26.09.2013 Views

Hbl WkkKBLAD

Hbl WkkKBLAD

Hbl WkkKBLAD

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KAiïiö? um<br />

Luke Brandon was een bijzonder<br />

mensch — dat wil zeggen: iemand<br />

met bijzondere gaven. Hetgeen in<br />

theorie misschien hetzelfde is, doch in de<br />

practijk van het leven zeker niet. Dat<br />

iemand een bijzonder mensch is, ziet men<br />

hem gewoonlijk aan; bijzondere eigenschap-<br />

pen liggen echter dikwyls onder de opper-<br />

vlakte verborgen, en treden pas aan den<br />

dag. wanneer de eigenaar er van dit noodig<br />

oordeelt of wanneer de omstandigheden er<br />

toe leiden.<br />

Hij poseerde nooit voor een Sherlock<br />

Holmes. Hij beweerde nooit, dat hij de eigen-<br />

schappen bezat die onontbeerlijk zijn voor<br />

den detective van hoogere orde. Hij trok<br />

nooit ellenlange conclusies, en legde dus bij-<br />

gevolg ook nooit aan iemand uit, hoe hy er<br />

aan kwam. Hij werkte voor een groot deel<br />

op intuïtie, en bezat de daarmee misschien<br />

noodzakelijke verbonden eigenschap om<br />

sommige menschen bepaalde dingen over<br />

zichzelf te doen loslaten, die zy juist graag<br />

hadden willen verzwijgen.<br />

Hrandon was uitstekend gesitueerd en dol<br />

op reizen. Hy trok van het eene land naar<br />

het andere — hy was ongetrouwd — en<br />

bleef wat men noemt hangen, waar het hem<br />

beviel. Waar hij kwam, leerde hij altyd<br />

menschen kennen. Hij was een echt gezel-<br />

schapsmensch, die uitnemend de kunst ver-<br />

stond om gezellig te praten, maar die nog<br />

beter de kunst van het luisteren onder de<br />

knie had. De menschen mochten hem.<br />

Een jaar of wat geleden was hij onder de<br />

bekoring gekomen van een bepaalde stad in<br />

Zwitserland. Zijn bedoeling was, er een<br />

paan dagen te blijven. Maar het Monfort-<br />

Hotel was zeer geriefelyk, het weer prachtig<br />

en er logeerden interessante menschen. Zoo<br />

kwam het, dat hy'na verloop van die paar<br />

dagen niet vertrok. Er was een behoorlijke<br />

club, waar men veel bridge speelde. Hy<br />

werd er lid van en speelde er gewoonlijk<br />

lederen dag van halfvyf tot zeven uur. Hy<br />

speelde met menschen van verschillende<br />

nationaliteiten. Onder hen bevond zich een<br />

Griek van ruim middelbaren leeftyd ■—<br />

bleek, melancholiek, in zichzelf gekeerd en<br />

een uitstekend partner in het spel. Hij was<br />

dol op bridgen, en scheen alleen daarvoor<br />

te leven.<br />

Op een avond, toen de laatste robber was<br />

gespeeld, hadden deze Griek, Brandon,<br />

eenige andere beeren en ik ons verzameld<br />

in de hal van de club, waar gemakkelijke<br />

stoelen stonden en waar men een soort bar<br />

had ingericht. En in den loop van een niet<br />

al te vlot gesprek zei de Griek — die Zola-<br />

kosl-is heette — opeens, en alsof het hem<br />

ontviel, dat hij in den afgeloopen nacht een<br />

droom had gehad, die grooten indruk op<br />

hem had gemaakt. Hy zei het, terwijl hy<br />

zenuwachtig om zich heen keek, en het was<br />

duidelijk, dat hy nu hy er eenmaal over<br />

gesproken had, zijn droom vertellen wilde.<br />

Alsof hem dat zou opluchten.... Maar ge-<br />

woonlijk is er niets vervelenders dan te<br />

moeten luisteren naar iemand, die een relaas<br />

van zijn droom geeft, want dat is immers<br />

vaak net zoo onsamenhangend als de droom<br />

zelf. Zoo kwam het dan ook, dat degene, die<br />

zich in het clubje bevonden waartoe ook<br />

Zolakostas behoorde, na zijn verklaring het<br />

stilzwijgen bewaarde. Klaarblijkelijk waren<br />

zij absoluut niet verlangend de bijzonder-<br />

heden van zijn droom te vernemen. Maar<br />

