24.09.2013 Views

JBC 12.pdf - De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der ...

JBC 12.pdf - De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der ...

JBC 12.pdf - De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KONINKLIJKE<br />

HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ<br />

DER WETENSCHAPPEN<br />

KWETSBARE GENERATIES<br />

HOE VOORKOMEN WE DAT ONZE<br />

JONGSTEN EN OUDSTEN WORDEN<br />

MISBRUIKT EN MISHANDELD?<br />

Verslag van de<br />

Achtste Jan Brouwer Conferentie<br />

Summary in English<br />

25 januari 2012 te Haarlem


Ir. L.E.J. Brouwer<br />

(1910 - 1983)<br />

Jan Brouwer kwam<br />

uit een geslacht van<br />

geleerden - zijn va<strong>der</strong><br />

was geoloog met internationale bekendheid, zijn oom,<br />

naar wie hij was genoemd, een wereldberoemde<br />

wiskundige. Hijzelf had een uitermate goed verstand<br />

en een fenomenaal geheugen.<br />

Op 21-jarige leeftijd studeerde hij in <strong>De</strong>lft af als<br />

mijnbouwkundig ingenieur.<br />

Na zijn studie trad Brouwer in dienst bij de Bataafse<br />

Petroleum <strong>Maatschappij</strong>, waar hij als geoloog,<br />

organisator en manager o.m. werkzaam was in<br />

het Verre Oosten. Tijdens de oorlog was hij als<br />

liaison-officier van de troepen van generaal McArthur<br />

betrokken bij de herovering van Hollandia en an<strong>der</strong>e<br />

delen van Ne<strong>der</strong>landsch-Indië. Vanaf 1946 vervulde<br />

hij steeds verantwoordelijker functies bij de<br />

B.P.M. Hij beëindigde zijn actieve loopbaan als<br />

president-directeur van de <strong>Koninklijke</strong> Ne<strong>der</strong>landsche<br />

Petroleum <strong>Maatschappij</strong> in 1971. Daarna bleef hij<br />

nog tien jaren als commissaris aan de ‘<strong>Koninklijke</strong>’<br />

verbonden.<br />

In het begin van de 80er jaren heeft Ir. Brouwer<br />

een deel van zijn vermogen bestemd voor<br />

een fonds ten behoeve van interdisciplinair<br />

wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek in Ne<strong>der</strong>land. Dit<br />

fonds is begin 2003 door de familie Brouwer<br />

aan de zorg van de <strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong><br />

<strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen toevertrouwd,<br />

waarbij de statutaire doelstelling als volgt is<br />

geformuleerd: het stimuleren van multidisciplinair,<br />

maatschappij georiënteerd on<strong>der</strong>zoek dat inzicht<br />

geeft in concrete maatschappelijke problemen<br />

en in potentie moet bijdragen aan de oplossing<br />

daarvan.


KWETSBARE GENERATIES<br />

HOE VOORKOMEN WE DAT ONZE JONGSTEN EN OUDSTEN<br />

WORDEN MISBRUIKT EN MISHANDELD?


KONINKLIJKE<br />

HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ<br />

DER WETENSCHAPPEN<br />

KWETSBARE GENERATIES<br />

HOE VOORKOMEN WE DAT ONZE JONGSTEN EN OUDSTEN<br />

WORDEN MISBRUIKT EN MISHANDELD?<br />

Verslag van de Achtste Jan Brouwer Conferentie<br />

25 januari 2012 te Haarlem<br />

Summary in English<br />

Uitgave <strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen<br />

(Mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds)


Colofon<br />

<strong>De</strong>ze uitgave Kwetsbare Generaties is een weergave van de Achtste Jan Brouwer<br />

Conferentie gehouden op 25 januari 2012 in het Hodshon Huis te Haarlem. <strong>De</strong> conferentie<br />

stond on<strong>der</strong> voorzitterschap van Prof. dr. P. Schnabel en is georganiseerd door de<br />

<strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen en het Jan Brouwer Fonds.<br />

Het was de achtste conferentie in een reeks over de implicaties van demografische<br />

veran<strong>der</strong>ingen en generatiebeleid.<br />

Uitgave: <strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen (deze uitgave is<br />

mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds)<br />

Redactie: Ger Tielen, Boudi Dortland en Saskia van Manen<br />

Drukkerij: StyleMathôt, Haarlem<br />

ISBN: 978-90-78396-09-3<br />

Maart 2012<br />

Exemplaren van deze uitgave kunnen (zolang de voorraad strekt) worden besteld bij de<br />

<strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen. Ze kunnen tevens in PDFformaat<br />

worden gedownload van de website www.khmw.nl.<br />

<strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen<br />

Postbus 9698<br />

2003 LR Haarlem<br />

secretaris@khmw.nl<br />

www.khmw.nl


Inhoud<br />

Marbeth Bierman - Voorwoord<br />

Mevr. Mr. M.E. Bierman-Beukema toe Water, voorzitter Jan Brouwer Fonds<br />

Rudy Andeweg - Ten Geleide<br />

Dr. R.B. Andeweg, hoogleraar empirische en Ne<strong>der</strong>landse<br />

politicologie Universiteit Leiden, lid Wetenschappelijke Raad Jan Brouwer Fonds<br />

Paul Huijts - Kwetsbare mensen in veilige handen<br />

Drs. P.H.A.M Huijts, directeur-generaal Volksgezondheid ministerie van VWS<br />

Louise Gunning-Schepers - Het heft in eigen hand. Maatschappelijke<br />

on<strong>der</strong>steuning van eigen verantwoordelijkheid<br />

Mevr. Prof. dr. L.J. Gunning-Schepers, voorzitter Gezondheidsraad en<br />

universiteitshoogleraar Gezondheid en <strong>Maatschappij</strong> Universiteit van Amsterdam<br />

Jolanda Lindenberg - Ou<strong>der</strong>enmishandeling in bre<strong>der</strong> perspectief:<br />

wetenschappelijke inzichten in de on<strong>der</strong>liggende mechanismen<br />

Mevr. Drs. J. Lindenberg, wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoeker Leyden Academy<br />

on Vitality and Ageing<br />

Lenneke Alink - Kin<strong>der</strong>mishandeling: waar gaat het mis?<br />

Mevr. Dr. L.R.A. Alink - Universitair docent Centre for Child &<br />

Family Studies Leiden University (per 1 maart 2012 benoemd tot bijzon<strong>der</strong><br />

hoogleraar Kin<strong>der</strong>mishandeling Vrije Universiteit Amsterdam -<br />

Leerstoel Jan Brouwer Fonds)<br />

Marloes van Noorloos - Reflectie<br />

Lid van de Nationale <strong>De</strong>nkTank en Universitair Docent Strafrecht Universiteit<br />

Tilburg<br />

Summary in English<br />

<strong>De</strong>elnemerslijst<br />

Pag.<br />

7<br />

8<br />

12<br />

22<br />

33<br />

46<br />

57<br />

60<br />

67


Voorwoord<br />

Kwetsbare generaties<br />

Hoe voorkomen we dat onze jongsten en oudsten worden misbruikt en mishandeld?<br />

<strong>De</strong> achtste Jan Brouwerconferentie was gewijd aan de (on)veiligheid van kwetsbare<br />

mensen; jong en oud. <strong>De</strong> keuze voor dit thema was mede ingegeven door de verwachte<br />

instelling van de Jan Brouwer Leerstoel ‘Voorkomen, gevolgen en aanpak van kin<strong>der</strong>mishandeling’<br />

aan de VU.<br />

Wat weten we van omvang en aard van kin<strong>der</strong>mishandeling en -verwaarlozing?<br />

Welke kennis is beschikbaar over misbruik en mishandeling van ou<strong>der</strong>en, waarvan<br />

slechts een klein percentage wordt gemeld?<br />

Welke risicofactoren kunnen we on<strong>der</strong>scheiden en welke interventies, al dan niet strafrechtelijk,<br />

zijn effectief als het gaat om preventie en beperking?<br />

Is de maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning van de eigen verantwoordelijkheid in de huidige<br />

samenleving wellicht zoekgeraakt?<br />

In een betrekkelijk recent on<strong>der</strong>zoeksveld als het on<strong>der</strong>havige zijn niet alle antwoorden<br />

op deze vragen voorhanden. Dat maakt de uitwisseling van beschikbare kennis én<br />

gedachtenwisseling daarover extra waardevol.<br />

Wij zijn de verschillende inlei<strong>der</strong>s, die zich op betrokken en deskundige wijze van hun<br />

taak gekweten hebben, veel dank verschuldigd.<br />

In dit boekje vindt u een weergave van de inleidingen en van de discussie; van een<br />

waardevolle middag gewijd aan een pijnlijk en zorgwekkend on<strong>der</strong>werp.<br />

Marbeth Bierman-Beukema toe Water<br />

voorzitter Jan Brouwer Fonds<br />

7


Rudy Andeweg<br />

lid Wetenschappelijke Raad Jan Brouwerfonds<br />

Ten Geleide<br />

My name is Luka<br />

I live on the second floor<br />

I live upstairs from you<br />

Yes, I think you’ve seen me before<br />

If you hear something late at night<br />

Some kind of trouble, some kind of fight<br />

Just don’t ask me what it was<br />

Just don’t ask me what it was<br />

I think it’s ‘cause I’m clumsy<br />

I try not to talk too loud<br />

Maybe it’s because I’m crazy<br />

I try not to act too proud<br />

They only hit until you cry<br />

And after that you don’t ask why<br />

You just don’t argue anymore<br />

You just don’t argue anymore<br />

Yes I think I’m okay<br />

I walked into the door again<br />

If you ask that’s what I’ll say<br />

And it’s not your business anyway<br />

I guess I’d like to be alone<br />

With nothing broken, nothing thrown<br />

Just don’t ask me how I am<br />

Just don’t ask me how I am<br />

Het lied ‘My name is Luka’ stond in 1987 in veel landen bovenaan de hitparades. Luka<br />

was een jongetje in het appartementencomplex in New York waar de schrijfster en<br />

zangeres, Suzanne Vega, destijds woonde, maar Luka had net zo goed haar hoogbejaarde<br />

buurman kunnen zijn. Geschreven vanuit het perspectief van een mishandeld kind<br />

bevat het een aantal elementen die uit on<strong>der</strong>zoek naar kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

bekend zijn: het zoeken van de oorzaak bij zichzelf (I think it’s ‘cause I’m clumsy),<br />

de weerstand om het aan een an<strong>der</strong> te vertellen (it’s not your business anyway), het<br />

8


isolement (I guess I’d like to be alone). Maar het lied als zodanig verraadt ook de<br />

ambivalentie van de schrijfster over hoe hier mee om te gaan, een ambivalentie die<br />

vele omstan<strong>der</strong>s herkennen en waardoor het lied ook zovelen heeft aangesproken:<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling is niet een voor de hand liggend thema in de hitparade.<br />

Er is recentelijk veel aandacht in de media en in de politiek voor seksueel misbruik van<br />

kin<strong>der</strong>en. Ook lichamelijke mishandeling van ou<strong>der</strong>en staat, zij het in min<strong>der</strong>e mate,<br />

in de schijnwerper. <strong>De</strong> kwetsbaarheid van de jongste en oudste generaties komt echter<br />

in veel meer verschijnselen tot uiting dan in kin<strong>der</strong>misbruik en ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

alleen. Uit on<strong>der</strong>zoek blijkt dat kin<strong>der</strong>en veel vaker het slachtoffer worden van fysieke<br />

en psychische verwaarlozing en mishandeling dan van seksueel misbruik. Ook blijken<br />

ou<strong>der</strong>en min<strong>der</strong> vaak slachtoffer van lichamelijke mishandeling dan van fysieke en<br />

psychische verwaarlozing, en van financieel misbruik.<br />

Wanneer we mishandeling zo definiëren dat al deze vormen daar on<strong>der</strong> worden<br />

verstaan worden opvallende parallellen zichtbaar tussen kin<strong>der</strong>mishandeling en<br />

ou<strong>der</strong>enmishandeling. Zo komen een aantal risicofactoren overeen: sociaal isolement,<br />

een geschiedenis van familiaal geweld, een lagere sociaaleconomische klasse; aan<br />

de da<strong>der</strong>zijde komen daar gebrek aan empathie en stress bij. Maar de belangrijkste<br />

overeenkomst is uiteraard de intergenerationele context. Mishandeling van kin<strong>der</strong>en<br />

en ou<strong>der</strong>en komen zon<strong>der</strong> twijfel ook binnen generaties voor. Pesten, afpersen, en<br />

aftuigen van kin<strong>der</strong>en door an<strong>der</strong>e kin<strong>der</strong>en valt zeker niet te verwaarlozen, maar bij<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling zijn het toch veelal min<strong>der</strong>jarigen die het slachtoffer zijn van<br />

meer<strong>der</strong>jarigen. Dat gebeurt overwegend in zowel familie- als instellingsverband. We<br />

zien hetzelfde bij ou<strong>der</strong>en: ou<strong>der</strong>en misbruiken en mishandelen ook an<strong>der</strong>e ou<strong>der</strong>en,<br />

maar het zijn vooral volwassenen en jongeren die dit doen. Ook hier gebeurt dit veelal<br />

in familie- en instellingsverband. <strong>De</strong> combinatie van het generatieperspectief en de<br />

locatie in familie en instelling maakt kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling zo zorgwekkend.<br />

Onze jongsten en oudsten zijn nu eenmaal voor hun welzijn voor een belangrijk deel<br />

afhankelijk van dienstverlening en zorg door an<strong>der</strong>e generaties. Afhankelijkheidsrelaties<br />

bergen echter vaak het gevaar van misbruik van macht en vertrouwen in zich.<br />

Gegeven deze overeenkomst is het niet verwon<strong>der</strong>lijk dat in discussies over<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling en ou<strong>der</strong>enmishandeling dezelfde of althans vergelijkbare vragen<br />

opkomen. Zo is het in beide gevallen moeilijk om de omvang van de problematiek<br />

goed in kaart te brengen: definitiekwesties en het taboe dat op deze on<strong>der</strong>werpen<br />

rust bemoeilijken prevalentiestudies. Eer<strong>der</strong>e studies waren vaak gebaseerd op<br />

zelfrapportage, maar schattingen op basis van waarnemingen door <strong>der</strong>den leidden tot<br />

een veel hogere prevalentie. Ook internationaal vergelijkend metaon<strong>der</strong>zoek laat een<br />

vergelijkbare kloof tussen schattingen op basis van beide perspectieven zien. In een<br />

nieuwe prevalentiestudie naar kin<strong>der</strong>mishandeling in 2011 worden beide perspectieven<br />

verenigd. Dat kan interessante discussie opleveren over de omvang en ernst van de<br />

problematiek.<br />

9


Bij beide vormen van mishandeling zien we ook toenemende aandacht voor de<br />

neurobiologische aspecten, naast psychologische, pedagogische en sociologische<br />

factoren. Er wordt bijvoorbeeld on<strong>der</strong>zoek gedaan naar de neurobiologische factoren die<br />

de drempel bij da<strong>der</strong>s van kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling verhogen of verlagen. (Men<br />

denke aan de tolerantie voor aanhoudend huilen van een baby en voor de achterdocht en<br />

vergeetachtigheid van demente bejaarden). Ook is er, met name bij kin<strong>der</strong>mishandeling,<br />

aandacht voor de neurobiologische gevolgen van het slachtofferschap. Op termijn zal<br />

dit on<strong>der</strong>zoek hopelijk vertaling kunnen vinden naar preventie en interventie.<br />

Met name bij interventies doen zich opnieuw parallellen voor tussen kin<strong>der</strong>- en<br />

ou<strong>der</strong>enmishandeling: hoe te laveren tussen de Scylla van (te) vroeg interveniëren op<br />

basis van gebrekkige informatie en de Charybdis van (te) laat interveniëren op basis van<br />

zekerheid. Ten aanzien van kin<strong>der</strong>mishandeling werd Ne<strong>der</strong>land in 1988 bijvoorbeeld<br />

opgeschrikt door de Bol<strong>der</strong>karaffaire waarbij achteraf is komen vast te staan dat met een<br />

poppenmethode verzamelde informatie onjuist was. Nu is Ne<strong>der</strong>land in de ban van de<br />

affaire op het Hofnarretje, waar signalen dat er misschien iets niet pluis was lang zijn<br />

genegeerd. Welke schade ontstaat door te vroege onterechte interventies (zowel aan<br />

het vermeende slachtoffer als aan de vermeende da<strong>der</strong>) en welke door te late terechte<br />

interventies (zowel aan de slachtoffers als aan hun naasten).<br />

On<strong>der</strong>zoekers en praktizijns die zich met kin<strong>der</strong>mishandeling bezig houden weten<br />

over het algemeen weinig van ou<strong>der</strong>enmishandeling en omgekeerd. Aan zowel<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling als ou<strong>der</strong>enmishandeling worden met enige regelmaat conferenties<br />

en bijeenkomsten gewijd, maar wel apart. <strong>De</strong> Achtste Jan Brouwer Conferentie had<br />

tot doel experts op beide terreinen bij elkaar te brengen om van elkaar te leren, en<br />

zo meerwaarde te bieden ten opzichte van al lopende activiteiten op deze gebieden.<br />

Wie mishandelt wie, waar, wanneer en vooral waarom? Wie zijn de da<strong>der</strong>s en wie de<br />

slachtoffers, maar ook: wat is de rol van de omstan<strong>der</strong>s? En daarop aansluitend: hoe<br />

voorkomen wij dat onze jongsten en onze oudsten worden misbruikt en mishandeld?<br />

<strong>De</strong> intergenerationele context van kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling sluit naadloos<br />

aan bij de thematiek van eer<strong>der</strong>e Jan Brouwerconferenties. <strong>De</strong> rode draad is daarbij<br />

steeds geweest welke problemen de demografische transitie naar een vergrijsde<br />

en ontgroende samenleving genereert. Bij de eerste vier conferenties lag de nadruk<br />

vooral op de maatschappelijke uitdagingen die voortvloeien uit een verou<strong>der</strong>ing van<br />

de bevolking. Bij de drie daarop volgende conferenties werd de problematiek ruimer<br />

gesteld door de blik te richten op de veran<strong>der</strong>ende betrekkingen tussen generaties. <strong>De</strong>ze<br />

achtste conferentie trok deze lijn door. Het Jan Brouwer Fonds organiseert niet alleen<br />

een jaarlijkse conferentie. <strong>De</strong> statutaire opdracht van het fonds is het stimuleren van<br />

multidisciplinair maatschappij-georiënteerd on<strong>der</strong>zoek dat inzicht geeft in concrete<br />

maatschappelijke problemen en in potentie moet bijdragen aan de oplossing ervan.<br />

Recent is in dit ka<strong>der</strong> aan de Vrije Universiteit de Jan Brouwer Leerstoel ‘Voorkomen,<br />

10


gevolgen en aanpak van kin<strong>der</strong>mishandeling’ gevestigd. Dat was mede aanleiding om<br />

juist dit jaar de conferentie te wijden aan kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling. Per 1 maart<br />

2012 is op deze leerstoel benoemd Dr. Lenneke Alink. Zij was een van de inlei<strong>der</strong>s op<br />

de Achtste Jan Brouwer Conferentie.<br />

11


Paul Huijts<br />

directeur-generaal Volksgezondheid, ministerie van VWS*<br />

Kwetsbare mensen in veilige handen<br />

“Ik ben de lucht die ik adem niet waard.” <strong>De</strong> laatste zin van een<br />

gedicht van Arthur op de website www.kin<strong>der</strong>mishandeling.nl<br />

bezorgt je koude rillingen. Er wonen in Ne<strong>der</strong>land te veel<br />

Arthurs. Kin<strong>der</strong>en die verwaarloosd worden. Kin<strong>der</strong>en die ie<strong>der</strong>e<br />

ochtend zelf maar voor hun ontbijt moeten zorgen. Kin<strong>der</strong>en die<br />

willen vertellen hoe het op school ging, maar thuis op volkomen<br />

onverschilligheid stuiten. Kin<strong>der</strong>en die ie<strong>der</strong>e avond alleen de<br />

trap opgaan en niet weten hoe het is om even lekker te worden<br />

ingestopt. <strong>De</strong> plek waar zij wonen, hoort veilig en warm te zijn,<br />

maar die plek is koud en kil.<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling gaat niet alleen over kin<strong>der</strong>en die geslagen worden, maar ook over<br />

kin<strong>der</strong>en die zich totaal niet geliefd weten, of die verwaarloosd worden. Je kunt er lang<br />

over praten welke vorm van mishandeling het ergst is. Maar als je in je jeugd niet het<br />

gevoel krijgt dat je iets waard bent, is dat verschrikkelijk voor je zelfbeeld en kun je voor<br />

de rest van je leven beschadigd raken. <strong>De</strong> aantallen zijn schrikbarend groot. Geschat<br />

wordt dat in ons land meer dan 70.000 kin<strong>der</strong>en emotioneel of fysiek verwaarloosd<br />

worden. Dat is 60 procent van alle mishandelde kin<strong>der</strong>en. Zij krijgen niet de zorg en<br />

verzorging die zij nodig hebben. Die an<strong>der</strong>e 40 procent betreft bijna 50.000 kin<strong>der</strong>en<br />

die fysiek of seksueel worden mishandeld; zij leven in angst en eenzaamheid, hebben<br />

veel verdriet, schamen zich vaak.<br />

Paradox<br />

Het gaat tezamen om jaarlijks 120.000 kin<strong>der</strong>en, die meemaken dat hun omgeving<br />

helemaal niet veilig is. Dat maakt het thema zeer actueel. Kin<strong>der</strong>mishandeling is van<br />

alle tijden, maar gelukkig zijn we in de situatie beland, dat wij kin<strong>der</strong>mishandeling in<br />

ie<strong>der</strong> geval benoemen, bespreken en er ook meer zicht op hebben. In die zin suggereren<br />

de cijfers (je zou dit de paradox van de transparantie kunnen noemen), dat het opeens<br />

allemaal veel erger lijkt te worden. Maar mogelijk nemen we het nu pas voor het eerst<br />

echt waar, wat ons de kans geeft om er iets mee te doen.<br />

In deze Jan Brouwer Conferentie staan kwetsbare generaties centraal. Hoe gaan we met z’n<br />

allen voorkomen dat onze jongste - maar ook onze oudste - generatie wordt mishandeld?<br />

