Untitled - Holland Historisch Tijdschrift
Untitled - Holland Historisch Tijdschrift
Untitled - Holland Historisch Tijdschrift
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Dupliek<br />
Voor geen enkele historicus is het prettig te ervaren<br />
dat het resultaat van zijn noeste inspanningen<br />
de forse kritiek van een recensent ontmoet. Het is<br />
dan ook begrijpelijk dat Hofman in zijn repliek<br />
meent dat die kritiek niet consequent is, als<br />
'vondst' wordt gepresenteerd en het 'bestaansrecht'<br />
van zijn boek ontkent. Ik laat deze kwalificaties<br />
voor rekening van Hofman en probeer hier<br />
liever nog eens duidelijk te maken waar het mij bij<br />
de bespreking van zijn boek om ging.<br />
Reagerend op zijn repliek moet ik inderdaad<br />
toegeven dat ik de in mijn recensie geciteerde zin<br />
als meest beduidend voor het herkennen van zijn<br />
probleemstelling heb opgevat. Hofman heeft die<br />
zin als enige in zijn inleiding gecursiveerd, zodat ik<br />
aannam vooral hieruit zijn intenties te kunnen afleiden.<br />
Indien hij nu betoogt dat het hierbij in de<br />
eerste plaats gaat om zijn methodiek (?), dan blijft<br />
mijn constatering dat het boek 'een verkeerd uitgewerkte<br />
verkeerde aanpak' te zien geeft, onverminderd<br />
overeind, om redenen die ik reeds in<br />
mijn recensie heb verwoord. De vragen die Hofman<br />
nu als probleemstelling aanwijst, zijn dermate<br />
algemeen en vaag geformuleerd dat ik daarvan in<br />
concrete zin weinig wij zer word. Van een historicus<br />
mag mijns inziens verwacht worden dat hij met zijn<br />
probleemstelling het wie-wat-waar-hoe-waaromwaarvoor<br />
van zijn werk volstrekt helder maakt.<br />
Met het hanteren van een vage probleemstelling<br />
doemt in de uitwerking maar al te vaak het risico<br />
op van de 'omgevallen kaartenbak'. Hofman<br />
heeft dat risico niet kunnen vermijden, ook al omdat<br />
hij zich niet losmaakt van de bronnen en literatuur<br />
die hij heeft geraadpleegd. Uit zijn dupliek<br />
moet ik nu opmaken dat het hierbij gaat om een<br />
bewuste keuze. De auteur beweert gestreefd te<br />
hebben naar een volledige kaart van de synodale<br />
acta van Reitsma en Van Veen en een historisch<br />
overzicht van de literatuur aangaande de door<br />
hem aangesneden thema's. Een bewuste keuze is<br />
echter niet per definitie ook een goede keuze,<br />
vooral als de auteur niet zelf als historicus aan de<br />
slag gaat en orde in de chaos van zijn materiaal<br />
brengt.<br />
Graag had ik gezien dat Hofman meer zelf had<br />
gesproken, dan de bevindingen van anderen te citeren,<br />
te parafraseren of na te praten. Door zijn<br />
boodschap steeds te brengen door de woorden<br />
van een ander, komt de toegevoegde waarde van<br />
Hofman als historicus te weinig tot uiting. Meer<br />
zelf betogen en analyseren staat een overzicht van<br />
Boekbesprekingen<br />
oudere en meer recente literatuur ook beslist niet<br />
in de weg. Voor dat laatste is verwijzing in de noten<br />
reeds toereikend.<br />
Als historicus maakt Hofman zich er eveneens<br />
te gemakkelijk vanaf door met een beroep op de<br />
trefzekerheid van de oude taal en een verificatiemogelijkheid<br />
(wederom zou annotatie voldoende<br />
zijn geweest) veel van de door Reitsma en Van<br />
Veen reeds uitgegeven synodale acta in meer dan<br />
de helft van zijn boek voor zich te laten spreken.<br />
Niet graag zou ik zelf voor mijn rekening willen<br />
nemen dat historici die wel selectief met het werk<br />
van Reitsma en Van Veen zijn omgegaan, vaak<br />
daaruit 'te hooi en te gras [hebben] geciteerd'.<br />
Systematiek is voor mij ook iets meer dan het<br />
'knippen-sorteren-plakken' door Hofman. Daar<br />
komt nog bij dat de kerkelijke acta vaak helemaal<br />
niet duidelijk spreken en soms zelfs verhullend<br />
zijn, zoals Hofman zelf in de inleiding van zijn<br />
boek (p. 13) aangeeft. Dit is reden te meer om het<br />
materiaal niet zonder toelichting en contextuering<br />
over de lezer uit te storten. Bovendien<br />
maakt de auteur van zijn in de inleiding aangekondigde<br />
verificatie van de synodale acta door Statenresoluties<br />
in het vervolg nauwelijks gebruik,<br />
ook al omdat zijn onderzoek niet op 'wederzijdse<br />
invloeden' is gericht, zoals hij wel in de inleiding<br />
aankondigt. De kaart van de synodale acta zoals<br />
Hofman die nu biedt, verdrinkt in details en is in<br />
relatie tot het centrale thema van zijn werk in delen<br />
niet altijd relevant en als geheel niet duidelijk.<br />
Naast synodale acta zijn niet alleen voor Delft<br />
en omgeving voldoende alternatieve bronnen<br />
(acta van kerkenraden en classes) voorhanden,<br />
die meer licht werpen op de problematiek van de<br />
spanning tussen kerk en staat. Hofman doel er<br />
goed aan de lijst van ongedrukte bronnen in Bavianen<br />
en slijkgeuzen van A.Th. van Deursen eens te<br />
raadplegen. En het gegeven dat pamfletten vaak<br />
anoniem zijn, ontslaat Hofman nog niet van zijn<br />
plicht als historicus duidelijk te maken in welke<br />
context zij moeten worden geplaatst, rond welke<br />
persoon of gebeurtenis de pennenstrijd zich concentreerde,<br />
etcetera.<br />
Met het begrip 'eigen visie' vertoeven Hofman<br />
en ik wellicht niet op dezelfde golflengte. Waar<br />
Hofman vanuit zijn kerkelijke beleving staat in het<br />
nu en tegenover het verleden, laat hij naar het<br />
einde van zijn boek steeds duidelijker blijken. Op<br />
die beleving en de lijnen die hij vandaar uit naar<br />
het heden trekt, heb ik mij bij het bespreken van<br />
zijn werk geheel niet willen richten. Primair was ik<br />
op zoek naar Hofmans analyse als historicus, en<br />
103