13.07.2015 Views

Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen

Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen

Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Marc De KeselAporie18 – 19paradoxen en aporieën toewerken. Pas daar laat ze iets zien <strong>van</strong> de wil die haardrijft.Maar is wat haar drijft ‘het zijn’, of in Deleuzes termen, ‘het worden’?Uiteraard is het of wordt het, maar is wat haar drijft daarom het zijn, het worden?Spreekt in de aporieën <strong>van</strong> de rede het zijn, het worden? Is het de wil die wil wanneerwe willen? Het cursieve lidwoord wijst hier telkens naar wat met Deleuzehet ontologisch krachtenveld kan worden genoemd, de vitalistische grond of ongronddie het substraat <strong>van</strong> de <strong>werkelijkheid</strong> uitmaakt. Maar wie stelt dat het ditsubstraat is dat spreekt en wil in de wil, trapt hij niet in de valkuil die Nietzschein Schopenhauers theorie ontwaarde? Wordt de wil op die manier niet toch eengrond toegeschreven en hoeven we dus in naam <strong>van</strong> die gegronde wil niet langerzelf te willen wat we willen?Zelfs als we in het spoor <strong>van</strong> Deleuze blijven benadrukken dat het zijngeen zijn maar een worden is, dat het een multipliciteit en geen <strong>tot</strong>aliteit is, eenrizomatisch veld waar niets is wat het is en identiteit per definitie een vals conceptis, … zelfs dan spreken we de facto <strong>van</strong> dit zijn of worden als iets, een enigheid,een entiteit en, minstens formeel, een identiteit. We doen dat niet omdat wehet zo menen, maar omdat de structuur <strong>van</strong> de spreekact het onvermijdelijk metzich meebrengt. Door er een naam op te kleven, wordt de hardnekkigste multipliciteitéén. Dat hebben we aan onze grammatica te danken, zo houdt Nietzscheniet op te herhalen.En natuurlijk moeten we die grammatica breken en haar <strong>tot</strong> aporieëndwingen. Maar ook dan, in onze spreekact, fungeren die aporieën als formeleeenduidigheden. Zeker als we spreken in naam <strong>van</strong> die aporie – in naam <strong>van</strong> hetzijn, ‘aporetisch’ opgevat als worden. Of als we stellen dat het de wil is die inonze singuliere wilsact aan zet is. Dat het niet het subject is dat wil, maar de wildie in alles wil, die zelfs het subject – en alles wat wij voor ‘grond’ houden – wil.Het is niet ondenkbaar dat we, voor we er erg in hebben, over die ontologischgegronde wil spreken met een messianistisch pathos, er<strong>van</strong> overtuigd datdie wil alle anomalieën en impasses waarin de verlichte rede ons heeft gebracht,ten goede kan keren. Dat het zijn of het worden betrouwbaar, waar en goed is.Het hoeft geen betoog dat je hier opnieuw Nietzsche tegen je krijgt. Hij schreefniet voor niets Voorbij goed en kwaad.Maar wat is dan überhaupt die ‘wil’ die ‘in ons’ wil en waartegen wij jamoeten willen zeggen, opdat we zouden ontsnappen aan zijn meer dan twee millennialange ontkenning? Wat is die wil aan de hand waar<strong>van</strong> we kunnen ontsnappenaan het nihilisme waarmee we al even zovele eeuwen onszelf verblinden? Devraag klinkt zo krom en onelegant als de meest hardleerse aporie. Geen wonderdat het zo verleidelijk is om als antwoord op die vraag een aporie naar voren te

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!