Het is een on<strong>der</strong>werp dat staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten zeer bezig<br />

houdt. Zij zou hier vandaag deze lezing houden, maar zij voert nu een debat in de Tweede<br />

Kamer en kan tot haar spijt niet aanwezig zijn. Ze vroeg mij, als Directeur Generaal<br />

Volksgezondheid en verantwoordelijk voor jeugdbeleid, haar te vervangen. Namens<br />

de staatssecretaris zal ik hier een toelichting geven op het beleid van het ministerie<br />

van VWS.<br />

12


Leidmotief<br />

Voor het ministerie van VWS is geweld in afhankelijkheidsrelaties in brede zin een<br />

belangrijk thema. Er zijn ook gehandicapten (die al of niet in instellingen verblijven)<br />

en an<strong>der</strong>e groepen in een afhankelijke situatie, waarin dezelfde patronen van geweld<br />

voorkomen. Het leidmotief van de staatssecretaris voor dit alles is daarom Kwetsbare<br />

mensen in veilige handen. Vijf veelzeggende woorden. Het gaat om de veiligheid die<br />

ie<strong>der</strong>een verdient, maar zeker kwetsbare mensen, die zich niet zelf kunnen onttrekken<br />

aan de situatie waarin ze geboren of gekomen zijn. Meer dan 200.000 ou<strong>der</strong>en en<br />

119.000 kin<strong>der</strong>en zijn jaarlijks slachtoffer van geweld. Tellen we ou<strong>der</strong>en en kin<strong>der</strong>en<br />

bij elkaar op dan is dat zo ongeveer het inwonertal van de stad Utrecht dat lijdt<br />

on<strong>der</strong> mishandeling. Om stil van te worden. <strong>De</strong> aantallen mishandelde ou<strong>der</strong>en zijn<br />

resultaat van een grove schatting. Het is nog steeds moeilijk om ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

te signaleren. Het is vaak een blinde vlek voor mensen. Het is moeilijk omdat mensen<br />

zich niet kunnen voorstellen dat het<br />

vóórkomt in de eigen omgeving of<br />

instelling. Zij achten an<strong>der</strong>e mensen,<br />

met wie zij zelf goede ervaringen<br />

hebben, daar niet toe in staat. En<br />

slachtoffers zelf houden soms façades<br />

in stand, waardoor alles in orde lijkt te<br />

zijn. Zij laten mensen in hun omgeving<br />

Geschat wordt dat in ons land meer dan<br />

70.000 kin<strong>der</strong>en emotioneel of fysiek<br />

verwaarloosd worden... Bijna 50.000 kin<strong>der</strong>en<br />

worden fysiek of seksueel mishandeld.<br />

denken dat het goed met ze gaat. Uit schaamte, uit vrees, dat het erger wordt, vul<br />

het maar in. <strong>De</strong>genen die best hulp zouden willen geven, valt daarom niet altijd te<br />

verwijten dat ze het niet onmiddellijk hebben doorgehad en dat zij soms pas na jaren<br />

ontdekken wat voor afschuwelijks er plaatsvindt of -vond.<br />

Ketenaanpak<br />

Het ministerie van VWS zet alles op alles om alle vormen van mishandeling aan te<br />

pakken. Wij zitten niet zelf in de frontlinie. Maar wij werken aan randvoorwaarden<br />

waardoor de mensen in de frontlinie hun werk goed kunnen doen. Geweld in<br />

afhankelijkheidsrelaties laat veel gemeenschappelijke elementen zien. Daarom kiezen<br />

wij voor een ketenaanpak. Wij willen geweld voorkómen. Wij willen geweld beter<br />

signaleren. Wij willen zorgen dat geweld stopt. Wij willen zorgen voor opvang en hulp.<br />

En wij willen proberen de schade te beperken.<br />

Interdisciplinair samenwerken<br />

On<strong>der</strong> het woordje ‘wij’ vallen veel instanties in de samenleving, die nog niet altijd<br />

voldoende op elkaar zijn ingespeeld. Politie, openbaar ministerie, reclassering,<br />

jeugdzorg, on<strong>der</strong>wijs, huisarts, vrouwenopvang, maatschappelijk werk en an<strong>der</strong>e<br />

hulporganisaties. Een breed palet van partijen die zo goed mogelijk met elkaar moeten<br />

kunnen samenwerken. Het interdisciplinaire samenwerken is ook buitengewoon nodig<br />

op het moment dat er al hulp verleend wordt. Er moet op allerlei aspecten tegelijkertijd<br />

actie worden on<strong>der</strong>nomen. Wat is er structureel mis? Moet er hulp in het gezin komen?<br />

13


Moet er gestraft worden? Wat is de context? Een slechte woning, schulden of somatische<br />

problemen? Om verschil te maken moeten de betrokken partijen de handen ineen slaan.<br />

Dat het vaak niet lukt ligt bijna nooit aan een gebrek aan interesse of betrokkenheid bij<br />

het drama in de professionele groep. Het is eer<strong>der</strong> het niet van elkaar weten, elkaar te<br />

laat informeren, te laat het stokje doorgeven en daarmee net tekort schieten. Het kan<br />

zijn dat wij met elkaar structuren hebben gemaakt, waarin het individuele professionals<br />

niet goed lukt om de hulp te bieden die nodig is. Wij kijken nu in ons land naar de<br />

VS, naar voorbeelden van een interdisciplinaire aanpak die wel werkt. Vanuit het<br />

departement identificeren wij initiatieven, volgen die, halen er leerpunten uit en geven<br />

die door aan an<strong>der</strong>e betrokkenen in het land.<br />

<strong>De</strong>centralisatie<br />

<strong>De</strong> gemeente is de onmisbare schakel. Heel veel uitvoering, bijvoorbeeld in de jeugdzorg,<br />

wordt al op gemeentelijk niveau aangestuurd. Een van de belangrijkste redenen om<br />

de keten van jeugdzorg te decentraliseren is om maatwerk mogelijk te maken. Wij<br />

moeten af van de zware geprotocolleerde systemen voor heel Ne<strong>der</strong>land. Wij moeten op<br />

gemeentelijk niveau ruimte bieden aan de specifieke aanpak en aan de verbindingen die<br />

passen bij de enorme diversiteit van mensen, gezinnen en stadsomgevingen. Jeugdzorg<br />

wordt effectiever wanneer er gemakkelijker verbindingen gelegd kunnen worden met<br />

de schuldhulpverlening, de woningbouwvereniging of de lokale huisarts. Het is de<br />

overtuiging van het kabinet dat decentralisatie, meer ruimte voor de gemeente, afzien<br />

van al te strakke protocollering, bijdragen aan een omgeving waarin professionals<br />

verstandige keuzes kunnen maken. <strong>De</strong>genen om wie het gaat, kwetsbare mensen,<br />

kunnen daardoor veel effectiever geholpen worden.<br />

In 35 centrumgemeenten, aangewezen in het ka<strong>der</strong> van de Wet Maatschappelijke<br />

On<strong>der</strong>steuning, is ervaring opgedaan.<br />

Wij moeten af van de zware geprotocolleerde<br />

systemen voor heel Ne<strong>der</strong>land en op<br />

gemeentelijk niveau ruimte bieden aan de<br />

specifieke aanpak en aan de verbindingen die<br />

passen bij de enorme diversiteit van mensen,<br />

gezinnen en stadsomgevingen.<br />

14<br />

<strong>De</strong>ze gemeenten hebben zich in de<br />

afgelopen jaren ook opgeworpen<br />

voor vrouwenopvang en hebben<br />

samenwerkingsafspraken gemaakt<br />

over de omgang met het probleem<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling. Zij hebben<br />

steunpunten huiselijk geweld opgericht,<br />

van waaruit ook kleinere gemeenten in<br />

de omgeving bediend kunnen worden.<br />

Wij blijven deze rol on<strong>der</strong>steunen en ver<strong>der</strong> uitbouwen. <strong>De</strong> gemeenten krijgen zo de<br />

instrumenten in handen waarmee zij hun verantwoordelijkheid waar kunnen maken<br />

voor de hele keten van voorkomen tot nazorg.<br />

Attitude<br />

Het gaat nooit alleen maar om structuren, maar het gaat ook over attitude, of hoe<br />

men ermee omgaat. <strong>De</strong> huisarts die een alcoholprobleem waarneemt bij de patiënt,<br />

terwijl hij weet dat zich daarachter een kwetsbaar gezin bevindt, en zich ondanks alle


tijdsdruk afvraagt hoe het met de kin<strong>der</strong>en gaat. <strong>De</strong> agent die het verband ziet met<br />

eer<strong>der</strong>e meldingen van overlast en geweld en verbindingen kan leggen met an<strong>der</strong>en in<br />

de gemeente die eens langs kunnen gaan en poolshoogte nemen. Het Meldpunt voor<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling dat netjes terugkoppelt naar degene die een geval van mishandeling<br />

heeft aangemeld. Dit om te voorkomen dat mensen het gevoel krijgen dat melden geen<br />

zin heeft. Follow-up is belangrijk voor blijvende betrokkenheid. Mensen willen weten<br />

wat er gebeurt met hun melding.<br />

Integrale aanpak op rijksniveau<br />

Ook op het niveau van de ministeries gaat het om samenwerking. Het is erg gemakkelijk<br />

om de gemeenten aan te zetten tot een integrale aanpak en dat op rijksniveau vervolgens<br />

na te laten. Verwijten daarover zijn altijd terecht. Het kabinet is er heel erg mee bezig<br />

om juist dit goed te doen. Vanuit de grote tradities vanuit verschillende departementen,<br />

Volksgezondheid of Justitie, komen de kolommen niet van nature bij elkaar. Maar dat<br />

moet natuurlijk wel. Daarom doorbreekt het Actieplan Kin<strong>der</strong>en Veilig van dit kabinet<br />

het patroon. Het actieplan is tot stand gekomen in een nauwe samenwerking van<br />

staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten en de bewindspersonen van Veiligheid en<br />

Justitie. Ook op dat niveau moet de ketenaanpak van preventie, repressie, nazorg en alle<br />

an<strong>der</strong>e belangrijke aspecten tot uitdrukking komen. Voor het actieplan tegen geweld<br />

in afhankelijkheidsrelaties wordt in ie<strong>der</strong> geval dit jaar 22 miljoen uitgetrokken, wat<br />

oploopt naar 34 miljoen in volgende jaren. Landelijke inzet en activiteiten zullen vanuit<br />

dit plan gefinancierd worden. In het Actieplan Kin<strong>der</strong>en Veilig (u zult steeds diezelfde<br />

woordkeuze tegenkomen) ziet u een paar accenten.<br />

Kin<strong>der</strong>en veilig<br />

In de eerste plaats moet het aantal kin<strong>der</strong>en dat slachtoffer wordt van kin<strong>der</strong>mishandeling<br />

omlaag. Kin<strong>der</strong>en moeten kunnen rekenen op onze aandacht en onze hulp als er<br />

problemen zijn. Dat geldt niet alleen voor de kin<strong>der</strong>en, maar ook voor hun ou<strong>der</strong>s.<br />

Daarom zetten we in op preventie en opvoedon<strong>der</strong>steuning. <strong>De</strong> ou<strong>der</strong>s moeten waar ze<br />

in de problemen dreigen te komen zoveel mogelijk tools en hulp aangereikt krijgen. Als<br />

we de wanhoop en de onmacht die er soms achter zit kunnen wegnemen, dan hoeft het<br />

in veel gevallen niet tot verwaarlozing of geweld te komen. Een tweede accent ligt op de<br />

multidisciplinaire aanpak. We willen dat de aanpak werkt voor de Ne<strong>der</strong>landse situatie,<br />

zodat we op meer plekken onze krachten kunnen bundelen. Het <strong>der</strong>de accent ligt op<br />

specifieke maatregelen om fysieke mishandeling en seksueel misbruik daadkrachtig te<br />

bestrijden. Dat vraagt heel veel aandacht. Wij moeten onze lessen trekken uit wat de<br />

commissie-<strong>De</strong>etman naar voren heeft gebracht over seksueel misbruik in de roomskatholieke<br />

kerk. Later in het jaar volgt het rapport van de commissie-Samson over<br />

seksueel misbruik in jeugdinstellingen. Louise Gunning zal hierna ingaan op wat wij<br />

kunnen leren van vreselijke voorbeelden in de kin<strong>der</strong>opvang. Telkens weer is het onze<br />

plicht om uit al die leerervaringen de rode draad te vinden. Wat zijn de factoren die<br />

mishandeling in de hand werken, hoe kunnen wij die veran<strong>der</strong>en en wie is daarvoor<br />

nodig? Het kabinet is er zeer op gebrand om dat te doen.<br />

15


In veilige handen<br />

Voor de ou<strong>der</strong>en is er het Actieplan Ou<strong>der</strong>en in Veilige Handen. Ook hier dezelfde<br />

terminologie, die de kern raakt. Een deel van het eer<strong>der</strong> genoemde budget is voor dit<br />

actieplan beschikbaar. Een van de dingen die we al gedaan hebben, is een mogelijkheid<br />

creëren bij de Inspectie van de Gezondheidszorg klachten te uiten en meldingen te<br />

doen over mishandeling in instellingen waar ou<strong>der</strong>en verblijven. We zien daar<br />

overigens dezelfde paradox: een toename van het aantal meldingen. Het is vreselijk dat<br />

ze er zijn, maar het is goed dat ze gemeld worden. Positief is dat instellingen meldingen<br />

buitengewoon serieus oppakken en daar ook follow-up aan willen geven. Zij gaan op<br />

zoek naar de bepalende factoren. Voor hen is het net zo goed schokkend. Zij moeten<br />

het taboe doorbreken dat mishandeling ook bij hen voorkomt en leren omgaan met de<br />

onmacht of de kwaadaardigheid, of wat het ook moge zijn, dat leidt tot situaties van<br />

mishandeling.<br />

Brede campagne<br />

Wij gaan het thema van de mishandeling van kwetsbare groepen breed communicatief<br />

oppakken. Er zal een campagne komen die het on<strong>der</strong>werp benoemt, er aandacht voor<br />

vraagt en tracht mensen aanwijzingen te geven over hoe je kunt handelen wanneer je<br />

het meemaakt in je omgeving. Wij maken één brede campagne gericht op signaleren en<br />

handelen bij geweld in huiselijke kring, zoals partnergeweld, ou<strong>der</strong>enmishandeling en<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling. <strong>De</strong>ze publiekscampagne start in de loop van dit jaar en loopt tot<br />

en met 2014.<br />

Tenslotte het wetsvoorstel Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling. Dit wetsvoorstel wil boven water krijgen wat te lang on<strong>der</strong><br />

water is gebleven. Zodat ook professionals gaan melden wat ze zien, ook al is dat soms<br />

ongemakkelijk of worden ze overvallen door ongeloof of schaamte. Het melden van<br />

de situatie en het uitspreken van zorgen over<br />

Wij kiezen voor een ketenaanpak.<br />

Geweld voorkómen, beter signaleren,<br />

interveniëren en door opvang en<br />

hulp de schade beperken.<br />

wat je aantreft is in ie<strong>der</strong> geval het begin van<br />

een oplossing. Wij zullen ook de Steunpunten<br />

Huiselijk Geweld en de Advies- en Meldpunten<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling samenvoegen tot één<br />

loket, met één landelijk telefoonnummer.<br />

Zodat mensen niet meer hoeven na te denken<br />

over waar ze terecht kunnen. Wij moeten het<br />

voor ie<strong>der</strong>een zo hel<strong>der</strong> en laagdrempelig mogelijk maken een signaal af te geven aan<br />

de instanties of een advies te vragen. Het is overigens niet altijd nodig dat er meteen<br />

professionals uitrukken. Vaak kunnen mensen zelf de eerste stap zetten om escalatie te<br />

voorkomen.<br />

Dwars door de kolommen van VWS en Justitie heen, geven we zo vorm aan<br />

deze kabinetsprioriteit, waarbij we in de breedte van het on<strong>der</strong>werp proberen de<br />

randvoorwaarden te stellen waarmee geweld in afhankelijkheidsrelaties in Ne<strong>der</strong>land<br />

wordt teruggedrongen.<br />

16


* Paul Huijts verzorgde deze inleiding van staatssecretaris Velthuijzen van Zanten, die vanwege<br />

parlementaire verplichtingen zelf verhin<strong>der</strong>d was.<br />

Discussie<br />

Op de vraag van Paul Schnabel of we nu niet het ministerie voor Jeugd en Gezin<br />

missen, dat een concentratiepunt op dat gebied was, antwoordt Paul Huijts dat<br />

het mooie van de ervaring met het ministerie voor Jeugd en Gezin was dat het een<br />

wake-up-call heeft gegeven. “Namelijk het belang van het combineren van al die<br />

verschillende facetten die te maken hebben met jeugd en opvoeding. Ie<strong>der</strong>een erkende<br />

dat belang, maar dat wil niet zeggen<br />

dat het dan ook in de bureaucratische<br />

en politieke verhoudingen altijd mooi<br />

op elkaar aansluit. Er is reden voor<br />

optimisme. In de dagelijkse praktijk<br />

hebben we dat combineren sindsdien<br />

overeind gehouden. Een heel simpel<br />

voorbeeld is dat nog steeds ie<strong>der</strong>e<br />

dinsdag stafmedewerkers van alle<br />

departementen bijeen komen, die iets<br />

te maken hebben met jeugd. Niet in een hiërarchische verhouding maar vrijwillig,<br />

omdat ze ervaren hebben dat effectief beleid niet mogelijk is zon<strong>der</strong> de hele keten in<br />

acht te nemen. Het was een wake-up-call die doorwerkt, ook in de houding van de<br />

huidige bewindspersonen. <strong>De</strong> rest is een zaak van organisatie, daar kan je eeuwig over<br />

praten, maar het gaat erom wat ermee bereikt kan worden.”<br />

Paul Schnabel zegt dat decentralisatie op lokaal niveau vooral concentratie betekent.<br />

Het klopt dat rond de jeugdzorg professionals hebben toegegeven dat ze verrast of zelfs<br />

beschaamd waren, dat zij elkaar in<strong>der</strong>daad nog nooit ontmoet hadden op lokaal niveau. Dat<br />

kun je op dat niveau aanpakken. Maar er is ook zoiets als ’systeemverantwoordelijkheid’.<br />

Hoe houdt de staatssecretaris straks in de gaten dat in de gedecentraliseerde jeugdzorg<br />

gebeurt wat de bedoeling is. Wat gaat ze op dat punt doen?<br />

Paul Huijts antwoordt dat de filosofie achter de Wet Maatschappelijke On<strong>der</strong>steuning<br />

is dat wanneer je iets op een an<strong>der</strong> bestuursniveau legt, de verantwoording daar ook<br />

plaatsvindt. <strong>De</strong> dagelijkse praktijk in een gemeente rondom de Wmo en straks de<br />

jeugdzorg, is ter beoordeling aan de gemeenteraad. Vinden de mensen het daar goed<br />

genoeg, dan is het niet aan het Rijk om dat in twijfel te trekken. Ter vergelijking: sinds<br />

jaar en dag is het departement niet op instellingsniveau betrokken bij beslissingen van<br />

een ziekenhuis. Dat wil niet zeggen dat het Rijk niet op het systeemniveau blijft kijken<br />

naar ontwikkelingen en trends en er voeling mee houdt of ie<strong>der</strong>een in staat is om zijn<br />

rol goed te vervullen. <strong>De</strong>centraliseren doet altijd een beetje pijn. <strong>De</strong>genen die erover<br />

gingen moeten even op hun handen gaan zitten. Dat geldt ambtelijk, dat geldt ook in<br />

17<br />

Voor het Actieplan tegen geweld in<br />

afhankelijkheidsrelaties wordt dit jaar 22<br />

miljoen uitgetrokken, wat oploopt naar 34<br />

miljoen in volgende jaren. Daaron<strong>der</strong> de<br />

actieplannen Kin<strong>der</strong>en Veilig en Ou<strong>der</strong>en in<br />

veilige handen.


de Kamer. Je moet vertrouwen kunnen geven aan de partij, van wie je gezegd hebt dat<br />

die het beter kan. En laten we eerlijk zijn: als we terugkijken naar de decentralisatie<br />

zijn we gauw geneigd om een ideaalbeeld te gaan vergelijken met de risico’s van de<br />

toekomst. Maar wat we moeten vergelijken is de huidige praktijk waar ie<strong>der</strong>een al tien<br />

jaar van zegt dat deze ondanks alle inspanningen niet goed genoeg is, met wat je denkt<br />

te bereiken in de toekomst. Ik ben daarover heel optimistisch.”<br />

Laurien Koster, voorzitter van de Commissie Gelijke Behandeling, vraagt hoe een<br />

eventuele twijfelachtige uitspraak van de gemeenteraad rond de kwaliteit te rijmen valt<br />

met de verantwoordelijkheid van de staat voor het individuele recht van mensen om, zeg<br />

maar, niet mishandeld te worden, hun menselijke waardigheid. Vanuit internationale<br />

verdragen zal de staat daar op aangesproken blijven worden.<br />

Paul Huijts beaamt dat en zegt dat de staat, noch de rijksoverheid daarvoor wil<br />

weglopen. “Toch kennen we meer situaties van een decentrale dagelijkse praktijk,<br />

waarover een land zich moet kunnen verantwoorden. Natuurlijk blijft de rijksoverheid<br />

vanuit die verantwoordelijkheid kijken naar zaken. Ook hoe op een aantal domeinen<br />

de rijksoverheid toezicht kan houden, bijvoorbeeld in het justitiële domein, waar<br />

kin<strong>der</strong>en soms onvrijwillig uitgeplaatst worden op aangeven van de rechter. Dan is er<br />

geen sprake meer van een gemeentelijke beleidsvrijheid en neemt de staat een zware<br />

verantwoordelijkheid op zich. Bij de Wmo kan men nog zeggen als ou<strong>der</strong>: het staat me<br />

niet aan wat u me aanbiedt, ik ga wat an<strong>der</strong>s doen. Maar naarmate de rijksoverheid een<br />

grotere verantwoordelijkheid op zich neemt, is er ook meer verantwoordelijkheid voor<br />

het toezicht en de kwaliteit. Daarover is ook geen misverstand met de gemeenten. Aan<br />

de an<strong>der</strong>e kant van het spectrum zit een maatwerk oplossing, vanuit de overtuiging dat er<br />

ruimte moet zijn voor de betrokken professionals om de beste resultaten te halen. Laten<br />

we wel op enige afstand (als samenleving of als rijksoverheid) kijken of het resultaat<br />

voor de samenleving daarmee ook beter is geworden, zoals we verwachtten. Dat zijn de<br />

vragen voor de toekomst.”<br />

Op de vraag van Laurien Koster hoe dan de monitoring ingericht gaat worden, zegt<br />

