een week voor de leerlingen naar de natuurspeeltuin gaan<br />
gegeven. Zo is er voldoende tijd voor de leerkracht om begeleiders te vinden die mee gaan<br />
naar de natuurspeeltuin.<br />
In deze voorbereidende les bespreekt de leerkracht de achtergrondinformatie (bijlage 1, 3, 4,<br />
en 5). De leerkracht voert met de leerlingen een gesprek over geneeskrachtige flora. Dit<br />
gesprek wordt gevoerd aan de hand van een woordweb. In het midden van het woordweb<br />
komt ‘geneeskrachtige kruiden’ te staan. De leerlingen geven hun eerste associatie bij<br />
geneeskrachtige kruiden. Deze associatie wordt opgeschreven en de leerkracht stelt vragen<br />
aan de leerlingen. De minimale eis van deze les is dat de leerlingen de<br />
achtergrondinformatie kennen en een aantal flora die een geneeskrachtige werking hebben.<br />
Mochten de leerlingen moeite hebben om met associaties te komen die aansluiten bij<br />
‘geneeskrachtige kruiden’, kan de leerkracht passende vragen stellen, zoals:<br />
65
1. Wie gebruikt er wel eens homeopathische middelen? (Denk aan stomen met kamille<br />
wanneer je verkouden bent of cranberry tegen een zwakke blaas.)<br />
2. Hoe genas men vroeger (in de Middeleeuwen) wonden en kwalen? (Heksen die<br />
maakten zelf brouwsels van producten uit de natuur.)<br />
3. Wat gebeurt er met je lichaam wanneer je in de brandnetel valt? (Wist je dat je<br />
brandnetel ook prima in de soep en thee kan gebruiken?)<br />
De leerkracht trekt voor het maken van het woordweb ongeveer een half uur uit. Na het<br />
maken van het woordweb, vertelt de leerkracht dat de leerlingen een workshop krijgen om<br />
zelf kruidenzalf te maken. De workshop krijgen de leerlingen op het NME centrum ‘den<br />
Drijfsijs’. De leerkracht maakt de groepjes en zorgt voor genoeg begeleiders voor de<br />
workshop op het NME centrum.<br />
Lesfase 2<br />
De leerlingen komen aan op het NME centrum te Sloterplas. Hier krijgen de leerlingen de<br />
eerste dertig minuten een rondleiding in de heemtuin en kruidentuin door een leerkracht op<br />
het NME centrum. Bij het geven van de rondleiding is er achterin in de bijlagen<br />
achtergrondinformatie over de heemtuin gegeven(bijlage 2). Er is aangenomen dat de<br />
leerkracht op de heemtuin weet wat er specifiek groeit op de heemtuin te Sloterplas.<br />
Na de rondleiding op de heemtuin gaat de leerkracht van het NME centrum met de leerlingen<br />
zalf maken. De leerkracht van het NME centrum legt de volgende punten uit:<br />
1. De bovenstaande regels worden de met de leerlingen besproken.<br />
2. De bovenstaande tip worden met de leerlingen besproken.<br />
3. Het werkbladen worden uitgelegd aan de leerlingen. Hierbij wordt gelet op de<br />
volgende begrippen:<br />
a. Au Bain Marie smelten: De vaseline wordt Au Bain Marie gesmolten, dit wil<br />
zeggen dat de vaseline in de kleine pan wordt gedaan. De grote pan wordt<br />
voor de helft gevuld met water. De kleine pan wordt geplaatst in de grote pan.<br />
Dit wordt in zijn totaliteit op het vuur gezet. Het vuur mag niet hoog en het<br />
water mag niet koken.<br />
b. Kookpunt: Het kookpunt van water ligt op 100 ºC. Wanneer water zijn<br />
kookpunt bereikt gaat het water bubbelen en komt er stoom vrij.<br />
c. Stollen: Wanneer vaseline of een ander vloeibaar product warm is geworden,<br />
gaat het afkoelen. Het afkoelen wordt ook wel stollen genoemd. Bij het stollen,<br />
wordt het vloeibare product (weer) hard.<br />
4. De kruiden die leerlingen gaan gebruiken worden toegelicht. De leerlingen weten dan<br />
waarvoor zij de zalf en olie kunnen gebruiken.<br />
In de bijlagen staan verschillende lijsten met bruikbare kruiden om zelf een zalfje, olie of thee<br />
mee te maken. Echter sommige kruiden en planten zijn moeilijk te telen of groeien in niet in<br />
Nederland. Daarnaast komen er meerdere groepen op het NME centrum om deel te nemen<br />
aan deze workshop. Om deze redenen is er een lijst gemaakt met zeven bruikbare kruiden<br />
die veel voorkomen en die niet moeilijk te telen zijn en geoogst kunnen worden. Neem<br />
bijvoorbeeld de brandnetel, deze plant groeit overal en kan door de leerlingen zelf geplukt<br />
worden.<br />
1. Goudsbloem voor olie en zalf<br />
2. Munt (pepermunt of kruizemunt) voor olie en thee<br />
66
3. Kamille voor olie, zalf en thee<br />
4. Brandnetel voor olie, zalf thee<br />
5. Arnica voor in de olie en zalf<br />
6. Rozen voor in de olie en zalf<br />
7. Lavendel voor in de olie en de zalf<br />
Deze genoemde kruiden kunnen door de leerlingen zelf geplukt worden, mits er genoeg van<br />
zijn en niet bespoten zijn. Anders kan de leerkracht van het NME centrum zelf de kruiden<br />
plukken en klaar leggen. Het kan voorkomen dat er onvoldoende kruiden en bloemen<br />
beschikbaar zijn, dan is het mogelijk om met gedroogde kruiden en bloemen te werken. In de<br />
betere reformwinkels zijn er zakjes te koop met gedroogde kruiden.<br />
Nadat de leerlingen de uitleg hebben gehad over het maken van de kruidenzalf- en olie,<br />
gaan de leerlingen zelf in groepjes aan de slag. De leerlingen maken eerst de kruidenzalf.<br />
Hiervoor moeten zij vaseline smelten en kruiden toevoegen. De vaseline moet een uur op<br />
het vuur staan, willen de kruiden erin trekken. In dat uur dat de kruiden in de vaseline trekt,<br />
maken de leerlingen hun kruidenolie en drinken eventueel een kopje thee. De olie die de<br />
leerlingen gaan maken wordt in een grote fles gedaan. Deze fles gaat mee terug naar<br />
school, omdat de kruiden in de olie moeten trekken gedurende drie weken. De fles olie staat<br />
op een warme plek of in de zon.<br />
Zodra de kruiden goed in de vaseline is getrokken, wordt de vloeibare vaseline opgevangen<br />
in een grote bak en kunnen de leerlingen elk hun potje vullen met hun kruidenzalf. Op het<br />
zowel het potje kruidenzalf en de fles kruidenolie, komt de naam van de kinderen en de<br />
datum. Beide producten zijn na een jaar over datum.<br />
Lesfase 3<br />
Terug in de klas, koppeling naar klimaatsverandering & recycling<br />
Handige websites:<br />
• www.kruidenvrouwtje.nl<br />
• www.overkruiden.nl<br />
• www.natuurlijkerwijs.com<br />
• www.kenkkruidenshop.nl<br />
67
4.2 Les 2: De natuurlijke schilderles<br />
Inhoud en aanpak<br />
De les over schilderen is opgebouwd uit 3 lesfases, waarvan twee lesfases zich in de klas<br />
afspelen en één een workshop op de natuurspeeltuin te Sloterplas. Deze les gaat over het<br />
gebruik en schilderen van natuurlijke producten. De leerlingen bereiden zich voor op de<br />
workshop in het klaslokaal door zich te verdiepen. Misschien kennen de leerlingen zelf al<br />
natuurlijke producten waarmee zij kunnen schilderen. Daarna gaan de leerlingen naar de<br />
natuurspeeltuin te Sloterplas gaan de leerlingen zelf aan de slag. De leerlingen gaan zelf met<br />
natuurlijke producten schilderen. De derde les is een optionele les die plaats vindt op school<br />
en dient als verwerking van deze (en twee andere) lessen.<br />
Doelgroep<br />
De leerlingen zitten in groep 6 t/m 8<br />
Beginsituatie<br />
- De leerlingen weten wat natuurlijke producten zijn.<br />
- De leerlingen. hebben kennis van het woordweb (of een andere werkvorm).<br />
Lesdoelen<br />
Directe doelen:<br />
De leerlingen weten:<br />
- dat je met natuurlijke producten kan schilderen<br />
- dat je verf kan maken van natuurlijke producten. Dit kan je doen door producten te<br />
pletten, te koken of te malen.<br />
- De leerlingen weten wat zetmeel is.<br />
- De leerlingen weten dat er in groente en fruit natuurlijke kleurstoffen zitten.<br />
De leerlingen kunnen:<br />
- Vier producten noemen waaruit je verf kan halen.<br />
- De ll. kunnen van groenten, fruit en bloemen verf maken.<br />
Indirecte doelen:<br />
Kerndoel 39<br />
De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />
Tussendoelen bij kerndoel 39<br />
- Ingrijpen met zorg<br />
- Schoonheid<br />
- Verwondering<br />
68
Kerndoel 55<br />
De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.<br />
Tussendoelen bij kerndoel 55:<br />
- kijken/luisteren naar en praten over eigen werk en dat van hun groepsgenootjes<br />
- respect en waardering tonen voor het werk en de zienswijze van anderen<br />
- mening geven over eigen product en werkproces en over dat van groepsgenoten<br />
Tijdsschema<br />
Lesfase 1: Half uur voorbereiden in de klas<br />
Lesfase 2: Twee uur op het NME centrum:<br />
30 minuten – Uitleg maken van verf uit producten<br />
60 minuten – Schilderen met verf<br />
20 minuten – Reflecteren op het gemaakte werk<br />
Lesfase 3: Optioneel: Koppeling naar Recyclen en hergebruik van andere producten<br />
Verschillende suggesties om in de les te verwerken<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- De materialen die nodig zijn voor het maken van verf staan in de bijlagen (bijlage 6).<br />
- Schorten om bij de leerlingen om te doen (tegen knoeien)<br />
- Kwasten<br />
- Papier<br />
Groepsindeling<br />
De leerlingen zijn tijdens lesfase 1 in de klas aanwezig.<br />
Op de Natuurspeeltuin zijn de leerlingen bezig in groepen i.v.m. de tafels die er staan.<br />
Regels<br />
De leerlingen mogen met de verf alleen schilderen.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1<br />
De eerste les draait om het enthousiasmeren van de leerlingen. De bedoeling is dat de<br />
leerkracht aan de leerlingen leert dat je meer kunt doen met groente, fruit en bloemen.<br />
U start de les met een woordweb over hergebruik van natuurlijke materialen (compost). U<br />
probeert tijdens de instructie de leerlingen te sturen naar de volgende vraag: ‘Wat kun je nog<br />
meer doen met groenten en fruit.’<br />
Met de leerlingen brainstormt u over de vraag en schrijft alle suggesties van de leerlingen op<br />
in het woordweb. Mochten de leerlingen er niet toe komen dat zij groentes ook kunnen<br />
gebruiken voor verf, attendeert u dat. U laat de leerlingen bedenken hoe ze van groenten<br />
ook verf kunnen maken en ook deze suggesties worden op geschreven. U vertelt de<br />
69
leerlingen dat ze in de loop van de week naar de ‘Natuurspeeltuin’ gaan, ze krijgen hier een<br />
workshop schilderen met groente en fruit.<br />
Groepjes maken voor de les op het NME centrum.<br />
Lesfase 2<br />
De leerlingen komen aan op het NME centrum. Hier krijgen zij de eerste dertig minuten een<br />
workshop van een medewerker over het maken van verf uit natuurlijke producten. De<br />
leerlingen hebben op school al over het onderwerp nagedacht. Op de Natuurspeeltuin krijgen<br />
zij antwoorden op de vraag: , Hoe zijn groenten, fruit en bloemen nog meer te gebruiken?<br />
Na de korte workshop over het maken van verf gaan de leerlingen zelf aan de slag met de<br />
verf. Door de medewerkers van de Natuurspeeltuin is al wat verf gemaakt (dit omdat het<br />
maken van meer verf een lange tijd duurt). De leerlingen worden verdeelt over de tafels.<br />
Hieraan kunnen zij met de verf en kwasten een mooi schilderij maken.<br />
U kunt ervoor kiezen om aan de schilderij een opdracht te hangen. U kunt de leerlingen<br />
bijvoorbeeld alleen laten schilderen over de aanwezige natuur in de Natuurspeeltuin.<br />
Hierdoor moeten de leerlingen goed om zich heen kijken wat zij allemaal zien.<br />
In de bijlagen staat hoe u zelf verf kunt maken. Aangezien de medewerkers in de<br />
Natuurspeeltuin niet alle verf maken waar de leerlingen bij zijn (de workshop duurt maar een<br />
half uur), kunt u met de leerlingen dat nog eens zelf maken.<br />
Lesfase 3<br />
De leerlingen zijn in de Natuurspeeltuin geweest. Daar hebben zij geleerd over het<br />
hergebruik van groente, fruit en bloemen. U kunt met de leerlingen tijdens lesfase 3 een<br />
koppeling maken naar recyclen.<br />
U kunt met de kinderen het onderwerp hergebruik uitdiepen. Buiten groente, fruit en bloemen<br />
worden meerdere producten hergebruikt. U kunt weer een woordweb op het bord maken met<br />
de verschillende producten de worden gerecycled. U kunt denken aan: Wc Papier, Hout,<br />
Plastic etc.<br />
Als de leerlingen hier niet uit komen, kunt u de leerlingen het laten opzoeken. Hierdoor leert<br />
u de leerlingen hun informatie op te zoeken door middel van de computer of literatuur.<br />
Om het onderdeel hergebruik te stimuleren, kunt u een aantal producten verzamelen om te<br />
kunnen scheiden. Doordat afval goed word uitgezocht, kan de fabriek het makkelijker<br />
hergebruiken (recyclen). U kunt hier aan een les besteden.<br />
U kunt op het schoolplein op zoek gaan naar afval en deze mee te nemen naar de klas. Of u<br />
kunt zelf al een aantal producten meenemen. Tijdens deze les mogen de kinderen afval<br />
scheiden. Denkend aan Plastic, Papier, Glas, GFT en overig.<br />
De leerlingen worden bewust van het feit dat afval ook materiaal bevat die kunnen worden<br />
hergebruikt.<br />
70
Indien u nog behoefte heeft kunt u een koppeling maken naar het klimaat. Het verbranden<br />
van afval stoot veel CO2 uit. Dit is slecht voor het milieu en veroorzaakt klimaatverandering.<br />
Hierdoor werkt u aan kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.<br />
Tussendoel: luchtvervuiling (door verkeer, fabrieken, intensieve veeteelt) verantwoordelijk<br />
zijn voor de omgeving<br />
71
4.3 Les 3: De kooklessen<br />
Inhoud en aanpak<br />
Dit zijn naschoolse lessen, waarbij de leerlingen gaan koken met producten die te vinden zijn<br />
in het NME centrum en de kruidentuin. Aan deze naschoolse lessen kunnen maximaal 12<br />
kinderen deelnemen. Vanuit het NME centrum zullen minstens drie vrijwilligers/leerkrachten<br />
aanwezig zijn om de leerlingen te begeleiden met de kooklessen. De leerlingen krijgen tien<br />
lessen waarbij ze verschillende recepten uitproberen. De lessen duren maximaal anderhalf<br />
uur en de ouders van de leerlingen kunnen na afloop met de leerlingen mee eten. Op deze<br />
manier wordt er ook gewerkt aan de multiculturele samenleving.<br />
Doelgroep<br />
De leerlingen zijn minimaal 8 jaar (oudere kinderen zijn ook welkom)<br />
Beginsituatie<br />
- De leerlingen kunnen lezen.<br />
- De leerlingen hebben verstand van maateenheden.<br />
- De leerlingen kunnen overweg met messen.<br />
- De leerlingen kunnen samenwerken.<br />
Lesdoelen<br />
Directe doelen:<br />
De leerlingen weten<br />
- dat je producten uit de natuur kunt omzetten naar een voedzame maaltijd.<br />