Brandon zei toch, nadat hij Zolakostas een<br />

eigenaardigen blik had toegeworpen: „Wilt<br />

ii ons uw droom niet vertellen?"<br />

„Mei genoegen," zei Zolakostas direct. „Ik<br />

droomde, dat ik in het holst van den nacht<br />

door een groofe stad liep. Ik moest onwille-<br />

keurig aan New York denken, hoewel ik<br />

daar nooit geweest ben, maar er waren<br />

enorme gebouwen, die zich als torens tegen<br />

de donkere lucht verhieven. Terwijl ik een<br />

groot, verlaten plein overstak, hoorde ik<br />

opeens voetstappen achter my en opkijkend,<br />

liep er een man van een jaar of vyftig naast<br />

mi). Hij was lang en had een bijna duivel-<br />

sche uitdrukking in zyn oogen, die echter<br />

tóch treurig stonden. Ik had beslist den<br />

indruk, dat het een slecht mensch was,<br />

maar dat hij zich op de een of andere wijze<br />

schaamde over zyn eigen slechtheid.<br />

„Dat kan zeer goed," merkte Brandon op.<br />

De Griek keek Brandon met zyn donkere,<br />

melancholieke oogen aan en vervolgde:<br />

„Terwyl hy naast me liep, greep hy rayn<br />

arm en fluisterde my in het oor: „U moet<br />

met me meekomen." Ik voelde mij als door<br />

een macht in my genoodzaakt om te doen<br />

wat hy zei, en ging met hem mee. Hy bracht<br />

my door de deur van een groot modern<br />

hotel. Terwijl we naar binnen gingen hoorde<br />

ik ergens in de buurt een klok drie uur<br />

slaan. We liepen een schemerig verlichte<br />

hal door en stapten in een electrische lift,<br />

die mijn metgezel bediende. De lift gleed<br />

naar de derde verdieping van het hotel. We<br />

stapten uit en stonden aan het begin van<br />

een zeer lange gang, waarin een dik karpet<br />

lag en die electrisch was verlicht. Aan den<br />

linkerkant van de gang bevond zich een<br />

reeks deuren, met vergulde getallen er<br />

boven.<br />

„U denkt, dat de menschen in deze kamers<br />

allemaal slapen?" fluisterde mijn metgezel.<br />

„Wacht een oogenblik!"<br />

Hy bracht my een eindje in de gang, bleef<br />

staan voor een deur waarboven een vergulde<br />

1 stond en stampte op het karpet. Direct<br />

gingen alle deuren op de gang open, zoodat<br />

ik in staat was in alle kamers te kijken. In<br />

het eerste vertrek zag ik een man, die een<br />

stapel bankbiljetten zat te tellen, die hij van<br />

een vriend, waar hy mee was uitgeweest,<br />

had gestolen. We gingen naar het volgende<br />

nummer. Hier hadden een getrouwde man<br />

en vrouw hevige ruzie — het soort woorden,<br />

dat men nóch vergeten nóch vergeven kan.<br />

We konden de duistere haat in hun zwarte<br />

oogen zien schitteren. We gingen naar de<br />

deur van de volgende kamer. Hier lag een<br />

meisje, een kind nog, te sterven, terwijl de<br />

zuster die by haar bedje zat, glimlachend<br />

een liefdesbrief zat te lezen. We gingen<br />

verder en verder langs de gang, en in iedere<br />

kamer zagen wij iets waardoor de afschuwe-<br />

lijkste karaktereigenschappen der menschen<br />

onthuld werden, egoïsme, hebzucht, haat,<br />

misdaad. . . . Eindelijk kon ik het niet langer<br />

verdragen en ik keerde my om, ten einde<br />

de vlucht te nemen. Maar myn metgezel<br />

greep myn arm en hield my stevig vast.<br />

Weer stampte hij op het karpet. Al de deuren<br />

op de gang werden onzichtbaar gesloten.<br />

Toen keek hij mij diep in de oogen en zei<br />

op een toon van groote bitterheid: „En<br />

zóó zyn nu velen van ons...."<br />

Ik hoorde de klok weer slaan — thans<br />

vier slagen! Ik werd wakker en keek direct<br />

op mijn horloge. De wijzers stonden op vier<br />

uur...."<br />

Toen de Griek zweeg hcerschte er een<br />

oogenblik diepe stilte. En gedurende die<br />