Paul Huijts dat dit een van de on<strong>der</strong>werpen is die aan de orde zullen komen. “We zullen<br />

kritisch gevolgd worden door de mensen en door de Kamer, maar je moet geen vorm van<br />

monitoring kiezen die ertoe leidt dat het Rijk de gemeenten permanent op de vingers<br />

blijft kijken. Zon<strong>der</strong> ruimte te geven wordt elke beweging op voorhand al gesmoord.”<br />

Tineke van de Klinkenberg (ILC Zorg voor Later en Raad van Toezicht van de Eigen<br />

Kracht Centrale) is benieuwd hoe mishandeling en verwaarlozing worden gedefinieerd<br />

door het ministerie. Waar trekt het ministerie de grenzen van die begrippen? Wat wordt<br />

er meegeteld als vastegesteld wordt dat 70.000 kin<strong>der</strong>en worden verwaarloosd, en<br />

50.000 mishandeld?<br />

Paul Huijts excuseert zich dat hij niet ter plekke de definitie kan reproduceren, maar<br />

18


in zijn algemeenheid verschuiven definities in de loop van de tijd, daarom heeft VWS<br />

vanuit de medische kant van het departement in de eerste plaats aan de betrokken<br />

beroepsgroepen gevraagd om hierover uitsluitsel te geven, eventueel daarin geholpen<br />

door het Sociaal en Cultureel Planbureau. “Dit om niet als departement te proberen voor<br />

te schrijven waar de grens ligt van kin<strong>der</strong>mishandeling. <strong>De</strong> sector kan aangeven waar<br />

je wel of niet moet ingrijpen. Wij willen mishandeling niet definiëren in vormen die<br />

ie<strong>der</strong>e dag in de samenleving wel eens<br />

een keer voorkomen. Of kiezen voor de<br />

Zweedse aanpak, waarin je opgepakt<br />

kan worden als je een keer je hand hebt<br />

opgeheven. Als je een goede opvoeding<br />

of een goed samenleven zou willen<br />

definiëren, heb je met verschillen in<br />

appreciatie te maken. Waar de een<br />

vindt dat het onverantwoord is dat het<br />

kind een paar uurtjes overbrugt aan het<br />

eind van de middag zon<strong>der</strong> toezicht,<br />

zegt de an<strong>der</strong> dat dit heel goed is voor<br />

het volwassen worden. Natuurlijk zijn<br />

Wij streven naar een brede<br />

publiekscampagne.... een voorstel tot een Wet<br />

Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling...... en samenvoeging tot<br />

één loket van Steunpunten Huiselijk Geweld en<br />

de Advies en Meldpunten Kin<strong>der</strong>mishandeling<br />

samenvoegen tot één loket, met één landelijk<br />

telefoonnummer.<br />

we snel klaar met de extreme voorbeelden, maar over de grenzen moet gepraat worden.<br />

Reik ons alstublieft met elkaar ook aan wat u operationeel en acceptabel zou vinden.”<br />

Hans Besseling (lid KHMW) beschrijft een ontwikkeling van min of meer homogene<br />

gemeenschappen van vroeger (waarin een draai om de oren bepaald niet als mishandeling<br />

werd gezien), naar de uiteengevallen gemeenschappen waarin zelfcorrectie wellicht wat<br />

verloren is geraakt. An<strong>der</strong>zijds zijn er nieuwe, min of meer homogene gemeenschappen<br />

in onze samenleving terecht gekomen, afkomstig uit an<strong>der</strong>e culturen met heel an<strong>der</strong>e<br />

normen. Het zal heel moeilijk zijn om met algemene aanpakken alles op te lossen.<br />

Enerzijds moeten wij vooral oppassen dat we het probleem van de draai om de oren niet<br />

overdrijven en an<strong>der</strong>zijds moeten bepaalde nieuwe gemeenschappen onze algemene<br />

normen toch wat meer overnemen.”<br />

Paul Schnabel: “Met an<strong>der</strong>e woorden: wat doen we met de Turkse tik en de<br />

Marokkaanse mep? Vinden wij dat deel van de cultuur of moet dat toch maar niet meer?<br />

Verschillen in de samenleving kunnen ook verschillen zijn in wat men in bepaalde<br />

kringen aanvaardbaar vindt. En dat is best een probleem in het dagelijks handelen van<br />

hulpverleners.”<br />

Paul Huijts bevestigt dat het een stuk ingewikkel<strong>der</strong> geworden is voor de hulpverlener.<br />

“Men kan waarnemen dat mensen uit een cultuur komen waarin strenger omgegaan<br />

wordt met de kin<strong>der</strong>en dan bij ons de gewoonte is, terwijl tegelijkertijd in sommige<br />

gezinnen uit diezelfde cultuur reeds gezinnen uit elkaar gevallen zijn en voorbij het punt<br />

waarop nog corrigerend kan worden opgetreden. Ik heb niet de wijsheid in pacht om<br />

19


daar een goed antwoord op te geven, maar we hebben wel geleerd dat strakke protocollen<br />

iemand in de frontlinie (agent, medicus of jeugdhulpverlener) niet helpen. Juist de<br />

enorme complexiteit vraagt erom dat we ruimte moeten bieden aan de professionals om<br />

passend te reageren. Operationeel kunt u niets met dit antwoord, maar ik geloof wel dat<br />

we die kant op moeten en niet moeten proberen de complexiteit van de samenleving in<br />

rijksregels te vatten. Er moet handelingsvrijheid zijn voor mensen. Laten we de mensen<br />

in het veld vertrouwen en credits geven geven voor het moeilijke werk dat zij moeten<br />

doen. Dat betekent dat zij ook fouten moeten kunnen maken. Zij staan ie<strong>der</strong>e dag voor<br />

die inschatting. Soms zeggen we in de samenleving te snel dat de jeugdzorg de gezinnen<br />

kapot maakt, en een an<strong>der</strong>e keer zeggen we te snel dat de jeugdzorg te lang heeft gewacht<br />

met ingrijpen en dan heb je jaren on<strong>der</strong>zoek aan je broek. Natuurlijk moet je echte<br />

fouten corrigeren, maar je moet er begrip voor hebben dat mensen die dat hele moeilijke<br />

werk namens ons doen niet altijd de meest perfecte beslissing nemen.”<br />

Rudi Westendorp, hoogleraar ou<strong>der</strong>engeneeskunde en directeur van de Leyden<br />

Academy on Vitality and Ageing, dankt Paul Huijts voor het welafgewogen betoog, met<br />

name op het punt van preventie. “Het is opmerkelijk dat u in uw betoog niet of vrijwel<br />

niet het woord toezicht hebt laten vallen, laat staan straffen. Als je de kranten leest en<br />

bepaalde publieke sentimenten hoort dan krijg je wel eens het idee dat meer toezicht<br />

wordt verlangd en zwaar<strong>der</strong>e straffen. Hoe reageert de overheid op dat dualisme?”<br />

Paul Huijts antwoordt dat zijn verhaal wellicht een vertekende indruk kan geven, omdat<br />

hij nu eenmaal spreekt vanuit VWS en dus vooral is ingegaan op het domein waaraan<br />

VWS uitvoering geeft. “Maar dat maakt niet min<strong>der</strong> waar, dat dit kabinet de twee kanten<br />

van de medaille steeds pakt. Op een aantal punten neemt het kabinet aan de kant<br />

van opsporing en bestraffing scherpere maatregelen dan vroeger. Ook aan de kant van<br />

de minister van veiligheid en justitie is er het<br />

Laten we de mensen in het veld<br />

vertrouwen geven en credits voor het<br />

moeilijke wat zij moeten doen. Dat<br />

betekent dat zij ook fouten moeten<br />

kunnen maken.<br />

besef dat aan het begin van de keten condities<br />

verbeterd moeten worden, omdat repressie<br />

alleen maatschappelijke ontwikkelingen niet<br />

kan keren, zo goed als het omgekeerde ook niet<br />

waar is. Dus de vertekening zit in de afkomst<br />

van de spreker, maar niet in het totale verhaal<br />

wat het kabinet te vertellen heeft.”<br />

Rudi Westendorp antwoordt dat het mogelijk is dat het repressieve beleid nadelig<br />

uitpakt, maar transparantie is misschien wel het belangrijkste middel om de problematiek,<br />

de aantallen en omvang naar boven te krijgen, en deze bespreekbaar en oplosbaar te<br />

maken. <strong>De</strong> nevenwerking van het repressieve beleid zou misschien toch groter kunnen<br />

zijn dan wat je probeert te bereiken.<br />

Paul Huijts zegt dat het gemakkelijk is om het dilemma te formuleren, maar het<br />

antwoord is moeilijk. Bij de doorontwikkeling van de jeugdzorg, de jeugdhulpverlening<br />

20


op gemeentelijk niveau, de centra voor jeugd en gezin in relatie tot de bureaus jeugdzorg<br />

worstelen de mensen daar heel erg mee. Als het Bureau Jeugdzorg een repressieve<br />

maatregel neemt, zoals een uithuisplaatsing, dan kan het schrikbeeld van je kind te<br />

verliezen, an<strong>der</strong>e mensen in de gevarenzone er toe brengen geen hulp te vragen in een<br />

stadium dat dat nog zin heeft. En dat is een balans. Als je aan de ene kant te hard duwt<br />

kun je het wankele evenwicht verstoren, maar ook waar is dat alleen maar aan preventie<br />

doen min<strong>der</strong> zin heeft, als je niet af en toe heel duidelijk laat merken dat er absolute<br />

grenzen zijn die de samenleving niet accepteert.<br />

21


Louise J. Gunning-Schepers,<br />

voorzitter Gezondheidsraad en universiteitshoogleraar Gezondheid en <strong>Maatschappij</strong> UvA<br />

Het heft in eigen hand.<br />

Maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning van eigen verantwoordelijkheid<br />

Het vermogen om eigen verantwoordelijkheid vorm te geven is de kern van dit betoog.<br />

Maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning kan daarvoor heel erg nodig zijn. In dit kabinet<br />

en in deze periode komt dat heel nadrukkelijk naar voren. Het gaat om de eigen<br />

verantwoordelijkheid van individuen en van instellingen, van ou<strong>der</strong>s en van medewerkers van<br />

instituties.<br />

In 1978 woonden wij met twee kleine kin<strong>der</strong>en in Tackley, een<br />

klein dorpje ten noorden van Oxford in Engeland. Mijn man<br />

was bezig met zijn promotieon<strong>der</strong>zoek en we hadden een zeer<br />

beperkt huishoudbudget. Dat was niet erg, want in die tijd was<br />

Engeland nog arm vergeleken met Ne<strong>der</strong>land, dus ie<strong>der</strong>een in<br />

het dorp had weinig te besteden. Er was dan ook een uitgebreide<br />

ruileconomie en dat betekende ook heel veel sociale contacten<br />

door alle lagen van de bevolking heen. In die tijd werd ook de<br />

melk nog elke ochtend heel vroeg bij je keukendeur gezet. <strong>De</strong><br />

melkboer reed in een klein busje met open zijkant. Op een dag<br />

zag ik de jonge melkboer weer rijden met zijn driejarig zoontje naast zich op het bankje,<br />

zon<strong>der</strong> autostoeltje, zon<strong>der</strong> riem en zon<strong>der</strong> deur. Ik merkte tegen een an<strong>der</strong>e moe<strong>der</strong> op<br />

dat ik dat volstrekt onverantwoord vond. Waarop die moe<strong>der</strong> zei: “Maar het alternatief<br />

is nog veel erger. Zolang hij het kind mee heeft op zijn ronde eindigt hij niet in de kroeg<br />

en wordt het kind bij thuiskomst niet geslagen”. <strong>De</strong>ze confrontatie met de werkelijkheid<br />

van kin<strong>der</strong>mishandeling is mij altijd bijgebleven. Die zakelijke afweging vooral, die<br />

schokte mij het meest.<br />

Realiteit<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik zijn een realiteit. Een<br />

samenleving kan proberen het probleem zo klein mogelijk te houden door effectieve<br />

preventie en door de kin<strong>der</strong>en die het overkomt zo goed mogelijk te behandelen. Jonge<br />

kin<strong>der</strong>en zijn onze toekomst en verdienen de best mogelijke start in het leven. Juist jonge<br />

kin<strong>der</strong>en zijn kwetsbaar, omdat ze in hun eerste vier jaar zo’n cruciale ontwikkeling<br />

doormaken.<br />

In het huidige tijdgewricht staat eigen verantwoordelijkheid hoog in het vaandel, ook<br />

voor ou<strong>der</strong>s. Maar van de ou<strong>der</strong>s die een kind naar het kin<strong>der</strong>dagverblijf brengen, is<br />

ruim de helft voor de eerste keer ou<strong>der</strong>. Zij vinden het soms moeilijk om te weten wat<br />

normaal is en wat eigenlijk niet kan. Dus soms moeten we als samenleving een handje<br />

helpen.<br />

22


Traditioneel heeft de jeugdgezondheidszorg een belangrijke rol gespeeld in de<br />

on<strong>der</strong>steuning van ou<strong>der</strong>s, maar de samenleving is veran<strong>der</strong>d. Ou<strong>der</strong>s werken steeds<br />

vaker allebei, waardoor de kin<strong>der</strong>opvang een essentiële voorziening is geworden. Voor<br />

ou<strong>der</strong>s, maar ook voor kleine kin<strong>der</strong>en. <strong>De</strong> kwaliteit van de kin<strong>der</strong>opvang is daarmee<br />

een belangrijke determinant van de ontwikkeling van jonge kin<strong>der</strong>en. Helaas weten we,<br />

bijvoorbeeld uit de recente zedenzaak in Amsterdam, dat de kin<strong>der</strong>opvang niet altijd zo<br />

veilig is als we zouden willen.<br />

Heft in eigen hand<br />

Een an<strong>der</strong>e belangrijke ontwikkeling van de afgelopen jaren is de steeds betere herkenning<br />

en vroege opsporing van slachtoffertjes van kin<strong>der</strong>mishandeling. Dat is goed nieuws. Op<br />

het punt van de behandeling valt echter nog veel winst te halen. <strong>De</strong> Gezondheidsraad<br />

heeft recent moeten constateren dat de behandeling nog erg versnipperd is en weinig<br />

evidence based. In veel gevallen is het wenselijk dat betrokken partijen (zoals ou<strong>der</strong>s<br />

en de kin<strong>der</strong>opvangsector) het heft in eigen hand nemen. Om het beoogde effect te<br />

bereiken, is soms echter actieve on<strong>der</strong>steuning vanuit de maatschappij nodig. Dat wil ik<br />

graag illustreren aan de hand van het rapport van de On<strong>der</strong>zoekscommissie Zedenzaak<br />

Amsterdam en het advies van de Gezondheidsraad over kin<strong>der</strong>mishandeling.<br />

On<strong>der</strong>zoekcommissie Zedenzaak Amsterdam<br />

Op 7 december 2010 werd Amsterdam opgeschrikt door een zedenzaak waarbij<br />

mogelijk tientallen heel jonge kin<strong>der</strong>en ernstig seksueel misbruikt zouden zijn door een<br />

medewerker van het kin<strong>der</strong>dagverblijf. Dat<br />

was zowel in het kin<strong>der</strong>dagverblijf gebeurd<br />

als in de thuissituatie. <strong>De</strong> rechtszaak tegen<br />

betrokkenen is nog niet afgerond. Maar de<br />

grote aantallen kin<strong>der</strong>en, de jonge leeftijd van<br />

de kin<strong>der</strong>en en de ernst en de duur van het<br />

seksueel misbruik, hebben ie<strong>der</strong>een die er mee<br />

te maken kreeg geschokt. <strong>De</strong> burgemeester<br />

van Amsterdam heeft dan ook snel nadat de<br />

zaak aan het licht kwam een onafhankelijke<br />

On<strong>der</strong>zoekscommissie Zedenzaak Amsterdam (OZA) ingesteld, met als opdracht<br />

antwoord te geven op de vraag: Hoe heeft het kunnen gebeuren en wat kunnen we<br />

daarvan leren?<br />

<strong>De</strong> commissie realiseerde zich dat het bestaan van pedofilie een gegeven is en dat<br />

kin<strong>der</strong>misbruik veel vaker thuis plaatsvindt met bekenden van de familie dan in een<br />

kin<strong>der</strong>dagverblijf. Toch zouden ou<strong>der</strong>s ervan op aan moeten kunnen dat hun kind op<br />

een kin<strong>der</strong>dagverblijf maximaal tegen mishandeling en misbruik beschermd wordt.<br />

Ou<strong>der</strong>s zijn zelf eerstverantwoordelijk voor de veiligheid in de thuissituatie, ook<br />

wanneer ze een oppas binnen halen. Het is de commissie duidelijk geworden dat ou<strong>der</strong>s<br />

wel erg goedgelovig kunnen zijn en soms zon<strong>der</strong> screening een oppas uitkiezen op het<br />

23<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling, verwaarlozing en<br />

seksueel misbruik zijn een realiteit. Het<br />

probleem kan zo klein mogelijk worden<br />

gehouden door effectieve preventie en<br />

optimale behandeling van de kin<strong>der</strong>en<br />

die het overkomt.


internet. In het geval van de zedenzaak was vooral schokkend dat het ging om een<br />

medewerker van het kin<strong>der</strong>dagverblijf. Iemand die de ou<strong>der</strong>s en het kind goed kenden,<br />

die ze vertrouwden en die van dat vertrouwen misbruik heeft gemaakt.<br />

Startpunt voor de commissie was de constatering dat de sector in eerste instantie zelf<br />

verantwoordelijk is voor het creëren van omstandigheden waarin kin<strong>der</strong>en zich fysiek<br />

en emotioneel veilig kunnen ontwikkelen. <strong>De</strong> samenleving on<strong>der</strong>steunt de sector door<br />

er enerzijds een systeem van inspectie en handhaving naast te zetten en aan de an<strong>der</strong>e<br />

kant een systeem van klachten en aangiften. Maar het geheel steunt op de wijze waarop<br />

wij in de samenleving de randvoorwaarden voor de sector in wet- en regelgeving en de<br />

financiering hebben vastgelegd.<br />

Figuur 1 Model On<strong>der</strong>zoek Zedenzaak Amsterdam<br />

<strong>De</strong> kin<strong>der</strong>opvang is in Ne<strong>der</strong>land, vergeleken met de ons omringende landen, relatief<br />

laat tot ontwikkeling gekomen. Na de oorlog hebben we in ons land een tijd gehad<br />

waarin we het als een verworvenheid van onze welvaart beschouwden dat moe<strong>der</strong>s<br />

thuis konden blijven bij hun opgroeiende kin<strong>der</strong>en. Vrijwel alle moe<strong>der</strong>s kozen hier dan<br />

ook voor. Een paar ochtenden naar de peuterspeelzaal was meestal het maximum aan<br />

opvang dat kleine kin<strong>der</strong>en meemaakten. Daar tegenover staat overigens dat Ne<strong>der</strong>land<br />

kin<strong>der</strong>en al met vier jaar naar de kleuterschool stuurde.<br />

Het verschil aan eisen die we stellen aan (kleuter)on<strong>der</strong>wijs en kin<strong>der</strong>opvang blijft<br />

verbazingwekkend. Waar de eisen aan de school, de bijbehorende on<strong>der</strong>wijsinspectie en<br />

opleiding van leraren zeer geprofessionaliseerd zijn, hebben we de kwaliteitseisen voor<br />

de kin<strong>der</strong>opvang heel summier in de wet beschreven en hebben we ou<strong>der</strong>s en sector veel<br />

vrijheid gegeven om dat samen in te vullen.<br />

24


Ruim geformuleerde regels<br />

Het resultaat is een sector die op private en vaak commerciële grondslag gestoeld is,<br />

waarin de regels zo ruim geformuleerd zijn dat de individuele eigenaar of directeur van<br />

een kin<strong>der</strong>dagverblijf daar een geheel eigen interpretatie aan kan geven. Velen doen<br />

dat goed en consciëntieus. Ou<strong>der</strong>s hebben daar echter mede door de schaarste niet altijd<br />

van op aangekund, of op kunnen aandringen. Vaak moesten ze blij zijn met een plek,<br />

ook als die niet helemaal voldeed aan de wensen of<br />

achteraf gezien zelfs aan de veiligheidseisen.<br />

<strong>De</strong> commissie vielen bij het Hofnarretje (zo genoemd<br />

omdat het ooit ontstond in een achterkamer achter<br />

de tabakswinkel) een aantal punten op. Zo was er<br />

geen screening van personeel en hadden volwassenen<br />

veel tijd en gelegenheid om met kin<strong>der</strong>en alleen<br />

te zijn. Ook bestond er onvoldoende structuur<br />

en deskundigheid om de signalen die duidden op<br />

vermoedelijk misbruik om te zetten in actie en maatregelen. Uitzon<strong>der</strong>lijk was deze<br />

situatie echter niet: het Hofnarretje hoorde in de Amsterdamse regio tot de middenmoot.<br />

In absolute termen kan een waardeoordeel echter niet an<strong>der</strong>s luiden dan zwak. Dat<br />

betekent dat het misbruik zoals het in dit kin<strong>der</strong>dagverblijf naar alle waarschijnlijkheid<br />

heeft plaatsgevonden ook el<strong>der</strong>s had kunnen gebeuren. Tegelijk betekent het dat de<br />

drempels die op te werpen zijn tegen <strong>der</strong>gelijk misbruik zullen leiden tot een enorme<br />

kwaliteitsslag voor de sector en ook an<strong>der</strong>e risico’s voor kin<strong>der</strong>en zullen verkleinen.<br />