- welke producten in welk seizoen groeien.<br />
- de namen van de gebruikte groentes.<br />
De leerlingen kunnen<br />
- aan de hand van een recept een voedzame maaltijd creëeren.<br />
- steeds betere maateenheden plaatsen.<br />
- overweg met kookapparatuur.<br />
- samen een taakverdeling maken<br />
Indirecte doelen:<br />
Kerndoel 35<br />
De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en<br />
als consument.<br />
Tussendoelen bij kerndoel 35<br />
- biologische invloeden op de consumptie;<br />
72
- de beste manier van kiezen per product;<br />
- sociale invloeden op de consumptie;<br />
- de relaties tussen consumptiegedrag, afval en gezondheid;<br />
- mogelijkheden om in het eigen consumptiepatroon rekening te houden met het<br />
milieu;<br />
- de gevolgen van consumptie voor het milieu;<br />
- maatregelen op school om in het consumptiepatroon rekening te houden met het<br />
milieu.<br />
Tijdsschema<br />
Lesfase 1: 15 minuten in het NME centrum kort het recept en de werkwijze doornemen.<br />
De regels en het gebruik van materialen bespreken. Eventuele vragen<br />
beantwoorden.<br />
Lesfase 2: 7 minuten in het NME centrum groepjes vormen en materialen uitdelen.<br />
Lesfase 3: Maximaal anderhalf uur aan de slag met recept maken in het NME centrum.<br />
Lesfase 4: Samen met de ouders de maaltijd nuttigen en afwassen<br />
Algemene materialen<br />
- De benodigdheden voor de<br />
maaltijden staan beschreven bij het<br />
recept<br />
- Oven<br />
- Bakplaten<br />
- Bakpapier<br />
- Boter<br />
- Olie (olijf of zonnebloem)<br />
- Schilmesjes<br />
- Bestek<br />
- Ovenschalen<br />
- Springvormen<br />
- Borden<br />
- Afwasmiddel<br />
- Afwasborstel<br />
- Theedoek<br />
- Afwasteil<br />
Groepsindeling<br />
- Dunschiller<br />
- Appelsnijder/appelboor<br />
- Snijplanken<br />
- Groente- en broodmes<br />
- Vier kookstelletjes<br />
- Handzeep<br />
- Tafellaken<br />
- Servetten<br />
- Opscheplepels<br />
- Onderzetters<br />
- Theekopjes<br />
- Waterkoker<br />
- Handdoeken<br />
- Plastic bakjes om hun gesneden<br />
producten in te doen<br />
Er worden maximaal drie groepjes van vier leerlingen gemaakt. Voor elk groepjes is er één<br />
begeleider, dit kan een ouder/vrijwilliger/leerkracht van NME centrum zijn.<br />
Organisatie<br />
De leerlingen krijgen een tienrittenkaart voor een minimaal bedrag. Dit bedrag is afhankelijk<br />
van de inkoop van producten. Per les krijgen de leerlingen een stempel en bij de tiende<br />
73
stempel mogen zij de eerstvolgende keer gratis. Elke woensdagmiddag kunnen de leerlingen<br />
deelnemen aan deze kooklessen rond de klok van 16.00u.<br />
Regels<br />
- De leerlingen zijn voorzichtig met messen.<br />
- De leerlingen dienen hun handen te wassen voor ze beginnen met koken.<br />
- De leerlingen dienen hun groentes te wassen voor ze deze gebruiken.<br />
- De leerlingen mogen tussendoor niet snoepen van de producten.<br />
- De leerlingen dienen verschillende snijplanken te gebruiken voor het snijden van<br />
groentes en vlees.<br />
- De leerlingen gebruiken onder begeleiding de oven.<br />
- De leerlingen wassen na afloop zelf hun spullen af.<br />
- De leerlingen krijgen de eerste keer bij misbruiken van de materialen een gele kaart. En<br />
wanneer de leerlingen de tweede keer hun materialen misbruiken een rode kaart. Een<br />
rode kaart betekent dat de leerlingen verwijderd worden van de kookles.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1<br />
De leerlingen komen om 16.00 aan in het NME centrum. De leerlingen krijgen de<br />
gelegenheid om vragen te stellen. Daarna worden de regels, de werkwijze en de recepten<br />
besproken door de leerkracht van het NME centrum.<br />
Lesfase 2<br />
De leerlingen worden onderverdeeld in groepjes van maximaal vier leerlingen. Er wordt<br />
ernaar gestreefd dat elke leerling een keer met elkaar in een groepje heeft gezeten. Daarom<br />
moet de leerkracht opschrijven welke leerling bij wie in het groepje zit. De leerlingen pakken<br />
de materialen die zij nodig hebben voor het betreffende recept en wassen hun handen.<br />
Lesfase 3<br />
De leerlingen maken onderling een taakverdeling en daarna volgen zij de stappen op het<br />
recept. Hierbij worden de groepjes begeleid door een volwassene. Wanneer er een recept is<br />
dat in de oven moet, kunnen de leerlingen samen een kopje thee nuttigen. De recepten voor<br />
de thee zijn te vinden in bijlage 4. Mochten de ouders ook in het NME centrum blijven,<br />
kunnen zij daar een kopje thee drinken. (hiervoor dient wel betaald te worden).<br />
Lesfase 4<br />
De leerlingen gaan samen met hun ouders de maaltijd nuttigen. De leerlingen dekken zelf de<br />
tafels en serveren het eten aan de ouders. Voor de leerlingen gaan eten dienen zij hun<br />
handen te wassen. Na het eten van de voedzame maaltijd wordt er afgewassen door de<br />
leerlingen en kunnen zij naar huis gaan.<br />
Eet smakelijk!<br />
74
Bijlage 1: Achtergrondinformatie over geneeskrachtige kruiden<br />
De geschiedenis<br />
Plantengeneeskunde is niet hetzelfde als homeopathie, de overeenkomst tussen deze twee<br />
kundes, is dat ze allebei als natuurlijke geneeswijzen kunnen worden beschouwd. Echter bij<br />
plantengeneeskunde, ook wel fytotherapie, is het zo dat men alleen werkt met<br />
plantenextracten en dat men bij homeopathie ook gebruik maakt van mineralen, dierlijke,<br />
menselijke, scheikundige en farmaceutische middelen. Een ander verschil is dat<br />
homeopathische middelen erg uitgedund zijn en daarom is er van de werkzame stof weinig<br />
over. Hierdoor zijn homeopathische middelen onschadelijke voor de mens. Bij<br />
plantengeneeskunde is dit niet zo en kunnen planten/kruiden naast het genezende effect ook<br />
negatieve bijwerkingen hebben. Wanneer men gebruik maakt van plantengeneeskunde is<br />
het van belang dat men op zoek gaat naar een erkende fytotherapeut en niet zelf aan de<br />
slag gaat. De redenen hiervan is dat het verkeerd gebruik van planten en kruiden dusdanige<br />
gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van de mens. De recepten die zich in deze<br />
bijlage vinden, zijn niet schadelijk voor de mens, tenzij anders aangegeven. Echter, het kan<br />
niet voorkomen worden dat iemand een allergische reactie krijgt bij het gebruik van het<br />
product. Dus wees altijd voorzichtig.<br />
Plantengeneeskunde is een eeuwenoude tak van de geneeskunde en werd al toegepast in<br />
de tijd van de Oude Grieken. Later is men er steeds meer onderzoek naar gaan doen en<br />
werden er nieuwe recepten ontwikkeld. In de Middeleeuwen werden ‘heksen’ op de<br />
brandstapel gelegd wanneer zij een geheimzinnig brouwsel hadden gemaakt die wonden<br />
kon genezen. Deze brouwsels werden gemaakt met een specifiek kruidenmengsel en<br />
eigenlijk waren deze ‘heksen’ nog niet eens zo slecht. Deze heksen hadden veel kennis<br />
vergaard over kruiden en de werking hiervan, misschien hadden zij wel meer kennis dan een<br />
echte dokter in die tijd!<br />
Vandaag de dag gebruikt men nog steeds kruiden of plantenextracten om wonden en andere<br />
kwalen te genezen, dit is een precieze kunde, waarbij geen fouten mogen worden gemaakt.<br />
Fouten kunnen dusdanige gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens. Veel<br />
doktoren zijn huiverig over fytotherapeuten, omdat zij het maar kwakzalverij vinden.<br />
Geneeskrachtige kruiden, planten of bloemen zijn flora die genezende werking hebben bij<br />
een bepaalde kwaal. Deze producten vindt je in de natuur, zoals in het bos, de tuin of de<br />
berm. Men legt er soms een speciale tuin voor aan, zodat de flora goed verzorgd kan worden<br />
en de kans op plantenziektes te verkleinen. Vroeger werden ze vaak in het bos gevonden,<br />
omdat dan de kans op grotere hoeveelheid groter is. Geneeskrachtige flora kun je gebruiken<br />
tegen een kwaal en is voor iedereen beschikbaar.<br />
Sommige mensen geloven niet dat producten uit de natuur je beter kunnen maken en vinden<br />
onzin. Andere mensen geloven in de kracht van de natuur, maar moeten er wel voor zorgen<br />
wanneer ze een ernstige kwaal hebben om medisch advies te winnen bij een dokter.<br />
Om een geneeskrachtige werking van een kruid of plant toe te kunnen passen, kunnen er<br />
verschillende producten meegemaakt worden, namelijk:<br />
- Een drankje maken<br />
- Thee maken<br />
- Een zalf/crème maken<br />
- Olie maken.<br />
Hoe je dat doet staat bij de volgende kopjes.<br />
75
Bijlage 2: Achtergrondinformatie over de heemtuin<br />
Een heemtuin is een kunstmatig aangelegd landschap waar men wilde en inheemse flora en<br />
fauna vindt. De bedoeling van een heemtuin is dat men inzicht krijgt op de<br />
leefgemeenschappen. Een heemtuin moet dicht bij de mensen staan.<br />
De heemtuin in het Sloterpark is in 1975 aangelegd en betrekt een gebied van 1,5 hectare.<br />
Er is gezorgd voor hoogteverschil en dat er verschillende grondsoorten te vinden zijn.<br />
Hierdoor is de tuin een afwisselend geheel van dichtgroeiende stukjes bos, vennetjes,<br />
plasoever en rietlanden. In de heemtuin zijn er veel vogels en konijnen te vinden.<br />
Bij het ontwikkelen van een heemtuin zijn er bepaalde zaken die moeten gebeuren,<br />
bijvoorbeeld ervoor zorgen dat reliëf is en het voorkomen van erosie. Andere zaken die van<br />
belang zijn bij de ontwikkeling van een heemtuin zijn:<br />
- Het zaaien en planten van inheemse flora en de flora die niet thuis hoort in de heemtuin<br />
bestrijden of herplanten.<br />
- Het uitzetten van inheemse dieren en insecten en hiervoor een beschutting creëren.<br />
- Het controleren van de bodem en er voor zorgen dat er geen ‘schadelijke’ dieren wonen,<br />
zoals ratten of zwerfkatten.<br />
- Nieuwe waterwegen aanleggen en er voorzorgen dat deze waterwegen schoon blijven.<br />
76
Bijlage 3: Zelf kruidenzalf maken<br />
Voor je kruidenzalf gaat maken:<br />
- Wanneer je de zalf gaat gebruiken, probeer eerst een klein beetje uit. Het kan namelijk<br />
zo zijn dat je er allergisch voor bent.<br />
- Ga nooit zelf kruidenzalf maken, maar doe dit altijd onder begeleiding van iemand die er<br />
verstand van heeft.<br />
- Maak deze zalf in tweetallen of in viertallen.<br />
Dit heb je nodig (per potje):<br />
- 250 gram vaseline<br />
- 30 gram gedroogde kruiden of 75 gram verse kruiden (zie lijst hieronder)<br />
- 1 grote pan met water<br />
- 1 kleine pan zonder water<br />
- Een vergiet/zeef<br />
- Houten pollepel<br />
- Lege plastic kom<br />
- Een goed afsluitbaar donker potje (per kind)<br />
- Een etiket en een pen (per kind)<br />
- Wc-papier<br />
Tijd: anderhalf uur<br />
Au Bain Marie smelten:<br />
- Vul de grote pan voor helft met water.<br />
- Zet de grote pan op een laag vuurtje.<br />
- Doe de kleine pan in de grote pan.<br />
- Doe de vaseline in de kleine pan.<br />
- Wacht tot de vaseline gesmolten is.<br />
Basis van de kruidenzalf:<br />
1. Doe de vaseline in de kleine pan.<br />
2. Zet de kleine pan in de grote pan met water.<br />
3. Zet de grote pan op het vuur en laat de vaseline au bain Marie warm worden.<br />
4. Was de verse kruiden en snij deze in kleine stukjes of snij de gedroogde kruiden in<br />
stukjes.<br />
5. Voed de fijngehakte stukjes kruid in de gesmolten vaseline.<br />
6. Roer de fijngehakte stukjes kruiden goed door de gesmolten vaseline.<br />
7. Laat het mengsel een uur staan op een laag vuurtje.<br />
8. Na een uur doe je het vuur uit.<br />
9. Zeef het mengsel door de zeef in een grote plastic bak.<br />
10. Wacht tot de vaseline gestold is en schep het dan in potjes.<br />
11. Schrijf op het etiket wat voor zalf het is en de datum waar je het gemaakt hebt.<br />
12. Je zalf is klaar. Je kunt het 2 tot 3 jaar gebruiken, mits je het bewaart op een donkere,<br />
koele plek.<br />
77
Lijst met geneeskrachtige kruiden om zalf mee te maken<br />
Goudsbloemen - Desinfecteren, reinigen en genezen van<br />
de wond.<br />
- Bescherming tegen een droge en schrale<br />
huid.<br />
Brandnetel - Werkt bij: eczeem, droge huiduitslag,<br />
acne, brandwonden, muggenbeten.<br />
- Het werkt reinigend en helend.<br />
Arnica - Gebruiken bij: een schrale en droge<br />
handen, ellebogen en kloven, jeuk.<br />
Berkenblad - Werkt bij: eczeem, natte huiduitslag,<br />
voetschimmel en blaasjes.<br />
Kamille - Desinfecterend.<br />
- Helpt de huid reinigen en verzachten.<br />
Lavendel - Werkt ontspannend, krampwerend en<br />
kalmerend.<br />
Pepermunt of<br />
kruizemunt<br />
- Werkt ontspannend en verfrissend.<br />
- Een beetje zalf onder de neus zorgt er<br />
voor dat de verkoudheid los komt.<br />
78
Kastanjeblad - Tegen wintertenen en winterhanden<br />
Smeerwortel - Werkt verzachtend bij kneuzingen en<br />
botbreuken.<br />
- Werkt helend bij wondjes, puistjes en<br />
acne.<br />
79
Bijlage 4: Zelf kruidenolie maken<br />
Voor je kruidenolie gaat maken<br />
- Wanneer je de olie gaat gebruiken, probeer eerst een klein beetje uit. Het kan namelijk<br />
voorkomen dat je er allergisch voor bent.<br />
- Ga nooit zelf kruidenolie maken, maar doe dit altijd onder begeleiding van iemand die er<br />
verstand van heeft.<br />
- Maak deze olie in tweetallen of in viertallen.<br />
Dit heb je nodig voor 1 fles<br />
- 20 bloemen of 30 bloemtoppen of één eetlepel gedroogde of verse kruiden<br />
- Een glazen pot (doorschijnend)<br />
- Koud zonnebloemolie (zelf geperst of van de reformwinkel)<br />
- Een gaasje of een stukje doek<br />
- Een elastiek<br />
- Een zonnige plek<br />
- Dunnen doek of koffiefilters<br />
- Maatkan<br />
- Goed afsluitbare donkere flesjes<br />
- Etiketjes en een pen<br />
Tijd: een kwartier voor stap 1 t/m 4, drie weken voor stap 5 en 6, een uur voor stap 7 t/m 9.<br />
Basis voor de kruidenolie<br />
1. Doe verse bloemen of verse bloemtoppen droog in een glazen pot.<br />
2. Schenk er zonnebloem over tot de bloemen onder staan.<br />
3. Doe het stukje gaas of doekje over de glazen pot en dek deze af met het elastiek.<br />
4. Zet de glazen pot op een zonnige plek neer.<br />
5. Roer de eerste week de olie door.<br />
6. Laat de pot minstens drie weken in de zon staan.<br />
7. Na drie weken haal je de doek van de glazen pot.<br />
8. Zeef de olie door een dunne doek of een koffiefilter onder een maatkan<br />
9. Schenk de olie in kleine donkere flesjes en sluit deze goed af.<br />