stille kreeg ik een «eer onbehaaglijk gevoel<br />

over my. Waarom zou ik niet kunnen zeg-<br />

gen, maar het leek mij alsof achter den<br />

droom, die Zolakostas ons had verteld, iets<br />

geheimzinnigs school, en alsof hij dat wist.<br />

„En zóó zijn nu velen van ons. ..." — Het<br />

was geen prettig einde van den droom. Ik<br />

zag hoc een paar beeren van ons gezelschap<br />

een snellen, heimelijkcn blik op Zolakostas<br />

wierpen, en toen weer direct vóór zich<br />

keken. Daarop ging er een geringe beweging<br />

door ons kleine kringetje, alsof sommigen<br />

wilden opstaan en met een poging tot een<br />

opgewekt „Nu goedenavond...." wilden<br />

vertrekken. Maar toen begon Brandon te<br />

spreken, en de beweging hield op. Ik geloof,<br />

dat we allemaal voelden, dat er meer moest<br />

komen, en dat het ongewoon of interessant<br />

zou zyn. Terwyl hy zich tot Zolakostas<br />

wendde, zei Brandon:<br />

„U zei toch, dat die man u langs de heele<br />

gang leidde en dat alle deuren open waren?"<br />

„Ja," antwoorde Zolakostas.<br />

„In hoeveel kamers keek u?"<br />

„In heel veel."<br />

„U bezocht ze achtereenvolgens?"<br />

„Hoe bedoelt u?"<br />

„Ik bedoel, ging u van één naar twee, van<br />

twee naar drie en zoo vervolgens?"<br />

„O, ik begrijp u. Ja, inderdaad...."<br />

„Ging u tot nummer veertien?"<br />

Na een korte pauze antwoordde Zolakos-<br />

tas: „Ja."<br />

„En nummer veertien was de laatste<br />

kamer waar u in keek, nietwaar?"<br />

„Waarom.... hoe wèèt u dat?" vroeg de<br />

Griek, terwyl hy, een verschrikten blik in<br />

zijn oogen, voorover in zyn stbel leunde en<br />

Erandon doordringend aankeek. Ik zag<br />

duidelijk, dat er kleine zweetdroppeltjes op<br />

zijn voorhoofd begonnen te parelen.<br />

„0, zoo maar.... Ik dacht, dat het wel<br />

eens nummer veertien kon zyn geweest."<br />

„Ah...." zei de Griek.<br />

Een oogenblik geloofde ik, dat hy niet ver-<br />

der op de vraag van Brandon zou ingaan,<br />

maar ik vergiste mij, want na eenige aarzeling<br />

zei hy: „Ja, de laatste kamer waar ik in keek,<br />

was nummer veertien." Ik geloof, dat wy op<br />

dat ^ogenblik allemaal onze oogen op<br />

Brandon hadden gericht, en dat wij alle-<br />

maal verbaasd waren. Ik was het in ieder<br />

geval. De Griek stelde de vraag, waar wy<br />

misschien allemaal aan dachten: .„Waarom<br />

dacht u, dat het kamer veertien was?"<br />

„Waarom ik dat dacht?" zei Brandon<br />

tamelyk achteloos. „O, zoo maar. ... Het<br />

leek me net alsof ik in gedachten nummer<br />

veertien zag staan en dat er toen een aantal<br />

deuren gesloten werden...."<br />

„Vreemd, zéér vreemd," mompelde Zola-<br />

kastos, zich het zweet van zyn voorhoofd<br />

wisschend. Zyn oogen waren onafgebroken<br />

op Brandon gericht. „Ik dacht soms eerst,<br />

dat u gedachten lezen kon. ..."<br />

„Zoo nu en dan kryg ik indrukken," zei<br />

Brandon. „Ik beweer echter heelemaal niet,<br />

dat ik gedachtenlezer ben, want ik kan die<br />

indrukken niet krygen wanneer ik wil."<br />

En toen, daar Zolakostas niets meer zei<br />

en het al laat was geworden, brak ons kleine<br />

clubje op. Iedereen ging veel ernstiger naar<br />

huis dan gewoonlijk. De droom van Zola-<br />

kostas scheen zwaar op ieders denken te<br />

wegen, vooral door de manier, waarop<br />

Brandon er op had gereageerd.<br />

Ik logeerde eveneens in het Monfort-<br />

Hotel — ik was er reeds veel langer dan<br />

Brandon — en dien avond vroeg ik hem,<br />

of hij met me mee naar huis wilde wandelen,<br />

daar we toch denzelfden kant uit moesten.<br />

Hy stemde direct toe, en terwyl wij door de<br />

gezellig verlichte .straten liepen, sloeg er<br />

