ontwerpbesluit VLAREM-trein 2012 - Emis

Art. 35/2. De gewestelijke toezichthouders, vermeld in art. 12.1°, zetten een systeem
op van controles van de GPBV-installaties, vermeld in artikel 35/1, voor het
onderzoek van het volledige spectrum van relevante milieueffecten van de betrokken
installaties.
Art. 35/3. §1. De gewestelijke toezichthouders, vermeld in art. 12, 1°, zorgen ervoor
dat er voor alle GPBV-installaties een controleplan is.
Dit plan, vermeld in het eerste lid, wordt geregeld getoetst.
Het plan, vermeld in het eerste lid, wordt, waar nodig, bijgewerkt.
§2. Het controleplan, vermeld in paragraaf 1, omvat de volgende elementen:
1° een algemene beoordeling van de relevante en significante milieuaspecten;
2° het geografisch gebied waarop het plan betrekking heeft;
3° een register van de GPBV-installaties waarop het plan betrekking heeft;
4° procedures voor het opstellen van programma's voor routinematige controles
overeenkomstig 4°;
5° procedures voor niet-routinematige controles overeenkomstig 5°;
6° voor zover nodig, bepalingen inzake samenwerking tussen verschillende
(toezichts)instanties.
7°
Art. 35/4. Op basis van het controleplan, vermeld in artikel 35/3, stellen de
gewestelijke toezichthouders, vermeld in art. 12.1°, geregeld programma’s voor
routinematige controles op, waarbij de frequentie van de bezoeken ter plaatse voor
de verschillende types GPBV-installaties wordt vermeld.
De periode tussen twee bezoeken ter plaatse wordt gebaseerd op een
systematische evaluatie van de milieurisico's van de betrokken GPBV-installaties en
beloopt ten hoogste een jaar voor GPBV-installaties met de grootste risico's en drie
jaar voor GPBV-installaties met de kleinste risico's.
Indien bij een controle een schending van de vergunningsvoorwaarden wordt
vastgesteld, wordt binnen de zes maanden een bijkomend bezoek ter plaatse
verricht.
Art. 35/5. §1. Binnen vier jaar na de bekendmaking van de door de Europese
Commissie aangenomen BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de
installatie wordt gecontroleerd of de installatie aan de vergunningsvoorwaarden,
getoetst en, indien noodzakelijk, geactualiseerd aan die BBT-conclusies, voldoet.
§2. De systematische evaluatie van de milieurisico's, vermeld in paragraaf 1, wordt
gebaseerd op ten minste de volgende criteria:
1° de potentiële en de reële gevolgen van de betrokken GPBV-installaties voor de
gezondheid van de mens en voor het milieu en dit rekening houdend met de
emissieniveaus en de soorten emissies, de gevoeligheid van het plaatselijke milieu
en het risico op ongevallen:
2° de naleving tot dusverre van de vergunningsvoorwaarden;
3° de deelname van de exploitant aan het milieubeheer- en milieuauditsysteem van
de Unie (EMAS) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van
organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS).
156