NJB-1510
NJB-1510
NJB-1510
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Vooraf<br />
497<br />
Opkomst en ondergang van de klachtplicht<br />
10<br />
Het kon de crediteur zomaar gebeuren: eerst<br />
geconfronteerd worden met een tekortschietende<br />
debiteur en dan ook nog een schadevergoedings-<br />
of ontbindingsactie zien stranden op een beroep van<br />
diezelfde schuldenaar op schending van de klachtplicht.<br />
Neem Edco die petten van Far Trading koopt. Aangesproken<br />
tot betaling stelt Edco dat de geleverde petten ondermaats<br />
zijn. Far werpt vervolgens schending van de klachtplicht<br />
tegen (art. 7:23 BW). Omdat gebruikelijk is dat geleverde<br />
goederen meteen steekproefsgewijze worden gecontroleerd,<br />
moet het probleem (kort) na aflevering op 21 april 2000<br />
ontdekt zijn, zeker nu de petten ook nog zijn omgepakt.<br />
Bovendien heeft Edco wel over verkeerde kleuren geklaagd<br />
op 21 april. Over de kwaliteit echter pas op 4 juli. Nu dat<br />
niet binnen bekwame tijd na ontdekking is, is Edco te laat,<br />
zo vindt ook het hof: Edco moet alsnog betalen.<br />
Na aanvankelijk een onbeduidend bestaan te hebben<br />
geleid, werd de in art. 6:89 (algemeen) en 7:23 (non-conformiteit)<br />
gesitueerde klachtplicht rond de eeuwwisseling<br />
door de praktijk ‘ontdekt’. Zij kreeg daarbij ruim baan van<br />
de Hoge Raad. Bij niet tijdig klagen verliest de crediteur al<br />
zijn rechten. Een beroep op schending van de klachtplicht<br />
behoort sindsdien tot de standaardverweren van tekortschietende<br />
debiteuren.<br />
Natuurlijk verdienen zij bescherming tegen late en<br />
moeilijk te betwisten klachten. Zij mogen rekenen op tijdig<br />
onderzoek en, mocht er iets mis zijn, op tijdig protesteren.<br />
De ruimhartige rechtspraak voegde echter een<br />
opmerkelijke variant toe aan de rechtsfiguren die gevolgen<br />
verbinden aan tijdsverloop. Bij verjaring is enkel tijdsverloop<br />
reden voor rechtsverlies, doch betreffen de termijnen<br />
minimaal enkele jaren. Bij rechtsverwerking is enkel<br />
tijdsverloop onvoldoende: vereist zijn bijzondere omstandigheden<br />
zoals onredelijke benadeling van de debiteur of<br />
verzwaring van diens positie.<br />
Precies daartussenin manoeuvreerde zich de klachtplicht.<br />
Zij lijkt op rechtsverwerking zij het dat de cruciale<br />
rechtsgevolgen niet pas bij bijzondere omstandigheden<br />
optreden maar toch al bij enkel tijdsverloop. Zo is feitelijk<br />
sprake van verjaring maar dan na zeer korte tijd. Dat verklaart<br />
de aantrekkingskracht. De balans was echter zoek:<br />
de belangen van de teleurgestelde crediteur leken achtergesteld<br />
bij die van de tekortschietende debiteur.<br />
Kritiek kon niet uitblijven. Deze vergaande bescherming<br />
van wanprestanten is toch niet terecht? De Hoge<br />
Raad werd opgeroepen minder snel schending van de<br />
klachtplicht aan te nemen althans de rechtsgevolgen te<br />
matigen door niet steeds rechtsverlies op te leggen maar<br />
op maat gesneden oplossingen zoals een tegemoetkoming<br />
op het vlak van het te leveren bewijs.<br />
Het blijkt niet aan dovemans oren gericht. Relativering<br />
is troef in recente rechtspraak. 1 Of de crediteur tijdig heeft<br />
geklaagd, is (buiten consumentenkoop) afhankelijk van alle<br />
omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of en zo<br />
ja welk nadeel de debiteur van het tijdsverloop ondervindt.<br />
Dat tijdsverloop is dus niet doorslaggevend. De rechter<br />