ergens in de verte een klok, hetgeen mij<br />

deed denken aan de klok, die de Griek in<br />

zijn droom had gehoord. Brandon scheen<br />

dezelfde gedachte te krijgen, want hij vroeg<br />

opeens:<br />

„U logeert hier al een poosje?"<br />

„Ja."<br />

„Veel langer dan ik?"<br />

„0 ja."<br />

„Woont die Griek in een hotel?"<br />

„Ik geloof het wel."<br />

„Kent u den naam er van?"<br />

„Ik ben er niet zeker van. Maar ik heb<br />

iemand meen ik hooren zeggen, dat hij in Le<br />

Panier d'Or logeert. Het is een klein hotel,<br />

niet ver van het Casino en vlak bij het<br />

meer."<br />

„Ik heb dien naam al eens gezien. Woont<br />

hy er alleen?"<br />

„,Dat weet ik werkelijk niet. Ik ken hem<br />

nauwelijks. Maar ik heb hem nooit met<br />

iemand gezien. Doch ik moet er bijvoegen,<br />

dat ik hem bijna nooit ergens anders dan<br />

op de club heb ontmoet."<br />

„Ik ook niet. Hy schijnt alleen te leven<br />

om te kunnen bridgen. Hij speelt uitstekend.<br />

„Een saai leven, lykt het mij," beweerde<br />

ik. „Het lijkt me een uitgedroogd type. Maar<br />

ik moet zeggen, dat ik zyn droom zeer in-<br />

teressant vond. Ik ben^ overtuigd, dat ik<br />

hem nooit vergeten zal."<br />

„Ik ook niet," zei Brandon. „En de reden<br />

is, dat het een droom was, die een dieperen<br />

zin had. Hij deed iedereen, die hem hoorde,<br />

opeens denken over de dingen die er in het<br />

leven achter gesloten deuren gebeuren^ Ze<br />

lijken zoo onschuldig, die gesloten deuren.<br />

En de stilte in die groote gangen lijkt zoo<br />

diep En het is net, alsof iedereen vredig<br />

slaapt. Maar de werkelijkheid is heel anders.<br />

Het leven gaat verder achter die gesloten<br />

deuren, het leven met zijn afschuwelijkheid.<br />

Geen wonder dat de stilte bijna gehoord<br />

kon worden toen Zolakostas een paar keer<br />

zweeg, dat saaie uitgedroogde type!"<br />

„U gelooft niet, dat hij dat is?" vroeg ik,<br />

omdat ik een byna spottenden klank in<br />

Brandons stem meende te hooren.<br />

„Ik betwijfel ten sterkste, of een saai type<br />

ooit zóó'n droom gehad zou hebben."<br />

„U gelooft, dat de menschen hun karak-<br />

ter' uiten door hun droomen?"<br />

.Waarom niet? Wy uiten ons karakter<br />

altyd, waarom dus niet wanneer we<br />

droomen?"<br />

„En toch is het<br />

vaak moeilijk om<br />

iemands karakter te<br />

kunnen lezen."<br />

Brandon ant-<br />

woordde niet en na<br />

een kort stilzwijgen<br />

voegde ik er aan toe:<br />

„Ik wou, dat u me<br />

vertellen wilde hoe<br />

u het nummer van<br />

die laatste kamer<br />

wist waarin Zola-<br />

kostas in zyn droom<br />

gekeken heeft?"<br />

„Zooals ik reeds<br />

in de club heb ge-<br />

zegd, zag ik het getal<br />

veertien en toen een<br />

aantal deuren, die<br />

gesloten werden."<br />

„En was dat alles?"<br />

Brandon keek mij<br />

op een zonderlinge<br />

manier van terzijde<br />

aan. „O neen," ant-<br />

woordde hij.<br />

Ik hoopte dat hij<br />

nog iets aan zyn laat-<br />

ste verklaring zou<br />

toevoegen welke<br />

reeds in de club<br />

mijn nieuwsgierig-<br />

heid had opgewekt,<br />

maar hy zei niets<br />

meer en we liepen<br />

zwijgend verder naar<br />

het Monfort-Hotel,<br />

terwijl ik niet wist wat<br />

ik precies van hem<br />

„LIEVE HELP, NU HEB<br />

IK DE VERKEERDE<br />

denken moest. Maar ik kon hem moeilyk<br />

verdere vragen stellen. Ik kende hem slechts<br />

oppervlakkig. Indien hij me iets meer wilde<br />

vertellen, moest hy dit uit eigen beweging<br />

doen. Deed hy het niet, wel, dan moest<br />

mijn nieuwsgierigheid maar onbevredigd<br />

blijven. We waren reeds vlak bij het hotel,<br />

toen hy plotseling zei: „Ik eet vanavond om<br />