Het rapport doet dan ook een groot aantal aanbevelingen. Daarmee beoogde de<br />

commissie de trieste aanleiding van deze zedenzaak te gebruiken voor een versnelde<br />

professionaliseringsslag van de kin<strong>der</strong>opvang.<br />

Keuzevraagstuk<br />

<strong>De</strong> interessante vraag die hierbij natuurlijk opkomt, is of je die professionalisering<br />

helemaal aan de sector moet overlaten of dat je daar maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning<br />

aan zou moeten geven. <strong>De</strong> commissie kiest in haar rapport voor het laatste. Dit vanwege<br />

het maatschappelijk belang van een goede ontwikkeling van kleine kin<strong>der</strong>en voor onze<br />

eigen toekomst en vanwege het belang voor onze economie van de blijvende participatie<br />

van vrouwen op de arbeidsmarkt. Ten tijde van het on<strong>der</strong>zoek ging er drie miljard euro<br />

aan overheidsgeld naar de kin<strong>der</strong>opvang. <strong>De</strong>s te belangrijker dus dat dit geld ook goed<br />

besteed wordt.<br />

Behandeling gevolgen kin<strong>der</strong>mishandeling<br />

In de zomer van 2011 heeft de Gezondheidsraad een advies gepubliceerd over de<br />

behandeling van de gevolgen van kin<strong>der</strong>mishandeling. Dit on<strong>der</strong>werp is een logisch<br />

vervolg op de toegenomen aandacht voor de herkenning, opsporing en signalering<br />

van kin<strong>der</strong>mishandeling. Daardoor komt immers het vervolgtraject steeds prangen<strong>der</strong><br />

in beeld. Kin<strong>der</strong>mishandeling heeft altijd bestaan, alleen hebben we het niet altijd zo<br />

benoemd. Het is nog maar relatief recent dat kin<strong>der</strong>en niet meer gezien worden als het<br />

25<br />

Het verschil aan eisen die<br />

we stellen aan (kleuter)<br />

on<strong>der</strong>wijs en kin<strong>der</strong>opvang blijft<br />

verbazingwekkend.


eigendom van ou<strong>der</strong>s. Min<strong>der</strong> dan hon<strong>der</strong>dvijftig jaar geleden kwam er wetgeving die<br />

kin<strong>der</strong>en beschermde tegen kin<strong>der</strong>arbeid, werd de leerplicht ingevoerd en werd opvoeden<br />

benoemd als een plicht van ou<strong>der</strong>s. Pas in 1956 werd de Raad voor de Kin<strong>der</strong>bescherming<br />

opgericht. Zes jaar later, in 1962, verscheen het eerste wetenschappelijke artikel in de<br />

JAMA over het klinisch beeld van een mishandeld kind (Battered Child syndrome).<br />

<strong>De</strong> ontwikkeling heeft zich de laatste jaren voortgezet, maar de gevallen van ernstige<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling die de voorpagina’s van de kranten haalden, hebben wellicht ten<br />

onrechte de indruk gewekt dat het een nieuw verschijnsel was.<br />

<strong>De</strong>finitie<br />

<strong>De</strong> definitie van kin<strong>der</strong>mishandeling is in de loop <strong>der</strong> jaren wel uitgebreid. Hij is<br />

verbreed om niet alleen fysieke mishandeling, maar ook psychische mishandeling,<br />

seksueel misbruik en verwaarlozing eron<strong>der</strong> te vatten. Ook zijn de normen over wat<br />

wij acceptabel vinden verschoven. Een oorvijg en een tik met een liniaal op de vingers<br />

waren nog niet zo lang geleden algemeen geaccepteerd, maar zijn dat nu niet meer.<br />

Bovendien weten we tegenwoordig op basis van on<strong>der</strong>zoek het belang van de vroege<br />

ontwikkeling van kin<strong>der</strong>en beter op waarde te schatten.<br />

<strong>De</strong> commissie kiest in haar rapport<br />

voor maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning.<br />

Dit vanwege het belang van een goede<br />

ontwikkeling van kleine kin<strong>der</strong>en voor onze<br />

eigen toekomst en vanwege het belang voor<br />

onze economie van de blijvende participatie<br />

van vrouwen op de arbeidsmarkt.<br />

26<br />

Daarmee is het voorkomen, opsporen<br />

en signaleren van kin<strong>der</strong>mishandeling<br />

belangrijk geworden. We schatten<br />

intussen dat jaarlijks een kleine 100.000<br />

kin<strong>der</strong>en slachtoffer zijn. Over een<br />

heel leven is zo’n 10 tot 20 procent<br />

ooit slachtoffer geweest. Jaarlijks zijn<br />

er in Ne<strong>der</strong>land gemiddeld zo’n 50<br />

tot 80 sterfgevallen ten gevolge van<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling. Unicef noemt als<br />

belangrijkste risicofactoren (cumulatief):<br />

alcohol en drugs, huiselijk geweld, armoede en stress en geweld in de maatschappij.<br />

We weten intussen ook wel iets over de gevolgen van kin<strong>der</strong>mishandeling. Er zijn zowel<br />

fysieke als psychische effecten. <strong>De</strong> mate van resilience of veerkracht van kin<strong>der</strong>en kan de<br />

lange termijneffecten sterk beïnvloeden. Voorwaarden voor een geslaagde behandeling<br />

zijn dat het kind zich intussen veilig voelt, dat de ou<strong>der</strong>s de behandeling steunen en dat<br />

de aanpak integraal en multidisciplinair is. Er is echter heel weinig evaluatieon<strong>der</strong>zoek<br />

dat aantoont welke behandeling bij welk kind de meeste kans van slagen heeft.<br />

Academisering vakgebied<br />

Er is dus weinig on<strong>der</strong>zoek, terwijl we het een belangrijk probleem vinden. On<strong>der</strong>zoek<br />

is ook moeilijk. Het gaat om een extreem kwetsbare groep, met complexe problematiek,<br />

zodat het niet gemakkelijk is om homogene groepen samen te stellen. Bovendien is<br />

voor on<strong>der</strong>zoek met kin<strong>der</strong>en toestemming van de ou<strong>der</strong>s nodig (met een ingewikkeld<br />

ethisch juridisch ka<strong>der</strong>). En tot slot: het is een beladen on<strong>der</strong>werp.


Tegelijk is duidelijk dat goed evaluatieon<strong>der</strong>zoek nodig is, willen we daadwerkelijk<br />

slachtoffertjes beter kunnen behandelen. Dat vraagt academisering van het vakgebied.<br />

Bij vakgebieden die door hun complexiteit niet gemakkelijk gebruik hebben kunnen<br />

maken van de ontwikkelingen in klinisch on<strong>der</strong>zoek in Ne<strong>der</strong>land, volgt academisering<br />

een vast patroon. Van belang is dat de on<strong>der</strong>zoeksmethoden voldoende robuust<br />

zijn en dat de on<strong>der</strong>werpen voldoende relevant zijn voor de praktijk. Daar is nauwe<br />

samenwerking tussen academie en praktijkveld voor nodig.<br />

Figuur 2<br />

Maar academisering kan niet zon<strong>der</strong> professionalisering. <strong>De</strong> beroepsbeoefenaren en de<br />

sector moeten kiezen voor een evidence based bena<strong>der</strong>ing. Ze moeten een professionele<br />

norm vastleggen, die on<strong>der</strong>zoeksresultaten op hun merites beoordeelt en niet alleen op de<br />

vraag of ze in de eigen instelling on<strong>der</strong>zocht zijn. Goede kennis moet stapelbaar zijn, als<br />

legoblokjes. Kennis moet voor ie<strong>der</strong>een te gebruiken zijn en on<strong>der</strong>zoekers moeten op de<br />

resultaten van hun voorgangers kunnen voortborduren. Dat vereist een maatschappelijke<br />

sturing en on<strong>der</strong>steuning. In de vakgebieden waar ZonMw een <strong>der</strong>gelijke sturing<br />

gerealiseerd heeft, valt een sterke verbetering van de kwaliteit van de zorg te zien. <strong>De</strong><br />

27


ehandeling van de gevolgen van kin<strong>der</strong>mishandeling verdient een <strong>der</strong>gelijke impuls als<br />

we het maatschappelijk echt belangrijk vinden. Dat geldt overigens ook voor een aantal<br />

an<strong>der</strong>e domeinen van de kin<strong>der</strong>- en jeugdpsychiatrie en de jeugdzorg.<br />

Follow up on<strong>der</strong>zoek<br />

Vanuit die optiek is het ook essentieel dat we nadenken hoe we de slachtoffertjes van de<br />

zedenzaak niet alleen goed behandelen, nu en in de toekomst, maar dat we ze ook in de<br />

tijd volgen om te leren wat de gevolgen zijn van zulk ernstig misbruik op zo jonge leeftijd.<br />

Sommigen zeggen dat deze kin<strong>der</strong>en en hun ou<strong>der</strong>s al voldoende gestigmatiseerd zijn en<br />

dat een follow up on<strong>der</strong>zoek het moeilijk zou maken om het trauma achter zich te laten,<br />

maar je kunt het ook an<strong>der</strong>s bekijken. In Ne<strong>der</strong>land hebben we aan het eind van de<br />

oorlog met de Hongerwinter een dramatische ramp gehad. Het Wilhelmina Gasthuis heeft<br />

gedurende die Hongerwinter heel nauwkeurig geregistreerd hoe het met zwangere vrouwen<br />

ging. Gewicht van moe<strong>der</strong> en kind zijn zorgvuldig bijgehouden en door de rantsoenering<br />

was precies te bepalen hoeveel calorieën een moe<strong>der</strong> gedurende welke periode van<br />

de zwangerschap had gekregen. <strong>De</strong><br />

Niet alleen opsporingen signaleren, maar<br />

ook goede behandeling is noodzakelijk. Het<br />

vormgeven van een goed on<strong>der</strong>bouwde<br />

behandeling van slachtoffertjes van<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling en misbruik is een morele<br />

verantwoordelijkheid. Daar moeten we als<br />

samenleving aan bijdragen.<br />

28<br />

kin<strong>der</strong>en die uit die vrouwen geboren<br />

zijn, zijn langjarig gevolgd; zij vormen<br />

het zogenoemde hongerwintercohort.<br />

Juist omdat de hongersnood zo begrensd<br />

was in de tijd was het mogelijk in het<br />

hongerwintercohort te on<strong>der</strong>zoeken wat<br />

de gevolgen zijn van ernstige calorische<br />

beperking voor de lange termijn<br />

gezondheid van kin<strong>der</strong>en, afhankelijk<br />

van het moment in de zwangerschap<br />

waarin die hongersnood zich voordeed. Zo werd uit de omstandigheden die zich hadden<br />

voorgedaan op een wetenschappelijke manier lering getrokken en de kin<strong>der</strong>en van het<br />

hongerwintercohort hebben zich verenigd; het on<strong>der</strong>zoek dat eruit voortkwam geeft<br />

antwoord op vragen die essentieel zijn bij de bestrijding van hongersnood el<strong>der</strong>s in de<br />

wereld. Zelf een <strong>der</strong>gelijk experiment opzetten is natuurlijk onmogelijk, dat zou volstrekt<br />

onethisch zijn.<br />

Maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning?<br />

Een goede en veilige omgeving waar jonge kin<strong>der</strong>en zich kunnen ontwikkelen en<br />

maximaal kunnen leren, is een investering in onze eigen toekomst. Dat is te belangrijk<br />

om aan het toeval over te laten. Daarom heb ik altijd zo’n hekel gehad aan het woord<br />

kin<strong>der</strong>opvang. Dat riekt te veel naar de oude bewaarschool, waar kin<strong>der</strong>en geduldig<br />

zaten te wachten totdat hun moe<strong>der</strong> ze weer kwam ophalen. Het Amerikaanse woord<br />

Playschool, te vertalen in speelschool, weerspiegelt veel beter het belang dat kin<strong>der</strong>en<br />

kunnen spelen om te leren. Dat is wat wij voor onze kin<strong>der</strong>en moeten realiseren. Als<br />

de aanbevelingen van de on<strong>der</strong>zoekscommissie daaraan kunnen bijdragen heeft de<br />

commissie meer bereikt dan alleen het vermin<strong>der</strong>en van de risico’s op seksueel misbruik.


Maar omdat zelfs met een uitstekende kin<strong>der</strong>opvang, kin<strong>der</strong>mishandeling zal blijven<br />

voorkomen is niet alleen opsporing en signalering van belang, maar is ook goede<br />

behandeling noodzakelijk. Het vormgeven van een goed on<strong>der</strong>bouwde behandeling van<br />

slachtoffertjes van kin<strong>der</strong>mishandeling en misbruik is een morele verantwoordelijkheid.<br />

Daar moeten we als samenleving aan<br />

bijdragen.<br />

<strong>De</strong> samenleving kan deze dubbele opdracht<br />

mijns inziens op twee manieren vervullen.<br />

Allereerst door de verantwoordelijkheid<br />

van de verschillende partijen expliciet<br />

te benoemen en door kwaliteitseisen te<br />

durven stellen en handhaven. Daarnaast<br />

is het essentieel om te investeren in<br />

een on<strong>der</strong>zoeksinfrastructuur die academisering en professionalisering on<strong>der</strong>steunt.<br />

Alleen dan zetten we een volgende stap in die 150-jarige maatschappelijke queeste om<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling en misbruik tegen te gaan.<br />

Discussie<br />

Paul Schnabel dankt Louise Gunning-Schepers voor haar fascinerende betoog. “Wat<br />

zijn wij in Ne<strong>der</strong>land eigenlijk gewend aan het geven van vertrouwen. Wij gaan ervan<br />

uit dat an<strong>der</strong>en het goed met je voorhebben. En hoe riskant is dat gebleken in een<br />

aantal gevallen. Dit betoog raakt een heel belangrijk maatschappelijk thema. We<br />

kunnen niet alles controleren en we moeten, zoals Paul Huijts ook al zei, ook dingen aan<br />

hulpverleners kunnen overlaten, die zelf bepalen waar wel of niet wordt ingegrepen.”<br />

Daniel <strong>De</strong>levita (Seniorweb) vraagt wat de relatie is tussen de kwaliteit van de<br />

samenleving en de kwaliteit van de opvoeding van nul- tot vierjarigen. Als er zo’n<br />

relatie is, betekent dat dan dat de kwaliteit van de Zweedse samenleving hoger is?<br />

Louise Gunning-Schepers antwoordt dat Zweden een veel langere traditie heeft van<br />

kin<strong>der</strong>opvang en een opvallend veel grotere professionaliteit kent in de organisatie<br />

van de kin<strong>der</strong>opvang. In Ne<strong>der</strong>land staan er veelal MBO 3 opgeleide leidsters voor<br />

de groep en werden er (althans tot voor kort) geen eisen gesteld aan een directeur. In<br />

Zweden heeft men de kin<strong>der</strong>opvang geïncorporeerd in de keten van het on<strong>der</strong>wijs en is<br />

tenminste de helft van het personeel HBO opgeleid. Je kunt je voorstellen over welke<br />

vaardigheden een groepsleidster moet beschikken om een geval van mogelijk seksueel<br />

misbruik met ou<strong>der</strong>s te bespreken of zelfs om dat met elkaar in een kin<strong>der</strong>dagverblijf te<br />

bespreken. Zeker als het een collega betreft. Kwaliteit vraagt om professionaliteit en dat<br />

heeft Zweden wel degelijk als randvoorwaarde gerealiseerd. Maar of de kin<strong>der</strong>en daar<br />

gemiddeld genomen gelukkiger zijn? Uit sommige on<strong>der</strong>zoeken zou je kunnen opmaken<br />

dat Ne<strong>der</strong>landse kin<strong>der</strong>en het allergelukkigst zijn.<br />

29<br />

Het is nog maar 150 jaar geleden dat<br />

wij met zijn allen de kin<strong>der</strong>arbeid hebben<br />

afgeschaft, nog maar 100 jaar geleden dat<br />

opvoeden een plicht van ou<strong>der</strong>s is geworden<br />

en nog maar 50 jaar geleden dat de Raad<br />

voor de Kin<strong>der</strong>bescherming is opgericht.


Daniel <strong>De</strong>levita zegt een beetje te betwijfelen of mensen die hoog opgeleid zijn<br />

daadwerkelijk ook beter kunnen inschatten of het goed of slecht gaat met kin<strong>der</strong>en.<br />

Of dat ze beter kunnen praten over kin<strong>der</strong>en. Louise Gunning-Schepers antwoordt:<br />

“Inschatten misschien niet, maar praten wel. Het is moeilijk. In zo’n vreselijke<br />

zaak als het Hofnarretje merk je hoeveel er gevraagd wordt van medewerkers in de<br />

kin<strong>der</strong>opvang. We hebben ook gezien hoe groot de verschillen zijn tussen directies van<br />

kin<strong>der</strong>dagverblijven om de communicatie vorm te geven. Het zijn soms relatief kleine<br />

dingen, maar ze maken wel heel veel uit in de uiteindelijke kwaliteit van de instelling.”<br />

Paul Schnabel vult aan dat Ne<strong>der</strong>land nu een harde leerschool doormaakt, waarin de<br />

aangehaalde rapporten een rol spelen. “We hebben een unieke situatie in Ne<strong>der</strong>land.<br />

Wij weten eigenlijk heel erg weinig over het seksueel misbruik van heel jonge kin<strong>der</strong>en,<br />

omdat het niet zo vaak voorkomt.” Louise Gunning Schepers: “Ik vind persoonlijk dat<br />

wij als samenleving moeten zorgen dat wij kennis uit dit incident halen, wat betekent<br />

dat wij zulke kin<strong>der</strong>en en zulke<br />

We moeten toe naar een nieuwe<br />

on<strong>der</strong>zoekstraditie. Echt goede, robuuste<br />

wetenschappelijke on<strong>der</strong>steuning in de<br />

universitaire wereld moet worden gekoppeld<br />

aan de enorme kennis uit de praktijk. Zodanig<br />

dat blokjes kennis als legoblokjes stapelbaar<br />

worden. Zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in het<br />

Nationaal Programma Ou<strong>der</strong>enzorg.<br />

30<br />

gezinnen langdurig zouden moeten<br />

blijven volgen. Dat is misschien wel<br />

heel erg stigmatiserend, en de ou<strong>der</strong>s<br />

en de kin<strong>der</strong>en willen wellicht veel<br />

liever dat boek sluiten en er nooit<br />

meer aan herinnerd worden, maar het<br />

kan ons helpen betere oplossingen en<br />

behandelingen te vinden, zoals het<br />

on<strong>der</strong>zoek naar het hongerwintercohort<br />

leert. Wij zouden moeten<br />

nadenken over de manier waarop we<br />

van dit incident kunnen leren om<br />

kennis te verkrijgen voor de behandeling van toekomstige slachtoffertjes, zon<strong>der</strong> de<br />

betrokken families daarmee onnodig te belasten. En ik weet nog niet hoe je dat kunt<br />

doen, maar ik vind wel dat we dat moeten doen.”<br />

Eelco Damen (Cordaan) werkt al zo’n 30 jaar in de zorg en was 30 jaar geleden intensief<br />

bezig met preventie van kin<strong>der</strong>mishandeling en seksueel misbruik. “Toen waren er<br />

ook zaken, maar an<strong>der</strong>e. Er was on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e de kwestie Oude Pekela die eigenlijk<br />

nooit duidelijk is geworden. Ook toen is er veel on<strong>der</strong>zoek gedaan, dat was eind jaren<br />

zeventig, begin jaren tachtig en nu weer deze zaak. Hoe voorkomen wij nu dat wij zo<br />

incidentgestuurd werken. Ie<strong>der</strong>e keer dat het erop lijkt dat het incident is begrepen en<br />

verklaard, vervallen we weer tot nietsdoen en bij het volgende incident stellen wij ons<br />

opnieuw de vraag wat we moeten doen om dit te voorkomen.<br />

Louise Gunning-Schepers zegt dat ze zich kan voorstellen dat het zo gezien wordt, maar<br />

denkt dat het niet waar is. “Van dit on<strong>der</strong>zoek heb ik geleerd dat er groepen medewerkers<br />

zijn, bij de zedenpolitie, bij het Advies- en Meldpunt Kin<strong>der</strong>mishandeling, bij de GGD,<br />

die er permanent mee bezig zijn. Dit is heus niet alleen incident-gestuurd. Wij worden


opgeschrikt als de media er aandacht aan geven, terwijl er veel meer kleine gevallen van<br />

misbruik en mishandeling zijn waarop wel degelijk continu mensen actief zijn. Ik heb<br />

een groot respect voor de mensen die er in de frontlinie elke dag mee bezig zijn, en ik<br />

heb een onwaarschijnlijk groot respect voor de zedenpolitie. Die mensen die dag in dag<br />

uit internetsites checken om die gevallen eruit te halen. Dat zijn ook mensen die een<br />

gezin thuis hebben, die kleine kin<strong>der</strong>en hebben in dezelfde leeftijdscategorie. Die doen<br />

dat wel voor ons, dus er wordt wel degelijk aan gewerkt, alleen het komt niet steeds in de<br />

publiciteit en misschien is dat ook wel beter. Want dat geeft ook rust om het werk goed<br />

te doen. Maar of we er voldoende aandacht aan geven, of we voldoende on<strong>der</strong>steuning<br />

geven, dat vind ik wel een terechte vraag en daarom vind ik het heel belangrijk dat dit<br />

kabinet dit tot zo’n speerpunt heeft gemaakt.”<br />

Bernard van Praag (KHMW) vraagt of de kin<strong>der</strong>opvang als een geprivatiseerde<br />

en commerciële voorziening wel zo ideaal is. Zou de kin<strong>der</strong>opvang niet beter in<br />

overheidshanden kunnen worden gegeven net zoals gewoon het hele on<strong>der</strong>wijs?<br />