10. Plak een etiket met de naam van de olie en de datum van de olie op het flesje<br />
11. De olie kun je gebruiken door op je huid te smeren, maar mag je nooit proeven.<br />
12. De olie is een jaar houdbaar.<br />
80
Lijst met geneeskrachtige kruiden om zalf mee te maken<br />
De bloemen van:<br />
St. Jans kruid Verwarmend en wond helend<br />
Kamille Verzachtend<br />
Kaasjeskruid Voor verkoudheid<br />
Rozemarijn Verwarmend en doorbloeding bevorderend<br />
Goudsbloem Wond helend en verzachtend<br />
Drie kleurig<br />
viooltje<br />
Bij huidproblemen<br />
Rozen Ruikt lekker, verzachtend en ontspannend.<br />
81
Lavendel Kalmerend, krampwerend en ruikt lekker<br />
Citroenmelisse Koortsverlagend, kalmerend en verzacht<br />
eczeem<br />
De bladeren van:<br />
Tijm<br />
Voor verkoudheid<br />
Rozemarijn Voor spieren en gewrichtspijnen<br />
Jeneverbes Reumatische klachten<br />
Brandnetels Eczeem, huiduitslag, muggenbeten<br />
Werkt helend en reinigend.<br />
82
Bijlage 5: Zelf kruidenthee maken<br />
Kruidenthee is een aftreksel van een kruid. Omdat kruidenthee geen zwarte thee bevat,<br />
zoals de meeste theesoorten, blijft de kruidenthee licht van kleur. Kruiden zet je van verse of<br />
gedroogde kruiden. Er zijn drie manieren om kruidenthee te vervaardigen:<br />
1. Doe de kruiden in een netje en doe ze daarna in een pan met koud water. Doe deksel op<br />
de pan en je laat het warm langzaam warm worden, het moet net onder het kookpunt<br />
blijven. Zet het vuur uit net onder kookpunt en laat de kruiden nog één minuut trekken.<br />
Giet het aftreksel in de thermoskan of de theepot. Direct in glazen mag ook.<br />
2. Doe de kruiden in een kruidennetje (deze zijn te koop bij de reformwinkel). Hang dit netje<br />
in de theepot of thermoskan en schenk er kokend water over. Laat de kruiden 5 tot 10<br />
minuten trekken.<br />
3. Laat de kruiden een nacht trekken in een bodem koud water, voordat je alles opwarmt op<br />
manier één of twee.<br />
Voor één liter thee heb je de volgende hoeveelheden nodig:<br />
- Thee die gezet wordt van gedroogde kruiden één eetlepel is genoeg.<br />
- Thee die gezet wordt van verse kruiden, voor één pot thee is een bosje van 40 gram<br />
voldoende. Mocht dit toch onvoldoende zijn, pas de dosis op gevoel aan.<br />
Benodigdheden (voor één klas ca. 25 leerlingen<br />
- 5 eetlepels gedroogde kruiden of 200 gram verse kruiden.<br />
- 5 theepotten van een liter<br />
- 25 glazen van 0,2 liter<br />
- 5 liter heet water (vanuit de waterkoker of een pan)<br />
- Kruidennetje, verkrijgbaar bij de betere reformwinkel<br />
Lijst met kruiden die bruikbaar zijn in de thee<br />
Citroenkruid Bevorderd voor de spijsvertering en is<br />
rustgevend.<br />
Brandnetel Vochtafdrijvend en helpt tegen diarree.<br />
Pomerans Kalmeert en helpt de spijsvertering en wordt<br />
gebruikt bij griep.<br />
83
Salie Werkt tegen nachtelijk zweten.<br />
Tijm Werkt bij griep en helpt bij de spijsvertering tegen<br />
krampen en winderigheid.<br />
Paardenbloem De wortels en de bloemen zijn vochtafdrijvend en<br />
stimuleren de lever en galblaas<br />
Anijs Werkt voor een goede spijsvertering en<br />
luchtwegen.<br />
Venkel Werkt voor een goede spijsvertering en<br />
luchtwegen<br />
Rozemarijn Werkt opwekkend en spijsverteringsbevorderend,<br />
maar mag niet gebruikt worden tijdens de<br />
zwangerschap!<br />
Pepermunt Werkt opwekkend, verfrissend en voor een goede<br />
spijsvertering en voor een goed geheugen. Niet<br />
gebruiken tijdens de zwangerschap!<br />
84
Kruizemunt Hetzelfde als pepermunt, maar mag wel tijdens<br />
de zwangerschap. Kruizemunt is minder sterk van<br />
smaak.<br />
Kamille Rustgevend en werkt tegen krampen,<br />
spijsvertering en de luchtwegen.<br />
Citroenverbena Is rustgevend, werkt tegen krampen en is milt van<br />
smaak.<br />
Zoethout Werkt voor een goede spijsvertering, beschermt<br />
de maag en mag niet gebruikt worden bij een te<br />
hoge bloeddruk! Maar je mag ook niet teveel<br />
zoethoutthee drinken, omdat je er een hoge<br />
bloeddruk van kan krijgen.<br />
Kaneel Verwarmt, bevordert en stimuleert de<br />
spijsvertering. Wil je thee maken van kaneel,<br />
stamp dan een kaneelstokje fijn.<br />
Vlierbloesem Is goed voor de luchtwegen, werkt bij koorts en<br />
griep en is rustgevend.<br />
85
Bijlage 6: Appelthee<br />
Benodigdheden<br />
- Appelschillen<br />
- Theepot<br />
- Theezeefje<br />
- Theedoosje<br />
Beschrijving<br />
Deze thee maak je van appelschillen.<br />
Dus als je appelmoes hebt of gebakken appel, kun je van de schillen nog eens een lekker<br />
drankje brouwen.<br />
Voor dit recept is het echter wel belangrijk dat je de schillen van onbespoten appels gebruikt,<br />
die je bovendien nog eens goed schoongemaakt hebt.<br />
Werkwijze<br />
Eerst moet je de schillen in de oven langzaam laten uitdrogen.<br />
Daarvoor spreid je ze uit op een bakblik dat je in de over zet van 50 tot 80 graden.<br />
De ovendeur laat je op een kiertje zodat de vochtige lucht kan ontsnappen.<br />
Zo nu en dan draai je de schillen om, want anders loop je de kans dat ze geroosterd worden,<br />
wat niet de bedoeling is.<br />
Als je thee wilt maken neem je een handjevol gedroogde schillen. Hier giet je een liter<br />
kokend water overheen.<br />
Dit laat je 10 minuten trekken, waarna je het vervolgens door een zeefje giet. Hoe droger de<br />
schillen, hoe fruitiger de thee smaakt.<br />
In een goed afgesloten doos kunnen de schillen meerdere weken bewaard worden, zonder<br />
dat zij hun smaak verliezen<br />
86
Bijlage 7: Achtergrondinformatie voor het maken van verf<br />
Voordat u verf gaat maken:<br />
- Kwasten moeten direct na gebruik schoongemaakt worden, vanwege het zetmeel wat<br />
gaat klonteren<br />
- Wanneer u verf maakt, probeer eerst een beetje uit.<br />
- Probeer nauwkeurig te werken. Het maken van verf kost tijd en kan veel rommel geven.<br />
Benodigdheden<br />
- Verschillende soorten groenten, fruit<br />
en bloemen.<br />
- Meerdere grote pannen om de<br />
producten in te koken.<br />
- Een kookplaat/gasstel.<br />
- Verschillende bakjes om het verf in te<br />
plaatsen<br />
- Kwasten<br />
- Oude t-shirts om te verven / Oude<br />
overhemden als schorten (eventueel)<br />
- Karton om op te schilderen<br />
- Potjes met water om de kwasten in<br />
schoon te spoelen.<br />
- Zout<br />
- Azijn<br />
- Water<br />
- Bakjes om verf in te maken<br />
- Kleine garde<br />
- Weegschaal<br />
- Maatbeker<br />
- Keukenmachine<br />
- Zeef<br />
87
Geel: Oranje<br />
- 20 gram donkergeel multivruchtensap<br />
- 20 gram zetmeel<br />
Werkwijze:<br />
Voeg het zetmeel al roerende bij het koude<br />
sap.<br />
Als het goed is heeft het mengsel de kleur<br />
van dikke yoghurt. Mocht dit niet<br />
zo zijn voeg dan extra zetmeel toe.<br />
Rood Bruin<br />
- 100 gram stukje rode paprika<br />
- 40 ml koud water<br />
- 20 gram zetmeel<br />
Werkwijze:<br />
Pureer de stukjes rode paprika in de<br />
keukenmachine.<br />
Zeef de paprika met een bolzeef.<br />
Het gezeefde sap gebruiken.<br />
Als het goed is, heft het mengsel de dikte<br />
van yoghurt. Mocht dit niet zo zijn,<br />
dan al roerende meer zetmeel toevoegen<br />
tot dat wel het geval is.<br />
Groen<br />
- 50 gram spinazie, peterselie, schil van<br />
de komkommer of courgette<br />
- 25 ml koud water<br />
- 20 gram zetmeel<br />
Werkwijze:<br />
Pureer de spinazie met het water in de<br />
keukenmachine.<br />
Zeef de spinazie met een bolzeef.<br />
Het gezeefde sap gebruiken.<br />
Het zetmeel al roerende bij het<br />
spinazievocht voegen<br />
Als het goed is heeft het mengsel de kleur<br />
van dikke yoghurt. Mocht dit niet<br />
zo zijn voeg dan extra zetmeel toe.<br />
- 20 gram wortelsap, eventueel zelfgemaakt.<br />
- 20 gram zetmeel<br />
Werkwijze<br />
Voeg het zetmeel al roerende bij het koude<br />
sap toe.<br />
Als het goed is, heft het mengsel de dikte van<br />
yoghurt. Mocht dit niet zo zijn,<br />
dan al roerende meer zetmeel toevoegen tot<br />
dat wel het geval is.<br />
- 20 gram cocao<br />
- 20 gram koud water<br />
- 25 gram zetmeel<br />
Werkwijze:<br />
Vermeng de cacao en het water.<br />
Dan het zetmeel al roerende toevoegen.<br />
Als het goed is, heft het mengsel de dikte van<br />
yoghurt. Mocht dit niet zo zijn,<br />
dan al roerende meer zetmeel toevoegen tot<br />
dat wel het geval is.
Bijlage 8: Receptenboekje Natuurspeelplaats Sloterpark<br />
89
Aardappelsalade<br />
Benodigdheden<br />
Start<br />
- 500 gram gekookte aardappelen<br />
- 1 halve ui<br />
- 1 halve citroen<br />
- 6 eetlepels mayonaise<br />
- 1 bosje bieslook<br />
Snij de aardappelen in kleine blokjes en doe ze in een kom.<br />
Leg de halve ui met de platte kant op een snijplank en snij er heel dunne plakjes van en dan<br />
die plakjes weer in kleine stukjes. Doe nu de gesneden ui bij de aardappelen.<br />
Werkwijze<br />
1. Pers de halve citroen uit en doe het sap bij de<br />
aardappelen<br />
2. Was de bieslook en knip ze boven de kom in<br />
kleine stukjes.<br />
3. Schep nu de mayonaise erbij en roer alles goed<br />
door elkaar.<br />
4. Zet de salade een poosje in de koelkast ,dan<br />
wordt ze nog lekkerder.<br />
90
Pizza bakken<br />
Benodigdheden<br />
- 1 kleine rode paprika, ontveld, zonder de zaadjes kleingesneden<br />
- ¼ theelepel gekneusd venkelzaad of oregano<br />
- ¼ theelepel zout<br />
- ⅛ theelepel zwarte peper<br />
- 30 g mozzarella, geraspt<br />
- 2 volkoren pitabroodjes (10 cm)<br />
- 8 eetlepels tomaten- of pizzasaus<br />
- ½ kleine rode ui, in dunne ringen<br />
Werkwijze<br />
1. Verwarm de grill voor.<br />
2. Vermeng in een kommetje de paprika met de venkel of oregano, het zout en de peper.<br />
3.<br />
3. Vermeng in een ander kommetje beide soorten kaas.<br />
4. Splits de pitabroodjes in twee helften. Leg de 4 broodrondjes met de gladde kant omlaag<br />
op een bakplaat.<br />
5. Rooster ze circa 1 min. op 10 cm afstand van de hittebron.<br />
6. Neem de rondjes onder de grill vandaan en bestrijk elk met 2 theel. tomatensaus.<br />
7. Verdeel de paprika, de kaas en de uienringen erover.<br />
8. Plaats de pizza's circa 2 min. onder de grill, tot ze heet zijn en de kaas gesmolten is.<br />
91
Wortelkoekjes<br />
Benodigdheden<br />
- 1 bos bospeen, groen verwijderd en wortels gewassen en fijngeraspt<br />
- 1 bakje verse bieslook (25 g)<br />
- 75 g gezouten cashewnoten<br />
- 3 eieren<br />
- 50 g bloem<br />
- 6 el olijfolie<br />
Werkwijze<br />
1. Doe de wortelrasp in een ruime kom.<br />
2. Knip de bieslook boven de kom fijn.<br />
3. Maal de noten in een keukenmachine fijn en voeg ze toe<br />
aan de geraspte wortel.<br />
4. Breng op smaak met peper.<br />
5. Mix de eieren met de bloem tot een glad beslag en meng<br />
door het wortelmengsel.<br />
6. Vorm met vochtige handen kleine koekjes (ca. 6 cm<br />
doorsnede).<br />
7. Verhit de olijfolie in een koekenpan en bak de koekjes in<br />
2 porties in ca. 5-6 min. goudbruin. Keer halverwege.<br />
92
Wortelsoep<br />
Benodigdheden<br />
- 2 el zonnebloemolie<br />
- 1 cm verse gember, geraspt<br />
- 1 ui, gesnipperd 1 kg winterpeen, in plakjes<br />
- 1 teen knoflook, fijngesneden<br />
- 700 g groentebouillon (van tablet) 1 pakje kokosmelk (200 ml)<br />
- 1 sinaasappel, uitgeperst<br />
- <strong>Material</strong>en<br />
- Staafmixer of keukenmachine<br />
Werkwijze<br />
1. Verhit de olie in een grote soeppan.<br />
2. Fruit hierin de gember met de ui 5 min. Roer af en<br />
toe.<br />
3. Voeg de winterpeen en de knoflook toe en bak kort<br />
mee.<br />
4. Schenk de bouillon en de kokosmelk in de pan.<br />
5. Breng de soep aan de kook en laat 15 min.<br />
zachtjes doorkoken tot de winterpeen gaar is.<br />
Pureer de soep in de keukenmachine of met de<br />
staafmixer.<br />
6. Roer het sinaasappelsap door de soep en breng op smaak met peper en zout.<br />
93
Bramentaart<br />
Benodigdheden<br />
- 125 g bloem + extra om te bestuiven<br />
- 50 g griesmeel (pak 500 g)<br />
- 4 el witte basterdsuiker<br />
- 100 g koude boter, in blokjes<br />
- 1 ei, losgeklopt<br />
- 2 friszoete appels (bijv. elstar), geschild<br />
- 1 doosje bramen<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Deegroller<br />
Werkwijze<br />
1. Meng de bloem, het griesmeel, 1 el suiker en een mespunt zout in een kom.<br />
2. Voeg de boter toe en meng snel tot grove kruimels.<br />
3. Voeg het ei toe en kneed snel tot een soepel deeg.<br />
4. Vorm er een bal van, dek af met vershoudfolie en leg minimaal 30 min. in de<br />
koelkast.<br />
5. Snijd de appels in vieren, verwijder het klokhuis.<br />
6. Snijd de kwarten in stukjes. Verwarm de oven voor op 200 °C.<br />
7. Bestrooi het werkblad dun met bloem en rol het deeg uit tot een ronde lap van ca. 35<br />
cm doorsnede.<br />
8. Leg het deeg op een met bakpapier beklede bakplaat.<br />
9. Schep de appel en de bevroren bramen erop en laat ca. 8 cm rondom vrij.<br />
10. Bestrooi het fruit met 2 el suiker en vouw de rand naar binnen over het fruit.<br />
11. Bestrooi de rand met de rest van de suiker.<br />
12. Bak de taart in het midden van de oven in ca. 30 min. gaar.<br />
13. Neem uit de oven, laat een beetje afkoelen en serveer warm.<br />
94
Pompoentaart<br />
Benodigdheden<br />
- 1 sinaasappel, schoongeboend<br />
- 1 pompoen<br />
- 1 flesje gembersiroop (250 ml)<br />
- 1 pak kandijkoeken (ontbijtkoek, 260 g)<br />
- 60 g boter<br />
- 3 eieren<br />
- 100 g lichtbruine basterdsuiker<br />
- 1 bekertje slagroom (125 ml)<br />
- 5 el schenkstroop (fles 500 g)<br />
- 2 tl kaneel<br />
- 1 tl gemalen foelie (bakje 18 g)<br />
- 1 tl gemalen kruidnagel (bakje 23 g)<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- keukenmachine<br />
- siliconen bakvorm (Ø 24 cm)<br />
Werkwijze<br />
1. Verwarm de oven voor op 170 °C. Rasp de oranje s chil van de sinaasappel en pers<br />
de vrucht uit. Snijd de pompoen in parten. Verwijder zaden, draden en de schil. Snijd<br />
in blokjes en kook deze 20 min. in 1 liter water, de gembersiroop en het<br />
sinaasappelsap. Giet af en laat afkoelen.<br />
2. Verkruimel ondertussen de koeken in de keukenmachine. Smelt de boter en vermeng<br />
met de kruimels. Verdeel over de bodem van de bakvorm en druk stevig aan. Zet tot<br />
gebruik in de koelkast.<br />
3. Pureer de pompoen. Klop de eieren met de basterdsuiker en slagroom los. Meng de<br />
