Inhoud - Jurisprudentie
Inhoud - Jurisprudentie
Inhoud - Jurisprudentie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
78<br />
«JA»<br />
Bedrijfs- en beroepsaansprakelijkheid<br />
artikel 7:625 BW zou zijn toegekend. [B] heeft<br />
weliswaar aangevoerd dat een dergelijke aanspraak<br />
alleen geldt tegen de (voormalig) werkgever en<br />
niet in een beroepsaansprakelijkheidsprocedure,<br />
maar hij ziet daarbij over het hoofd dat dit evenzeer<br />
geldt voor de misgelopen loonvordering die<br />
de basis vormt voor de vordering op [B] en dat er<br />
dus geen reden is onderscheid te maken tussen<br />
misgelopen loon en misgelopen wettelijke verhoging.<br />
De rechtbank zal eenvoudigheidshalve zowel<br />
de korting vanwege de berekening van de het<br />
netto equivalent als de wettelijke verhoging vaststellen<br />
op 30%, waarmee deze dus tegen elkaar<br />
weggestreept kunnen worden. Daarmee komt de<br />
(netto) schadevergoeding weer op het bedrag van<br />
€ 10.523,30.<br />
4.8. Dat [A] daarnaast nog een verdergaande onredelijk<br />
ontslag vergoeding acht de rechtbank niet<br />
erg waarschijnlijk. Deze schadepost zal daarom<br />
niet in de berekening worden meegenomen.<br />
Daarmee is tevens recht gedaan aan de onzekerheden<br />
die aan de beoordeling van de uitkomst<br />
van de niet gevoerde procedure kleven: de theoretische<br />
kans van [A] op een verdergaande onredelijk<br />
ontslag vergoeding wordt weggestreept tegen<br />
de theoretische kans op een lagere vergoeding<br />
wegens misgelopen loon.<br />
4.9. Wel toewijsbaar is de schadepost van € 521,=<br />
wegens de ten onrechte betaalde declaratie van<br />
[B]. Deze was berekend op basis van een eigen<br />
bijdrage waarvan voldoende aannemelijk is dat<br />
die achteraf gezien te hoog was berekend. De<br />
vordering wegens kosten van juridische bijstand<br />
in de tuchtprocedure ad € 723,= is volgens vaste<br />
jurisprudentie niet toewijsbaar.<br />
4.10. In totaal zal derhalve een bedrag van<br />
€ 11.044,30 worden toegewezen, te vermeerderen<br />
met wettelijke rente, met 8 juni 2008 als de onweersproken<br />
ingangsdatum.<br />
4.11. [B] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde<br />
partij in de proceskosten worden veroordeeld.<br />
Deze worden als volgt berekend:<br />
– dagvaarding € 87,93<br />
– betaald vast recht € 239,=<br />
– in debet gesteld vast recht € 561,=<br />
– salaris advocaat € 1.356,= (3,0 punten x tarief<br />
€ 452,=)<br />
Totaal € 2.004,93<br />
5.1. veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van een<br />
bedrag van € 11.044,30 (elfduizend vierenveertig<br />
euro 30 cent),vermeerderd met de wettelijke rente<br />
vanaf 8 juni 2008 tot de dag van volledige betaling,<br />
5.2. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de<br />
zijde van [A] tot op heden begroot op € 2.004,93,<br />
te voldoen aan de griffier door overmaking op<br />
rekeningnummer 56.99.90.629 ten name van MvJ<br />
arrondissement Haarlem onder vermelding van<br />
“proceskostenveroordeling” en het zaak- en rolnummer,<br />
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij<br />
voorraad,<br />
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.<br />
78<br />
Rechtbank Utrecht<br />
6 april 2011, nr. 286613/HA ZA 10-1098, LJN<br />
BQ0077<br />
(mr. Steenberghe, mr. Vanwersch, mr.<br />
Wachter)<br />
Aansprakelijkheid zwembad. Zorgplicht<br />
zwembad.<br />
[BW art. 6:162]<br />
Tijdens het vrijzwemmen in zwembad Y is X verdronken.<br />
In deze procedure spreken de erven van<br />
X het zwembad aan. Zij stellen dat het zwembad<br />
is tekortgeschoten in haar toezichtverplichting. Het<br />
zwembad voert verweer en voert daarbij aan dat<br />
zij heeft voldaan aan haar wettelijke verplichtingen<br />
door een toezichtsplan op te stellen en daarnaar<br />
te handelen. Uit de verschillende getuigenverklaringen<br />
blijkt dat de badmeesters voldoende mobiel<br />
toezicht hebben gehouden. Zij hebben gehandeld<br />
als redelijk handelend en redelijk bekwame badmeesters.<br />
Uit het feit dat zij X langer dan vier minuten<br />
niet op de bodem hebben zien liggen blijkt<br />
niet dat zij onvoldoende toezicht hebben gehouden.<br />
Door de spiegeling van het water en de drukte in<br />
het zwembad is het mogelijk dat zij desondanks<br />
voldoende hebben toegezien op de veiligheid van<br />
bezoekers. De vordering van de erven van X worden<br />
afgewezen.<br />
5. De beslissing<br />
De rechtbank<br />
592<br />
<strong>Jurisprudentie</strong> Aansprakelijkheid 24-06-2011, afl. 5<br />
Sdu Uitgevers<br />
www.sdu-ja.nl