dient rekening te houden met enerzijds het ingrijpende<br />
rechtsgevolg voor de crediteur (verval alle rechten) en<br />
anderzijds met de concrete belangen waarin de debiteur is<br />
geschaad door het late tijdstip van klagen zoals een benadeling<br />
in zijn bewijspositie of aantasting van de mogelijkheden<br />
de gevolgen van de wanprestatie te beperken.<br />
Daarmee zijn we al sterk opgeschoven in de richting<br />
van rechtsverwerking: verval van rechten is niet langer<br />
aan tijdsverloop gekoppeld, maar vereist bijzondere<br />
omstandigheden. In Edco/Far Trading 2 trekt de Hoge Raad<br />
deze lijn door. In cassatie betoogt Edco dat het hof bij de<br />
vraag of zij tijdig heeft geklaagd, niet op alle omstandigheden<br />
heeft gelet en vooral niet op de vraag of Far werkelijk<br />
nadeel heeft nu Edco pas op 4 juli heeft geprotesteerd.<br />
Voor het eerst spreekt de Hoge Raad van specifieke<br />
in de wet geregelde vormen van rechtsverwerking. In het<br />
kader van de stelplicht en bewijslast bij 6:89/7:23 legt hij<br />
vervolgens de link met dit leerstuk. Stelplicht en bewijslast<br />
zijn pas aan de orde indien de schuldenaar een klachtplichtverweer<br />
voert. Ambtshalve toepassen is niet toegestaan.<br />
Voert de schuldenaar dit verweer dan rusten<br />
stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten die<br />
een beroep op art. 6:89/7:23 kunnen dragen juist op hem.<br />
Het is immers een bevrijdend verweer. Het is dus aan verkoper<br />
om te stellen wanneer het gebrek door de koper<br />
ontdekt is of had moeten zijn én dat door tijdsverloop<br />
inmiddels geen sprake meer is van tijdig klagen. Tegelijkertijd<br />
is voor de vraag naar verval noodzakelijk vast te<br />
stellen of en zo ja op welk moment is geklaagd. Hier geldt<br />
dan een bijzondere regel in de zin van art. 150 Rv: het is<br />
aan de crediteur (Edco) te stellen of en zo ja op welk<br />
moment is geklaagd. Zou ook hier de stelplicht bij de debiteur<br />
liggen dan zou te zeer afbreuk worden gedaan aan de<br />
beschermende strekking van art. 6:89/7:23.<br />
In casu komt Edco duur te staan dat zij niet kan verwijzen<br />
naar eerdere stellingen over aan- of afwezigheid<br />
van nadeel voor Far door het tijdsverloop. Ambtshalve<br />
onderzoek stond het hof niet vrij. Het heeft zich gericht<br />
op de vraag of de door Far gestelde feiten voldoende zijn<br />
voor een beroep op art. 7:23. Als gezegd heeft Far gesteld<br />
dat het gebrek kort na aflevering op 21 april moet zijn<br />
ontdekt en dat Edco op die datum alleen over verkeerde<br />
kleuren heeft geklaagd. Dat Far geen nadeel van het tijdsverloop<br />
tot 4 juli heeft ondervonden, had Edco zelf moeten<br />
betrekken bij haar betwisting van Fars art. 7:23-verweer.<br />
Bij een gemotiveerd beroep van Far op nadeel zou<br />
deze hiervan het bewijsrisico dragen.<br />
Met dit arrest is de zaak rond: de klachtplicht van<br />
art. 6:89/7:23 is niet meer dan een specifiek geval van<br />
rechtsverwerking. Dat geldt niet alleen haar toepassingsvoorwaarden<br />
en rechtsgevolgen, maar ook stelplicht en<br />
bewijslast. Zo wordt aan de reële belangen van zowel<br />
tekortschietende debiteur als teleurgestelde crediteur<br />
recht gedaan. Het evenwicht is hersteld.<br />
Ton Hartlief<br />
1. Zie onder meer HR NJ 2013, 5 en HR NJ 2014, 495-497<br />
2. HR RvdW 2015, 66<br />
Reageer op <strong>NJB</strong>log.nl op het Vooraf<br />
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 13-03-2015 – AFL. 10 611