Louise Gunning-Schepers is daar niet van overtuigd. “Wij hebben een goede traditie<br />

publieke doelen door private organisaties te laten uitvoeren. Het is ook niet per definitie<br />

slecht dat het commerciële organisaties zijn. Maar wel maakt het mengsel van schaarste,<br />

hoge subsidies en geringe kwaliteitseisen het gemakkelijk voor mensen om daar gewoon<br />

snel rijk te worden, zon<strong>der</strong> kwaliteit te bieden. Dat is een gevaarlijk mengsel en dat<br />

moet je als samenleving niet willen.”<br />

Op een vraag over vergelijkbare risicovolle condities bij bijvoorbeeld zorgboer<strong>der</strong>ijen,<br />

dagverblijven voor geestelijk beperkte kin<strong>der</strong>en of particuliere verpleeghuizen, zegt<br />

zij dat wij geneigd zijn om helemaal warm van binnen te worden van een goed en<br />

enthousiasmerend initiatief en dat we vervolgens in<strong>der</strong>daad te weinig alert zijn op<br />

an<strong>der</strong>e motieven. <strong>De</strong> uitgangshouding moet<br />

vertrouwen zijn, maar zon<strong>der</strong> een goed systeem<br />

van governance zal het niet gaan. Een echte raad<br />

van toezicht helpt wel degelijk, omdat er gewoon<br />

iemand over de schou<strong>der</strong> meekijkt. Mensen<br />

zijn soms ook helemaal geen kwade dingen van<br />

plan, maar als in de regel staat dat op één groep<br />

drie uur per dag één volwassene mag staan en je<br />

interpreteert het zo dat elke volwassene drie uur per dag alleen voor de groep mag staan,<br />

dan is de werkelijkheid heel an<strong>der</strong>s dan beoogd was. Er moet zo nu en dan iemand zijn<br />

die de werkelijkheid toetst aan de kwaliteitseisen.<br />

Paul Schnabel vindt zorgboer<strong>der</strong>ijen een mooi voorbeeld van allerlei nieuwe<br />

kleinschalige voorzieningen waarover elke keer weer de discussie opkomt, op welk<br />

moment de overheid moet interveniëren en op welke manier. Dan gaat het over toezicht,<br />

inspectie en regels. Als dat te vlug gebeurt, verstikt dat het initiatief. Te sterke regulering<br />

31<br />

<strong>De</strong> kwaliteit van de ontwikkeling<br />

van nul- tot vierjarigen bepaalt<br />

de kwaliteit van onze toekomstige<br />

samenleving.


doodt particulier initiatief, maar op een gegeven moment in de ontwikkeling moet er iets<br />

geregeld worden. Het is een heel spannende verhouding tussen vrijheid en regelgeving.<br />

Maar wat betekent het voor de ou<strong>der</strong>s als ze erachter komen dat ze hun kind hebben<br />

uitbesteed op een onbetrouwbare plek, of een kin<strong>der</strong>oppas in huis hebben gehaald, die<br />

de meest onbetrouwbare persoon bleek te zijn die je je kunt voorstellen? Ou<strong>der</strong>s dragen<br />

dat hun hele leven met zich mee, als een gevoel van ‘ik heb het helemaal fout gedaan’.”<br />

Louise Gunning-Schepers vertelt dat zij het rapport aan de ou<strong>der</strong>s heeft gepresenteerd,<br />

voordat het aan de pers werd gegeven. “Het was buitengewoon indrukwekkend hoe de<br />

ou<strong>der</strong>s daar in stonden. Dat enorme gevoel van twijfel bij de moe<strong>der</strong> die zegt: ”Ja mijn kind<br />

huilde als hij ’s morgens naar de crèche ging, maar dat doen ze allemaal wel eens een keer.<br />

Daar geef je niet onmiddellijk aan toe.” Of degene die zegt: ”Wij wilden een vertrouwde<br />

oppas hebben en ik wist niet dat de groepslei<strong>der</strong>s en -leidsters thuis niet mogen oppassen,<br />

maar deze deed het en ik was zo blij.”<br />

Het mengsel van schaarste in de<br />

kin<strong>der</strong>opvang, hoge subsidies en geringe<br />

kwaliteitseisen, maakt het gemakkelijk voor<br />

mensen om daar snel rijk te worden zon<strong>der</strong><br />

kwaliteit te bieden. Dat is een gevaarlijk<br />

mengsel en dat moet je als samenleving<br />

niet willen.<br />

32<br />

Er hebben zich individuele drama’s<br />

afgespeeld, die alles te maken hadden<br />

met het vertrouwen in de instelling en<br />

de personen, wat onterecht bleek. Het<br />

interessante is, dat zodra de samenleving<br />

geld geeft aan een activiteit, men ook<br />

verwacht dat de samenleving erop<br />

toe ziet dat de kwaliteit goed is. Een<br />

levensgroot probleem dat inmiddels ook<br />

op tafel ligt, zijn de gastou<strong>der</strong>gezinnen.<br />

Dat zijn gezinnen die thuis kin<strong>der</strong>en van<br />

an<strong>der</strong>en opvangen of bij je thuis komen en per definitie heel veel alleen met het kind<br />

zijn. Die worden wel gesubsidieerd, maar daar kan de GGD eigenlijk geen toezicht op<br />

houden. Terwijl de ou<strong>der</strong>s het gevoel hebben dat zij min<strong>der</strong> eigen verantwoordelijkheid<br />

hebben bij het nagaan van de kwaliteit, omdat deze instantie gesubsidieerd wordt. Hoe<br />

ga je daarmee om?


Jolanda Lindenberg<br />

wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoeker Leyden Academy on Vitality and Ageing<br />

Ou<strong>der</strong>enmishandeling in bre<strong>der</strong> perspectief: wetenschappelijke inzichten in de<br />

on<strong>der</strong>liggende mechanismen<br />

Maatschappelijke veran<strong>der</strong>ingen hebben een belangrijke invloed op de afbakening<br />

van het fenomeen ou<strong>der</strong>enmishandeling. Dat blijkt uit een recente review van de<br />

ontwikkeling van definities. Vanuit de Leyden Academy on Vitality and Ageing werkt<br />

Jolanda Lindenberg samen met on<strong>der</strong>zoekster Yuliya Mysyuk aan een multidisciplinaire studie<br />

naar ou<strong>der</strong>enmishandeling en met name de intergenerationele overdracht van mishandeling.<br />

Zij willen meer begrijpen van oorzaken en achtergronden. In het on<strong>der</strong>zoek komen maatschappelijke<br />

perspectieven aan de orde en wordt gekeken naar het nut van een screeningslijst.<br />

Dit betoog is gericht op de drie vraagstukken die wij met ons<br />

huidige on<strong>der</strong>zoek bestu<strong>der</strong>en. Allereerst waar hebben we<br />

het over als we over ou<strong>der</strong>enmishandeling spreken? En is dit<br />

wel zo duidelijk? Ten tweede wat weten we over de oorzaken<br />

en de achtergronden? Hierbij ga ik in op de individuele en<br />

interactionele risicofactoren van slachtoffer en pleger, maar<br />

ook en vooral op factoren die gelegen zijn in de maatschappij<br />

waarvan wij allemaal deel uitmaken. Tenslotte zal ik ingaan op<br />

de vraag wat wij gezamenlijk kunnen doen met die kennis om<br />

ou<strong>der</strong>enmishandeling te identificeren en te voorkómen.<br />

<strong>De</strong>finitie<br />

Er is binnen het on<strong>der</strong>zoek naar ou<strong>der</strong>enmishandeling veel aandacht geweest voor<br />

prevalentie. Inmiddels weten we, zoals Paul Huijts al heeft aangegeven, dat de<br />

prevalentie in Ne<strong>der</strong>land on<strong>der</strong> 65-plussers zo rond de 5 procent ligt. Het gaat in<br />

Ne<strong>der</strong>land naar schatting om 200.000<br />

mensen. <strong>De</strong> 855 meldingen in 2010<br />

bij de Steunpunten Huiselijk Geweld<br />

blijven daarbij nogal achter. Echter<br />

blijkt de variatie in prevalentie<br />

on<strong>der</strong> verschillende groepen ou<strong>der</strong>en<br />

enorm uiteen te lopen. Wereldwijd<br />

is de variatie nog veel groter. <strong>De</strong> ons<br />

bekende prevalentiecijfers variëren<br />

van 3 tot 27 procent1 Illustratie 1<br />

(illustratie 1)<br />

als gevolg van verschillende oorzaken.<br />

Ten eerste hebben we hier te maken<br />

met een groep die lastig te definiëren<br />

is, en die veelal verschillend wordt<br />

33


afgebakend, want vanaf welke leeftijd geldt iemand als oud? En welke vorm telt mee?<br />

Alleen fysieke mishandeling of ook verwaarlozing? Daarbij variëren die prevalentiecijfers<br />

omdat er sprake is van bepaalde groepen die een verhoogd risico lopen. Kwetsbare<br />

ou<strong>der</strong>en, die geconfronteerd worden met een sterke fysieke of mentale achteruitgang<br />

zijn zo’n groep. En aangezien zij veelal intramuraal wonen ontstaan er heel an<strong>der</strong>e cijfers<br />

dan wanneer er bijvoorbeeld alleen zelfstandig wonende ou<strong>der</strong>en worden bena<strong>der</strong>d om<br />

prevalentiecijfers vast te stellen. Verschillende inclusiecriteria zorgen dus ook voor een<br />

heel an<strong>der</strong> beeld.<br />

Parallellen<br />

Daarnaast lopen de prevalentiecijfers ook uiteen omdat het om een groep gaat<br />

die lastig te bena<strong>der</strong>en en moeilijk in kaart te brengen is. Hier zijn parallellen met<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling. We kunnen vaststellen dat het meten van wat nu wel en niet<br />

mishandeling is en om hoeveel personen het gaat nog geen eenduidige kwestie is. Dat<br />

blijkt al uit de moeite die professionals op het gebied van ou<strong>der</strong>enmishandeling hebben<br />

om in hun casus te beslissen of het wel of niet gaat om ou<strong>der</strong>enmishandeling. Waar leg<br />

je de grens tussen wat wel en niet ou<strong>der</strong>enmishandeling is? In prevalentiestudies varieert<br />

de definitie ook.<br />

Uit enkele artikelen over het begin van het on<strong>der</strong>kennen van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

blijkt eveneens dat er parallellen zijn met kin<strong>der</strong>enmishandeling. Het zogenoemde<br />

granny battering syndrome doet heel erg denken aan het child battering syndrome. <strong>De</strong><br />

analyse van de verschillende wetenschappelijke definities van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

laat een duidelijke verschuiving zien, zoals grafisch weergegeven in illustratie 2. <strong>De</strong><br />

eerste definities gaan vooral over<br />

vrouwen en over fysiek geweld. En<br />

naarmate de jaren volgen, worden de<br />

definities steeds bre<strong>der</strong>, tot uiteindelijk<br />

de definitie wordt gevonden die nu<br />

het meest gebruikt wordt en dat is<br />

de definitie van de World Health<br />

Organisation WHO. Opvallend is<br />

dat zowel de vormen als de groepen<br />

verbreden. Zoals ook blijkt uit eer<strong>der</strong>e<br />

bijdragen aan deze conferentie. <strong>De</strong><br />

definities zijn dus een afspiegeling van<br />

de ontwikkeling van de afbakening<br />

van het fenomeen: leeftijdsgrenzen<br />

worden weggelaten, vormen onge-<br />

specificeerd en ook da<strong>der</strong>s en slachtoffers niet sterk afgebakend. <strong>De</strong> analyse laat zien<br />

dat ons beeld van ou<strong>der</strong>enmishandeling samenhangt met veran<strong>der</strong>ingen die niet<br />

direct zijn te relateren aan pleger en slachtoffer, maar ook aan de omgeving en aan<br />

de maatschappelijke veran<strong>der</strong>ingen in de positie van ou<strong>der</strong>en. Nu blijft de vraag of<br />

34<br />

Illustratie 2


die 3 procent het juiste cijfer is. Of die 27 procent? Wellicht zijn beide onjuist, maar<br />

waarschijnlijker is dat beide juist zijn en hebben we gewoon te maken met studies die<br />

verschillende definities hanteren. Vast staat dat, hoewel er nogal verschillend wordt<br />

gedacht over ou<strong>der</strong>enmishandeling, het wel plaatsvindt en dat het in absolute aantallen<br />

gaat om een groot en groeiend aantal mensen dat met mishandeling te maken krijgt.<br />

Dat leidt automatisch tot de tweede vraag:<br />

Hoe komt het?<br />

Hoewel er geen duidelijke afbakening is van het probleem, heeft het huidige on<strong>der</strong>zoek<br />

naar de prevalentie van ou<strong>der</strong>enmishandeling wel bijgedragen aan het begrip en de<br />

kennis over bepaalde factoren of kenmerken die bijdragen aan ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />

Voor het slachtoffer zijn een hogere leeftijd en het vrouw-zijn belangrijke risicofactoren.<br />

Maar ook sociaal isolement, een lagere socio-economische klasse, een kwetsbare<br />

gezondheid, psychische problemen en een geschiedenis van familiaal geweld hangen<br />

samen met een verhoogd risico op<br />

mishandeling. Gezien deze risicofactoren<br />

is de gevonden prevalentie van 27 procent<br />

geen verrassing. Ook voor de pleger zijn<br />

een aantal risicofactoren bekend, zoals<br />

stress of overbelasting, een psychiatrische<br />

aandoening of een persoonlijkheidsstoornis,<br />

financiële afhankelijkheid, sociale isolatie<br />

en een gebrek aan empathie. Die factoren<br />

dragen bij aan een verhoogd risico op<br />

het plegen van mishandeling. Bij de<br />

risicofactoren van pleger en slachtoffer vallen<br />

in die interactie twee factoren op; enerzijds<br />

de afhankelijkheid, die veelal we<strong>der</strong>zijds is en an<strong>der</strong>zijds ervaringen met mishandeling<br />

in de familiegeschiedenis. Ook in an<strong>der</strong>e generaties vormt familiegeschiedenis een<br />

verhoogd risico voor zowel het plegen als het slachtoffer-zijn van mishandeling. <strong>De</strong><br />

schattingen lopen uiteen, maar er is sprake van intergenerationele overdracht, zoals dit<br />

genoemd wordt. In het geval van ou<strong>der</strong>enmishandeling zijn in 30 tot 50 procent van de<br />

gevallen kin<strong>der</strong>en of kleinkin<strong>der</strong>en betrokken bij de mishandeling.<br />

Familieon<strong>der</strong>zoek<br />

Samen met Lenneke Alink (zie de volgende bijdrage in deze bundel) doen we<br />

daarom on<strong>der</strong>zoek naar deze intergenerationele overdracht. Daarbij proberen we door<br />

familieon<strong>der</strong>zoek vast te stellen in welke gevallen mishandeling wel of juist niet wordt<br />

doorgegeven. En als dit niet het geval is wat dan de beschermende factoren zijn. <strong>De</strong> opzet<br />

van dit on<strong>der</strong>zoek is vrij uniek, omdat het drie generaties omvat en zowel genetische als<br />

omgevingsfactoren in kaart probeert te brengen. Het gaat om de interactie en om vast te<br />

stellen of mishandeling een kwestie is van aanleg of dat er toch beschermende factoren<br />

in de omgeving zijn. Zo hopen we bij te dragen aan de preventie en uiteindelijk aan<br />

35<br />

Het on<strong>der</strong>zoek naar de prevalentie van<br />

ou<strong>der</strong>enmishandeling heeft bijgedragen<br />

aan de kennis over risicofactoren, zoals<br />

een hogere leeftijd en het vrouw-zijn,<br />

maar ook sociaal isolement, een lagere<br />

socio-economische klasse, een kwetsbare<br />

gezondheid, psychische problemen en een<br />

geschiedenis van familiaal geweld.


interventie. Maar zoals eer<strong>der</strong> aangegeven liggen de oorzaken van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

niet alleen op het individuele niveau van pleger en slachtoffer. Ons recente on<strong>der</strong>zoek<br />

naar de definities van ou<strong>der</strong>enmishandeling liet al zien dat risicofactoren in de omgeving<br />

een rol spelen. An<strong>der</strong> on<strong>der</strong>zoek heeft dit ook aangetoond.<br />

Seksisme?<br />

<strong>De</strong> bevinding dat ou<strong>der</strong>e vrouwen een verhoogd risico lopen op mishandeling vormde<br />

voor een aantal on<strong>der</strong>zoekers aanleiding om ‘seksisme’ - het discrimineren van personen<br />

op basis van hun sekse - te duiden als een van de omgevingsrisicofactoren die bijdragen<br />

aan ou<strong>der</strong>enmishandeling. Dat lijkt een plausibele verklaring, die toch vraagt om een<br />

tweetal kanttekeningen. Om te beginnen zijn vrouwen in absolute aantallen op ou<strong>der</strong>e<br />

leeftijd nu eenmaal in de meer<strong>der</strong>heid. Daarmee is de kans ook groter dat zij slachtoffer<br />

worden van ou<strong>der</strong>enmishandeling. Daarbij komt dat er interactie is met een an<strong>der</strong>e<br />

risicofactor: namelijk het hebben van een hogere leeftijd. Met het stijgen van de leeftijd<br />

neemt immers de kwetsbaarheid toe en dus ook het risico op mishandeling. Bovendien<br />

weten we uit prevalentiestudies uit de VS en Ne<strong>der</strong>land, dat vrouwen in essentie geen<br />

verhoogd risico lopen (wanneer je corrigeert voor de cijfers 2/3 ). Het idee dat seksisme<br />

de achtergrond vormt van ou<strong>der</strong>enmishandeling, is daarom ietwat onwaarschijnlijk,<br />

wat niet wegneemt dat in de praktijk meer vrouwen het slachtoffer zullen worden van<br />

ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />

Leeftijdsdiscriminatie?<br />

Een tweede omgevingsfactor die mogelijk een rol speelt is een vorm van ‘ageism’: het<br />

discrimineren op basis van leeftijd. Leeftijdsdiscriminatie vormt de kern van mijn verhaal<br />

vandaag. <strong>De</strong>ze omgevingsfactor hangt sterk samen met culturele normen en waarden<br />

in onze maatschappij. Ou<strong>der</strong>en worden bena<strong>der</strong>d op een manier die sociaal-cultureel<br />

gekleurd is. <strong>De</strong> structuren van onze samenleving, zoals het gezondheidszorgsysteem, de<br />

sociale voorzieningen en de opleidingsinstituten zijn logischerwijs een weerspiegeling<br />

van onze maatschappij. Zij incorporeren de normen en verwachtingen die door de<br />

bre<strong>der</strong>e maatschappij worden omarmd.<br />

Organisatieculturen zijn ingebed in<br />

macro-economische en politieke<br />

Illustratie 3<br />

structuren en dus in een bepaald<br />

discours. Met an<strong>der</strong>e woorden, deze<br />

instituties, zoals ik ze nu in brede zin<br />

noem, zijn een kind van hun tijd. Vanuit<br />

die aanname wordt dit on<strong>der</strong>zoek<br />

verricht naar de huidige kenmerken<br />

van de maatschappij en haar instituties<br />

en de relatie met ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />

Illustratie 3 is een weergave van wat<br />

wij noemen een verklarend, ecologisch<br />

model dat beoogt ver<strong>der</strong> te kijken dan<br />

36


de individuele karakteristieken en situationele omstandigheden van het slachtoffer<br />

en de pleger. Met een aantal collega’s is deze invalshoek geëxploreerd gedurende een<br />

symposium over ou<strong>der</strong>enmishandeling. Onze analyse is voornamelijk gebaseerd op min<br />

of meer ‘westerse’ landen, maar ook wetenschappers uit an<strong>der</strong>e landen, zoals Japan en<br />

India en daarnaast ervaringen in Afrika, hebben bijgedragen aan dit on<strong>der</strong>zoek. Hieruit<br />

kwam duidelijk naar voren dat de maatschappelijke positie van ou<strong>der</strong>en in deze landen<br />

ook van invloed is op de manier waarop er binnen instituties naar ou<strong>der</strong>en wordt<br />

gekeken. Vanuit een internationaal vergelijkend perspectief hebben wij vastgesteld dat<br />

er factoren zijn die ingebed zijn in onze systemen, met name onze gezondheidszorg. Wij<br />

laten een situatie toe die onbewust de mishandeling tolereert. Om de gevolgen van deze<br />

gedachtegang voor ou<strong>der</strong>enmishandeling duidelijk te maken zal ik deze toelichten voor<br />

de Ne<strong>der</strong>landse situatie.<br />

Kijk op ou<strong>der</strong>en<br />

Ik begin bij de kijk op ou<strong>der</strong>en in<br />

de Ne<strong>der</strong>landse samenleving. Het<br />

meest duidelijk wordt dit aan de<br />

hand van illustratie 4 die bekende<br />

voorbeelden laat zien van reclames<br />

over huidverou<strong>der</strong>ing en hoe dit tegen<br />

te gaan. Wat de reclame illustreert<br />

is eigenlijk dat als ou<strong>der</strong>en al in<br />

beeld komen, dit dan toch vooral is<br />

als het soort mensen dat wij niet<br />

willen zijn4/5 . Ou<strong>der</strong>en komen<br />

nog altijd heel weinig in beeld. In<br />

Ne<strong>der</strong>land slechts in 3 procent van<br />

de reclames. Een an<strong>der</strong> voorbeeld<br />

is dat hoewel de Ne<strong>der</strong>landse ou<strong>der</strong>en koploper zijn in het gebruik van internet in<br />

Europa, toch het beeld overheerst dat ou<strong>der</strong>en traag zijn met technologie en dat ze<br />

er niet goed mee om kunnen gaan. Sociologen beweren dat daarmee de ou<strong>der</strong>e in<br />

status is gedaald, omdat hun kennis min<strong>der</strong> waard is geworden door de nadruk op<br />

technologie in de economie6 Illustratie 4<br />

. Volgens an<strong>der</strong>e on<strong>der</strong>zoekers komt deze negatieve<br />

beeldvorming rondom ou<strong>der</strong>en vooral doordat hun levensfase ingaat tegen de algemene<br />

standaard van (een stijgende) ontwikkeling. Het verou<strong>der</strong>ingsproces wordt gezien<br />

als verval en veelal synoniem gesteld aan ziekte. Dit idee werd bevestigd in een<br />

systematische review naar ageism on<strong>der</strong> jongeren. <strong>De</strong>ze studie toonde aan dat de<br />

belangrijkste achtergrond voor het negatieve beeld van jongeren over ou<strong>der</strong>en kwam<br />

door de identificatie van ou<strong>der</strong>en met een, ik citeer hier: ‘angstaanjagend’ beeld van<br />

ziekte, verval en dood. Ook an<strong>der</strong> on<strong>der</strong>zoek toont aan dat jongeren zich vooral richten<br />

op de fysieke verschijning van ou<strong>der</strong>en. Zij laten zich veelal negatief uit over ou<strong>der</strong>en.<br />

