BROEDER BERNARDUS - TOEN EN
BROEDER BERNARDUS - TOEN EN
BROEDER BERNARDUS - TOEN EN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
'Samen met Rutten vormde Bernardus het span van stichter en eerste<br />
overste, dat bij zoveel stichtingen de moeilijke beginfase heeft beheerst.<br />
De samenwerking tussen beiden verliep niet altijd rimpelloos. Rutten<br />
was sterk gericht op de voorspoedige voortgang van de werkzaamheden,<br />
terwijl Hoecken het kloosterlijke leven van de broeders voorop<br />
stelde. Zij botsten bijvoorbeeld over de vraag of de broeders de ziekenverpleging<br />
aan huis moesten voortzetten, die zij in 1841 om den brode<br />
op zich hadden genomen. Rutten vond dit nuttig werk, terwijl Hoecken<br />
het verafschuwde, omdat het aanleiding gaf tot omgang met 'wereldlingen'.<br />
Eind jaren vijftig verbeterde de financiële toestand van de congregatie<br />
aanzienlijk. Dat stelde overste Bernardus in 1858 in staat om<br />
een einde te maken aan de ziekenverpleging door de broeders. Die<br />
activiteit was hem altijd een doorn in het oog geweest.<br />
In 1845 begon de congregatie een nieuwe onderneming in Amsterdam.<br />
Ook dit leidde tot tegenstellingen tussen de stichters:<br />
'Met name ten aanzien van het weeshuis in Amsterdam had overste<br />
Bernardus ernstige bedenkingen. Hij meende dat zijn broeders te jong<br />
en onervaren waren, dat zij als ‘eenvoudige burger jongelieden’ niet<br />
opgewassen zouden zijn tegen bedorven Amsterdamse weesjongens<br />
en dat zij niet op de hoogte waren van de kwalen en het zedenbederf<br />
in zulke gestichten. Maar de overname ging tóch door, omdat Rutten<br />
zich door pater Bernard Hafkenscheid cssr had laten ompraten.'<br />
Joos van Vugt heeft geen directe persoonlijke band met Bernardus, hij<br />
wilde het ook niet hebben over de verdiensten van individuele mensen;<br />
de vraag of hij een heilige is, komt dan ook niet naar boven.<br />
Opvallend is overigens wel, hoe Van Vugt zijn boek besluit met een<br />
alinea waarin Bernardus zich zeker zou kunnen herkennen:<br />
'De religieuze gemeenschappen van de toekomst zullen hun apostolaat<br />
vorm geven in bescheiden activiteiten. Maar waarom zou dat een probleem<br />
zijn voor de religieuzen van de toekomst, mits zij zich niet spiegelen<br />
aan de glorieuze massaliteit van vroeger? Ook in de toekomst<br />
zullen er geëngageerde en maatschappelijk actieve christenen zijn, die<br />
kiezen voor een gemeenschappelijk leven in supportive communities,<br />
om elkaar te steunen en te inspireren.'<br />
60