30.06.2014 Views

Inhoud - Jurisprudentie

Inhoud - Jurisprudentie

Inhoud - Jurisprudentie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

81<br />

«JA»<br />

Medische aansprakelijkheid<br />

De deskundigen Van Ree en Metsemakers hebben<br />

bij de beantwoording van de vragen 3 en 4 in hun<br />

(voorlopig) deskundigenbericht een soortgelijk<br />

oordeel gegeven.<br />

Gezien deze oordelen is tussen partijen niet in<br />

geschil dat [geïntimeerde] een beroepsfout heeft<br />

gemaakt doordat hij niet gehandeld heeft overeenkomstig<br />

de maatstaf van een redelijk bekwaam en<br />

redelijk handelend huisarts (ex art. 7:453 BW)<br />

door het achterwege laten van nader onderzoek<br />

bij [zoon] bij de werkdiagnose “gastro-enteritis<br />

met ondervulling/uitdroging en mogelijke bacteriële<br />

infectie”. [Geïntimeerde] betwist echter dat<br />

er causaal verband bestaat tussen zijn handelen/nalaten<br />

en het overlijden van [zoon].<br />

4.5. Met grief I voeren [appellanten] aan dat in<br />

casu de omkeringsregel toegepast moet worden.<br />

Dit betoog faalt naar het oordeel van het hof.<br />

De omkeringsregel ziet op het bewijsvermoeden<br />

van het causaal verband tussen de (beroeps)fout<br />

en de schade. Volgens vaste jurisprudentie van<br />

de Hoge Raad gaat het om gevallen waarin door<br />

een onrechtmatige daad of wanprestatie aan te<br />

merken gedraging een risico ter zake van het<br />

ontstaan van schade in het leven is geroepen en<br />

dit risico zich vervolgens heeft verwezenlijkt,<br />

waarmee het causaal verband tussen die gedraging<br />

en de aldus ontstane schade in beginsel is gegeven.<br />

De vraag die hier eerst beantwoord moet worden<br />

is of de geschonden norm in art. 7:453 BW ertoe<br />

strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan<br />

van schade bij een ander te voorkomen (vgl.<br />

HR 29 november 2002, LJN AE7345 en LJN7351,<br />

NJ 2004, 304 en 305). De in art. 7:453 BW neergelegde<br />

norm betreft een algemene norm waarbij<br />

de arts bij zijn werkzaamheden de zorg van een<br />

goed hulpverlener in acht moet nemen en daarbij<br />

moet handelen in overeenstemming met de op<br />

hem rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende<br />

uit de voor artsen professionele standaard. Dit<br />

brengt mee dat met betrekking tot het bewijs van<br />

de stelling dat de fout (van de arts) tot een bepaalde<br />

schade voor de patiënt heeft geleid, in die zin<br />

dat tussen de fout en de schade condicio sine qua<br />

non-verband bestaat, geen plaats is voor toepassing<br />

van de omkeringsregel (vgl. HR 19 maart<br />

2004, LJN AO1299, NJ 2004, 307).<br />

[Appellanten] hebben in de toelichting bij grief I<br />

aangevoerd dat er in dit geval sprake is (geweest)<br />

van schending van een norm die ziet op het<br />

voorkomen van een specifiek gevaar, namelijk het<br />

redden van het leven van [zoon] nu hij in levensgevaar<br />

verkeerde. Zij hebben hiervoor verwezen<br />

naar de uitspraak van HR 7 december 2007, LJN<br />

BB3670, NJ 2007, 644. Het hof deelt de opvatting<br />

van [appellanten] niet dat hier sprake is geweest<br />

van schending van een veiligheidsnorm door<br />

[geïntimeerde]. Niet gebleken is dat [geïntimeerde]<br />

wist of kon weten dat [zoon] ten tijde van het<br />

spreekuurbezoek (mogelijk al) in levensgevaar<br />

verkeerde. [Geïntimeerde] heeft niet gehandeld<br />

zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam<br />

huisarts had mogen worden verwacht, zo<br />

oordelen ook de deskundigen en het RTG. Dat<br />

[geïntimeerde] de toestand waarin [zoon] verkeerde<br />

heeft onderschat en is gebleven bij zijn werkdiagnose,<br />

leidt er hier niet toe dat [geïntimeerde]<br />

een veiligheidsnorm heeft geschonden. Het hof<br />

heeft hiervoor ook geen aanknopingspunten<br />

kunnen vinden in de deskundigenrapporten en<br />

de uitspraak van het RTG.<br />

Het hof ziet op grond van de gebleken feiten en<br />

omstandigheden ook geen aanleiding om de stelling<br />

van [appellanten] dat er sprake is van causaal<br />

verband (in de zin van condicio sine qua nonverband)<br />

tussen het handelen/nalaten van [geïntimeerde]<br />

en het overlijden van [zoon], voorshands<br />

bewezen te achten, waartegen [geïntimeerde] nog<br />

tegenbewijs kan leveren.<br />

Grief I faalt.<br />

Ten overvloede oordeelt het hof dat er ook in deze<br />

(trieste) zaak geen aanleiding is om op grond van<br />

eisen van redelijkheid en billijkheid tot een andere<br />

verdeling van de bewijslast te komen.<br />

4.6. Volgens de hoofdregel in art. 150 Rv dienen<br />

[appellanten] te bewijzen dat [zoon] is overleden<br />

als gevolg van de beroepsfout van [geïntimeerde].<br />

Grief II ziet op het (proportioneel) causaal verband<br />

met het overlijden (en de daaruit voortvloeiende<br />

schade voor [appellanten]); de grieven III,<br />

IV en V bouwen hierop voort en zien op de vorderingen<br />

ter zake van overlijdensschade en<br />

shockschade.<br />

4.7. Uit het obductieverslag van patholoog J. H.<br />

Lagendijk valt geen (duidelijke) oorzaak te halen<br />

voor het overlijden van [zoon].<br />

Voor het onderzoek naar de vraag of er causaal<br />

verband bestaat tussen het handelen van [geïntimeerde]<br />

en het overlijden van [zoon] is door<br />

partijen de deskundige Kollée benaderd, die<br />

hierover heeft gerapporteerd (zie ook 4.1). Kollée<br />

komt in antwoord op vraag 1 tot de conclusie dat<br />

als de anamnese en het lichamelijk onderzoek<br />

volledig (en dus zorgvuldig) zou zijn geweest, de<br />

610<br />

<strong>Jurisprudentie</strong> Aansprakelijkheid 24-06-2011, afl. 5<br />

Sdu Uitgevers<br />

www.sdu-ja.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!