37


Maatstaven<br />

Studies in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten geven aan dat verschillende<br />

oorzaken hieraan ten grondslag kunnen liggen: een gebrek aan persoonlijke ervaring<br />

met het verou<strong>der</strong>ingsproces (wat je jongeren natuurlijk niet kwalijk kunt nemen) en<br />

het fenomeen dat mensen van jongere of middelbare leeftijd ou<strong>der</strong>en identificeren met<br />

een negatieve toekomst (intrapsychische representatie). Dat leidt er tevens toe dat de<br />

aspiraties van ou<strong>der</strong>en worden genegeerd dan wel vervangen door de zienswijze van<br />

jongeren 7/8 . Met an<strong>der</strong>e woorden: ou<strong>der</strong>en worden<br />

In Ne<strong>der</strong>land worden jaarlijks zo’n<br />

200.000 ou<strong>der</strong>en mishandeld.<br />

Daarvan werden in 2010<br />

885 gevallen aangemeld bij de<br />

Steunpunten Huiselijk Geweld.<br />

gemeten naar de maatstaven van jongeren. Dit<br />

blijkt ook uit analyses vanuit de intergenerationele<br />

sociolinguïstiek waaruit blijkt dat jongeren het<br />

communiceren met ou<strong>der</strong>en moeizaam vinden<br />

en een vorm van accommodatie missen in het<br />

gesprek 9/10 . Overigens wordt deze ervaring gedeeld<br />

door ou<strong>der</strong>en die het communiceren met jongeren<br />

ook moeilijk vinden.<br />

Ou<strong>der</strong>en zelf staan ambivalent tegenover de bestaande stereotypen over ‘oud zijn’. Vaak<br />

hoor je een ou<strong>der</strong>e zeggen “maar ik ben niet oud, zij zijn oud en dat is pas oud”, het<br />

ontkennen van leeftijd is alomtegenwoordig en ‘oud’ wordt ook door ou<strong>der</strong>en zelf als<br />

een negatief label, een ongewenste categorie gebruikt 11/12/13 . Ou<strong>der</strong>en zetten zichzelf<br />

liever neer als ‘actieve ou<strong>der</strong>e’ en niet als ‘oud’. Een kwalitatieve studie naar ervaringen<br />

met leeftijdsdiscriminatie van ou<strong>der</strong>en geeft aan dat met name impliciete ageism wordt<br />

ervaren. <strong>De</strong> stereotypen die daarin naar voren komen worden door sommige ou<strong>der</strong>en zelf<br />

weerlegd middels een psychologisch proces, zoals dat dan genoemd wordt, van afwijzing<br />

van de eigen groep, “daar hoor ik niet bij”, en vormen van zelf-stereotypering, “zo ben<br />

ik niet maar de an<strong>der</strong>”.<br />

Oorsprong<br />

Een recent on<strong>der</strong>zoek van Bodner 8 naar de sociale en psychologische oorspong van<br />

ageism maakt duidelijk dat ou<strong>der</strong>en zelf ook leeftijdsdiscriminerend kunnen optreden<br />

en dat dit vooral samenhangt met een negatieve sociale identiteit. Hoewel de huidige<br />

en de aankomende generatie ou<strong>der</strong>en algemeen gezien worden als een an<strong>der</strong>e groep<br />

ou<strong>der</strong>en, worden ook zij voortdurend geassocieerd met negatieve noties zoals de kosten<br />

van het pensioenstelsel, de achteruitgang van onze sociale zekerheid en de sociale<br />

kosten die samengaan met hun pensionering. Ou<strong>der</strong>en worden veelal gezien als kosten,<br />

en zelden geassocieerd met baten. Veelal omdat baten voornamelijk berekend worden<br />

aan de hand van productiviteit en functionaliteit in financiële zin. Ou<strong>der</strong>en worden<br />

vaak opgeroepen effectiever en productiever te worden 14/15 . In de logica van de markt<br />

staan ou<strong>der</strong>en echter meestal aan de verkeerde kant van de balans. Het is juist de logica<br />

van de markt die doordringt in de Ne<strong>der</strong>landse gezondheidszorg en met deze inmenging<br />

ook de assumpties die daaraan ten grondslag liggen. <strong>De</strong> omgevingsrisicofactor ageism<br />

ligt daarmee intrinsiek in onze maatschappij en de zorg. Voor deze risicofactor zijn wij<br />

allen verantwoordelijk en deze is (deels) een uiting van hoe wij met elkaar omgaan.<br />

38


Wat te doen?<br />

Ik heb getracht duidelijk te maken dat ou<strong>der</strong>enmishandeling niet gezien kan worden als<br />

een op zichzelf staand exces, een geïsoleerd fenomeen tussen slachtoffer en pleger, maar<br />

een probleem dat diep geworteld is in onze maatschappij. Ik richt mij in het vervolg van<br />

mijn betoog op het beschrijven van mogelijke manieren waarop wij kunnen bijdragen<br />

aan het tegengaan van de omgevingsrisicofactoren. Ik richt mij hierbij vooral op de<br />

organisatie van de zorg. Niet omdat ik de zorg hoofdverantwoordelijk acht, maar meer<br />

omdat de zorg ook een afspiegeling is van de samenleving en de zorg een heel grote<br />

bijdrage kan leveren aan het signaleren van ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />

Kwetsbaarheid<br />

Ou<strong>der</strong>en die geduid kunnen worden als kwetsbaar lopen een verhoogd risico op<br />

mishandeling. Dit betreft zo’n 25 procent van de Ne<strong>der</strong>landse 65+’ers, volgens de<br />

definities van het SCP. Wie komen deze ou<strong>der</strong>en tegen? Zorgprofessionals. Ou<strong>der</strong>en<br />

bezoeken regelmatig een arts; gemiddeld meer dan vijf maal per jaar de huisarts, en 4,5<br />

maal per jaar de specialist. En zoals het SCP recent heeft vastgesteld ziet per jaar 80 procent<br />

van de kwetsbare ou<strong>der</strong>en de huisarts 16/17 . <strong>De</strong>ze artsen en zorgprofessionals kunnen een<br />

belangrijk toena<strong>der</strong>ingspunt vormen voor ou<strong>der</strong>en met beperkte sociale contacten en<br />

verhoogde kwetsbaarheid en ze zijn daarmee een belangrijk toena<strong>der</strong>ingspunt voor<br />

ou<strong>der</strong>en die mishandeld zijn. <strong>De</strong> rol die zorgprofessionals kunnen spelen wordt ook<br />

duidelijk uit wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek in an<strong>der</strong>e landen 18/19/20. Daaruit is naar voren<br />

gekomen dat in 70 procent van de gevallen van ou<strong>der</strong>enmishandeling de ou<strong>der</strong>e dit<br />

niet zelf meldt. <strong>De</strong> identificatie van ou<strong>der</strong>enmishandeling valt in de praktijk vooral<br />

on<strong>der</strong> de verantwoordelijkheid van professionals in de gezondheidszorg. Opvallend is<br />

wel dat een beperkt aantal gevallen van ou<strong>der</strong>enmishandeling daadwerkelijk gemeld<br />

wordt door zorgprofessionals. In Ne<strong>der</strong>land wordt er weinig gemeld door huisartsen en<br />

in de Verenigde Staten slechts 2 procent, terwijl ou<strong>der</strong>en in beide landen gemiddeld vijf<br />

maal per jaar hun arts bezoeken.<br />

Symptomen<br />

Vast staat dat de identificatie van<br />

mishandeling lastig is. Het is bekend dat<br />

symptomen van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

zoals verwardheid, teruggetrokkenheid,<br />

maar ook fysieke symptomen kunnen<br />

voorkomen in het verou<strong>der</strong>ingsproces.<br />

Dit maakt het detecteren van<br />

mishandeling complex. Daarbij komt<br />

dat sociale isolatie ook samenhangt<br />

met mishandeling. Zeker wat betreft de<br />

identificatie van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

is er dus nog veel werk aan de winkel.<br />

Er valt vooral winst te behalen op de Illustratie 5<br />

39


gevoeligheid voor signalen van mishandeling, waarbij de vraag is of de zorgprofessionals<br />

hier alleen verantwoordelijk voor zijn. Ervan uitgaande dat de organisatie van de<br />

zorg in<strong>der</strong>daad een afspiegeling is van onze samenleving, creëren we een omgeving<br />

en een systeem waar het maatschappelijke probleem gereflecteerd wordt in de zorg.<br />

Zorgprofessionals zijn net als u en ik en ontkomen<br />

Ou<strong>der</strong>enmishandeling als<br />

fenomeen vertoont parallellen<br />

met kin<strong>der</strong>enmishandeling. Het<br />

zogenoemde granny battering<br />

syndrome doet heel erg denken aan<br />

het child battering syndrome.<br />

niet aan de onbewuste manier waarop wij naar<br />

ou<strong>der</strong>en kijken en de wijze waarop wij met<br />

hen omgaan. Illustratie 5 vat dit ecologische<br />

model samen. Zorgprofessionals die in nauw<br />

contact komen met ou<strong>der</strong>en weerspiegelen de<br />

maatschappij, blijkt ook uit wetenschappelijk<br />

on<strong>der</strong>zoek. Zij zien de omstandigheden van<br />

hun ‘cliënten’ als pessimistisch in en als<br />

onveran<strong>der</strong>baar. Tevens zien deze professionals<br />

het oud-zijn als een tijd van wanhoop, futiliteit<br />

en afhankelijkheid. Dat is allemaal aangetoond in on<strong>der</strong>zoek. Daarbij worden ou<strong>der</strong>en<br />

gezien als passief en incompetent en juist als ze dit niet zijn en dus actief en competent,<br />

werden ze ervaren als overlast en neergezet als zeurende ou<strong>der</strong>en 7/10/19/21.<br />

Verwachting<br />

Wat gebeurt er met het beeld van de ou<strong>der</strong>e, met de veran<strong>der</strong>de verwachting binnen de<br />

gezondheidszorg over de patiënt die van passief actief moet worden? Er wordt verwacht<br />

dat zij zal passen binnen het ideaal van de consumerende patiënt die bewust keuzes kan<br />

maken. Patiënten moeten actief worden, maar an<strong>der</strong>zijds weten we dat veel stereotypen<br />

juist een verwachting van passiviteit oproepen en als dit niet het geval is, zij stereotypen<br />

versterken waaraan de maatschappij en ook zorgprofessionals onbewust hechten.<br />

Bovendien maakt het werken in categorieën en indicaties het nog moeilijker het<br />

proces van stereotypering tegen te gaan. Uit sociaalpsychologisch on<strong>der</strong>zoek is immers<br />

gebleken dat negatieve stereotypering eigenlijk alleen maar weerlegd kan worden door<br />

een soort individuele erkenning van het individu en tegelijkertijd een bijstelling van<br />

het groepsbeeld 22/23.<br />

Consequenties<br />

Als ik de consequenties voor de verschillende risicofactoren voor ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />

in kaart breng, blijken er een aantal die eer<strong>der</strong> negatief dan positief beïnvloed worden.<br />

Zo kunnen eenzaamheid en gevoelens van sociaal isolement versterkt worden,<br />

doordat ou<strong>der</strong>en te weinig het gevoel hebben dat ze een volwaardige plek innemen<br />

in de maatschappij. Met de nadruk op zelfredzaamheid, eigen aansprakelijkheid<br />

en verantwoordelijkheid zullen kwetsbare groepen, waaron<strong>der</strong> die met een broze<br />

gezondheid en van een lagere socio-economische klasse, zich eer<strong>der</strong> incompetent<br />

voelen dan vergelijkbare niet-kwetsbare groepen. Daarnaast krijgt het individu door de<br />

focus op efficiëntie en effectiviteit, en daarmee op categorieën in plaats van individuen,<br />

steeds min<strong>der</strong> de ruimte ondanks een toegenomen keuzevrijheid. Die keuzes moeten<br />

40


zij immers zelf maken en diegenen die hiertoe niet in staat zijn vallen buiten de boot.<br />

Bovendien wordt de drempel om ervaringen met ou<strong>der</strong>enmishandeling wel te melden<br />

hoger. Het is bekend dat ou<strong>der</strong>en vaak laat melding maken van mishandeling en dat<br />

hier on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e gevoelens van schaamte en incompetentie aan ten grondslag liggen.<br />

<strong>De</strong> drempel is hoog omdat zij zichzelf zien als zwak en soms ook medeplichtig aan wat<br />

hen is overkomen. Door het neerzetten van een beeld van iemand die zelfbewust moet<br />

zijn, die eigen regie heeft en die voor zichzelf dient op te komen wordt deze schaamte<br />

wellicht alleen maar groter en daarmee de drempel voor het melden van mishandeling<br />

alleen maar hoger.<br />

On<strong>der</strong>deel probleem<br />

Wanneer wij aannemen dat maatschappelijke principes hun weerslag vinden in de zorg,<br />

dan bestaat de kans dat de drempel niet alleen maar hoger wordt voor slachtoffers,<br />

maar dat dit tevens een effect heeft op de signalering van ou<strong>der</strong>enmishandeling door<br />

zorgprofessionals. Want waar staat ou<strong>der</strong>enmishandeling in de Diagnose Behandel<br />

Combinatie? En is een visite van negen minuten voldoende voor een huisarts om<br />

<strong>der</strong>gelijke delicate kwesties te bespreken? Laten we dus beginnen met de erkenning<br />

dat wij on<strong>der</strong>deel zijn van het probleem ou<strong>der</strong>enmishandeling. We zouden kunnen<br />

vertrouwen op professionals voor de identificatie van ou<strong>der</strong>enmishandeling, maar als<br />

u mijn argumentatie gevolgd heeft, dan<br />

is het maar zeer de vraag of dit voldoende<br />

is. Zij zijn immers ook on<strong>der</strong>deel van<br />

onze maatschappij. Er is dus meer voor<br />

nodig en pasklare antwoorden zijn er niet.<br />

Wellicht moet er meer gedaan worden<br />

aan de beeldvorming over ou<strong>der</strong>en,<br />

misschien moet er meer gedaan worden<br />

aan individueel contact met ou<strong>der</strong>en.<br />

Maar wij hebben getracht, als Leyden<br />

Academy en samen met Movisie en een<br />

steunpunt huiselijk geweld om een startpunt te vinden in een algemene screeninglijst<br />

voor ou<strong>der</strong>enmishandeling. We proberen deze in te zetten om een vorm van bewustzijn<br />

te stimuleren. Het gebruik van <strong>der</strong>gelijke screeningslijsten leidt in an<strong>der</strong>e landen ook<br />

tot een substantiële toename van de identificatie van ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />

Conclu<strong>der</strong>end<br />

Ou<strong>der</strong>enmishandeling is nog steeds niet eenduidig afgebakend, zo mag blijken<br />

uit het eerste deel van mijn betoog. We weten dus eigenlijk nog niet waar we het<br />

precies over hebben. Prevalenties lopen uiteen door gebruik van verschillende<br />

definities en inclusies van diverse groepen. In het tweede deel van mijn betoog heb<br />

ik beschreven welke risicofactoren wetenschappelijk aangetoond zijn. Daaruit blijkt<br />

dat ou<strong>der</strong>enmishandeling niet alleen een geïsoleerd fenomeen is tussen slachtoffer en<br />

pleger, maar ook een maatschappelijk probleem. Aangezien wij allen deel uitmaken van<br />

41<br />

<strong>De</strong> maatschappelijke positie van ou<strong>der</strong>en is<br />

van invloed op de manier waarop er binnen<br />

instituties naar ou<strong>der</strong>en wordt gekeken...<br />

met name ook in de gezondheidszorg....<br />

Wij laten een situatie toe die onbewust de<br />

mishandeling tolereert.


de maatschappij en onze instituties een afspiegeling zijn van de maatschappij, ontkomt<br />

ook de zorg niet aan de impliciete incorporatie van het negatieve discours over ou<strong>der</strong>en.<br />

<strong>De</strong> zichtbaarheid en de identificatie<br />

Hoewel de huidige en de aankomende generatie<br />

ou<strong>der</strong>en algemeen gezien worden als een an<strong>der</strong>e<br />

groep ou<strong>der</strong>en, worden ook zij voortdurend<br />

geassocieerd met negatieve noties zoals de kosten<br />

van het pensioenstelsel, de achteruitgang van<br />

onze sociale zekerheid en de sociale kosten die<br />

samengaan met hun pensionering.<br />

42<br />

van ou<strong>der</strong>enmishandeling kan<br />

hierdoor negatief beïnvloed<br />

worden. <strong>De</strong> drempel voor het<br />

identificeren en voor het melden<br />

van ou<strong>der</strong>enmishandeling kan hoger<br />

worden. Op dit terrein kunnen wij<br />

een bijdrage leveren. Een eerste stap is<br />

de bewustwording dát deze invloeden<br />

ingebed zijn in het systeem. Om een<br />

bijdrage te leveren aan het voorkómen<br />

van ou<strong>der</strong>enmishandeling kunnen<br />

professionals zich bewust worden van deze processen en hebben zij de uitdaging om<br />

ou<strong>der</strong>en an<strong>der</strong>s te bena<strong>der</strong>en. Een tweede stap is door de onbewuste principes bewust<br />

te omzeilen, wellicht door screening voor ou<strong>der</strong>enmishandeling on<strong>der</strong>deel te maken<br />

van onze standaard zorg. Het maatschappelijke probleem dat mede bijdraagt aan<br />

ou<strong>der</strong>enmishandeling expliciet tegengaan; dat is wat ons te doen staat.<br />

Noten<br />

1. Cooper C, Selwood A, Livingston G. The prevalence of el<strong>der</strong> abuse and neglect: a<br />

systematic review. Age and ageing 2008; 37(2):151.<br />

2. Pillemer K, Finkelhor D. The prevalence of el<strong>der</strong> abuse: A random sample survey.<br />

The Gerontologist 1988; 28(1):51.<br />

3. Comijs HC, Smit JH, Pot AM, Bouter LM, Jonker C. Risk indicators of el<strong>der</strong><br />

mistreatment in the community. Journal of El<strong>der</strong> Abuse & Neglect 1999; 9(4):67-76.<br />

4. Binstock RH. Old-age policies, politics, and ageism. Generations 2005; 29(3):73-78.<br />

5. Bytheway B. Ageing and Ageism. Sociology: Introductory Readings 2010; 2:190.<br />

6. Cuddy AJC, Norton MI, Fiske ST. This old stereotype: The pervasiveness and<br />

persistence of the el<strong>der</strong>ly stereotype. Journal of Social Issues 2005; 61(2):267-285.<br />

7. Biggs S. Professional helpers and resistances to work with ol<strong>der</strong> people. Ageing and<br />

society 1989; 9(1):43-60.<br />

8. Bodner E. On the origins of ageism among ol<strong>der</strong> and younger adults. International<br />

Psychogeriatrics 2009; 21(6):1003-1014.<br />

9. Giles H, Coupland N, Coupland J,Williams A, Nussbaum J. Intergenerational talk<br />

and communication with ol<strong>der</strong> people. The International Journal of Aging and Human<br />

<strong>De</strong>velopment 1992; 34(4):271-297.<br />

10. Giles H, Noels KA,Williams A, Ota H, Lim TS, Ng SH et al. Intergenerational<br />

communication across cultures: young people’s perceptions of conversations with<br />

family el<strong>der</strong>s, non-family el<strong>der</strong>s and same-age peers. Journal of Cross-Cultural<br />

Gerontology 2003; 18(1):1-32.<br />

11. Gamliel T, Hazan H. The meaning of stigma: identity construction in two old-age


institutions. Ageing & Society 2006; 26(03):355-371.<br />

12. Minichiello V, Browne J, Kendig H. Perceptions and consequences of ageism: views<br />

of ol<strong>der</strong> people. Ageing & Society 2000; 20(3):253-278.<br />

13. Westerhof GJ, Barrett AE, Steverink N. Forever Young? Research on Aging 2003;<br />

25(4):366-383.<br />

14. van den HeuvelWJA. Generatieconflict en waardige zorg voor kwetsbare ou<strong>der</strong>en.<br />

Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 2010; 1-3.<br />

15. Van <strong>der</strong> Meer MJ. Ol<strong>der</strong> adults and their sociospatial integration in The Netherlands.<br />

KNAG; 2006.<br />

16. Campen C. Kwetsbare ou<strong>der</strong>en. <strong>De</strong>n Haag, SCP; 2011.<br />

17. Kennedy RD. El<strong>der</strong> abuse and neglect: the experience, knowledge, and attitudes of<br />

primary care physicians. FAMILY MEDICINE-KANSAS CITY- 2005; 37(7):481.<br />

18. Fulmer T, Guadagno L, Bitondo dyer C, Connolly MT. Progress in El<strong>der</strong> Abuse<br />

Screening and Assessment Instruments. Journal of the American Geriatrics Society<br />

2004; 52(2):297-304.<br />

19. JonesWP. <strong>De</strong>ath as a Factor in Un<strong>der</strong>standing Mo<strong>der</strong>n Attitudes Toward the<br />

Aging. Journal of Religion & Aging 1987; 3(1):75-90.<br />

20. O’Malley H, Segars H, Perez R, Mitchell V, Knuepfel G. El<strong>der</strong> abuse in Massachusetts:<br />

A survey of professionals and paraprofessionals. Legal Research and Services for the<br />

El<strong>der</strong>ly; 1979.<br />

21. O’Malley H, Segars H, Perez R, Mitchell V, Knuepfel G. El<strong>der</strong> abuse in Massachusetts:<br />

A survey of professionals and paraprofessionals. Legal Research and Services for the<br />

El<strong>der</strong>ly; 1979.<br />

22. Greene MG, Adelman R, Charon R, Hoffman S. Ageism in the medical encounter:<br />

An exploratory study of the doctor-el<strong>der</strong>ly patient relationship. Language &<br />

Communication 1986; 6(1/2):113-124.<br />

23. Yzerbyt V, Carnaghi A. Stereotype change in the social context. Stereotype<br />

dynamics: Language-based approaches to the formation, maintenance, and transformation<br />

of stereotypes 2008; 29-57.<br />

Discussie<br />

Paul Schnabel stelt dat al die variabelen aan elementen kunnen bijdragen aan de<br />

herkenning van het probleem en dat zij een genuanceerd beeld kunnen geven van wat<br />

er eigenlijk allemaal kan spelen aan factoren.<br />

Louise Gunning-Schepers vraagt of er on<strong>der</strong>zoek is gedaan naar de vraag of plegers<br />

ook vaak mensen uit de zorg zijn? Jolanda Lindenberg bevestigt dat daar on<strong>der</strong>zoek<br />

naar is gedaan. Bij de zorgprofessionals gaat het om zo’n 1 procent tegen 5.6 procent<br />

bij zelfstandig wonende ou<strong>der</strong>en. Dus de zorg is niet de hoofdverantwoordelijke. Paul<br />

