Autogas (LPG) - Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
Autogas (LPG) - Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
Autogas (LPG) - Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Voor en na de veiligheidskleppen mogen geen afsluiters, terugslagkleppen, doorstroombegrenzers en<br />
dergelijke worden aangebracht.<br />
Wanneer boven het vereiste aantal veiligheidskleppen extra veiligheidskleppen worden geïnstalleerd,<br />
mogen de veiligheidskleppen van afsluiters zijn voorzien, mits zij zodanig zijn gekoppeld dat steeds<br />
het vereiste aantal veiligheidskleppen onbelemmerd in werking is.<br />
De veiligheidskleppen moeten zich op het deksel van het mangat of de ontluchtingsopening bevinden,<br />
behoudens wanneer het een bovengronds reservoir betreft ten behoeve waarvan vóór 1 juli 1984 een<br />
hinderwetvergunning is verleend.<br />
De veiligheidskleppen moeten bestand zijn tegen een fakkelbrand, bijvoorbeeld door het aanbrengen<br />
van een doelmatige brandbeschermende bekleding of isolatie met een brandwerendheid van ten minste<br />
60 minuten.<br />
De veiligheidskleppen moeten zijn voorzien van verticale afvoerpijpen die ten minste 2 m boven het<br />
maaiveld respectievelijk 2 m boven een bovengronds of ingeterpt reservoir uitsteken. Bij belasting van<br />
de afvoerpijp tot bezwijken moet de veiligheidsklep blijven functioneren.<br />
In de afvoerpijpen van de veiligheidskleppen mag zich geen regenwater kunnen verzamelen.<br />
8.1.13 Vaste binnenpijp<br />
Het reservoir moet ter controle van de maximaal toelaatbare vullingsgraad zijn voorzien van een<br />
vaste binnenpijp met een doorlaat van ten hoogste 2 mm 2 .<br />
De pijp moet bestaan uit een binnen- en buitenliggende gedeelte (doorgestoken pijp).<br />
Het binnenliggende deel moet reiken tot aan het maximaal toelaatbare vloeistofniveau bij vulling, dat<br />
is aangegeven op de stempelplaat. Het buitenliggende deel moet zijn afgesloten door een afsluiter.<br />
8.1.14 Vloeistofstandaanwijzer<br />
Het reservoir moet zijn voorzien van een vloeistofstandaanwijzer van doelmatige constructie, welke<br />
geschikt is voor de beoordelingsdruk van het reservoir. Indien daarbij <strong>LPG</strong> naar buiten wordt geblazen,<br />
moet de uitvoering zodanig zijn dat maximaal niet meer <strong>LPG</strong> kan ontwijken dan door een gaatje met<br />
een doorlaat van 2 mm 2 .<br />
Het toepassen van peilglazen is verboden.<br />
Het meetsysteem moet een typegoedkeuring van de Dienst voor het Stoomwezen hebben.<br />
8.1.15 Maximumvloeistofniveau signalering<br />
Er moet een voorziening zijn, waardoor de chauffeur van de tankwagen, mede gelet op de vulsnelheid<br />
van het reservoir, voldoende tijd beschikbaar heeft om in te grijpen in de vulhandeling voordat het<br />
maximaal toelaatbare vullingsniveau wordt bereikt. Deze voorziening mag bestaan uit de vloeistofstandaanwijzing<br />
bedoeld in voorschrift 8.1.14. De noodzaak tot ingrijpen moet in de nabijheid van het<br />
vulpunt kunnen worden vastgesteld. Een op afstand afleesbare niveaumeter moet kunnen worden<br />
afgelezen in volumeprocenten nabij het vulpunt. Het meetsysteem moet voor zover het zich bevindt in<br />
het drukhoudende deel van de installatie zijn getest op een druk van ten minste 2500 kPa (25 bar).<br />
Het falen van het meetsysteem moet optisch gesignaleerd worden of resulteren in het sluiten van de<br />
afsluiter in de vulleiding.<br />
Het meetsysteem moet een typegoedkeuring van de Dienst voor het Stoomwezen hebben.<br />
8.1.16 maximumvloeistofniveau beveiliging<br />
Zodra het maximaal toelaatbare vullingniveau wordt bereikt moet de afsluiter in de vulleiding automatisch<br />
worden gesloten.<br />
Hierbij moeten voorzieningen zijn getroffen om het ontstaan van drukstoten tegen te gaan. De beveiliging<br />
moet zodanig zijn uitgevoerd dat voldoende is gewaardborgd dat bij het niet juist functioneren<br />
van dit instrument de afsluiter in de vulleiding wordt gesloten en gesloten wordt gehouden.<br />
Het maximumniveauschakelpunt dient een vaste waarde te hebben, ofwel na instelling verzegeld te<br />
zijn door een door de Dienst voor het Stoomwezen geaccepteerde installateur.<br />
Voorzover het systeem binnen een gevarenzone is geplaatst, als aangegeven in het publicatieblad<br />
van de Arbeidsinspectie P 182 “Gevarenzone-indeling met betrekking tot gasontploffingsgevaar” (een<br />
uitgave van de Staatsuitgeverij Sdu in Den Haag tel. 070-3789880), dient de explosieveiligheid gecertificeerd<br />
te zijn door een erkend instituut, een en ander in relatie tot de voornoemde zonering. Dit<br />
certificaat moet geharmoniseerd zijn door Cenelec.<br />
<strong>Publicatiereeks</strong> <strong>Gevaarlijke</strong> <strong>Stoffen</strong> 16 <strong>Autogas</strong> (<strong>LPG</strong>) Pagina 39/141