puree erdoor en voeg sinaasappelrasp, stroop, kaneel, foelie en kruidnagel toe. Doe<br />
de vulling in de vorm. Garneer desgewenst met kaneelstokjes en bak de taart 45 min.<br />
Laat goed afkoelen.<br />
95
Kaas-Preitaart<br />
Benodigdheden<br />
- 1/2 pakje deeg voor hartige taart (a 450 g, diepvries)<br />
- 1 el olijfolie<br />
- 600 g prei, in schuine ringen van 2 cm<br />
- 4 eieren<br />
- 150 ml halfvolle melk<br />
- 200 g roombrie (stukje), in kleine stukjes<br />
- 100 g extra belegen kaas 48+, geraspt<br />
- 1 pakje verse roomkaas met kruiden (125 g)<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Bakpapier<br />
- Springvorm (doorsnede 26 cm)<br />
Werkwijze<br />
1. Verwarm de oven voor op 190 °C.<br />
2. Bedek de bodem van de springvorm met bakpapier.<br />
3. Bekleed met het deeg.<br />
4. Bak 8 min. in de oven.<br />
5. Verhit de olie en bak de prei 3 min.<br />
6. Druk in een vergiet het vocht eruit. Verdeel over de vorm.<br />
7. Klop de eieren los met de melk.<br />
8. Roer de brie, de geraspte kaas, de roomkaas en peper naar smaak erdoor.<br />
9. Schep over de prei en bak in ca. 30 min. goudbruin in de oven.<br />
10. Lekker met een salade van Chinese kool en vinaigrette.<br />
96
Worteltaart met banaan<br />
Benodigdheden<br />
- 4 eieren<br />
- 200 g lichtbruine basterdsuiker (zak 500 g)<br />
- 200 ml zonnebloemolie<br />
- 250 g zelfrijzend bakmeel<br />
- 2 tl kaneelpoeder<br />
- 1/2 zakje bakpoeder (a 8 g)<br />
- 300 g winterpeen (zak 1 kg), fijngeraspt<br />
- 2 bananen, fijngeprakt<br />
- 1 bakje walnoten (60 g), gehakt<br />
- 25 g boter, op kamertemperatuur<br />
- 200 g poedersuiker<br />
- 3 el roomkaas<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- springvorm (Ø 24 cm), ingevet<br />
Werkwijze<br />
1. Verwarm de oven voor op 170 °C. Klop met een mix er de eieren, de basterdsuiker en<br />
een mespunt zout tot een schuimige crème. Zet de mixer op de laagste stand en<br />
meng de olie erdoor.<br />
2. Zeef het bakmeel, het kaneelpoeder en het bakpoeder boven het eimengsel en meng<br />
met een houten lepel voorzichtig door elkaar.<br />
3. Voeg de wortels, de bananen en de walnoten toe. Doe het mengsel in de springvorm.<br />
Bak ca. 50 min. in de oven. Laat afkoelen.<br />
4. Doe de boter, de poedersuiker en de roomkaas in een kom en meng met een vork tot<br />
glazuur. Verdeel met de bolle kant van een lepel over de worteltaart.<br />
97
Broccoli- courgettesoep<br />
Benodigdheden<br />
- 2 el olijfolie<br />
- 1 rode ui, fijngesneden<br />
- 1 courgette, fijngesneden<br />
- 300 g broccoliroosjes<br />
- 750 ml water<br />
- 1 1/2 tuinkruidenbouillontablet<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Staafmixer<br />
Werkwijze<br />
- Verhit de olijfolie en fruit de ui 3 minuten.<br />
- Bak de courgette 5 min. mee.<br />
- Voeg de broccoli, water en bouillontablet toe.<br />
- Laat 4 min. zacht koken.<br />
- Pureer met een staafmixer.<br />
- Breng op smaak met peper en zout.<br />
- Lekker met verse munt.<br />
98
Slasoep<br />
Benodigdheden<br />
- 1 kropsla<br />
- 1 ui, gesnipperd<br />
- 25 g boter<br />
- 1 el bloem<br />
- 750 ml groentebouillon (van 1 tablet)<br />
- 1 bekertje crème fraîche (125 ml)<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Staafmixer<br />
Werkwijze<br />
1. Haal de bladeren van 1 kropsla los en was ze.<br />
2. Fruit de ui 4 min. in de boter in een soeppan.<br />
3. Voeg de sla toe en laat iets slinken.<br />
4. Voeg de bloem toe en laat al roerend in 2 min.<br />
binden.<br />
5. Voeg de groentebouillon toe, breng aan de kook.<br />
6. Haal de pan van het vuur en pureer met een<br />
staafmixer.<br />
7. Roer de crème fraîche en peper en zout erdoor.<br />
8. Lekker met fijngesneden peterselie.<br />
99
Verse tomatensoep<br />
Benodigdheden<br />
- 1,5 kg tomaten, aan tros<br />
- 2 eetlepels olijfolie<br />
- 1 ui, fijngesneden<br />
- 2 tenen knoflook, fijngesneden<br />
- 2 stengels bleekselderij, in kleine stukjes<br />
- 1 liter groentebouillon, van tabletten<br />
- 400 g rundergehakt<br />
- 100 g rauwe ham, fijngesneden<br />
- 1 klein ei<br />
- 1 beschuit, verkruimeld<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Staafmixer of keukenmachine<br />
Werkwijze<br />
1. Snijd het vel van de tomaten kruislings in, dompel ze in kokend water en trek het vel<br />
eraf. Snijd ze in kleine stukjes.<br />
2. Verhit de olie in een ruime pan en fruit de ui, knoflook en bleekselderij 3 minuten.<br />
3. Voeg de tomaten toe en bak ze 5 minuten mee.<br />
4. Schenk de bouillon in de pan en laat 15 minuten zacht koken.<br />
5. Kneed het gehakt met de rauwe ham, het ei, de beschuit en wat zout en peper, of<br />
maal alles in een keukenmachine fijn.<br />
6. Draai gehaktballetjes ter grootte van grote knikkers.<br />
7. Pureer de soep in de pan met een staafmixer.<br />
8. Voeg de balletjes toe en laat de soep nog ca. 10 minuten zachtjes koken.<br />
9. Zet de pan op een rechaud.<br />
10. Lekker met pittige geraspte kaas en peterselie.<br />
100
Maïsomelet<br />
Benodigdheden<br />
- 1 blik maïskorrels/ 300 gram<br />
- 1 ui<br />
- 1 rode paprika<br />
- 6 eieren<br />
- 4 eetlepels vloeibare margarine<br />
- 160 gr rucola sla<br />
- 4 eetlepels sladressing bieslook (fles a 270 ml)<br />
- 4 harde bruine broodjes<br />
Werkwijze<br />
1. Maïs laten uitlekken.<br />
2. Ui pellen en fijnsnijden.<br />
3. Paprika schoonmaken en in blokjes snijden.<br />
4. Eieren loskloppen met zout en peper.<br />
5. In koekenpan helft van margarine verhitten.<br />
6. Ui en paprika 2 min. bakken. Ui en paprika door maïs scheppen.<br />
7. Groentemengsel met ei mengen.<br />
8. Bak van eimengsel na elkaar 2 grote omeletten in 1 el margarine (per stuk) met de<br />
deksel op de pan.<br />
9. Salade over vier borden verdelen en met dressing besprenkelen.<br />
10. Omeletten in 4 punten snijden.<br />
11. Op elk bord 2 punten omelet leggen.<br />
12. Met broodjes serveren.<br />
101
Aardappelomelet<br />
Benodigdheden<br />
- 4 grote aardappels (ca. 700 g Lady Cristl)<br />
- 1 eetlepel boter of margarine<br />
- 8 eieren (M)<br />
- zout en versgemalen zwarte peper<br />
- 1/2 eetlepel gedroogde Provençaalse kruiden<br />
- 100 g geraspte Gruyère (kaas)<br />
- 2 takjes peterselie<br />
- 4 eetlepels slagroom<br />
<strong>Material</strong>en<br />
- Koekenpan met anti-aanbaklaag, doorsnede ca. 28 cm<br />
Werkwijze<br />
1. Aardappels schillen en in kleine blokjes snijden.<br />
2. Boter in koekenpan met antiaanbaklaag verhitten en hierin aardappels op middelhoog<br />
vuur al omscheppend in ca. 10 minuten gaar en goudbruin bakken.<br />
3. Intussen eieren in kom loskloppen met zout, peper, kruiden en helft van geraspte<br />
kaas erdoor mengen.<br />
4. Peterselie fijn hakken.<br />
5. Losgeklopte eieren bij aardappels in pan schenken.<br />
6. Pan afdekken en omelet ca. 5 minuten bakken tot onderkant goudbruin is.<br />
7. Bord op bovenkant omelet leggen en omelet keren.<br />
8. Andere kant ook goudbruin bakken.<br />
9. Omelet op schaal laten glijden en rest van kaas erover strooien en slagroom erover<br />
schenken.<br />
10. Garneren met fijngehakte peterselie.<br />
11. Serveren met frisse tomatensalade en knapperig brood.<br />
102
Witlofsalade<br />
Benodigdheden<br />
- 3 stronken witlof<br />
- 1 sinaasappel<br />
- 3 el olijfolie extra vierge<br />
- 1 el wittewijnazijn<br />
- 1 tl grove mosterd<br />
- 1 tl vloeibare honing<br />
Werkwijze<br />
1. Snijd de onderkant van de stronken witlof en snijd het witlof doormidden. Verwijder de<br />
harde kern. Haal de blaadjes los. Schil met een scherp mes de schil en het wit van de<br />
sinaasappel en snijd de vruchtvleesparten uit de vliesjes.<br />
2. Klop een dressing van de olie, de azijn, de mosterd en de honing. Breng op smaak<br />
met peper en zout.<br />
3. Leg de witlofblaadjes en de sinaasappel door elkaar op een schaal. Schenk de<br />
dressing erover.<br />
103
Brandnetelsoep<br />
Benodigdheden<br />
- 1 ui (gesnipperd)<br />
- 1 teentje knoflook<br />
- 2 eetlepels olie<br />
- 200 gram jonge brandnetels<br />
- 5 deciliter groentebouillon<br />
- scheutje room<br />
- peper<br />
- zout<br />
Werkwijze<br />
Tip<br />
1. Verhit de olie en fruit hierin de ui en pers de teen knoflook die je ook even meefruit tot<br />
ze glazig zijn.<br />
2. Was de brandnetels en breng ze met aanhangend vocht aan de kook zodat ze<br />
slinken.<br />
3. Als ze geslonken zijn meteen uit de pan halen.<br />
4. Hak de brandnetels fijn of gebruik hier een keukenmachine / blender bij.<br />
5. Voeg de brandnetels samen met de bouillon toe aan de ui en knoflook en breng dit<br />
aan de kook.<br />
6. Laat 10 á 15 minuutjes zachtjes koken en breng de soep op smaak met peper en<br />
zout.<br />
7. Voeg als laatste de room toe.<br />
Bij deze hele ouderwetse soep zijn croutons erg lekker.<br />
Bak blokjes oud brood in een beetje olie tot ze lichtbruin en knapperig zijn.<br />
104
5. Bodem en water in het Sloterpark<br />
Docentenhandleiding PO<br />
105
Inleiding en verantwoording<br />
De Natuurspeeltuin in Stadsdeel West is een rijke leeromgeving waar leerlingen<br />
spelenderwijs in aanraking komen met natuur- en techniekonderwijs.<br />
De leerlingen leren vooral van elkaar en de omgeving, zonder dat er begeleiding<br />
noodzakelijk is.<br />
Het NME centrum Drijfsijs heeft verschillende lespakketten ontwikkeld voor leerlingen uit het<br />
primair onderwijs. Deze lessen kunnen begeleid worden door leerkrachten, vrijwilligers en<br />
begeleiders uit het NME centrum zelf.<br />
Het lespakket Bodem en water bestaat voor het primair onderwijs uit twee verschillende<br />
onderdelen:<br />
- Het insectenhotel<br />
- Waterkwaliteit bepalen<br />
Beide onderdelen bestaan uit lessen die in de klas of in en rond het NME centrum uitgevoerd<br />
kunnen worden. Er kan een keuze gemaakt worden uit een of meer lessen. De lessen zijn zo<br />
ontwikkeld dat er niet veel voorkennis nodig is van de leerlingen noch van de begeleiders.<br />
Binnen deze onderdelen word Biodiversiteit uitgebreid behandeld.<br />
In deze docentenhandleiding vindt u achtereenvolgens de globale inhoud en de leerdoelen<br />
van het lesprogramma, een uitgebreide beschrijving van de lesonderdelen en tot slot<br />
achtergrondinformatie. In de bijlage vindt u de werkbladen en het lesmateriaal wat gebruikt<br />
kan worden om te kopiëren.<br />
106
5.1 Waterkwaliteit bepalen<br />
Context<br />
Veel leerlingen weten dat er in de sloot, plas, meer of gracht in de buurt waterdieren leven.<br />
Een aantal leerlingen zullen weleens gevist hebben met een hengel of met een netje. Als<br />
leerlingen denken aan dieren in het water, wordt er meteen gedacht in de vorm van een vis.<br />
Als de leerlingen even beter kijken, zullen ze zich verwonderen over de hoeveelheid<br />
verschillende dieren in het water. Welke dieren zich in het water bevinden en hoeveel<br />
verschillende, gaan de leerlingen onderzoeken op twee plaatsen in het Sloterpark. Een deel<br />
van het water in het Sloterpark wordt namelijk gezuiverd door een rietkraag.<br />
Inhoud en aanpak<br />
De temperatuur, zuurgraad, helderheid, geur van het water geeft aan of het water schoon is.<br />
Dit kan gemeten worden met meetinstrumenten. Al deze factoren hebben invloed op de<br />
biodiversiteit van de waterdieren. In het Sloterpark wordt een deel van het water gezuiverd<br />
door een rietkraag. De vraag is of dit daadwerkelijk voor schoner water en een hogere<br />
biodiversiteit zorgt.<br />
De les bestaat uit het onderzoeken van de waterdieren die zich in het ‘vuile’ water bevinden<br />
en in het ‘schone’ water. De dieren kunnen met een digitale microscoop vergroot worden.<br />
Ook kan als aanvulling voor groep 7 en 8 de waterkwaliteit gemeten worden met<br />
meetinstrumenten. Al deze gegevens worden met elkaar vergeleken en een conclusie<br />
getrokken.<br />
107
5.1.1 Les: Hoe schoon is het water?<br />
Doelgroep<br />
De lessen zijn geschikt voor leerlingen uit groep 5 t/m 8. Ook is van belang dat de leerlingen<br />
minimaal beschikken over zwemdiploma A.<br />
Beginsituatie<br />
De leerling weet:<br />
- Dat er verschillende waterdieren in de sloot bevinden<br />
Lesdoelen<br />
De leerling weet:<br />
- Dat je de waterkwaliteit kunt bepalen door de hoeveelheid en soorten dieren die in het<br />
water leven, in kaart te brengen.<br />
- Wat biodiversiteit is en kan vertellen of er een hoge of lage biodiversiteit is.<br />
De leerling kan:<br />
- Een zoekkaart van waterdieren gebruiken.<br />
- Op de juiste manier met levende dieren omgaan. (respect hebben voor de natuur)<br />
- Een conclusie trekken over de waterkwaliteit in het Sloterpark.<br />
Extra lesdoelen groep 7 en 8<br />
De leerling kan:<br />
- Met een thermometer de temperatuur van het water bepalen<br />
- Met pH-papier de zuurgraad van het water bepalen<br />
Kerndoelen<br />
Kerndoelen Natuur en techniek 40, 41 en 42<br />
- De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren<br />
onderscheiden ten benoemen en leren hoe ze functioneren in hun eigen omgeving.<br />
- De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en<br />
functie van hun onderdelen.<br />
- De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen<br />
zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.<br />
Tijdschema<br />
1. Start met uitleg 15 minuten<br />
2. Uitdelen van de spullen 10 minuten<br />
3. Buitenactiviteit 20 minuten<br />
4. Waterdieren bekijken en noteren 30 minuten<br />
5. Vergelijken van waterkwaliteit + afronden 15 minuten<br />
6. Opruimen van materiaal 15 minuten<br />
Totaal 1 uur 45 minuten<br />
108
Materiaal<br />
- Werkblad voor elke leerling (zie werkblad 1 en 2)<br />
- Schrijf- en tekenmateriaal<br />
- Emmer om water in te doen<br />
- Witte bak (afwasteil)<br />
- Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />
- Loep<br />
- Schepnetje<br />
- Petrischaal<br />
- Plastic pipet (opening iets groter geknipt)<br />
- Digitale microscoop (aangesloten op beeldscherm)<br />
- Torkrol<br />
Extra materiaal bij gebruik van werkblad groep 7 en 8<br />
- Thermometer<br />
- pH-papier en kleurenkaart<br />
Groepsindeling<br />
De groepen zijn ingedeeld van 2 tot 4 leerlingen. Elke les kent een klassikale start en<br />
afronding. Ook tijdens de les zullen er momenten zijn dat de klassikale ideeën worden<br />
uitgewisseld. Leerlingen werken individueel aan hun werkblad.<br />
