The Lichens and Lichenicolous Fungi of Belgium and Luxembourg ...

THE LICHENS OF BELGIUM AND LUXEMBOURG. AN ANNOTATED CHECKLIST 17
Fig. 7. Natural outcrops in the Meuse valley between Namur and Givet represent one of the
most valuable habitats for lichens in the area of study. The Xerobromion communities in the
Leffe valley near Dinant (upper photo), here photographed in spring when Hippocrepis comosa
and Helianthemum apenninum are flowering, colonize the compact limestones of the
Carboniferous (Visean); the lichen flora is very spectacular, with among others terricolous and
muscicolous communities with Fulgensia fulgens and Psora decipiens and very rare species
like Placolecis opaca and Squamarina gypsacea. The rocks at Petit-Chooz near Givet (lower
photo) are calcareous clayey schists belonging to the Upper Emsian (‘Grauwacke de Hierges’)
and also are colonized by Xerobromion communities, here well characterized by the abundance
of Artemisia alba, Potentilla rupestris, and Sempervivum tectorum. However, the lichen flora
clearly marks the rapid decalcification of the rock surface, with the occurrence, within a
phanerogamic vegetation dominated by calcicolous species, of Lecanora orosthea, Lecidea
fuscoatra, Rhizocarpon lecanorinum, etc. and small cushions of Cladonia uncialis subsp.
biuncialis. Photographs: E. Sérusiaux (1999).
Les affleurements de rochers naturels dans la vallée de la Meuse entre Namur et Givet
constituent un des habitats les plus précieux pour les lichens dans le territoire étudié. Les
pelouses du Xerobromion dans la vallée de la Leffe près de Dinant (photo du haut), ici
photographiées au printemps au moment de la floraison d’Hippocrepis comosa et
d’Helianthemum apenninum, colonisent les calcaires compacts du Carbonifère (Viséen); la flore
lichénique est très spectaculaire, avec notamment des groupements terricoles et muscicoles à
Fulgensia fulgens et Psora decipiens, et des espèces très rares comme Placolecis opaca et
Squamarina gypsacea. Les rochers de Petit-Chooz près de Givet (photo du bas) sont des schistes
argileux calcarifères appartenant à l’Emsien supérieur (‘Grauwacke de Hierges’) et sont eux
aussi colonisés par des pelouses du Xerobromion ici bien caractérisé par l’abondance
d’Artemisia alba, Potentilla rupestris et Sempervivum tectorum. La flore lichénique marque
cependant très bien la décalcification rapide de la roche, avec la présence, au sein d’une
végétation phanérogamique dominée par les espèces calcicoles, de Lecanora orosthea, Lecidea
fuscoatra, Rhizocarpon lecanorinum, etc. et des coussinets de Cladonia uncialis subsp.
biuncialis. Photographies: E. Sérusiaux (1999).
Natuurlijke rotsen in de Maasvallei tussen Namen en Givet zijn een van de meest waardevolle
biotopen voor korstmossen in het onderzoeksgebied. In het dal van de Leffe bij Dinant
(bovenste foto) wordt de harde kalksteen uit het Carboon (Viséen) bedekt door Xerobromionvegetaties,
hier in het voorjaar gefotografeerd met bloeiende Hippocrepis comosa en
Helianthemum apenninum. De grond- en mosbewonende korstmosvegetaties zijn zeer spectaculair
met onder andere Fulgensia fulgens en Psora decipiens en zeer zeldzame soorten als
Placolecis opaca en Squamarina gypsacea. De rotsen bij Petit-Chooz bij Givet (onderste foto)
bestaan uit kalkhoudende, kleiachtige schisten en behoren tot het Boven-Emsien (‘Grauwacke
de Hierges’) en zijn ook gekoloniseerd door Xerobromion-vegetaties, hier gekarakteriseerd door
het veelvuldig voorkomen van Artemisia alba, Potentilla rupestris en Sempervivum tectorum.
Hoewel de hogere planten hier hoofdzakelijk kalkminnende soorten zijn, geeft de korstmosflora
duidelijk een snelle ontkalking van het rotsoppervlak aan, met soorten als Lecanora
orosthea, Lecidea fuscoatra, Rhizocarpon lecanorinum en kleine kussentjes van Cladonia
uncialis subsp. biuncialis. Foto’s: E. Sérusiaux (1999).