NJB-1510
NJB-1510
NJB-1510
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Reactie<br />
503<br />
Ook uit de school klappende<br />
raadsleden zijn immuun<br />
Roel Schutgens 1<br />
Krachtens artikel 25 Gemeentewet<br />
(Gemw) kan de<br />
gemeenteraad voor bepaalde<br />
stukken geheimhouding opleggen.<br />
Raadsleden die de inhoud van zulke<br />
stukken toch bekend maken, zijn te<br />
vervolgen op basis van artikel 272 Sr,<br />
dat het onthullen van ambtsgeheimen<br />
strafbaar stelt. Een enkele keer<br />
schendt een raadslid deze geheimhoudingsplicht<br />
door tijdens de raadsvergadering<br />
uit de school te klappen.<br />
In mijn NJV-preadvies over parlementaire<br />
immuniteit wordt betoogd dat<br />
in zo’n geval de immuniteit van artikel<br />
22 Gemw aan vervolging in de<br />
weg staat. 2<br />
Hennekens ziet dat anders. 3 Volgens<br />
hem hebben artikel 22 Gemw enerzijds<br />
en artikel 272 Sr anderzijds<br />
‘ieder voor zich op een ander onderwerp<br />
betrekking’: de ene bepaling<br />
‘ziet op het mogen openbaren van<br />
door straf gesanctioneerde meningsuitingen<br />
en de andere op het verbod<br />
om een geheim in de openbaarheid<br />
te brengen. Dat zijn twee geheel verschillende<br />
gedragingen.’ De beide<br />
bepalingen staan volgens Hennekens<br />
als het ware naast elkaar, zodat de<br />
immuniteit vervolging op basis van<br />
artikel 272 Sr niet uitsluit.<br />
Volgens mij is de formulering van<br />
artikel 22 Gemw echter klip en klaar:<br />
‘De leden van het gemeentebestuur<br />
(…) kunnen niet in rechte worden<br />
vervolgd of aangesproken voor (…)<br />
hetgeen zij in de vergadering van de<br />
raad hebben gezegd.’ Daar valt moeilijk<br />
iets anders in te lezen dan een<br />
verbod aan de rechter om de woorden<br />
die een volksvertegenwoordiger<br />
tijdens de vergadering uitspreekt, te<br />
toetsen aan het recht. Anders dan<br />
Hennekens veronderstelt, vestigt<br />
artikel 22 Gemw (net als artikel 71<br />
Gw) niet een verbod op vervolging<br />
wegens bepaalde typen uitlatingen<br />
of uitingsdelicten, maar vormt het<br />
een algemene blokkade om een<br />
volksvertegenwoordiger in rechte ter<br />
verantwoording te roepen voor zijn<br />
in de raadsvergadering verboden. De<br />
immuniteit wijst alleen een andere<br />
handhaver voor die verboden aan:<br />
niet de rechter, maar de voorzitter<br />
van de raad. Bovendien worden daarbij<br />
geen punitieve sancties opgelegd,<br />
maar slechts ordebevoegdheden toegepast.<br />
Dit alles is naar mijn oordeel geldend<br />
recht. Daarmee is het nog niet per se<br />
wenselijk recht. Hennekens wekt de<br />
indruk dat hij een beperking van de<br />
immuniteit voor uit de school klappende<br />
raadsleden meer dan nodig<br />
vindt. Inderdaad is het onbevredigend<br />
dat een raadslid dat zijn ambtsplicht<br />
flagrant schendt door geheimen<br />
te onthullen, daarmee wegkomt.<br />
Maar dat onbevredigende lijkt mij<br />
eigen aan het verschijnsel immuniteit.<br />
Is het niet nog onbevredigender<br />
dat een volksvertegenwoordiger in de<br />
vergadering individuele burgers kan<br />
belasteren zonder daar later op wat<br />
voor wijze dan ook ter verantwoording<br />
geroepen te kunnen worden? 4<br />
Uiteindelijk lijkt mij dit echter de<br />
prijs die wij als samenleving betalen<br />
voor de evidente voordelen van de<br />