Lesplan<br />
Lesfase 1<br />
Start de les zo, dat leerlingen goed het bord kunnen zien. Projecteer met behulp van de<br />
beamer de plattegrond van het park. Vertel dat een deel van het water gezuiverd wordt<br />
doordat er een rietkraag geplaatst is. De leerlingen gaan onderzoeken of de waterkwaliteit<br />
verschilt. Vraag aan de leerlingen hoe een rietkraag werkt.<br />
Laat de leerlingen nadenken over hoe ze de waterkwaliteit kunnen testen. Hoe kun je zien of<br />
het water schoon is? De leerlingen geven antwoorden en deze worden op het bord<br />
genoteerd. (helderheid van het water, temperatuur, diertjes, zuurgraad etc.)<br />
Vertel de leerlingen dat je aan de hand van de hoeveelheid verschillende waterdieren die je<br />
kunt vinden, je kunt zeggen of het water schoon is. Zal het water schoner zijn bij meer of<br />
minder dieren?<br />
Vertel dat sommige dieren liever in schoon water leven en sommige dieren in vies water.<br />
Zodra dit besproken is, wordt er uitgelegd hoe een zoekkaart werkt. Een zoekkaart helpt je<br />
bij het geven van een naam aan het diertje. Ook kun je in een tabel vinden of het diertje juist<br />
in schoon of vies water leeft. Door diertjes te vangen en te bestuderen gaan we kijken welk<br />
water het schoonst is.<br />
Hulpvragen:<br />
- Welke dieren verwachten de leerlingen te vinden in het water?<br />
- Vertellen dat we geen vissen vangen, maar naar andere dieren gaan zoeken<br />
- Vertellen over waterzuivering, waar verwachten ze meer dieren te vinden?<br />
Deel de werkbladen uit en laat de leerlingen de werkbladen individueel goed lezen. Geef ze<br />
voldoende tijd. Hierna vraag je een leerling kort samen te vatten wat er op het werkblad<br />
stond. Vertel zelf nog in een aantal regels wat de bedoeling is.<br />
109
Lesfase 2<br />
Laat de leerlingen in groepen werken. Ze kunnen zelf groepen maken van 2 tot 4 leerlingen.<br />
Als het mogelijk is om in kleine groepen te werken, heeft dat de voorkeur. Het ligt aan de<br />
hoeveelheid materiaal wat beschikbaar is. Hierna krijgen de groepen een nummer. Dit<br />
nummer komt overeen met het materiaal dat ze krijgen. De materialen zijn genummerd. De<br />
oneven nummers gaan het gewone water onderzoeken. De even nummer onderzoeken het<br />
gezuiverde water.<br />
Op de laatste pagina van het werkblad, is een overzicht van de materialen die uitgedeeld<br />
worden. De leerlingen kunnen controleren of ze alles hebben gehad. Ook bij het inleveren<br />
aan het einde van de opdracht, moet worden gecontroleerd of het materiaal compleet is. De<br />
groepsleden zijn allen verantwoordelijk voor het materiaal. Maak dit de leerlingen duidelijk.<br />
Vertel de leerlingen respectvol om te gaan met de dieren.<br />
Lesfase 3<br />
De leerlingen gaan buiten waterdieren verzamelen. Spreek een tijd af en zorg dat elk groepje<br />
beschikt over een klok. Spreek een bepaalde tijd af dat de leerlingen terug moeten zijn.<br />
Lesfase 4<br />
Leerlingen komen terug en gaan de diertjes isoleren met behulp van een opengeknipte pipet.<br />
Hiermee brengen ze het diertje over in een apart bakje of petrischaaltje. Met een loep<br />
bestuderen ze het diertje en kunnen ze met behulp van de zoekkaart de naam van het diertje<br />
vinden. Deze wordt genoteerd op hun werkblad. Ze krijgen 30 minuten de tijd om zoveel<br />
mogelijk diertjes te bestuderen om aan te geven of het om schoon of vies water gaat.<br />
Aan het einde van de 30 minuten hebben de leerlingen op grote vellen papier met een dikke<br />
stift geschreven welke dieren ze gevonden hebben. En een conclusie getrokken over de<br />
waterkwaliteit.<br />
Lesfase 5<br />
De grote vellen worden naast elkaar opgehangen. Zorg dat de vellen van het ongezuiverde<br />
en gezuiverde water apart van elkaar hangen. Bespreek waar de biodiversiteit het hoogst is.<br />
Is er verschil tussen gezuiverd en ongezuiverd water?<br />
Lesfase 6<br />
Na het bespreken van de uitkomsten, moet er opgeruimd worden. Vertel de leerlingen<br />
duidelijk hoe je wilt dat er opgeruimd wordt en waar alles moet komen te staan. Na het<br />
opruimen gaat iedereen weer netjes op zijn/haar plaats zitten om de dag gezamenlijk af te<br />
ronden. Zo kan er ook goed gezien worden waar niet goed opgeruimd is.<br />
110
Achtergrondinformatie<br />
Waterkwaliteit<br />
Waterkwaliteit kan worden omschreven als de samenstelling van het oppervlaktewater en<br />
grondwater. Deze verschilt op verschillende plekken, tijdstippen en dieptes. De waterkwaliteit<br />
wordt beïnvloed door natuurlijke processen en door watervervuiling door de mens. De<br />
waterkwaliteit kan vanuit verschillende invalshoeken beschouwd worden. De chemische en<br />
ecologische waterkwaliteit.<br />
Chemische waterkwaliteit<br />
Bij chemische waterkwaliteit kijk je naar de chemische samenstelling van het water.<br />
Bijvoorbeeld de hoeveelheid zout, kalk, zuurstofgehalte. Maar ook emissies uit industrie en<br />
landbouw en afspoeling van wegen (pekel, zware metalen) en van gebouwen (zink, koper,<br />
zware metalen) bepalen mede de chemische waterkwaliteit.<br />
Ecologische waterkwaliteit<br />
Verschillende planten en dieren gedijen bij verschillende waterkwaliteiten. Van nature is de<br />
belangrijkste onderscheid in ecologische kwaliteit het zoutgehalte. Een zoetwaterplant zul je<br />
namelijk niet in een zout of brak milieu aantreffen. Brakwater kun je vinden bij de overgang<br />
van zoet en zout water. Door te kijken naar de diersoorten die je in het water treft, kun je<br />
bepalen of het gaat om een goede, matige of slechte kwaliteit water.<br />
Verschillende aspecten van het water zullen ook aangeven of het om een goede, matige of<br />
slechte kwaliteit gaat: o.a. de zuurgraad, kalkgehalte, zoutgehalte, zuurstofgehalte,<br />
helderheid, geur.<br />
Biodiversiteit<br />
Biodiversiteit is de verscheidenheid aan leven om ons heen in alle mogelijke vormen en<br />
soorten:<br />
- Bio is leven<br />
- Diversiteit is verscheidenheid<br />
Het belang van biodiversiteit<br />
De wereld kan niet zonder biodiversiteit. Soorten en ecosystemen zorgen bijvoorbeeld voor<br />
de productie van zuurstof, afbraak van dode dieren en planten, bestuiving van planten<br />
(waaronder landbouwgewassen), waterzuivering en het beheersen van plagen. Biodiversiteit<br />
betekent voor de mens voedsel, bouwmateriaal, brandstof (hout) en grondstoffen voor<br />
kleding (zoals katoen) en medicijnen.<br />
Veel levensvormen op de aarde zijn afhankelijk van elkaar. Daarin speelt variatie een<br />
belangrijke rol. Ook de mens kan zonder andere organismen niet bestaan. Biodiversiteit is<br />
behalve mooi, ook nuttig en noodzakelijk. Het zorgt niet alleen voor schoon water, vruchtbare<br />
grond en een stabiel klimaat, maar levert ook voedsel en grondstoffen voor huisvesting,<br />
kleding, brandstof en medicijnen. Deze natuurlijke hulpbronnen verschaffen<br />
bestaanszekerheid en vormen de basis voor onze welvaart. Biodiversiteit draagt bij aan de<br />
kwaliteit van leven en het welzijn van mensen.<br />
Ook leidt wetenschappelijk onderzoek aan biodiversiteit regelmatig tot technologische<br />
innovatie, economische vooruitgang en meer welzijn (als het bijvoorbeeld leidt tot nieuwe<br />
medicijnen).<br />
Bedreiging biodiversiteit<br />
De biodiversiteit op aarde gaat sterk achteruit. De mens tast leefgebieden van diersoorten,<br />
plantensoorten en schimmelsoorten aan. Dat gebeurt onder andere door boskap,<br />
111
wegenaanleg, visserij en handel in bedreigde diersoorten. Dier- en plantensoorten reizen ook<br />
met mensen mee en brengen in een ander gebied de inheemse soorten in gevaar. Herstel<br />
van de biodiversiteit op aarde duurt vele miljoenen jaren.<br />
Planten, dieren, bacteriën en schimmels hebben bepaalde leefomstandigheden nodig om te<br />
kunnen overleven. In Nederland zie je buiten geen palmbomen, maar wanneer je richting het<br />
zuiden rijdt (Zuid-Frankrijk en Spanje) vind je ze wel. Dit heeft te maken met verschillende<br />
klimaten over de hele wereld. Ook vind je apen en kamelen niet in Nederland, maar in<br />
andere werelddelen wel.<br />
Wanneer er verandering is van het klimaat, de temperatuur van het water bijvoorbeeld<br />
steeds hoger wordt, zullen bepaalde dieren hier niet kunnen overleven. Dan spreek je over<br />
het dalen van de biodiversiteit.<br />
Door wereldwijde klimaatverandering, toename van consumptie, vervuiling, introductie van<br />
vreemde soorten, overexploitatie van natuurgebieden en natuurlijke hulpbronnen wordt de<br />
biodiversiteit ernstig bedreigd. Plant- en diersoorten verdwijnen en ecosystemen raken<br />
verstoord. Schone lucht, zuiver water, een vruchtbare bodem en een stabiel klimaat zijn niet<br />
langer vanzelfsprekend. Dit treft mensen in arme landen, omdat zij vaak direct afhankelijk<br />
zijn van wat de bossen en het land voortbrengen, maar het treft ook onszelf. Aantasting van<br />
biodiversiteit en uitputting van natuurlijke hulpbronnen bedreigt uiteindelijk het voortbestaan<br />
van alle mensen.<br />
Daar moet verandering in komen! De Nederlandse overheid heeft duurzaam gebruik en meer<br />
kennis van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen hoog op de agenda staan. Zij neemt<br />
initiatieven voor het ontwikkelen van effectief nationaal en internationaal beleid. Maar niet<br />
alleen de overheid is verantwoordelijk. Een doeltreffende aanpak van dit levensbelangrijke<br />
probleem is alleen mogelijk als overheid, burgers, bedrijven en maatschappelijke<br />
organisaties nauw met elkaar samenwerken.<br />
http://www.biodiversiteit.nl/biodiversiteit-is-levensbelang/wat-is-biodiversiteit-waarom-isbelangrijk<br />
Zoekkaart<br />
Determinatie is in de biologie het 'op naam brengen' van een planten- of diersoort, dat wil<br />
zeggen identificeren, of bepalen tot welke soort een bepaald exemplaar behoort. Om dit<br />
gemakkelijk te kunnen doen zijn zoekkaarten of determinatietabellen gemaakt voor<br />
bijvoorbeeld waterdieren, bodemdieren, waterplanten etc.<br />
Hoe gebruik je een zoekkaart?<br />
Een zoekkaart is heel eenvoudig te gebruiken ook voor leerlingen, want er staat weinig tekst<br />
en is in begrijpelijke taal met plaatjes.<br />
Je begint bij start. Daar bevindt zich meteen een vraag. Je hebt een aantal<br />
keuzemogelijkheden. Je maakt een keuze en komt bij een nieuwe vraag. Op een gegeven<br />
moment ben je bij het einde en is er geen vraag meer. Dit betekent dat als je het dier of de<br />
plant goed bekeken hebt, je de naam ervan kunt aflezen. Stel dat je uitkomt op spin,<br />
betekent dit dat je in een boek verder kunt zoeken om welke sin het precies gaat. Je bent in<br />
ieder geval zeker dat het om een spin gaat.<br />
http://nl.wikipedia.org/wiki/Determinatie<br />
112
Praktische tips<br />
Materiaal compleet houden<br />
Bij deze les wordt veel gebruik gemaakt van kostbaar materiaal. De kleine spullen kunnen<br />
snel kwijtgeraakt worden, doordat er veel verschillende leerlingen met het materiaal werken.<br />
Ook gaan de leerlingen een buitenactiviteit doen en kunnen er spullen blijven liggen.<br />
- Maak een lijst met de groepsleden.<br />
- Zorg ervoor dat elk groepje een nummer krijgt. Al het materiaal waar de groepjes mee<br />
werken, markeer je met een groepsnummer. Gebruik hiervoor een watervaste stift en<br />
stickers.<br />
- Voor in het werkboek is een lijst te vinden met materiaal. Gebruik je meer of ander<br />
materiaal, zorg dat de lijst bijgewerkt wordt. Aan het einde van de les, vinken de<br />
leerlingen af of het materiaal compleet is. Op deze manier kun je als begeleider in een<br />
oogopslag zien of het compleet is. Ook gaan de leerlingen zuinig met het materiaal om.<br />
- Zorg dat de leerlingen tijdens de buitenactiviteit niet meer meenemen dan nodig is.<br />
Alleen een emmer en visnetje. De rest blijft in het NME-centrum op tafel liggen.<br />
Websites<br />
www.bioplek.org<br />
www.biodiversiteit.com<br />
113
Bijlagen<br />
Bijlage I: Werkblad 1 Hoe schoon is het water? (groep 5 t/m 8)<br />
Bijlage II: Werkblad 1 Hoe schoon is het water? (groep 7 en 8)<br />
Bijlage III: Zoekkaart waterdieren<br />
Bijlage III: Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />
Bijlage IV: Afbeeldingen van de materialen + naam<br />
114
Werkblad Waterkwaliteit bepalen (groep 5 t/m 8)<br />
Groepsnummer<br />
1 / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7 / 8 / 9 / 10<br />
Groepsleden<br />
1. _____________________________<br />
2. _____________________________<br />
3. _____________________________<br />
4. _____________________________<br />
Voor je begint met het onderzoek krijg je alle materialen die je nodig hebt. Samen met je<br />
groepje ben je hier verantwoordelijk voor.<br />
- Vink aan welke materialen je hebt gekregen.<br />
- Ben je klaar en ga je de materialen weer inleveren?<br />
Vink aan of alles weer compleet is.<br />
<strong>Material</strong>en Gekregen Weer<br />
compleet?<br />
Witte bak<br />
Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />
Loep<br />
Schepnetje<br />
Pen/Potlood<br />
Emmer<br />
Petrischaaltje<br />
Pipet<br />
115
Wat ga je doen?<br />
Je gaat de waterkwaliteit bepalen van een sloot in het Sloterpark. Van je begeleider krijg je<br />
te horen waar je het water gaat onderzoeken en waterdieren gaat vangen.<br />
Informatie<br />
De waterkwaliteit hangt af van waar het water uit bestaat. De mens heeft invloed op de<br />
waterkwaliteit. Denk maar aan vervuiling van het water door er troep in te gooien. Ook<br />
wanneer het water in de stad is, is de kwaliteit anders dan in een natuurgebied.<br />
Het water dat je met behulp van dit werkblad gaat bekijken<br />
is oppervlaktewater. Dit is bijvoorbeeld water in een<br />
gracht, sloot of meer.<br />
Wat heb je nodig?<br />
- Emmer om water in te doen<br />
- Witte bak<br />
- Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />
- Loep<br />
- Schepnetje<br />
- Pen/Potlood<br />
Wat ga je buiten doen?<br />
- Eerst ga je het water onderzoeken, hierna ga je pas waterdieren bekijken.<br />
- Lees de opdrachten goed en maak de vragen. Omcirkel het juiste antwoord.<br />
1. Welk water ga je onderzoeken? Gezuiverd water / ongezuiverd water<br />
2. Bekijk het water kort. Hoe denk je dat de waterkwaliteit is? Goed / matig / slecht<br />
Waarom denk je dat?<br />
3. Welke kleur heeft het water?<br />