half negen in het restaurant. Indien u van-<br />

avond alleen bent, wilt u misschien wel met<br />

mij dineeren?"<br />

Ik accepteerde zijn uitnoodiging direct.<br />

,We namen afscheid in de hal. Juist toen<br />

ik in de lift wilde stappen, kwam de portier<br />

naar mij toe en overhandigde mij een brief.<br />

Ik opende hem direct en zag dat het<br />

schrijven van een verren neef was, die met<br />

zyn vrouw en dochter in de stad waren<br />

aangekomen en er eenige dagen hoopten te<br />

blijven. Ze hadden mijn naam zien staan<br />

in de hotellijst, welke het plaatselijke dag-<br />

blad publiceerde en hoopten dat ik hen zou<br />

komen opzoeken. Ze logeerden in Le Panier<br />

d'Or bij het Casino. Of ik morgenmiddag<br />

thee bij hen wilde komen drinken?<br />

Le Panier d'Or! Dat was het hotel waar<br />

ik dacht, dat Zolakostas woonde. Ik vroeg<br />

mij af, waarom Brandon wilde weten, waar<br />

hij logeerde. Hij had het mij wel is waar<br />

terloops gevraagd, maar ,ik "was er van<br />

overtuigd, dat hij er tóch een bedoeling mee<br />

had gehad. En nu werd mij gevraagd, op<br />

bezoek te komen in Le Panier d'Or!<br />

Dien avond aan het diner vertelde ik<br />

Brandon van den brief, dien ik van mijn<br />

neef — kapitein Stockley — had gekregen.<br />

„Is dat niet het hotel, waar u dacht dat<br />

Zolakostas logeerde?" vroeg hij direct.<br />

Ik knikte.<br />

„Als u er morgen heengaat...."<br />

„Ik ga zéker," viel ik hem in de rede.<br />

„O, dan is het misschien ni^et te veel ge-<br />

vergd, iets voor mij te doen."<br />

„Natuurlijk niet. Wat moet ik doen?"<br />

„Als Zolakostas in dat hotel woont, zoudt<br />

u misschien kunnen informeeren naar het<br />

EIEREN NAAR DEN DIE-<br />

RENTUIN GESTUURD!" ,Km-<br />

tusschen Brandon en den Griek had plaats<br />

gevonden en ik keek mijn tafelgenoot onwil-<br />

lekeurig verwonderd aan.<br />

„Ik zie, dat u zich verbaast waarom ik<br />

zoö'n belangstelling heb voor het nummer<br />

van Zolakostas' kamer," zei hij.<br />

„Dat moet ik inderdaad toegeven.<br />

„Wel, het heeft iets te maken met zijn<br />

droom."<br />

„Dat vermoedde ik al reeds."<br />

Brandon schonk zich een glas wijn in.<br />

„Het heele geval moet u nog al zonderling<br />

toeschijnen," zei hij, nadat hij langzaam aan<br />

zijn glas had genipt. „Mij echter met, omdat<br />

ik natuurlijk reeds lang gewend ben aan een<br />

zekere. .'.. wel, laat ik het een zekere eigen-<br />

schap noemen, die ik bezit en die aan den<br />

gemiddelden mensch ontzegd schijnt te<br />

zijn. Ik beweer absoluut niet, dat het iets<br />

buitengewoons is, maar ik heb de eigen-<br />

schap iets aan te voelen van bepaalde<br />

menschen waarmee ik in aanraking kom.''<br />

„Op een.... geheimzinnige manier...."<br />

zei ik. . . ,<br />

„Ja, misschien wel. Ik kan er in ieder<br />

geval zelf geen verklaring van geven. Als<br />

ik het omschreef met het woordje intuïtie,<br />

zou het misschien het dichtst er bij komen.<br />

In ieder geval zijn die menschen gedwongen<br />

om mij bepaalde dingen omtrent henzelf<br />

mede te deelen zonder dat zij het willen of<br />

wenschen. Soms doen zij het zelfs tegen<br />

hun wil, tégen hun bedoeling."<br />

„Ben ik ook een van die menschen?<br />

vroeg ik abrupt.<br />

Brandon glimlachte. „Neen, u niet, zei<br />

hy toen.<br />

Weer dronk hij heel langzaam en zorg-<br />

vuldig zijn wyn. Toen zei hy: „Maar onze<br />

vriend de Griek<br />

wel."<br />

„Hebt u van Zola- /^^^^^Mè-<br />

kostas vanmiddag<br />

dergelijke eh. .. . in-<br />

formaties ge-<br />

kregen?"<br />

„Ik geloof het<br />

wel. Maar het

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!