No, 499 13 Maart 1934
No, 499 13 Maart 1934
No, 499 13 Maart 1934
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
nacht nog gestaan. Doch nu kon bedoelde collega de<br />
kaart, die voor mij klaar lag, mij doen toekomen.<br />
Maar de organisatie liet wel een en ander te wenschen<br />
over en met name de Fransche collega's gaven uiting<br />
aan hun ontstemming op een wijze, welke aan duidelijkheid<br />
niets te wenschen overliet."<br />
KONING ALBERT EN DE NEDERLANDSCHE PERS.<br />
De correspondent te Brussel van de N.RCt. schreef<br />
onlangs:<br />
Koning Albert, die iederen dag, naast de voornaamste<br />
Belgische, zoowel Vlaamsche als Waalsche bladen, ook<br />
verscheidene buitenlandsche couranten las, was vrij goed<br />
op de hoogte van de perstoestanden en de beteekenis<br />
van het dagbladbedrijf in Nederland. Telkens, wanneer<br />
een interessant artikel of bericht in een groot Nederlandsch<br />
blad verscheen, werd door de zorgen van zijn<br />
adviseur, den heer Herman Teirlinck, de aandacht van<br />
den vorst daarop gevestigd.<br />
Een maand geleden, tijdens een receptie, mocht ik zelf<br />
uit den mond van Koning Albert vernemen, hoezeer hij<br />
het hooge gehalte van de Nederlandsche pers waardeerde.<br />
.,De groote Nederlandsche couranten", zeide hij mij<br />
in goed Nederlandsch, „klasseer ik onder de beste van<br />
de wereld. De Nieuwe Rotterdamsche Courant bijvoorbeeld<br />
behoeft voor geen ander blad in om het even<br />
groot land onder te doen. Het is een dagelijksche encyclopaedic<br />
Wij hebben niets dergelijks in België, al mag<br />
toch ook de waarde van onze bladen niet worden onderschat.<br />
Kon men het lezende publiek, het Vlaamsche<br />
evenals het Fransch sprekende, ertoe bewegen wat meer<br />
dan 30 of 35 centimes voor een courant te betalen, dan<br />
zouden de Belgische dagbladdirecteuren ongetwijfeld<br />
veel meer kunnen doen dan thans het geval is. Een ondernemend<br />
volk als het Belgische moet, evenals het Nederlandsche<br />
volk, over een goede dagbladpers kunnen<br />
beschikken. In het buitenland wordt een natie vaak naar<br />
hare pers beoordeeld."<br />
A. HANS.<br />
Naar de correspondent van de N. R. Cr. te Brussel<br />
meldt, is aldaar een comité tot stand gekomen met het<br />
doel, den vruchtbaren en zeer populairen Vlaamschen<br />
journalist en letterkundige A. Hans, die ook in ons land<br />
geen onbekende is, te huldigen bij gelegenheid van<br />
het verschijnen van zijn 500ste werk in de door<br />
hem geredigeerde Kinderbibliotheek. Uit Nederlandsche,<br />
Protestantsche ouders geboren, is A. Hans,<br />
vooral na den oorlog, door zijn medewerking aan de<br />
courant Het Laatste Nieuws, zijne talrijke folkloristische<br />
bijdragen, zijn gemoedelijk beschreven tochten door<br />
Vlaanderen, zijn strijd voor de bescherming van weduwen<br />
en weezen van gestorven Vlaamsche idealisten,<br />
zijn ontelbare romans, zijn actie voor barmhartigheid en<br />
amnestie, de meest gelezen schrijver van het geheele<br />
Vlaamsche land geworden. Tijdens de oorlogsjaren verbleef<br />
hij in Nederland, waar hij werkzaam was aan verschillende<br />
bladen en zich ook zeer verdienstelijk maakte<br />
voor de Belgische vluchtelingen-en geïnterneerde soldaten.<br />
Het comité (penningmeester M. de Ceulener, Victor<br />
Bertauxlaan 10, Anderlecht-Brussel) is van plan, in een<br />
der schouwburgen van de hoofdstad een echte volkshulde<br />
op touw te zetten en den schrijver een blijvende<br />
herinnering aan te bieden.<br />
BELGISCH PERSHUIS.<br />
Op de kaart van de Federation Internationale des<br />
Journalistes wordt als adres van de Union professionelle<br />
de la Presse Beige vermeld Maison de la Presse, Rue<br />
de la Loi 151, Brussel.<br />
Dit adres is thans Rue de Marquis 4.<br />
DE J O U R N A L I S T 39<br />
Journalistieke Herinneringen.<br />
DE VERGISSING.<br />
Een jaar of zeven geleden. Het was in den tijd, dat<br />