De kleur van het water is: _____________________________________________<br />
4. Hoe ruikt het water?<br />
Het water ruikt: _____________________________________________________<br />
5. Het water in de sloot: Stroomt / staat stil<br />
6. Bekijk de aan de kant van het water de hoeveelheid planten.<br />
Er zijn: veel / weinig verschillende soorten planten.<br />
116
Waterdieren bekijken<br />
1. Vul de emmer voor de helft met water.<br />
Daar komen straks de waterdieren in.<br />
2. Ga met het schepnet tussen de planten door of net boven de bodem langs.<br />
De meeste kleine waterdiertjes zitten langs de kant op stenen of op waterplanten.<br />
3. Doe dit rustig en schuur niet over de bodem, anders wordt het water troebel.<br />
4. Haal het schepnetje uit het water en keer het schepnetje binnenste buiten in het water<br />
van de emmer.<br />
De diertjes komen dan los van het net.<br />
5. Nu kan de volgende scheppen.<br />
Als jullie allemaal aan de beurt zijn geweest, kun je weer naar binnen. Daar ga je de<br />
vangst bekijken met een loep.<br />
Wat ga je binnen doen?<br />
6. Giet de emmer leeg in de witte bak.<br />
7. Bekijk de beestjes en probeer met de zoekkaart de naam te vinden.<br />
Maak gebruik van een pipet om de diertjes apart in een bakje te doen. Zo kun je ze beter<br />
bekijken. Vul de namen in de tabel van de waterdiertjes die je gevonden hebt.<br />
NAAM WATERDIERTJE GOED MATIG SLECHT<br />
117
8. Zoek uit of de waterdieren leven in goede, matige of slechte waterkwaliteit. Zet een<br />
kruisje in de tabel. Het kan ook zijn dat het waterdiertje in goede, matige en slecht<br />
kwaliteit leeft. Dan zet je meer kruisjes.<br />
9. Hoe is de kwaliteit van het water? Goed / matig / slecht<br />
10. Schrijf alle waterdieren die je gevonden hebt met een dikke stift op het grote vel<br />
papier. Deze uitkomt ga je met alle groepen bespreken.<br />
118
Werkblad Waterkwaliteit bepalen (groep 7/ 8)<br />
Groepsnummer<br />
1 / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7 / 8 / 9 / 10<br />
Groepsleden<br />
1. _____________________________<br />
2. _____________________________<br />
3. _____________________________<br />
4. _____________________________<br />
Voor je begint met het onderzoek krijg je alle materialen die je nodig hebt. Samen met je<br />
groepje ben je hier verantwoordelijk voor.<br />
- Vink aan welke materialen je hebt gekregen.<br />
- Ben je klaar en ga je de materialen weer inleveren?<br />
Vink aan of alles weer compleet is.<br />
<strong>Material</strong>en Gekregen Weer<br />
compleet?<br />
Witte bak<br />
Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />
Loep<br />
Schepnetje<br />
Pen/Potlood<br />
Emmer<br />
Petrischaaltje<br />
Pipet<br />
119
Wat ga je doen?<br />
Je gaat de waterkwaliteit bepalen van een sloot in het Sloterpark. Van je begeleider krijg je<br />
te horen waar je het water gaat onderzoeken en waterdieren gaat vangen.<br />
Informatie<br />
De waterkwaliteit hangt af van waar het water uit bestaat. De mens heeft invloed op de<br />
waterkwaliteit. Denk maar aan vervuiling van het water door er troep in te gooien. Ook<br />
wanneer het water in de stad is, is de kwaliteit anders dan in een natuurgebied.<br />
Het water dat je met behulp van dit werkblad gaat bekijken<br />
is oppervlaktewater. Dit is bijvoorbeeld water in een gracht,<br />
sloot of meer.<br />
Wat heb je nodig?<br />
- Emmer om water in te doen<br />
- Witte bak<br />
- Zoekkaart waterkwaliteit bepalen<br />
- Loep<br />
- Schepnetje<br />
- Pen/Potlood<br />
- pH-papier + kleurenkaart<br />
- Thermometer<br />
Wat ga je buiten doen?<br />
- Eerst ga je het water onderzoeken, hierna ga je pas waterdieren bekijken.<br />
- Lees de opdrachten goed en maak de vragen. Omcirkel het juiste antwoord.<br />
1. Welk water ga je onderzoeken? gezuiverd water / ongezuiverd water<br />
2. Bekijk het water kort. Hoe denk je dat de waterkwaliteit is? goed / matig / slecht<br />
Waarom denk je dat?<br />
3. Welke kleur heeft het water?<br />
De kleur van het water is: _____________________________________________<br />
4. Hoe ruikt het water?<br />
Het water ruikt: _____________________________________________________<br />
5. Het water in de sloot: stroomt / staat stil<br />
6. Bekijk de aan de kant van het water de hoeveelheid planten.<br />
Er zijn: veel / weinig verschillende soorten planten.<br />
Watertemperatuur<br />
7. Doe in je emmer voldoende water en gebruik een thermometer om de temperatuur van<br />
het water te meten.<br />
120
8. Steek de thermometer in het water. Kijk na twee minuten wat de temperatuur is.<br />
De temperatuur is<br />
o<br />
C<br />
Zuurgraad<br />
9. Een proces dat invloed heeft op de biodiversiteit is verzuring. Verzuring wordt onder<br />
andere veroorzaakt een gas dat door auto’s en fabrieken wordt uitgestoten.<br />
Denk je dat er in het water verzuring plaatsvindt? Waarom wel/niet?<br />
Ja / nee<br />
______________________________________________________________________<br />
______________________________________________________________________<br />
______________________________________________________________________<br />
Wanneer je een pH-strookje een paar seconden in het water houdt, krijgt het strookje een<br />
andere kleur. Deze kleur is terug te vinden in de pH-kleurentabel.<br />
In de kleurentabel staat onder elke kleur een getal. Dit getal geeft aan hoe zuur het water is.<br />
We noemen dit getal ook wel de pH-waarde.<br />
Het water is<br />
Zuur : als het pH getal tussen de 0 en 5 is (net als azijn en cola)<br />
Neutraal : als het pH getal tussen de 6 en 8 is (net als kraanwater)<br />
Basisch (niet zuur) : als het pH getal tussen 9 en 11 of hoger is (net als zeep)<br />
Bepaal de pH-waarde van het slootwater als volgt:<br />
- Pak het strookje om de pH van het slootwater te onderzoeken.<br />
- Houd een stukje van het pH-strookje een paar seconden in het water van de emmer.<br />
- Haal het strookje uit het water en wacht een halve minuut.<br />
- Kijk in de tabel welke kleur hetzelfde is als die van het strookje.<br />
10. Welk pH-getal hoort hier bij? ________<br />
11. Is het water zuur, neutraal of basisch? Zuur / Neutraal / Basisch<br />
Waterdieren bekijken<br />
12. Vul de emmer voor de helft met water.<br />
Daar komen straks de waterdieren in.<br />
13. Ga met het schepnet tussen de planten door of net boven de bodem langs.<br />
De meeste kleine waterdiertjes zitten langs de kant op stenen of op waterplanten.<br />
14. Doe dit rustig en schuur niet over de bodem, anders wordt het water troebel.<br />
15. Haal het schepnetje uit het water en keer het schepnetje binnenste buiten in het<br />
water van de emmer. De diertjes komen dan los van het net.<br />
16. Nu kan de volgende scheppen.<br />
Als jullie allemaal aan de beurt zijn geweest, kun je weer naar binnen. Daar ga je de<br />
vangst bekijken met een loep.<br />
121
Wat ga je binnen doen?<br />
17. Giet de emmer leeg in de witte bak.<br />
18. Bekijk de beestjes en probeer met de zoekkaart de naam te vinden.<br />
Maak gebruik van een pipet om de diertjes apart in een bakje te doen. Zo kun je ze<br />
beter bekijken. Vul de namen in de tabel van de waterdiertjes die je gevonden hebt.<br />
NAAM WATERDIERTJE GOED MATIG SLECHT<br />
19. Zoek uit of de waterdieren leven in goede, matige of slechte waterkwaliteit. Zet een<br />
kruisje in de tabel. Het kan ook zijn dat het waterdiertje in goede, matige en slecht<br />
kwaliteit leeft. Dan zet je meer kruisjes.<br />
20. Hoe is de kwaliteit van het water? Goed / matig / slecht<br />
21. Schrijf alle waterdieren die je gevonden hebt met een dikke stift op het grote vel<br />
papier. Deze uitkomt ga je met alle groepen bespreken.<br />
122
124
Wat zijn de namen van de materialen?<br />
Witte bak Pipet Petrischaal<br />
Loep Zoekkaart Waterdieren Zoekkaart<br />
waterkwaliteit<br />
125
Thermometer pH-papier + kleurenkaart<br />
126
127
5.2 Insectenhotel<br />
Context<br />
In de Natuurspeeltuin staat een mooi kunstwerk. Op het eerste gezicht lijkt het vooral een mooi<br />
kunstwerk. Als je het van dichterbij gaat bekijken zie je dat het niet zomaar een kunstwerk is.<br />
Het is een hotel! Het hotel heeft speciale gasten, ze zijn veel kleiner dan wij en kriebelen een<br />
beetje.<br />
De biodiversiteit is ernstig in gevaar. Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen<br />
is, hebben insecten minder gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />
Hierdoor zullen er steeds minder verschillende insecten blijven bestaan.<br />
Met een insectenhotel zorg je ervoor dat de insecten zich wel kunnen blijven voortplanten<br />
Meer informatie over de hotelgasten krijgen de kinderen in het NME centrum.<br />
Inhoud en aanpak<br />
Deze lessenserie bestaat uit drie lessen waarin de leerlingen aan de slag gaan met deze insecten.<br />
Er wordt ingegaan op de bouw, de leefomstandigheden en kenmerken van de diertjes.<br />
De derde les gaat over de invloed van het klimaatverandering op de insecten in Nederland.<br />
Het klimaat en milieu is een tegenwoordig een belangrijk aspect in Nederland en heeft veel invloed<br />
op de natuur van Nederland. Het is moeilijk om de kinderen hier echt bewust van te laten worden.<br />
Door het onderwerp in de context van insecten te behandelen, zal het voor de leerlingen gaan<br />
leven en zien ze de gevolgen van milieubewust leven.<br />
De lessen 2 en 3 kunnen zowel in het NME centrum als op de basisschool gegeven worden.<br />
Hiervoor is het lesplan aangepast aan de situatie in de klas.<br />
Beginsituatie<br />
- De kinderen weten voorafgaand van de les al wat insecten zijn.<br />
- De kinderen weten dat er verschillende soorten insecten zijn.<br />
- De kinderen weten voorafgaand van de les wat waterdiertjes zijn.<br />
- De kinderen kennen voorafgaand van de les globaal de delen van een plant.<br />
Lesdoelen<br />
- Kerndoel 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren<br />
onderscheiden ten benoemen en leren hoe ze functioneren in hun eigen omgeving.<br />
De kinderen:<br />
- leren dat (delen van) waterplanten en dieren hebben verschillende kenmerken, zoals vorm,<br />
kleur, geur<br />
- leren dat dieren op basis van overeenkomstige kenmerken in te delen in de hoofdgroepen<br />
- zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, insecten en spinnen<br />
- leren dat eigenschappen en kenmerken van organismen passen bij de omgeving waarin ze<br />
leven (schutkleur, vorm)<br />
- leren dat organismen bepaalde relaties in voedselketens hebben.<br />
- leren dat de omgevingsfactoren bepalen welke organismen op een bepaalde plaats voorkomen<br />
- leren dat verschillende organismen samen een levensgemeenschap vormen<br />
128
- zoeken in de natuurspeeltuin naar kleine diertjes en stellen vast waar ze leven.<br />
bekijken wandelende takken en vlinders en redeneren waarom ze zo moeilijk te zien zijn.<br />
- gaan in het voorjaar op zoek naar plantenen insecten in de natuurspeeltuin. Ze zoeken met<br />
een zoekkaart de soortnaam op.<br />
Kerndoel 41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm<br />
en functie van hun onderdelen.<br />
De kinderen:<br />
- leren de functie van wortel, stengel en blad van een waterplant<br />
- leren dat sommige diersoorten een gedaanteverwisseling doormaken tijdens de ontwikkeling<br />
- volgen o.a. de ontwikkeling van kikkerdril tot kikkers of eitjes tot vlinders en kunnen daaraan<br />
verschillende stadia herkennen (gedaanteverwisseling).<br />
Kerndoel 42 De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen<br />
zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.<br />
De kinderen:<br />
- leren dat warmte is afkomstig van bronnen<br />
- leren dat licht is afkomstig van bronnen<br />
- gebruiken een loep/microscoop/telescoop om voorwerpen te vergroten.<br />
Tijdschema les 1: De insecten uit het insectenhotel<br />
1. Binnen 15 minuten<br />
2. Buiten 30 minuten<br />
3. Binnen 75 minuten<br />
Totaal 2 uur<br />
Tijdschema les 2: Maak je eigen insectenhotel<br />
1. Buiten 30 minuten<br />
2. Binnen 60 minuten<br />
Totaal 1,5 uur<br />
Tijdschema les 3: De insecten verhuizen naar Nederland<br />
1. Binnen 60 minuten<br />
Totaal 1 uur<br />
129
Materiaal les 1: De insecten uit het insecten hotel<br />
- Emmertje/bakje en vergrootglasbakje<br />
- Zoekkaarten<br />
- Digitale microscoop<br />
- Laptop<br />
- Groot scherm/digitaal schoolbord<br />
- Werkblad 1 (zie bijlage)<br />
Materiaal les 2: Maak je eigen insectenhotel<br />
- Emmer<br />
- Voorbeeld kaarten (zie bijlage)<br />
- Het maken van een insectenhotel<br />
- A4 papier<br />
- Potloden<br />
- Materiaal voor het maken van een insectenhotel<br />
(voor suggesties zie Praktische tips, verderop in de<br />
lessenserie)<br />
Materiaal les 3: De insecten verhuizen naar Nederland<br />
- kaarten (zie bijlage)<br />
- A4 papier<br />
- Materiaal om mee te tekenen of schilderen.<br />
Groepsindeling<br />
De lessen zijn voor de leerlingen uit groep 3 tot en met 6.<br />
De leerlingen werken in groepen van 2,3 of 4.<br />
Elke les kent een klassikale start en afronding, en ook tijdens de les zullen er momenten zijn dat<br />
de klassikale ideeën worden uitgewisseld. Leerlingen werken individueel aan hun werkblad.<br />
130
5.2.1 Lesplan 1: De insecten in het insectenhotel<br />
Lesfase 1<br />
Start de les aan het hoofd van de kring/hoefijzer. Jij bent een van de bewoners van de natuur<br />
speeltuin en je woont in het NME centrum. Gelukkig woon je daar niet alleen, maar samen met de<br />
inwoners van het insectenhotel.<br />
De biodiversiteit is ernstig in gevaar. (vraag of de kinderen weten wat biodiversiteit is en leg dit uit)<br />
Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen is, hebben insecten minder<br />
gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />
Hierdoor zullen er steeds minder verschillende insecten blijven bestaan.<br />
Met een insectenhotel zorg je ervoor dat de insecten zich wel kunnen blijven voortplanten<br />
Meer informatie over de hotelgasten krijgen de kinderen in het NME centrum.<br />
Je laat op het digitale schoolbord het insectenhotel zien zoals die in de natuurspeeltuin te zien is.<br />
Je verteld de kinderen dat hier ook bewoners van de natuurspeeltuin wonen. Vertel de kinderen<br />
dat we de bewoners op de koffie gaan vragen.<br />
Lesfase 2<br />
