zeinen

14- D E R D E B O E K .
Artikel. Betekenis van het Zein, en wat daar by in agt te nemen is.
__ p_—i „ _
VI. A F D E E L I N G.
Zeinen voor het zenden van Bemande en Gewapende
Booten, Barkasfen en Chaloupen.
282 CCLXXXII. Alle de Booten, Barkasfen en Chaloupen , Bemand en Gewapend,
aan Boord van den Admiraal of eenig ander Schip zenden; of Jagen.
Na het Contra - Zein zal de Admiraal, als hy begeerd dat de Gewapende Vaar­
tuigen zig na een Schip zullen begeven, zulks door het heisfen van de Spreek-
Wimpel van dat Schip te kennen geven; en wanneer hy begeerd dat die zullen
Jagen, zal hy daar voor het Streek-Zein met de Vlaggen heisfen; welke de Streek
zal betekenen waar op hy het Vaartuig enz. Peild,waar op gejaagd zal worden.
Wanneer de Admiraal alle de Vaartuigen zonder eenige uitzondering begeerd,
zal hy na dat het Zein neêrgehaald is, een onbepaalde Geus laten waayen, op de
eene of andere plaats, alwaar doorgaans geen andere Zeinen geheefen worden.
Foor het Bemannen en Wapenen der Vaartuigen zal het volgende in agt genomen
worden:
1. Behalven de vaste Roeijers en de Officier die het Vaartuig conimandeerd, zal
het met eeh Officier en een Detachement Soldaten bemant worden; na groote
van het Vaartuig, en het getal dat zodanig Schip daar van voorzien is.
2. De Roeijers zullen met een Houwer,eenPiftool en 20fcherpe Piftool-Patronen;
en de Soldaten met een kort Geweer met de Bajonet en 20 fcherpe Patroo-
nen Gewapend zyn.
3. De Booten en Barkasfen zullen met Basfen en Staartftukken met het daartoe
behoorende, en 20 fcherpe Kardoefcn: en de Chaloupen met een a twee
Donderbusfen en 20 fcherpe Patroonen, Gewapend zyn.
4. In elk Vaartuig zal een Kisje met 30 Handgranaaten en de benoodigde Lonten.;
6 Enterbylen, 6 halve Pieken, een Compas en een Roeper gegeven worden,
5. In elke Chaloup zal na het getal der Manfchappen en de tyd die voor de
Expeditie noodig geoordeeld word, eenige Viclualy,- als van Kaas en
Brood; Bier of Water mede gegeven worden.
6. Dé Commandeerende Officier van elk Vaartuig, zal voor alle de voornoemde
Art. byzonder toeverzigt hebben, en alléén daar voor verantwoordelyk zyn.
Voor de Repetitie, Zie Gen. Inftr. II. Afdeeling, Art. 8.
CCLXXXIIL