ik de landelijke wegen en dorpen van Twente onveilig<br />
maakte met een oud rammelig Fordje, dat de directie<br />
van het blad, dat ik toen redigeerde, ter beschikking had<br />
gesteld voor de verslaggeverij.<br />
Tot de interessante bezigheden behoorde het verslaan<br />
van de gemeenteraadsvergaderingen. Ik deed dat werk<br />
graag, allerlei vervelende kleine zeurkwesties ten spijt,<br />
want het stelde mij in staat een aardig denkbeeld te<br />
krijgen van denken en leven der selecte vertegenwoordigers<br />
van het sympathieke Twentsche volk.<br />
Zoo kwam ik eens in Markelo, het onvolprezen boschdorp<br />
in de Zuid-Twentsche heuvels. Nauwelijks had ik<br />
mijn Fordje gestald of ik merkte aan de belangstelling<br />
welke dit werkje van uit de ramen van het overigens zoo<br />
stille gemeentehuis ondervond, dat er iets bijzonders aan<br />
de hand was. Ook zag ik het oolijke gezicht van den<br />
vriendelijken burgemeester, baron Taets van Amerongen,<br />
die mij ondeugend aanzag. Ik dacht, dat er iets uit de<br />
Ford wapperde, of dat er iets eigenaardigs aan te zien<br />
was, maar dit was toch niet het geval. Op de secretarie<br />
was ook al een andere sfeer dan gewoonlijk.<br />
— „Wat is hier te doen?"<br />
Een der ambtenaren, blij dat er eens wat afleiding<br />
was, antwoordde lachend: „Je zult er straks aan moeten<br />
gelooven. Hij is woest op je, woest!"<br />
Ik begreep er niets van. Toen vernam ik, dat hij —<br />
die hij was een braaf lid van de Markelosche vroedschap<br />
— straks van plan was om een protestredevoering<br />
af te steken tegen den verslaggever, die zich verstout<br />
had om hem met een indertijd nog al veelbesproken<br />
Rotterdamsch Raadslid gelijk te stellen, in zijn verslag<br />
van de vorige Raadsvergadering.<br />
— „Maar weet je dan niet, dat heel Markelo over<br />
je daad ontstemd is?"<br />
Ook de burgemeester deelde mij even later mede, dat<br />
het bedoelde Raadslid hem verzocht had straks na opening<br />
der vergadering het woord te mogen voeren voor<br />
een persoonlijk feit. De secretaris herhaalde dit, evenals<br />
later eenige raadsleden, kortom: de zitting bleek een<br />
bijzondere gebeurtenis te zullen worden.<br />
Aangezien het blad, waarin het bedoelde verslag voorkwam,<br />
niet ter gemeentehuize aanwezig was, moest ik<br />
mijn verlangen naar opheldering bevredigen met de mededeeling,<br />
dat ik het bedoelde Raadslid zus en zoo in<br />
mijn verslag had genoemd. Ik begreep er niets van. Zou<br />
ik mij toevallig hebben verschreven en uit mijn onderbewustzijn<br />
den naam van het befaamde Rotterdamsche<br />
Raadslid hebben opgediept, misschien onder invloed van<br />
de, volstrekt niet kwaad bedoelde, luidruchtige spreekwijze<br />
van zijn Markeloschen collega? Maar zou dat dan<br />
niet aan de correctie zijn ontgaan? Het was voor mij een<br />
mysterie. Enfin, afwachten. Ik zou mijn best doen om<br />
den indruk weg te nemen, dat ik hier in een oppositioneel<br />
complot tegen bedoeld Raadslid betrokken was.<br />
De vergadering begon. Van louter emotie werd door<br />
het Raadslid, belast met de distributie der Raadssigaren,<br />
vergeten den verslaggever — ik was daar de eenige<br />
persvertegenwoordiger — een sigaar aan te bieden, hetgeen<br />
altijd met een prettige gulheid pleegde te geschieden.<br />
De burgemeester had schik in het geval, de secretaris<br />
had schik in het geval, ik zelf had er ook schik in,<br />
want ik was mij er van bewust, dat hier een onopzettelijkheid<br />
in het spel was, waarvan ik alleen het ontstaan<br />
nog niet kende.<br />
Het Raadslid hield, na lezing der notulen, een heftige<br />
redevoering. De man was uiterst verontwaardigd. Hij<br />
sprak van een schandaal, van gebrek aan eerbied voor<br />
de vertegenwoordiging van de Markelosche gemeente.<br />
Hij liet zich, als een fatsoenlijk en eerlijk boereman,<br />
niet voor canaille uitmaken.