Nu ga je met de kinderen naar buiten en loopt naar het insectenhotel.<br />
Bij het insectenhotel vertel je over de kenmerken van het insectenhotel.<br />
Welke materialen zie je? Wat is het verschil tussen dit hotel en een hotel voor mensen.<br />
Vraag de kinderen waarom ze denken dat dit zo is en wat het verschil is tussen een insectenhotel<br />
en een hotel voor mensen? Laat de kinderen op elkaar reageren.<br />
Vertel de kinderen dat ze dit nu gaan onderzoeken.<br />
De leerlingen krijgen daar in tweetallen of viertallen (hangt af van de groep kinderen) een<br />
emmertje/bakje en vergrootglasbakje. Geef de kinderen de opdracht om 3 verschillende soorten<br />
diertjes te vangen en in het bakje te doen.<br />
Lesfase 3<br />
Neem de kinderen met de insecten mee naar binnen en laat ze weer in de kring/hoefijzer zitten.<br />
Doe de microscoop en de laptop aan. Vertel de kinderen dat we de bewoners nu gaan bekijken,<br />
maar met onze ogen gaat dit niet goed genoeg.<br />
Laat de microscoop zien en vertel wat je hiermee kan doen.<br />
Vervolgens roep om de beurt een groepjes naar voren die een insect onder de microscoop mag<br />
komen leggen. Vraag de kinderen wat ze zien, laat de kinderen op elkaar reageren.<br />
Vraag de kinderen wat de verschillen en de kenmerken zijn.<br />
Zorg ervoor dat er veel verschillende insecten onder de microscoop komen te liggen.<br />
Gebruik de achtergrondinformatie om de kinderen extra kennis over insecten te geven.<br />
Bij het bekijken van de insecten kan ook de zoekkaart (zie bijlage) gebruikt worden.<br />
Lesfase 4<br />
Geef elke leerling uit een groepje een werkblad (zie bijlage) en laat ze deze maken.<br />
Ze gebruiken hierbij de insecten die zij op visite hebben.<br />
Lesfase 5<br />
Bespreek met de kinderen het werkblad na en laat de leerlingen op elkaar reageren.<br />
De leerlingen kunnen dit presenteren of je kan het gewoon in de kring/hoefijzer bespreken.<br />
(kan ook op de school zelf als verwerking)<br />
Vervolgens vertel je de leerlingen dat we de dieren weer naar hun huisje gaan brengen.<br />
Je gaat met de kinderen en de insecten naar buiten en brengt ze weer terug naar het hotel.<br />
131
5.2.2 Lesplan 2: Het maken van een insectenhotel(NME)<br />
Lesfase 1<br />
Start de les aan het hoofd van de kring/hoefijzer.<br />
Jij bent een van de bewoners van de natuur speeltuin en je woont in het NME centrum.<br />
Gelukkig woon je daar niet alleen, maar samen met de inwoners van het insectenhotel.<br />
De biodiversiteit is ernstig in gevaar. (vraag of de kinderen weten wat biodiversiteit is en leg dit uit)<br />
Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen is, hebben insecten minder<br />
gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />
Hierdoor zullen er steeds minder verschillende insecten blijven bestaan.<br />
Met een insectenhotel zorg je ervoor dat de insecten zich wel kunnen blijven voortplanten<br />
Meer informatie over de hotelgasten krijgen de kinderen in het NME centrum.<br />
Je laat op het digitale schoolbord het insectenhotel zien zoals die in de natuurspeeltuin te zien is.<br />
Je verteld de kinderen dat hier ook bewoners van de natuurspeeltuin wonen.<br />
Lesfase 2<br />
Nu ga je met de kinderen naar buiten en loopt naar het insectenhotel.<br />
Bij het insectenhotel vertel je over de kenmerken van het insectenhotel.<br />
Welke materialen zie je? Wat is het verschil tussen dit hotel en een hotel voor mensen.<br />
Vraag de kinderen waarom ze denken dat dit zo is en wat het verschil is tussen een insectenhotel<br />
en een hotel voor mensen? Laat de kinderen op elkaar reageren.<br />
Vertel de kinderen dat ze dit nu gaan onderzoeken.<br />
Je laat de kinderen kijken in en rond het insectenhotel. Vertel de kinderen dat ze moeten<br />
onthouden wat ze opvalt.<br />
Lesfase 3<br />
Neem de leerlingen mee naar binnen en laat ze weer in de kring/hoefijzer zitten.<br />
Vraag de kinderen naar hun bevindingen en laat ze op elkaar reageren.<br />
Maak op het bord een woordspin met als onderwerp het insectenhotel.<br />
Laat de kinderen de voorbeeldkaarten (zie bijlage) zien. Op de kaarten zie je verschillende<br />
modellen van een insectenhotel.<br />
Vertel de leerlingen dat ze nu zelf of in groepjes een insectenhotel mogen ontwerpen. Ze moeten<br />
hierbij letten op de woordspin die op het bord staat.<br />
Geef alle leerlingen een A4 blaadje en een potlood.<br />
Vertel de leerlingen welk materiaal er aanwezig is. (voor materiaal zie praktische tips verderop in<br />
de lessenserie)<br />
Als afsluiting presenteren de leerlingen hun ontwerp en vertellen ze hoe ze het hotel gaan maken.<br />
Laat ze ook beargumenteren waarom ze hiervoor gekozen hebben.<br />
Lesfase 5<br />
Laat de leerlingen hun insectenhotel ontwerp volgens plan uitvoeren.<br />
Bewaar het afwerken van het hotel eventueel voor na de presenteerfase.<br />
132
Lesfase 6<br />
Laat de tweetallen hun ontwerp klassikaal presenteren en testen aan de hand van de eisen.<br />
Hoe zouden ze hun ontwerp kunnen bijstellen van de ontwerpen die niet aan de eisen voldoen?<br />
Uitvoerbare aanpassingen kunnen eventueel nog tegelijk met de presentatie gedaan worden.<br />
De kinderen kunnen de hotels na afloop meenemen naar huis, op het schoolplein of in de<br />
schooltuin ophangen.<br />
Daarna kan het onderwerp verder worden verdiept of verbreed:<br />
- Welke insecten zullen er in onze hotels komen? Dit is na een maand te testen<br />
- De insecten uit het hotel onderzoeken<br />
- Koppeling maken naar les 3 uit deze lessenserie<br />
133
5.2.3 Lesplan 2: Maak je eigen insectenhotel (in de klas)<br />
Lesfase 1<br />
Start de les klassikaal.<br />
De leerlingen zijn in de natuurspeeltuin geweest en hebben het insectenhotel gezien.<br />
Vraag aan de leerlingen wat het insectenhotel precies is en waar het voor dient.<br />
Je laat op het digitale schoolbord het insectenhotel zien zoals die in de natuurspeeltuin te zien is.<br />
Je verteld de kinderen dat hier de bewoners van de natuurspeeltuin wonen.<br />
De biodiversiteit is ernstig in gevaar. (vraag of de kinderen weten wat biodiversiteit is en leg dit uit)<br />
Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen is, hebben insecten minder<br />
gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />
Hierdoor zullen er steeds minder verschillende insecten blijven bestaan.<br />
Met een insectenhotel zorg je ervoor dat de insecten zich wel kunnen blijven voortplanten<br />
Meer informatie over de hotelgasten krijgen de kinderen in het NME centrum.<br />
Vraag de kinderen naar hun bevindingen en laat ze op elkaar reageren.<br />
Zorg ervoor dat de kinderen helder krijgen wat de eigenschappen van het hotel zijn en waarom er<br />
gaten in zitten.<br />
Maak op het bord een woordspin met als onderwerp het insectenhotel. Hiermee geef je inzicht in<br />
de belangrijke eigenschappen van een insectenhotel.<br />
Laat de kinderen de voorbeeldkaarten (zie bijlage) zien. Op de kaarten zie je verschillende<br />
modellen van een insectenhotel.<br />
Lesfase 2<br />
Vertel de leerlingen dat ze nu zelf of in groepjes een insectenhotel mogen ontwerpen. Ze moeten<br />
hierbij letten op de woordspin die op het bord staat.<br />
Geef alle leerlingen een A4 blaadje en een potlood.<br />
Vertel de leerlingen welk materiaal er aanwezig is. (voor materiaal zie praktische tips verderop in<br />
de lessenserie)<br />
Als afsluiting presenteren de leerlingen hun ontwerp en vertellen ze hoe ze het hotel gaan maken.<br />
Laat ze ook beargumenteren waarom ze hiervoor gekozen hebben.<br />
Lesfase 3<br />
Laat de leerlingen hun insectenhotel ontwerp volgens plan uitvoeren.<br />
Bewaar het afwerken van het hotel eventueel voor na de presenteerfase.<br />
Lesfase 4<br />
Laat de tweetallen hun ontwerp klassikaal presenteren en testen aan de hand van de eisen.<br />
Hoe zouden ze hun ontwerp kunnen bijstellen van de ontwerpen die niet aan de eisen voldoen?<br />
Uitvoerbare aanpassingen kunnen eventueel nog tegelijk met de presentatie gedaan worden.<br />
De kinderen kunnen de hotels na afloop meenemen naar huis, op het schoolplein of in de<br />
schooltuin ophangen.<br />
Daarna kan het onderwerp verder worden verdiept of verbreed:<br />
- Welke insecten zullen er in onze hotels komen? Dit is na een maand te testen<br />
- De insecten uit het hotel onderzoeken<br />
- Koppeling maken naar les 3 uit deze lessenserie<br />
- Het technische aspect van het hotel uitdiepen<br />
134
5.2.4 Lesplan 3: De insecten verhuizen naar Nederland<br />
Lesfase 1<br />
De biodiversiteit is ernstig in gevaar. (vraag of de kinderen weten wat biodiversiteit is en leg dit uit)<br />
Doordat de mens het milieu aan het vervuilen en vernietigen is, hebben insecten minder<br />
gelegenheid om een huis te zoeken en zich voort te planten.<br />
Ook doordat het klimaat steeds warmer wordt, zullen de omstandigheden voor de insecten<br />
veranderen. Sommige insecten die niet tegen warmte kunnen zal je niet meer in Nederland zien en<br />
insecten die juist veel in andere landen voorkomen, verhuizen naar Nederland. Er zullen over<br />
tientallen jaren waarschijnlijk andere insecten in ons land leven.<br />
Begin de les door het woord 'insecten' op het bord te schrijven.<br />
Maak hier een woordweb van en vraag de leerlingen om je te helpen.<br />
De woorden die je in ieder geval op het bord wil hebben staan hebben te maken met:<br />
- soorten voedsel<br />
- leefomstandigheden<br />
- de invloed van de temperatuur op insecten<br />
- kleuren van insecten<br />
- buitenlandse insecten<br />
Lesfase 2<br />
Als je voldoende woorden op het bord hebt verzameld stel je de leerlingen de vraag of het klimaat<br />
ook invloed zal hebben op de dieren die in Nederland leven.<br />
Wat voor invloed dan?<br />
Daarna koppel je deze vraag aan het onderwerp insecten.<br />
Stel de vraag: als je nu naar het woordweb kijkt, denk je dan dat de veranderingen in het klimaat<br />
ook invloed hebben op de insecten die in Nederland wonen?<br />
Laat de leerlingen antwoord geven op deze vraag en laat ze op elkaar reageren.<br />
Vul dit antwoord aan met een verhaal over de biodiversiteit. (zie achtergrondinformatie in bijlage)<br />
Lesfase 3<br />
Nu gaan we zelf een insect ontwerpen. Hoe denk je dat de insecten zullen veranderen bij een<br />
hoger klimaat? Laat de leerlingen foto's zien van buitenlandse insecten (zie bijlage).<br />
De leerlingen krijgen een potlood en A4 papier waarop ze zelf een insect mogen ontwerpen.<br />
Je kan zelf bedenken hoe je de insecten laat afwerken.<br />
Bijvoorbeeld met vetkrijt en ecoline, verf, houtskool, of laten scheuren met gekleurd papier.<br />
Lesfase 4<br />
Laat de kinderen hun insect presenteren. Waarom denken ze dat de insecten er zo uit zullen zien<br />
over 100 jaar?<br />
Vraag de kinderen of het goed zal zijn dat ze insecten zo veranderen? Wat is er niet goed aan?<br />
Hierna kan je met de kinderen bespreken hoe we er zelf voor kunnen zorgen dat het klimaat<br />
minder snel veranderd.<br />
De insecten kunnen worden opgehangen in school of in de klas.<br />
Daarna kan het onderwerp verder worden verdiept of verbreed:<br />
- Waar zal een hoger klimaat nog meer invloed op hebben?<br />
- Zelf veranderingen in het klas aanbrengen om het klimaat te helpen<br />
- De anatomie van insecten uitdiepen<br />
- De leefomstandigheden van insecten bespreken<br />
135
Achtergrondinformatie<br />
Toelichting<br />
Deze achtergrondinformatie is bedoeld voor de leraar of medewerker van het NME.<br />
Het dient ervoor om de leraar of medewerker voldoende kennis te geven waardoor hij of zij de<br />
opmerkingen van de leerlingen onderkent en kan inpassen in het kader van de lessenserie.<br />
Behalve inhoudelijke informatie vindt u ook praktische lestips en een lijst met websites.<br />
Inhoud<br />
Anatomie<br />
Een insect is een dier dat geen inwendig skelet heeft (geleedpotig, ongewerveld).<br />
Dieren die wel een inwendig skelet hebben zijn bijvoorbeeld: vissen, vogels, reptielen, amfibieën,<br />
zoogdieren.<br />
Behalve gewervelden en geleedpotigen zijn er nog allerlei andere groepen zoals sponzen,<br />
platwormen, rondwormen, eencellige etc. die blijven verder buiten beschouwing.<br />
Andere geleedpotigen, dieren met een stevige huid die als skelet dienst doet, zijn de:<br />
- Kreeftachtige (waaronder ook pissebedden);<br />
- Spinachtige (oa. spinnen, schorpioenen en hoogwagens);<br />
- Duizend potigen (waaronder ook miljoenpoten) en dus ook de insecten.<br />
Duizendpoten hebben veel segmenten, en ieder segment heeft tenminste 1 paar poten<br />
(miljoenpoten hebben 2 paar poten per segment)<br />
Kreeftachtige zijn schaaldieren.<br />
Spinachtige hebben een romp en een kop (spinnen) of alleen een kop (hooiwagens) met acht<br />
poten.<br />
Insecten hebben een kop, een romp met zes poten en een achterlijf. Dus een insect is een dier<br />
met een uitwendig skelet (exoskelet) een kop, romp met zes poten en een achterlijf. Omdat er<br />
zoveel verschillende soorten insecten zijn, is ook de vormenrijkdom enorm. Insecten hebben een<br />
in drieën verdeeld lichaam, al is dat lang niet altijd duidelijk te zien. Soms zijn de delen versmolten<br />
of is een deel ook weer gespleten waardoor dit uiterlijk niet meer opgaat. Voorbeelden zijn het<br />
lieveheersbeestje en de mieren De drie belangrijkste delen zijn de kop, borststuk en het achterlijf.<br />
Aan de kop zitten de ogen, kaakdelen en voelsprieten. Het borststuk draagt de poten en eventuele<br />
vleugels. Het achterlijf bevat de spijsverterings-, uitscheidings- en voortplantingsorganen van het<br />
insect, en een groot deel van het ademhalingssysteem met de ademhalingsbuisjes. Sommige<br />
insecten bootsen plantendelen of andere insecten na. Dit zijn soms 'gevaarlijke' soorten, zoals de<br />
onschuldige zweefvliegen die op stekende wespen lijken. Andere insecten lijken op onderdelen<br />
van een plant, zoals een tak, een blad, een uitschieter of een doorn.<br />
Voortplanting<br />
De voortplanting van insecten vindt over het algemeen plaats door inwendige bevruchting en zich<br />
buiten het moederlichaam ontwikkelende eitjes. Insecten kennen een paring, waarbij de mannetjes<br />
geslachtscellen afgeven in de vrouwtjes. Bij sommige groepen is de paring een waar schouwspel.<br />
Na de paring wordt het sperma van het mannetje direct naar de eicellen geleid, maar kan ook<br />