Schnabel denkt dat professionele zorgverleners in de zorg doorgaans maar een beperkte<br />

tijd met ou<strong>der</strong>en doorbrengen. Daartegenover staat dat de informele zorg bij ou<strong>der</strong>en die<br />

thuis wonen vaker de hele dag doorgaat, zeker bij dementerende ou<strong>der</strong>en. Van het laatste<br />

43


dagboek van Hans Warren, de Zeeuwse dichter, waarin hij zijn aftakeling omschrijft, kun<br />

je erg veel leren (ook al valt dit niet on<strong>der</strong> de wetenschappelijke literatuur) over hoe<br />

het is om in een huis te leven met een aftakelende patiënt. Hij beschrijft ook zijn angst<br />

voor zijn partner die op een gegeven moment boos wordt. Ook weet hij bijvoorbeeld<br />

niet hoe je een zware man moet optillen, omdat hij nooit geleerd heeft hoe dat kan<br />

zon<strong>der</strong> je rug te breken. En dat ze uit willen en dat hij dan in zijn broek geplast heeft.<br />

Dat soort onaangename dingen spelen een<br />

Ou<strong>der</strong>enmishandeling mag niet<br />

gezien worden als een op zichzelf<br />

staand exces, een geïsoleerd fenomeen<br />

tussen slachtoffer en pleger, maar een<br />

probleem dat diep geworteld is in onze<br />

maatschappij.<br />

grote rol. Wordt daaraan in het on<strong>der</strong>zoek<br />

aandacht besteed? Jolanda Lindenberg:<br />

“Jazeker want een van de risicofactoren<br />

is overbelasting of stress bij de pleger.<br />

We maken wel een on<strong>der</strong>scheid tussen<br />

ontspoorde zorg en ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />

Dat is een lastig on<strong>der</strong>scheid, want wanneer<br />

houdt ontspoorde zorg op en wanneer<br />

wordt het ou<strong>der</strong>enmishandeling? Maar in<br />

dit soort gevallen van zorgoverbelasting<br />

weten we dat er al heel veel gedaan kan worden door simpele zorgon<strong>der</strong>steuning.<br />

Eigenlijk moet je iemand ontlasten, maar zo’n situatie moet je wel voor zijn, je moet<br />

het identificeren. Je moet het signaleren voordat het kan verergeren.” Mirjam van<br />

Dongen (voorzitter van het Landelijk Platform Bestrijding Ou<strong>der</strong>enmishandeling)<br />

zegt dat uit een on<strong>der</strong>zoek van Anne Margriet Pot in 1996 geconcludeerd kan worden<br />

dat een op de drie mantelzorgers van mensen met dementie zich ‘schuldig maakt’<br />

aan ou<strong>der</strong>enmishandeling. Wanneer er in de komende jaren meer druk komt op de<br />

mantelzorgers, door steeds min<strong>der</strong> aanwezigheid van professionele zorg, zou je dus<br />

een grote toename aan ou<strong>der</strong>enmishandeling kunnen verwachten. Hopelijk zal het<br />

on<strong>der</strong>zoek ertoe bijdragen dat wij niet alleen zorgprofessionals bewust maken van<br />

ou<strong>der</strong>enmishandeling, maar ze ook bewust maken van het belang van on<strong>der</strong>steuning<br />

van mantelzorgers. Daar valt in preventieve zin een hele hoge winst te behalen. Jolanda<br />

Lindenberg is het daar helemaal mee eens. Paul Schnabel vindt de on<strong>der</strong>steuning<br />

van de mantelzorger een belangrijk punt en de gemeenten moeten met de Wmo in<br />

de hand die on<strong>der</strong>steuning van de mantelzorgers ook mogelijk maken. Marian van<br />

<strong>der</strong> Klein (Verwey Jonker Instituut) zegt dat zij in het ka<strong>der</strong> van het Actieplan<br />

Ou<strong>der</strong>en in Veilige Handen bezig is met een instrument voor vrijwilligers en de rol<br />

die vrijwilligers kunnen hebben bij het bestrijden van ou<strong>der</strong>enmishandeling. Wat zal<br />

de rol van de informele zorgers zoals mantelzorgers en vrijwilligers zijn bij de preventie<br />

van ou<strong>der</strong>enmishandeling? Professionals hebben of krijgen een meldplicht, burgers<br />

niet terwijl zij veelal komen in situaties of op plekken waar ze an<strong>der</strong>e dingen horen<br />

of zien dan professionals. Jolanda Lindenberg antwoordt dat die rol wel net zo groot<br />

kan zijn als die van professionals. <strong>De</strong> informele zorgers kunnen net als de professionals<br />

signaleren en identificeren. Maar ze moeten wel handvatten krijgen om dat goed te<br />

kunnen doen. Het is goed dat daaraan wordt gewerkt.<br />

44


Wil Arts (Wetenschappelijke Raad van het Jan Brouwer fonds) vraagt welke<br />

instrumenten worden gebruikt om prevalentie te meten. Jolanda Lindenberg bevestigt<br />

dat het om heel diverse studies en<br />

manieren gaat. Er zijn studies die gebruik<br />

maken van de conflict tactics scale, dat<br />

is een schaal van agressief gedrag, er zijn<br />

er die gebruik maken van telefonische<br />

interviews, er zijn er die een soort van<br />

enquêtes uitzetten on<strong>der</strong> ou<strong>der</strong>en. <strong>De</strong><br />

studies en hun output verschillen zeer.<br />

Bovendien verschilt de vraagstelling<br />

per studie. Vraag je wel naar verwaarlozing of niet? Vraag je wel naar emotionele<br />

mishandeling of juist niet? Dat is natuurlijk ook het probleem bij het vergelijken van<br />

die prevalenties.<br />

45<br />

Ook de zorg ontkomt niet aan de impliciete<br />

incorporatie van het negatieve discours over<br />

ou<strong>der</strong>en. <strong>De</strong> zichtbaarheid en de identificatie<br />

van ou<strong>der</strong>enmishandeling kan hierdoor<br />

negatief beïnvloed worden.


Lenneke Alink<br />

universitair docent Centre for Child & Family Studies Leiden University*<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling: waar gaat het mis?<br />

Jaarlijks zijn ongeveer 119.000 kin<strong>der</strong>en slachtoffer van één of meer vormen van<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling. Uit veel on<strong>der</strong>zoek wordt duidelijk dat de gevolgen van mishandeling zeer<br />

ernstig zijn. Met het oog op preventie is het van belang om de voorspellers en risicofactoren<br />

van mishandeling goed in kaart te brengen. Zo is het risico op mishandeling groter in gezinnen<br />

met (zeer) laag opgeleide ou<strong>der</strong>s, met werkloze ou<strong>der</strong>s, éénou<strong>der</strong>gezinnen, gezinnen met drie<br />

of meer kin<strong>der</strong>en, en stiefgezinnen. Echter, niet alleen sociaal-economische en gezinsfactoren<br />

zijn van belang. Mishandelende ou<strong>der</strong>s vertonen bijvoorbeeld verhoogde stressreacties bij het<br />

zien en horen van emotionele kindsignalen, zo blijkt uit neurobiologisch on<strong>der</strong>zoek. Zulke<br />

gegevens helpen bij het opzetten van (preventieve) interventieprogramma’s. In deze bijdrage<br />

over prevalentie en risicofactoren worden tevens aanknopingspunten gegeven voor preventie.<br />

In 2005 zijn twee on<strong>der</strong>zoeken uitgevoerd met de vraag hoe vaak<br />

mishandeling voorkomt, één on<strong>der</strong> Advies- en Meldpunten<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling (AMK’s) en beroepskrachten werkzaam met<br />

kin<strong>der</strong>en (Van IJzendoorn et al., 2007) en één on<strong>der</strong> middelbare<br />

scholieren (Lamers-Winkelman, Slot, Bijl, & Vijlbrief, 2007).<br />

Beide studies zijn in 2010 herhaald om een meer recente<br />

prevalentieschatting te doen en te on<strong>der</strong>zoeken of er verschillen<br />

zijn ten opzichte van 2005. Aan beide studies lag de definitie van<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling uit de Wet op de Jeugdzorg (artikel 1, lid m)<br />

ten grondslag:<br />

<strong>De</strong>finitie Kin<strong>der</strong>mishandeling ...elke vorm van voor een min<strong>der</strong>jarige bedreigende of gewelddadige<br />

interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ou<strong>der</strong>s of an<strong>der</strong>e personen ten opzichte<br />

van wie de min<strong>der</strong>jarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of<br />

passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend<br />

aan de min<strong>der</strong>jarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.<br />

Ten eerste gaat het om verschillende typen gedragingen. We on<strong>der</strong>scheiden seksueel<br />

misbruik, fysieke mishandeling, emotionele mishandeling, fysieke verwaarlozing<br />

en emotionele verwaarlozing (waaron<strong>der</strong> ook het getuige zijn van huiselijk geweld<br />

en verwaarlozing van het on<strong>der</strong>wijs). Ten tweede gaat het om een relatie van<br />

afhankelijkheid of onvrijheid tussen het kind en de pleger. Het gaat dus nadrukkelijk<br />

niet om bijvoorbeeld geweld tussen klasgenoten of geweld vanuit de overheid gericht<br />

op min<strong>der</strong>jarigen.<br />

Hoe vaak gaat het mis?<br />

<strong>De</strong> Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kin<strong>der</strong>en en Jeugdigen-2010<br />

(NPM-2010; Alink, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, Pannebakker, Vogels,<br />

46


& Euser, 2011) bestond uit een informantenstudie en een scholierenstudie. Aan de<br />

informantenstudie hebben ruim 1100 professionals deelgenomen die beroepsmatig met<br />

kin<strong>der</strong>en te maken hebben in allerlei sectoren van de samenleving, zoals on<strong>der</strong>wijs,<br />

juridische en sociaal-medische zorg. Ook is gebruik gemaakt van de formele registraties<br />

van kin<strong>der</strong>mishandeling in 2010 door de 15 Advies- en Meldpunten Kin<strong>der</strong>mishandeling<br />

(AMK) in heel Ne<strong>der</strong>land. Ver<strong>der</strong><br />

hebben 2000 leerlingen in de eerste<br />

vier jaren van het middelbaar<br />

on<strong>der</strong>wijs een vragenlijst ingevuld<br />

over hun eigen ervaringen met<br />

mishandeling in het gezin.<br />

<strong>De</strong> geschatte omvang van<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling in 2010 (de<br />

jaarprevalentie) op basis van de<br />

informanten- en AMK-meldingen<br />

kwam uit op ongeveer 119.000<br />

kin<strong>der</strong>en. We drukken dat getal<br />

liever uit als een relatief getal,<br />

Figuur 1. Jaarprevalentie van mishandeling (aantal per 1.000)<br />

op basis van rapportages professionals en AMK-meldingen<br />

(Bron: NPM-2010; Alink et al., 2011)<br />

Figuur 2. Jaarprevalentie van mishandeling (aantal per 1.000)<br />

op basis zelfrapportage door jongeren (Bron: NPM-2010;<br />

Alink et al., 2011)<br />

47<br />

omdat het dan makkelijker<br />

wordt om prevalentieschattingen<br />

tussen verschillende landen of<br />

verschillende jaren met elkaar te<br />

vergelijken. Daarmee komen we<br />

op een aantal van 34 gevallen van<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling op ie<strong>der</strong>e 1000<br />

kin<strong>der</strong>en. Vooral verwaarlozing<br />

kwam veel voor: fysieke verwaarlozing,<br />

verwaarlozing van<br />

het on<strong>der</strong>wijs en emotionele verwaarlozing,<br />

waaron<strong>der</strong> ook het<br />

getuige zijn van huiselijk geweld.<br />

<strong>De</strong> scholierenstudie wees uit dat<br />

ongeveer 99 per 1000 leerlingen<br />

in 2010 zich slachtoffer voelden<br />

van kin<strong>der</strong>mishandeling. Ten opzichte<br />

van 2005 was een stijging<br />

te zien in de rapportages door<br />

de informanten en de AMK-<br />

meldingen (Figuur 1). Het aantal scholieren dat mishandeling meldde is gelijk<br />

gebleven (Figuur 2). Mogelijk zijn, door de grotere aandacht voor kin<strong>der</strong>mishandeling<br />

in de politiek en in de media, beroepskrachten meer alert geworden op signalen van<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling en maken zij daarvan vaker melding. We kunnen in elk geval<br />

stellen dat het aantal gevallen van mishandeling in Ne<strong>der</strong>land niet is afgenomen in de


afgelopen jaren. Reden genoeg dus om wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek en beleid nog beter<br />

te richten op het terugdringen van het aantal slachtoffers.<br />

Wat gaat er mis?<br />

Om efficiënt te kunnen ingrijpen is meer kennis nodig over risicofactoren en gevolgen<br />

van mishandeling. Kin<strong>der</strong>en die slachtoffer zijn of zijn geweest van mishandeling,<br />

hebben een grote kans op het ontwikkelen van emotionele en gedragsproblemen, zoals<br />

depressie, angststoornis, posttraumatische stressstoornis en antisociaal gedrag. Eén van<br />

de mechanismen die aan zulke problemen ten grondslag ligt is moeite met het herkennen<br />

en reguleren van emoties. Zo vonden we in een<br />

Kin<strong>der</strong>en die slachtoffer zijn of zijn<br />

geweest van mishandeling, hebben<br />

een grote kans op het ontwikkelen van<br />

emotionele en gedragsproblemen, zoals<br />

depressie, angststoornis, posttraumatische<br />

stressstoornis en antisociaal gedrag.<br />

studie naar mishandelde en niet mishandelde<br />

kin<strong>der</strong>en in de basisschoolleeftijd, dat kin-<br />

<strong>der</strong>en die werden mishandeld meer internaliserende<br />

problemen (zoals angst en<br />

depressie) en externaliserende problemen<br />

(zoals agressief en oppositioneel gedrag)<br />

lieten zien. Het on<strong>der</strong>liggende mechanisme<br />

had te maken met het reguleren van de eigen<br />

emoties: mishandelde kin<strong>der</strong>en zijn hierin<br />

beduidend min<strong>der</strong> goed dan an<strong>der</strong>e kin<strong>der</strong>en<br />

(Alink, Cicchetti, Kim, & Rogosch, 2010). Zij vertonen bijvoorbeeld vaker ongepaste<br />

emoties, laten snelle wisselingen in emoties zien en worden rigide als er sprake is van<br />

stress. Het niet goed kunnen reguleren van emoties is weer een on<strong>der</strong>liggende factor bij<br />

problemen zoals angst, depressie en agressie.<br />

Ook het verwerken van emoties van an<strong>der</strong>en in het brein wordt beïnvloed door<br />

opvoeding. In een Event Related Potential (ERP)studie, waarin de elektrische signalen<br />

van het brein worden gemeten, vonden we een effect van afwijzing door de moe<strong>der</strong><br />

(wat in ernstige vorm emotionele mishandeling kan worden genoemd) op de reactie<br />

van het brein op emotionele gezichtsuitdrukkingen. Proefpersonen deden een taak<br />

en kregen daarbij feedback op hun goede en foute antwoorden in de vorm van rode<br />

en groene emotionele gezichtsuitdrukkingen. Mensen die veel afwijzing door hun<br />

moe<strong>der</strong> hadden ervaren lieten een sterkere reactie en dus een intensievere verwerking<br />

van emotionele gezichtsuitdrukkingen zien en dat gold met name voor walgende, of<br />

afkeurende gezichtsuitdrukkingen (Huffmeijer, Tops, Alink, Bakermans-Kranenburg, &<br />

Van IJzendoorn, 2011).<br />

Stress-systemen<br />

Een an<strong>der</strong> systeem in het lichaam dat te maken heeft met het reguleren van emoties is<br />

de Hypothalamus-Hypofyse-Bijnier-as, één van de stress-systemen in het lichaam met<br />

als eindproduct het hormoon cortisol. Dit hormoon wordt aangemaakt gedurende de<br />

hele dag - het helpt bij het dagelijkse functioneren - maar wordt in verhoogde mate<br />

geproduceerd als er sprake is van stress. Het helpt het lichaam om te herstellen van<br />

48


de stressor zodat het weer in de normale stand kan functioneren (Sapolsky, Romero,<br />

& Munck, 2000). Dit stress-systeem kan ernstig in de war worden gebracht door<br />

mishandeling. Dat is bijvoorbeeld aangetoond bij kin<strong>der</strong>en die opgroeiden in tehuizen<br />

in Oekraïne, waar weliswaar voldoende medische zorg aanwezig was, maar zeer<br />

weinig persoonlijke emotionele aandacht. We noemen dit structurele verwaarlozing,<br />

een ernstige vorm van kin<strong>der</strong>mishandeling. Kin<strong>der</strong>en die te maken hebben gehad<br />

met structurele verwaarlozing hebben hogere niveaus van cortisol gedurende de dag<br />

(Dobrova-Krol, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, & Juffer, 2010). Zij hebben<br />

dus een disfunctionerend stresssysteem, iets wat op de langere termijn kan leiden tot<br />

emotionele en lichamelijke problemen.<br />

Waar en waarom gaat het mis?<br />

<strong>De</strong> vraag naar risicofactoren van mishandeling kan worden opgesplitst in twee<br />

domeinen. Enerzijds kunnen we factoren in de omgeving on<strong>der</strong>scheiden die het risico<br />

op kin<strong>der</strong>mishandeling in een gezin vergroten. An<strong>der</strong>zijds spelen neurobiologische<br />

processen in de vorm van stressregulatie een rol.<br />

Met de resultaten van de NPM-2010 kan de vraag naar risicofactoren in de omgeving deels<br />

worden beantwoord. Het risico op kin<strong>der</strong>mishandeling bleek ruim acht keer groter te zijn<br />

in gezinnen met zeer laag opgeleide ou<strong>der</strong>s, terwijl werkloosheid van beide ou<strong>der</strong>s het<br />

risico bijna vijf keer vergrootte. Ook een allochtone achtergrond vormde een verhoogd<br />

risico op kin<strong>der</strong>mishandeling, maar dat verhoogde risico viel weg voor traditioneel<br />

allochtonen (van Marokkaanse,<br />

Turkse, Surinaamse, Antilliaanse<br />

herkomst) als het gemiddeld lagere<br />

opleidingsniveau werd verdisconteerd.<br />

Voor traditioneel allochtonen<br />

met een laag opleidingsniveau was<br />

het risico niet groter dan dat voor<br />

autochtonen met een vergelijkbaar<br />

opleidingsniveau. Voor nieuw<br />

allochtonen (veelal vluchtelingen)<br />

bleef een verhoogd risico bestaan,<br />

ook als we rekening houden met<br />

het opleidingsniveau. Mogelijk<br />

Zeer weinig persoonlijke emotionele aandacht<br />

(structurele verwaarlozing) is een ernstige vorm<br />

van kin<strong>der</strong>mishandeling. Kin<strong>der</strong>en die te maken<br />

hebben gehad met structurele verwaarlozing<br />

hebben hogere niveaus van cortisol gedurende<br />

de dag. Zij hebben een disfunctionerend<br />

stresssysteem, wat op de langere termijn kan leiden<br />

tot emotionele en lichamelijke problemen.<br />

spelen trauma’s in deze gezinnen daarbij een belangrijke rol. Ver<strong>der</strong> was het risico op<br />

mishandeling groter in éénou<strong>der</strong>gezinnen, in gezinnen met drie of meer kin<strong>der</strong>en en in<br />

stiefgezinnen. Wel moet in ogenschouw worden genomen dat kin<strong>der</strong>mishandeling zeker<br />

niet alleen in de hierboven genoemde risicogroepen voorkomt.<br />

Het on<strong>der</strong>zoek naar stressregulatie van ou<strong>der</strong>s als risicofactor voor mishandeling vindt<br />

haar oorsprong in de jaren ’80 (bijv. Frodi & Lamb, 1980). Dit on<strong>der</strong>zoek berust op het<br />

idee dat kin<strong>der</strong>mishandeling voortkomt uit een combinatie van ou<strong>der</strong>- en kindfactoren.<br />

49


Een kind kan op een bepaalde manier lastig zijn voor de ou<strong>der</strong>, bijvoorbeeld als het huilt<br />

of ongehoorzaam is, en zo het stress-systeem van de ou<strong>der</strong> activeren. Als een ou<strong>der</strong> niet<br />

in staat is met deze stress om te gaan kan dit resulteren in mishandeling. <strong>De</strong> eerste studies<br />

op dit gebied richtten zich vooral op fysieke mishandeling en lieten zien dat ou<strong>der</strong>s die<br />

hun kin<strong>der</strong>en fysiek mishandelden, een sterkere stressreactie hadden bij het kijken en<br />

luisteren naar huilen van baby’s (zie McCanne & Hagstrom, 1996). Soortgelijke resultaten<br />

werden ook gevonden in meer recente studies met grotere on<strong>der</strong>zoeksgroepen en waarbij<br />

gebruik is gemaakt van gestandaardiseerde observaties van ou<strong>der</strong>-kind interacties. Ou<strong>der</strong>s<br />

die min<strong>der</strong> sensitief reageerden op hun eigen kind en die hardhandiger disciplineerden<br />

hadden een sterkere stressreactie op huilgeluiden van baby’s dan an<strong>der</strong>e ou<strong>der</strong>s (Joosen<br />

et al., in press; Joosen et al., in voorbereiding). Op dit moment on<strong>der</strong>zoeken wij het<br />

functioneren van het stress-systeem bij mishandelende en niet-mishandelende moe<strong>der</strong>s,<br />

waarbij we ook kijken naar de invloed van eigen ervaring met mishandeling in de jeugd,<br />

omdat dit een risico betekent voor het zelf gaan mishandelen als ou<strong>der</strong>.<br />

Intergenerationele overdracht<br />

Grofweg kunnen we stellen dat ongeveer 30 procent van de ou<strong>der</strong>s die in hun eigen jeugd<br />

slachtoffer waren van mishandeling, ook hun eigen kin<strong>der</strong>en mishandelen. Mogelijke<br />

mechanismen die deze intergenerationele overdracht kunnen verklaren, hebben te<br />

maken met het reguleren en interpreteren van emoties en met stressregulatie. In het<br />

voorgaande is beargumenteerd dat deze factoren zowel gevolgen van mishandeling als<br />

risicofactoren voor het mishandelen van de eigen kin<strong>der</strong>en zijn. Ver<strong>der</strong> kunnen genen<br />

een rol spelen in de intergenerationele overdracht. We weten uit dieron<strong>der</strong>zoek en<br />

tweelingon<strong>der</strong>zoek bij mensen dat mishandeling niet direct te verklaren is door genen.<br />

