03.05.2013 Views

Download - AM

Download - AM

Download - AM

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

tussen partners. Elke eigen tijd heeft eigen verworvenheden, waarvan we kunnen<br />

leren, dus ook van die ‘Gouden Eeuw’ die nu achter ons ligt, de twintigste eeuw<br />

dus. We kunnen ook leren waar we zijn doorgeschoten of waar we het onbedoeld<br />

goed en duurzaam deden, zoals in de woningbouw.’ Hij doelt daarbij ook op Natal,<br />

zijn eerste gebouw. Daarbij werd heel rationeel gekeken naar de plattegrond, hoe<br />

een aantal gelijkwaardige ruimten te maken is waar op verschillende wijzen in<br />

gewoond kan worden, met voor alle kamers een gemiddelde, niet al te grote, maatvoering.<br />

We hebben nu meestal woningen met één hele grote woonkamer – als<br />

een teken van luxe in deze rijke tijd – en veel kleinere (onzichtbare) slaapkamers.<br />

‘Dit maakt het moeilijker om in andere gezinssamenstellingen te wonen, waarin<br />

er meerdere domeinen zijn dan iedereen in die ene woonkamer,’ constateert hij.<br />

‘Terwijl de manier van leven nu juist veel meer divers is, zijn de woningplattegronden<br />

eendimensionaal. Minder flexibel zijn deze woningen, dus eigenlijk minder<br />

duurzaam. We moeten dichter op die bewoner zitten, vragen hoe hij wil wonen,<br />

hoe de verschillende ruimtes zich tot elkaar verhouden, en dat vraagt een andere<br />

woningbouw dan we de laatste tijd gewend waren geraakt.’<br />

De gebruiker<br />

Frits van Dongen<br />

‘De bewoners zijn op afstand komen staan van de plek van stedelijke<br />

condensatie, ver weg van stedelijke voorzieningen. Dat is niet<br />

wat stadsbewoners willen, en steeds minder kunnen door een complexer<br />

privéleven van twee banen, kinderopvang, scholen en hobby’s.’<br />

Bij publieke gebouwen is het contact met de opdrachtgever én de gebruiker fundamenteel,<br />

is één van de lessen van Frits van Dongen. Zo worden volgens hem wensen<br />

duidelijk en uit dat gesprek worden de achterliggende motieven helder. Bij zijn<br />

eerste theater, de Harmonie in Leeuwarden, vertelt hij, was er de wens voor een<br />

grote schuifpui bij de entree. Er bleek een heel grote foyer te moeten komen om zo<br />

ook autoshows te kunnen houden. Want een theater overleeft door zijn exploitatie<br />

en meervoudig gebruik. ‘Overmaat geeft daartoe de mogelijkheid. Een theater gaat<br />

over ruimte, ruimte en ruimte. Ruimte waar je van alles kunt doen, dat is mijn definitie<br />

voor publieke gebouwen. De foyer is een potentiële feestruimte. Dat weet je<br />

doordat je de gebruiker een rol geeft in het ontwerpproces en zo kunt ontleden wat<br />

dat voor het ontwerp betekent. Je verplaatst je in die gebruiker. Anders kun je geen<br />

uitgaansgebouw maken.’ Je puzzelt volgens hem net zo lang tot je dat ‘uitgaan’ er<br />

goed in hebt zitten. En ook bij eenvoudige, financieel strak omlijnde programma’s<br />

zoals bioscopen, zoekt hij naar de mogelijke overmaat in het publieke deel, zoals<br />

de trappen in Pathé Arena. Dit gaat uit van respect voor de opdrachtgever én de<br />

gebruiker. Dat is mogelijk door intensieve studie van hoe het programma kan<br />

worden geaccommodeerd, in elkaar gezet. Door vakmanschap.<br />

Want die gebruiker zit niet echt aan tafel. Wel de opdrachtgever<br />

die hoopt met dit gebouw de mensen naar zijn uitgaansprogramma’s<br />

te lokken en hen een mooie avond te geven,<br />

zodat ze terugkomen en het gebouw in de gemeenschap wordt<br />

opgenomen. Door zijn ruime ervaring met culturele gebouwen<br />

heeft hij een sensitiviteit ontwikkeld voor het ‘gewone’.<br />

Zo vertelt hij dat de positie van de garderobe cruciaal is voor<br />

je manier van binnenkomen, je feestgevoel, en dat dit soepel<br />

moet verlopen. In de Philharmonie in Haarlem begrijp je nu<br />

waarom je dan naar beneden loopt en daarna prachtig de foyer<br />

in gaat met je mooie jurk. Met deze gewone heerlijke dingen<br />

van het leven wil hij nu als rijksbouwmeester de vakman en de<br />

gebruiker inspireren.<br />

De stad<br />

We komen uit een tijd waarin we de stad hebben laten wegvloeien<br />

naar de randgemeenten, is één van de statements van<br />

Frits van Dongen. Hij wil agenderen dat de stad weer meer<br />

stad kan worden en de stadse way of life zich kan uitbreiden.<br />

‘Wat is er gebeurd? De bewoners zijn op afstand komen staan<br />

van de plek van stedelijke condensatie, ver weg van stedelijke<br />

voorzieningen,’ stelt hij. ‘Dat is niet wat stadsbewoners willen,<br />

en steeds minder kunnen door een complexer privéleven van<br />

twee banen, kinderopvang, scholen en hobby’s. Net zo min als<br />

bedrijven met hun kantoren, plekken om te werken, ver buiten<br />

de stad willen zitten, maar het liefst op de rand van het centrum.<br />

Dichtbij voorzieningen. Kan dat? Er zijn veel van zulke<br />

plekken in de stad waar gebouwd zou kunnen worden. Dat lijken<br />

snipperlocaties, maar het zijn kansrijke plekken voor een<br />

kleinschaliger aanpak. Je zou ze via een chirurgische inventarisatie<br />

kunnen opsporen en voor een gering bedrag op de markt<br />

kunnen brengen, waardoor nieuwe groepen worden aangetrokken<br />

die al dan niet in eigen beheer een plek ontwikkelen.’<br />

54 inspiring space inspiring space 55

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!