136
worden opgeslagen. Koninginnen van bijen en wespen paren in de nazomer, en produceren pas<br />
eitjes na de winterslaap in de lente. De insecten kennen hiernaast vele bijzondere manieren van<br />
voortplanting met ieder een eigen term zoals maagdelijke voortplanting en hypermetamorfose<br />
waarbij de larve niet één maar twee keer verpopt.<br />
De eitjes van insecten zijn zeer klein, en komen soms na enkele dagen, maar soms pas na<br />
maanden of na een winterrust uit. Sommige zijn kleverig of worden met een lijmachtige substantie<br />
op een oppervlak geplakt. Insecteneitjes hebben alle mogelijke vormen: rond, flesvormig,<br />
tonvormig, staafvormig of ovaal, de enorme variatie in kleuren en met name patronen van kuiltjes,<br />
putjes, stekeltjes en bobbeltjes geeft een insectenei op microscopisch niveau vaak een fraai<br />
uiterlijk. Alle insecten produceren eitjes, maar soms komen deze in het moederdier al uit, zodat het<br />
lijkt of het insect levendbarend is.<br />
Veel insecten zijn al maanden dood als hun eitjes uitkomen, maar er zijn ook soorten, bijvoorbeeld<br />
bepaalde wantsen, die een tijdje voor de jongen zorgen door ze te beschermen. Sommige wantsen<br />
maken zelfs een soort crèche, door meerdere kroosten te verzamelen en deze met meerdere<br />
moederwantsen te bewaken zodat de nimfen beter worden beschermd.<br />
De meeste insecten maken een volledige of onvolledige gedaanteverwisseling (metamorfose) door<br />
bij ontwikkeling van respectievelijk larve of nimf naar imago (volwassen insect). Het jonge insect<br />
groeit stapsgewijs, met iedere vervelling. Na de laatste vervelling kan het insect zich voortplanten<br />
en is anatomisch volledig ontwikkeld; larven en nimfen hebben nooit vleugels. Deze stapsgewijze<br />
groei is nodig door de zeer geringe elasticiteit van het exoskelet, dat steeds afgeworpen moet<br />
worden om het insect te laten groeien. Het groeien gebeurt vlak na de vervelling, het enige<br />
moment waarop het pantser zacht en rekbaar is.<br />
Het insectenhotel<br />
Een insectenhotel is een kunstmatige nestgelegenheid voor onder meer bijen en wespen,<br />
lieveheersbeestje en vlinders, kevers en mieren met als nevendoel het aantrekken van bestuivers.<br />
Een muurtje van gestapelde stenen of oude dakpannen is voor veel insecten een goede plek voor<br />
het bouwen van een nest of als schuil- en overwinteringplaats. Soms worden er speciaal gaten in<br />
stenen geboord die door insecten als nest kunnen worden gebruikt. Men neemt daarvoor bij<br />
voorkeur stenen van verschillende samenstelling, waaronder mergelstenen. Ook houtblokken met<br />
gaten erin geboord en rietstengels kunnen dienstdoen. De diverse onderdelen van een<br />
insectenmuur trekken verschillende soorten. Ook doodhout in bijvoorbeeld takkenwallen is een<br />
geschikte habitat voor insecten.<br />
Insecten in een ander klimaat<br />
Insecten zijn koudbloedig. Dat is een wat misleidende term, want het wil niet zeggen dat hun bloed<br />
letterlijk koud is. Het betekent wèl dat deze dieren niet of nauwelijks in staat zijn om hun<br />
lichaamstemperatuur door verbranding van voedingsstoffen constant te houden, zoals zoogdieren<br />
en vogels dat doen. Toch is die lichaamstemperatuur voor koudbloedige dieren als insecten<br />
belangrijk, want veel processen in het lichaam zijn afhankelijk van de temperatuur. Insecten zijn<br />
voor hun lichaamstemperatuur vooral afhankelijk van hun omgeving. Bijvoorbeeld de snelheid<br />
waarmee spiervezels zich kunnen samentrekken neemt toe bij hogere omgevingstemperaturen.<br />
Voor een insect betekent dit dat het zich bij een hogere temperatuur sneller zal kunnen<br />
voortbewegen. Bij warm weer is het dus moeilijker vliegen vangen. Sneller voortbewegen kan ook<br />
betekenen dat het insect eerder een partner vindt om mee te paren, en zich daardoor sneller<br />
voortplant.<br />
137
Deze snellere voortplanting kan op zijn beurt allerlei gevolgen hebben voor het insect en zijn<br />
omgeving. De positieve relatie tussen temperatuur en insectenactiviteit kent zijn grenzen. Er zijn<br />
minimum- en maximumtemperaturen waarbuiten de biologische processen in het lichaam niet<br />
meer mogelijk zijn. Bij die te hoge en te lage temperaturen kan het insect dus niet leven. De<br />
tolerantie voor dit soort extremen verschilt van soort tot soort. Het succes van insecten is dus<br />
rechtstreeks afhankelijk van het klimaat. Daarom mag je verwachten dat klimaatsverandering een<br />
heel directe invloed heeft op insecten en andere koudbloedigen.<br />
Als je weet hoe belangrijk insecten zijn in ecosystemen – driekwart van alle beschreven<br />
diersoorten zijn insecten, en deze hebben allemaal hun eigen functie in ecosystemen – dan kun je<br />
wel nagaan wat de impact zal zijn van klimaatsverandering op het leven op aarde.<br />
Neem een kever als voorbeeld. Dit insect zit ergens waar een bepaalde temperatuur heerst, de<br />
zon schijnt op zijn schild en er waait een beetje wind. Hoe kunnen we nu bepalen hoe warm dit<br />
dier zal worden? Dit vereist de toepassing van enige natuurkunde. De omgevingstemperatuur<br />
beïnvloedt voor een deel de lichaamstemperatuur van het insect. En er gebeurt meer. Een deel<br />
van de zonnestraling zal door het oppervlak van het insect worden teruggekaatst, een ander deel<br />
wordt geabsorbeerd. Het is ook mogelijk dat een deel van de zonnestraling dieper in het kevertje<br />
doordringt, bijvoorbeeld als hij dekschilden heeft die enigszins doorschijnend zijn. De<br />
geabsorbeerde zonnestraling wordt omgezet in warmte. Een deel van de warmte wordt aan het<br />
oppervlak weer afgevoerd door de wind, door een proces dat ‘convectie’ heet.<br />
Dieper in het insect, onder de dekschilden, staat geen wind. De warmte die hier ontstaat kan<br />
slechts worden afgevoerd door warmtegeleiding. Wanneer het insect warm wordt, gaat het zelf<br />
lang-golvige straling uitzenden. Bovendien wordt in het lichaam van de kever een klein beetje extra<br />
warmte geproduceerd door de stofwisseling, al is deze bij koudbloedige dieren van ondergeschikt<br />
belang. Het kevertje vangt dus straling op, waardoor het warmer wordt en het raakt straling kwijt,<br />
waardoor het afkoelt. Volgens de wetten van de natuurkunde treedt er een evenwicht op waarbij<br />
de straling die binnenkomt gelijk is aan de straling die afgevoerd wordt. Bij dit evenwicht past een<br />
bepaalde lichaamstemperatuur. Wanneer we dus een aantal klimaatsfactoren kunnen meten, en<br />
een paar eigenschappen van de kever kennen, zoals grootte en de mate van reflectie van hun<br />
dekschilden, kunnen we door het invullen van een natuurkundige formule de lichaamstemperatuur<br />
van de kever voorspellen. Als we dan bovendien de relatie weten tussen de lichaamstemperatuur<br />
en de activiteit van het insect, kunnen we voorspellen hoe verschillende klimaatsfactoren de<br />
activiteit van een insect beïnvloeden. Dit natuurkundige model werd door onderzoekers toegepast<br />
op het tweestippelig lieveheersbeestje, een ‘economisch belangrijk beestje’ omdat hij bladluizen<br />
eet. Lieveheersbeestjes worden ingezet om op een natuurlijke manier bladluisplagen te bestrijden.<br />
Het tweestippelig lieveheersbeestje is bijzonder, omdat er twee kleurvormen bestaan: ze kunnen<br />
zwart zijn met rode stippen, of juist andersom: rood met zwarte stippen. Deze eigenschap biedt<br />
een mooie mogelijkheid om het effect van klimaat op de activiteit te onderzoeken: is er een verschil<br />
tussen de kleurvormen wat betreft hun warmtehuishouding?<br />
Een zwart voorwerp dat in de zon wordt gelegd absorbeert veel meer zonnestraling dan een lichter<br />
gekleurd voorwerp. Het zal daardoor warmer worden. Is dit ook zo bij de lieveheersbeestjes? De<br />
onderzoekers deden een aantal metingen aan lieveheersbeestjes, zoals aan de reflectie van de<br />
rode en zwarte dekschilden, de grootte en de transparantie van de dekschilden. Uit de<br />
berekeningen bleek dat de zwarte lieveheersbeestjes onder de meeste omstandigheden warmer<br />
zouden moeten worden dan de rode. Van de theorie naar de praktijk: levende zwarte en rode<br />
lieveheersbeestjes werden in een goed gecontroleerde ruimte blootgesteld aan verschillende<br />
138
combinaties van klimaatsfactoren. Hun lichaamstemperatuur werd met een minuscule<br />
thermometer geregistreerd.<br />
De metingen bevestigden de voorspellingen: de zwarte individuen werden meestal warmer. Ook<br />
de activiteit van de lieveheersbeestjes werd geregistreerd. Geheel volgens verwachting waren de<br />
zwarte exemplaren actiever.<br />
De onderzoekers zagen dat de verschillen tussen zwarte en rode lieveheersbeestjes kleiner<br />
werden naarmate de omgevingstemperatuur hoger werd. Dat is logisch: als de<br />
omgevingstemperatuur maar hoog genoeg is, kunnen zowel rode als zwarte lieveheersbeestjes<br />
actief zijn en is er geen extra absorptie van zonnestraling nodig om actief te worden. Het belang<br />
van de verschillende kleuren dekschilden verdwijnt dus bij hogere temperaturen.<br />
Wat betekent dit allemaal voor de aantallen en de verspreiding van de verschillende kleurvormen<br />
van dit lieveheersbeestje in relatie tot de klimaatverandering. In de afgelopen decennia is<br />
regelmatig door heel Nederland de verhouding tussen het aantal rode en zwarte<br />
lieveheersbeestjes geteld. Daaruit bleek dat er zo’n dertig jaar geleden grote verschillen waren<br />
tussen verschillende plaatsen in het aandeel van de twee kleurvormen. In het zuidoosten van<br />
Nederland was meer dan zestig procent zwart, in het noordwesten minder dan tien procent. Eén<br />
van de mogelijke verklaringen was dat de klimaatsomstandigheden verschilden, waardoor de<br />
zwarte exemplaren in het zuidoosten actiever konden zijn dan de rode, en daardoor algemener<br />
werden. Sinds die eerste tellingen zijn de verhoudingen dramatisch veranderd. Vooral het aandeel<br />
zwarte beesten in het zuidoosten nam af. Kunnen we dit rijmen met de klimaatsveranderingen die<br />
in die tijd zijn opgetreden? In de afgelopen dertig jaar is de gemiddelde maximumtemperatuur op<br />
veel plaatsen in Nederland met bijna 1ºC toegenomen. Dit betekent dat het relatieve belang van<br />
absorptie van zonnestraling voor de activiteit –en dus het succes – van de lieveheersbeestjes is<br />
afgenomen. Beide kleurvormen kunnen actief zijn als de temperatuur maar hoog genoeg is.<br />
Dit voorbeeld illustreert een aantal gevolgen van de klimaatsverandering. Als er door de<br />
opwarming steeds meer ruimte komt voor (rode) lieveheersbeestjes, zullen die meer bladluizen<br />
gaan eten. Maar de vijanden van de lieveheersbeestjes krijgen ook meer te eten. Een veranderend<br />
klimaat en het effect op één van de leden van een voedselweb zal uiteindelijk dus consequenties<br />
hebben voor andere dieren en planten. Dat heeft ook economische gevolgen. Zo heeft<br />
klimaatverandering dus zelfs gevolgen voor het succes van bladluizenbestrijding. Een ander<br />
gevolg is het vóórkomen. Wanneer de verspreiding van insecten, direct of indirect, wordt beïnvloed<br />
door het klimaat, dan zal klimaatsverandering dus gevolgen hebben voor de plaatsen waar deze<br />
dieren kunnen leven. Dit kan ver gaande consequenties hebben. Denk bijvoorbeeld aan de<br />
verspreiding van insecten die ziekten kunnen overbrengen. Het is moeilijk in te schatten hoe groot<br />
de consequenties van een veranderend klimaat zullen zijn voor insecten en uiteindelijk voor de<br />
mens en zijn omgeving. Maar als je weet dat insecten direct worden beïnvloed door<br />
klimaatsverandering, en dat zij bovendien een zeer grote rol spelen in onze ecosystemen, dan kun<br />
je op je klompen aanvoelen dat de gevolgen meer dan marginaal zullen zijn.<br />
Bron: Natuur en Bondgenoot 4, 2008, Dr. Peter de Jong (insectendeskundige bij Wageningen<br />
Universiteit.)<br />
139
Praktische tips<br />
Werkblad<br />
Voor deze leeftijdsgroep is het schrijven op het werkblad soms nog best moeilijk. Groep 3 kan net<br />
lezen en zal er dus iets meer tijd voor nodig hebben. Het is dus belangrijk om langs te lopen, zodat<br />
je de kinderen kan begeleiden.<br />
Keuze van materiaal insectenhotel<br />
Voor het maken van het insectenhotel zijn verschillende materialen te gebruiken. Belangrijk bij het<br />
bouwen van een hotel is dat de insecten ruimte hebben om zich in te schuilen. Materiaal met gaten<br />
is dus erg belangrijk. Je kan bijvoorbeeld gaten boren in hout, maar je kan ook rietjes of buizen<br />
gebruiken. Op de plaatjes is te zien hoe andere dit hebben gedaan. Hier kan je inspiratie uit<br />
opdoen. De achterkant van het hotel moet dicht zijn, hier houden insecten van.<br />
Websites<br />
http:// insecten.verzamelgids.nl<br />
http://www.kidnet.utwente.nl/insecten.html<br />
http://www.biolplek.org<br />
140
Bijlage<br />
Werkblad - Kijken naar dieren uit het insectenhotel<br />
Wat ga je doen?<br />
Vandaag ga je kijken naar kleine<br />
dieren uit het insectenhotel.<br />
Wat heb je nodig?<br />
- dit werkblad<br />
- potlood en gum<br />
- lepel<br />
- wit bakje<br />
- loep<br />
De meeste kleine diertjes leven in de bovenste laag van de bodem, de strooisellaag. Deze<br />
diertjes zorgen voor de afbraak van allerlei materiaal, bijvoorbeeld bladeren.<br />
Opdrachten<br />
1 Zoek verschillende insecten die in het insectenhotel wonen.<br />
Verzamel minstens drie verschillende soorten in het witte bakje.<br />
2 Kijk goed naar de dieren. Beantwoord daarna voor drie verschillende soorten dieren de<br />
vragen in de tabel op de achterkant van dit vel.<br />
3 Als je klaar bent, zet dan de diertjes terug op de plek waar je ze hebt gevonden. Waarom is<br />
dit belangrijk?<br />
Zat het diertje op of in de grond?<br />
Wat deed het diertje toen je het vond?<br />
Wat denk je dat het diertje eet?<br />
Waar denk je dat dit diertje het liefste leeft?<br />
Waarom denk je dat?<br />
Hoeveel poten heeft het diertje?<br />
Heeft het voelsprieten? Zo ja, wat doet het<br />
diertje daarmee?<br />
Heeft het ogen? Zo ja, hoeveel?<br />
Heeft het vleugels? Zo ja, hoeveel?<br />
Diertje 1 Diertje 2 Diertje 3<br />
141
Welke kleuren heeft het?<br />
Hoe beweegt het?<br />
Maak een duidelijke tekening van het diertje.<br />
3. Zoekkaart<br />
142
4. Voorbeelden insectenhotels.<br />
143
144