immuniteit: het feit dat zij één toeuitlatingen<br />
in de vergadering. Een<br />
officier van justitie die een raadslid<br />
zou vervolgen omdat die (volgens<br />
hem!) in de vergadering een geheim<br />
heeft onthuld, doet precies wat artikel<br />
22 Gemw hem verbiedt.<br />
Hennekens’ opvatting lijkt mij echter<br />
niet alleen in strijd met de letter van<br />
de immuniteitsbepaling, maar ook<br />
met de strekking daarvan. De immuniteit<br />
beoogt de rechter buiten het<br />
politieke debat te houden en de<br />
volksvertegenwoordiger te vrijwaren<br />
van iedere angst voor vervolging<br />
voor wat hij in zijn ambtsuitoefening<br />
naar voren brengt. Als bepaalde<br />
typen uitlatingen buiten de immuniteit<br />
worden gebracht, wordt die<br />
beschermende, van angst vrijwarende<br />
werking aangetast. Dat geldt net<br />
zo goed indien Hennekens’ visie<br />
ingang zou vinden. Niet alleen flagrante<br />
schendingen van de geheimhoudingsplicht<br />
zouden dan immers<br />
vervolgd kunnen worden, maar ook<br />
de gevallen waarin de volksvertegenwoordiger<br />
iets zegt wat hij naar zijn<br />
oprechte overtuiging nog net wel<br />
mag onthullen. Alle gevallen waarin<br />
de volksvertegenwoordiger raakt aan<br />
of hint op een geheim kunnen dan<br />
immers aan de strafrechter worden<br />
voorgelegd. Het ‘chilling effect’ dat<br />
daarvan kan uitgaan, is precies wat<br />
de immuniteit wil voorkomen. Vervolging<br />
op basis van artikel 272 Sr<br />
zou artikel 22 Gemw dan ook ondergraven.<br />
Artikel 22 Gemw is daarom<br />
te beschouwen als een lex specialis<br />
ten opzichte van artikel 272 Sr (of<br />
artikel 137d Sr, 262 Sr, 6:167 BW,<br />
enz.). Beide bepalingen kunnen niet<br />
tegelijkertijd worden toegepast, en<br />
omdat artikel 22 Gemw een specifieke<br />
groep personen in een bijzonder<br />
geval beschermt, krijgt het voorrang<br />
boven het algemenere artikel 272 Sr.<br />
Overigens doet de immuniteit niet af<br />
aan de geheimhoudingsplicht als<br />
zodanig, net zo min als zij derogeert<br />
aan (andere) uitingsdelicten. Geheimen<br />
onthullen of haat zaaien is ook<br />
Auteur<br />
1. Prof. mr. R.J.B. Schutgens is hoogleraar Algemene<br />
rechtswetenschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen.<br />
Noten<br />
2. Vanzelfsprekend betoogden anderen al eerder hetzelfde.<br />
Zie de losbladige De Gemeentewet en haar toepassing, aant.<br />
3 bij art. 22 (Versteden) en daarin genoemde visie van Elzinga<br />
en van de Staatssecretaris van BZK. Zelfs Hoos, die een<br />
duidelijke tegenstander is van dit stelsel, onderschrijft dat het<br />
geldend recht is. Zie N. Hoos, ‘Een maas in de wet. Het lekken<br />
van informatie door immuniteitsgerechtigde ambtsdragers’,<br />
<strong>NJB</strong> 2012/587. In Gst. 2010/17 noemt Versteden<br />
overigens een niet-gepubliceerd Politierechtervonnis dat<br />
berust op een redenering die aansluit bij die van Hennekens.<br />
3. H.Ph.J.A.M. Hennekens, ‘Derogeert immuniteit aan de<br />
geheimhoudingsplicht?’, <strong>NJB</strong> 2015/91, afl. 2, p. 102-105.<br />
4. Ontleend aan EHRM 14 december 2002, EHRC 2003, 16<br />
(A. vs. Verenigd Koninkrijk). Het Britse en het Nederlandse<br />
recht stemmen op dit punt inhoudelijk overeen.<br />
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 13-03-2015 – AFL. 10 629