zeinen

GENERALE INSTRUCTIËN DER DAG-ZEINEN. AFD. XIII X X X Xy
Art. 14.
De Schepen, welke de Vyandlyke Linie doorfnyden, zullen daar voor altoos Voor het door-
kragt van zeil maaken, den Vyand in het voor over of agter om zeilen, de VySlykeUni!
laag geven, zonder in het doorfnyden, zig verder op te houden hem te be­
vechten j en de laag over de boeg, over welke den Vyand moet Engageeren,wel
klaar maaken te hebben.
15.
De Admiraal recommandeerd aan alle de Chefs der Schepen in de Linie, Voorden Vyand
hunne diftantien nauwkeurig gefloten te houden, om den Vyand het door- LiK>«-
fnyden der Linie te beletten; en wanneer onverhoopt door het eene of andere
toeval, eene opening in de Linie komt, zullen terftond ter verhindering de
Schepen van het Corps de Referve en de daar by zynde Branders, zig voor
dezelve plaatfenj tetwyl de andere Schepen in de Linie, de opening weêr zullen
fluiten.
iö.
h i n d e K a
'' en2
*
Wanneer eenig Schip of Schepen van de Avant-Guarde of van de Arriere- Wanneer S-he-
p e n
e d e t a c h
Guarde, gedetacheerd zyn om den Vyand te verdubbelen, of het verdubbelen S ^
te verhinderen, en den Admiraal, daar na eenig Zein doed voor het Schip aan P^J^f^*
'f Hoofd, of het Agterfte Schip der Linie, zal zulks altoos zyn, voor het Schio £ gt
f r<
k °& ere
"
j ^ t j T '. , _ J 7
.
L U 1
^ r kend zullen wor-
aat na nun detachement, z«ig aan t Hoofd, of aan het Agter-einde der Linie {
* en
"
bevind, of zig moet bevinden, al is het.dat zodanige gedetacheerde Schepen
zig nog aldaar bevinden: welke gedetacheerde Schepen in zodanig geval zig moe­
ten reguleeren na de bewegingen en het Zeil voeren van het Voorfte of het
Agterfte Schip der Linie.
17.
In het abordeeren en het over enteren op het Schip van den Vyand, zal in Wat by het
agt genomen worden, zulks zo veel mogelyk zodanig gefchied. van
1. Dat de Schepen door het gefchut van den Vyand niet ge-enfileerd kunnen £ "^di" 0
'"
worden, maar dat zy met hun gefchut den Vyand van vooren of van agteren
in fchieten.
2. Dat op het oogenblik der aanboordklamping, de poorten tusfen deks, en de
Spiegelpoorten wel digt gemaakt worden; ter voorkoming van onverwagte
over-entering, en daar uit voortkomende verwarring.
3. Dat met het over-en teren, zo lang gewacht word, tot dat het gedeelte van
het Vyandlyk Schip, dat men attakeerd, verlaaten is.
4- Dat de over ge-enterde Manfchappen zo lang en corps ageeren, en zig by
elkander houden, tot dat den Vyand zig geheel aan hun overgegeeven
heeft, of dat zy meester van het Schip zyn.
18. In