Resusapen die opgroeiden bij mishandelende moe<strong>der</strong>s maar biologische moe<strong>der</strong>s hadden<br />

die niet mishandelden, hebben bijvoorbeeld een aanzienlijke kans om hun eigen<br />

kin<strong>der</strong>en te gaan mishandelen. Dit is echter niet het geval bij apen die mishandelende<br />

biologische moe<strong>der</strong>s hadden maar opgroeiden bij moe<strong>der</strong>s die veel aan goede verzorging<br />

deden (Maestripieri, 2005). Er bestaat dus waarschijnlijk geen hoofdeffect van genen op<br />

mishandeling. Recent on<strong>der</strong>zoek lijkt wel te wijzen op een an<strong>der</strong>e rol van genen, namelijk<br />

het beïnvloeden van de vatbaarheid voor omgevingsinvloeden (Ellis, Boyce, Belsky,<br />

Bakermans-Kranenburg, & Van IJzendoorn, 2011). Kin<strong>der</strong>en met een bepaald genotype<br />

zijn vatbaar<strong>der</strong> voor positieve en negatieve omgevingsinvloeden (zoals mishandeling)<br />

en het is daarom goed mogelijk dat genen wel een effect hebben op het al dan niet<br />

doorgeven van mishandeling naar de volgende generatie. <strong>De</strong> precieze rol van emotie- en<br />

stressregulatie en genen in de intergenerationele overdracht van mishandeling is echter<br />

nog niet bekend en is on<strong>der</strong>werp van één van onze lopende studies.<br />

Wat kunnen we eraan doen?<br />

Allereerst is het van belang te kijken naar de risicofactoren in de omgeving. <strong>De</strong> belangrijkste<br />

risicofactoren voor mishandeling zijn lage opleiding en werkloosheid. Er is natuurlijk geen<br />

direct oorzakelijk verband tussen opleiding of werkloosheid en mishandeling, maar toch<br />

zou een forse investering in scholing en werkgelegenheid stress kunnen wegnemen bij<br />

50


gezinnen met risico op mishandeling waardoor het makkelijker voor de ou<strong>der</strong>s wordt om<br />

goed te reageren in de soms stressvolle interacties met hun kin<strong>der</strong>en.<br />

Een tweede antwoord op de vraag wat we eraan kunnen doen gaat in de richting<br />

van preventieve interventies. <strong>De</strong> Video-feedback Intervention to promote Positive<br />

Parenting and Sensitive Discipline (VIPP-SD) is zo’n interventie die zou kunnen worden<br />

ingezet ter voorkoming van kin<strong>der</strong>mishandeling. <strong>De</strong> VIPP-SD heeft het predicaat<br />

“Bewezen effectief” gekregen door de Erkenningscommissie van het NJI (2010). Het<br />

belangrijkste doel van deze kortdurende interventie is het verhogen van de ou<strong>der</strong>lijke<br />

sensitiviteit en het verbeteren van het stellen van grenzen. Dat wordt bewerkstelligd<br />

in zes sessies die plaatsvinden bij de ou<strong>der</strong>s thuis. Tijdens deze huisbezoeken worden<br />

video-opnamen gemaakt van ou<strong>der</strong>-kind<br />

interacties. Die worden tijdens het erop<br />

volgende huisbezoek samen met de ou<strong>der</strong><br />

teruggekeken en door de intervenor van<br />

commentaar voorzien. Twee on<strong>der</strong>werpen<br />

komen tijdens elk huisbezoek aan de orde.<br />

Enerzijds wordt aandacht geschonken aan<br />

het goed reageren op signalen, dat wil zeggen<br />

het herkennen en begrijpen van signalen<br />

van het kind, daar juist op reageren, en de<br />

reactie van het kind vervolgens opmerken. Op die manier gaat het gedrag van het<br />

kind als positieve bekrachtiger gelden voor het veran<strong>der</strong>de gedrag van de ou<strong>der</strong>. Een<br />

tweede thema heeft te maken met kindgericht disciplineren, oftewel het uitleggen<br />

waarom iets niet mag of juist moet, het begrip tonen voor hoe moeilijk dit voor het<br />

kind kan zijn, het bieden van alternatieven en het niet uit de hand laten lopen van<br />

situaties waarin de ou<strong>der</strong> een gebod of een verbod geeft en het kind blijft protesteren.<br />

Effectiviteit<br />

Verschillende studies hebben de effectiviteit van de VIPP-SD aangetoond. Ou<strong>der</strong>s<br />

die de VIPP-SD hadden gevolgd gebruikten vaker positieve disciplineringsstrategieën,<br />

hadden een verbeterde attitude ten opzichte van sensitiviteit en disciplinering en<br />

hun kin<strong>der</strong>en vertoonden min<strong>der</strong> gedragsproblemen. Dit was met name het geval<br />

als er sprake was van gezinsproblemen, zoals huwelijksproblemen, problemen op het<br />

werk, financiële problemen, etc. (Van Zeijl, Mesman, Van IJzendoorn, Bakermans-<br />

Kranenburg, Juffer, Stolk, Koot, & Alink, 2006). En dit zijn juist de gezinnen waarin<br />

het risico op mishandeling groter is. <strong>De</strong> effectiviteit van de VIPP-SD in risicogezinnen<br />

werd on<strong>der</strong>streept door bevindingen van Canadese collega’s. Zij toetsten de effectiviteit<br />

van een variant op de VIPP-SD in gezinnen waarin mishandeling speelt en vonden<br />

dat de interventie tot gevolg had dat ou<strong>der</strong>s sensitiever reageerden op hun kin<strong>der</strong>en,<br />

dat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen ou<strong>der</strong>s en kin<strong>der</strong>en was verbeterd<br />

en dat kin<strong>der</strong>en min<strong>der</strong> internaliserend en externaliserend gedrag vertoonden (Moss,<br />

Dubois-Comtois, Cyr, Tarabulsy, St.Laurent, & Bernier, 2011). VIPP-SD is dus een<br />

51<br />

Het risico op kin<strong>der</strong>mishandeling bleek<br />

ruim acht keer groter te zijn in gezinnen<br />

met zeer laag opgeleide ou<strong>der</strong>s, terwijl<br />

werkloosheid van beide ou<strong>der</strong>s het risico<br />

bijna vijf keer vergrootte.


veelbelovend instrument om mishandeling te voorkomen en ou<strong>der</strong>-kindrelaties te<br />

verbeteren Momenteel wordt de effectiviteit van een nieuwe variant van VIPP-SD ook<br />

in de pleegzorg on<strong>der</strong>zocht. Pleegkin<strong>der</strong>en hebben vaak een geschiedenis van moeilijke<br />

gezinsomstandigheden zoals mishandeling. Voor pleegou<strong>der</strong>s betekent dit een uitdaging<br />

die vaak stressvoller is dan het opvoeden van eigen biologische kin<strong>der</strong>en. Het is daarom<br />

van belang pleegou<strong>der</strong>s zoveel mogelijk te on<strong>der</strong>steunen om op die manier ook de<br />

pleegkin<strong>der</strong>en een veilig thuis te kunnen bieden.<br />

Conclusie<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling is helaas nog steeds een veel voorkomend fenomeen met grote<br />

gevolgen voor de ver<strong>der</strong>e ontwikkeling. Die gevolgen zijn vaak zo diep geworteld dat<br />

de ervaring van mishandeling in de jeugd kan leiden tot mishandeling van de eigen<br />

kin<strong>der</strong>en. We moeten er alles aan doen om dit te voorkomen. Dat kan enerzijds door de<br />

maatschappelijke omstandigheden van risicogezinnen te verbeteren. An<strong>der</strong>zijds zal meer<br />

gedaan moeten worden aan preventie. Effectief bewezen preventieve interventies moeten<br />

worden ingezet op brede schaal om ou<strong>der</strong>s de nodige handvatten voor de opvoeding te<br />

bieden en zo kin<strong>der</strong>mishandeling en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen.<br />

Grofweg kunnen we stellen dat<br />

ongeveer 30 procent van de ou<strong>der</strong>s<br />

die in hun eigen jeugd slachtoffer<br />

waren van mishandeling, ook hun<br />

eigen kin<strong>der</strong>en mishandelen.<br />

*Lenneke Alink is per 1 maart 2012 benoemd<br />

tot bijzon<strong>der</strong> hoogleraar Voorkomen, gevolgen en<br />

aanpak van kin<strong>der</strong>mishandeling, Vrije Universiteit<br />

Amsterdam, Jan Brouwer Leerstoel). Zij is hoofd<br />

van het on<strong>der</strong>zoekscluster Kin<strong>der</strong>mishandeling bij<br />

het Centre for Child and Family Studies aan de<br />

Universiteit Leiden en mede-oprichter van het<br />

Leiden Interdisciplinary Network Child abuse and<br />

neglect (LINC; http://linc-leiden.nl). Binnen LINC<br />

worden wetenschappelijke en klinische expertise over juridische, psychiatrische, medische,<br />

psychologische en pedagogische aspecten van kin<strong>der</strong>mishandeling gebundeld om zo het beleid<br />

ten aanzien van preventie, screening en behandeling te on<strong>der</strong>steunen met wetenschappelijke en<br />

klinische kennis en vice versa. Binnen LINC bestaan verschillende samenwerkingsverbanden<br />

voor wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek en on<strong>der</strong>wijs. Zo start in september 2012 aan de Universiteit<br />

Leiden de interdisciplinaire minor getiteld “Kin<strong>der</strong>mishandeling en verwaarlozing: een<br />

levensloopperspectief.” <strong>De</strong>ze minor zal een samenhangend on<strong>der</strong>wijspakket bieden dat<br />

wordt verzorgd door verschillende disciplines: pedagogiek, psychologie, rechten en medische<br />

wetenschappen en heeft als doel studenten goed voor te bereiden op beleids-, praktijk- en<br />

wetenschappelijke functies op het gebied van kin<strong>der</strong>mishandeling.<br />

Literatuur<br />

- Alink, L.R.A., Cicchetti, D., Kim, J., & Rogosch, F.A. (2009). Mediating and<br />

mo<strong>der</strong>ating processes in the relation between maltreatment and psychopathology:<br />

Mother-child relationship quality and emotion regulation. Journal of Abnormal Child<br />

Psychology, 37, 831-843.<br />

52


- Alink, L.R.A., Van IJzendoorn, M.H., Bakermans-Kranenburg, M.J., Pannebakker,<br />

F., Vogels, T., & Euser, S. (2011). Kin<strong>der</strong>mishandeling in Ne<strong>der</strong>land anno 2010: <strong>De</strong><br />

Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kin<strong>der</strong>en en Jeugdigen (NPM-<br />

2010). Leiden: Casimir Publishers.<br />

- Dobrova-Krol, N.A., Van IJzendoorn, M.H., Bakermans-Kranenburg, M.J., & Juffer,<br />

F. (2010). Effects of perinatal HIV infection and early institutional rearing on physical<br />

and cognitive development of children in Ukraine. Child <strong>De</strong>velopment, 81, 237–251.<br />

- Ellis, B.J. Boyce, W.T. Belsky, J. Bakermans-Kranenburg, M.J. & Van IJzendoorn,<br />

M.H. (2011). Differential susceptibility to the environment: An evolutionaryneurodevelopmental<br />

theory. <strong>De</strong>velopment and Psychopathology, 23, 7-28.<br />

- Frodi, A.M., & Lamb, M.E. (1980). Child-Abusers Responses to Infant Smiles and<br />

Cries. Child <strong>De</strong>velopment, 51, 238-241.<br />

- Huffmeijer, R., Tops, M., Alink, L.R.A., Bakermans-Kranenburg, M.J., & Van<br />

IJzendoorn, M.J. (2011). Love withdrawal is related to heightened processing of faces<br />

with emotional expressions and incongruent emotional feedback: Evidence from<br />

ERPs. Biological Psychology, 86, 307-313.<br />

- Joosen, K.J., Mesman, J., Bakermans-Kranenburg, M.J., Pieper, S., Van IJzendoorn,<br />

M.H., & Zeskind, P.S. (in press). Physiological reactivity to infant crying and observed<br />

maternal sensitivity. Infancy.<br />

- Lamers-Winkelman, F., Slot, N.W., Bijl, B., & Vijlbrief, A.C. (2007). Scholieren over<br />

mishandeling: Resultaten van een landelijk on<strong>der</strong>zoek naar de omvang van kin<strong>der</strong>mishandeling<br />

on<strong>der</strong> leerlingen van het voortgezet on<strong>der</strong>wijs. PI Research, Vrije Universiteit Amsterdam,<br />

Faculteit <strong>der</strong> Psychologie en Pedagogiek, WODC.<br />

- Maestripieri, D. (2005). Early experience affects the intergenerational transmission of<br />

infant abuse in rhesus monkeys. PNAS, 102, 9726-9729.<br />

- McCanne, T.R., & Hagstrom, A.H. (1996). Physiological hyperreactivity to stressors<br />

in physical child abusers and individuals at risk for being physically abusive. Aggression<br />

and Violent Behavior, 1, 345-358.<br />

- Moss, E., Dubois-Comtois, K., Cyr, C., Tarabulsy, G.M., St-Laurent, D., & Bernier,<br />

A. (2011). Efficacy of a home-visiting intervention aimed at improving maternal<br />

sensitivity, child attachment, and behavioral outcomes for maltreated children: A<br />

randomized control trial. <strong>De</strong>velopment and Psychopathology, 23, 195–210.<br />

- Sapolsky, R. M., Romero, L. M., & Munck, A. U. (2000). How do glucocorticoids<br />

influence stress responses? Integrating permissive, suppressive, stimulatory, and<br />

preparative actions. Endocrine Reviews, 21, 55–89.<br />

- Van IJzendoorn, M.H., Prinzie, P.J., Euser, E.M., Groeneveld, M.G., Brilleslijper-<br />

Kater, S.N., Van Noort-Van <strong>der</strong> Linden, A.M.T., Bakermans-Kranenburg, M.J.,<br />

Juffer, F., Mesman, J., Klein Vel<strong>der</strong>man, M., & San Martin Beuk, M. (2007).<br />

Kin<strong>der</strong>mishandeling in Ne<strong>der</strong>land anno 2005: <strong>De</strong> nationale prevalentiestudie mishandeling<br />

van kin<strong>der</strong>en en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Casimir Publishers.<br />

- Van Zeijl, J., Mesman, J., Van IJzendoorn, M.H., Bakermans-Kranenburg, M.J., Juffer,<br />

F., Stolk, M.N., Koot, H.M., & Alink, L.R.A. (2006). Attachment-based intervention<br />

for enhancing sensitive discipline in mothers of 1- to 3-year-old children at risk for<br />

53


externalizing behavior problems: A randomized controlled trial. Journal of Consulting<br />

and Clinical Psychology, 74, 994–1005.<br />

Discussie<br />

Paul Schnabel vraagt of zwakbegaafde mensen (waarbij vaak de combinatie van<br />

werkloosheid en zeer laag opleidingniveau speelt) een risicogroep zijn. Lenneke Alink<br />

beaamt dit. Met laag opgeleide mensen worden in dit geval bedoeld degenen die alleen<br />

de basisschool hebben afgerond of zelfs dat niet. Wij zouden bijzon<strong>der</strong>e aandacht moeten<br />

besteden aan zwakbegaafden die ou<strong>der</strong>s worden. “Ik zou het ou<strong>der</strong>schap niet direct willen<br />

verbieden, maar wel goede begeleiding bieden, als het kan binnen het familieverband<br />

zoals wel voorkomt. Als dat niet kan dan op an<strong>der</strong>e manieren.” Paul Schnabel merkt<br />

op dat de combinatie werkloosheid en laagopgeleid ook iets zegt over het vermogen van<br />

mensen om te reflecteren op zichzelf, naar zichzelf te kijken, hun emoties te reguleren.<br />

“Niet dat het bij beter opgeleiden altijd zo geweldig gaat, maar deze mensen zitten toch<br />

vaak in een situatie waarin ze eigenlijk overvraagd zijn voor hun taak.” Lenneke Alink<br />

denkt dat deze mensen wel sneller dan an<strong>der</strong>en gestrest kunnen zijn, wat funest kan<br />

zijn bij de opvoeding van kin<strong>der</strong>en als er veel problemen tegelijk spelen. “En ook al is<br />

het inlevingsvermogen van mensen in het kind niet perse een kwestie van opleiding of<br />

intelligentie, verdienen zwakbegaafde ou<strong>der</strong>s zeker extra aandacht.”<br />

Paul Schnabel gaat vervolgens in op de zogenaamde ‘nanny–uitzendingen’, en de<br />

manier waarop media dit on<strong>der</strong>werp behandelen. Ze suggereren hoe je snel even een<br />

kind kunt disciplineren, ook in gezinnen waarin het overduidelijk niet goed gaat<br />

en kin<strong>der</strong>en volkomen onhandelbaar lijken. <strong>De</strong> nanny komt keurig netjes gekapt<br />

en opgemaakt binnen en binnen een paar uur lijkt het probleem opgelost. Is het zo<br />

eenvoudig? Lenneke Alink: “Je zou je haast afvragen of een effectiviteitsstudie voor<br />

de nanny wel nodig is, want je ziet het voor je ogen gebeuren. Maar een nanny is niet<br />

per se slecht en een heleboel elementen in haar aanpak kunnen wel degelijk effectief<br />

zijn. Maar daarmee ben je er niet. Op TV zie je natuurlijk allemaal successtories, en<br />

ook op het moment dat er gefilmd wordt bij de nameting gaat alles fantastisch. Maar de<br />

regels die de nanny hanteert, vooral het orde brengen in een gezin, duidelijke grenzen<br />

stellen, kin<strong>der</strong>en moeten weten waar ze aan toe zijn, dat is allemaal niet verkeerd. Het<br />

bijbrengen van regels en grenzen is vaak in zulke gezinnen al een heleboel waard. Maar<br />

we moeten een stap ver<strong>der</strong> zetten: Wij moeten ou<strong>der</strong>s in staat stellen om te leren zich in<br />

te leven in hun kind, vanuit het kind te denken, zodat ze ook de signalen van het kind<br />

goed opmerken. Dat is een cruciaal aspect van het opvoeden.”<br />

Boudi Dortland (oud-secretaris KHMW) vraagt hoe het nu moet met de kin<strong>der</strong>en<br />

die buitenshuis zijn mishandeld of misbruikt, volledig zon<strong>der</strong> dat de ou<strong>der</strong>s daar<br />

iets van wisten. Zijn er methodes om die kin<strong>der</strong>en te behandelen en te genezen?<br />

Lenneke Alink antwoordt dat er de echt kindgerichte behandelingen zijn voor het<br />

posttraumatische stress-syndroom dat kin<strong>der</strong>en kunnen oplopen (het herbeleven van<br />

bepaalde ervaringen). En er zijn behandelingen die uitgaan van de gezinscontext.<br />

54


“Maar het is altijd van belang, zeker als het gaat om jonge kin<strong>der</strong>en, dat de ou<strong>der</strong>s<br />

worden betrokken bij behandelingen. Of ze nou da<strong>der</strong> zijn of niet. Of er nu sprake<br />

was van misbruik binnenshuis of buitenshuis. Maar we weten vaak nog niet goed wat<br />

het uiteindelijke effect is van behandelingen. Echt helemaal genezen van ernstiger<br />

vormen van mishandeling is misschien wel onmogelijk. <strong>De</strong> behandelmethoden die er<br />

zijn en waarvan we iets meer weten zijn behandelingen voor volwassenen. We zullen de<br />

effectiviteit van behandelmethoden in de on<strong>der</strong>zoeksagenda moeten opnemen.”<br />

Paul Schnabel vult aan dat wanneer er sprake is<br />

van een psychotrauma, en misbruik of geweld heeft<br />

een wond geslagen, je niet van te voren weet wat de<br />

gevolgen zullen zijn voor het kind. Maar sommige<br />

kin<strong>der</strong>en hebben een soort stevigheid, van nature<br />

of qua persoonlijkheid of wellicht door de steun van<br />

iemand in de omgeving, waardoor ze ermee kunnen<br />

omgaan. Van genezing kun je niet spreken. Lenneke<br />

Alink zegt dat mishandeling niet hetzelfde effect heeft<br />

op alle kin<strong>der</strong>en. Bij sommige kin<strong>der</strong>en zie je het niet<br />

of nauwelijks terug en dat is ook een van de redenen<br />

waarom het niet veel zin heeft uit te gaan van de effecten op het kind in de definitie van<br />

mishandeling. Punt één: je kunt ze niet altijd meten en punt twee: soms zijn ze er niet en<br />

soms zijn ze er wel, maar zie je ze niet. Mishandelde kin<strong>der</strong>en zitten vaak in een vicieuze<br />

cirkel. Ze hebben een zeer laag zelfbeeld, hebben moeite met emotieregulatie, en daardoor<br />

min<strong>der</strong> aansluiting bij an<strong>der</strong>e kin<strong>der</strong>en op school. Daardoor werken effecten heel erg door<br />

in het totaalbeeld. Alexan<strong>der</strong> Rinnooy Kan vraagt of er internationaal vergelijkbare<br />

cijfers zijn over het voorkomen van kin<strong>der</strong>mishandeling en of we iets kunnen leren van<br />

verschillen tussen Ne<strong>der</strong>land en an<strong>der</strong>e landen. Een an<strong>der</strong>e vraag is of er bewijs is voor<br />

de stelling dat kin<strong>der</strong>mishandeling effectiever voorkomen kan worden in kleine (dorpse)<br />

gemeenschappen met meer sociale controle dan in een grootstedelijke omgeving. Lenneke<br />

Alink begint met de laatste vraag, want dat lijkt de lastigste. “Ik kan mij voorstellen dat het<br />

melden van kin<strong>der</strong>mishandeling wat gemakkelijker is in zo’n omgeving. Ik heb zelf vaak<br />

nagedacht over de mate waarin mensen uit de omgeving verantwoordelijk gesteld kunnen<br />

worden voor het melden van mishandeling. En ook als je zelf voor je ogen iets ziet gebeuren,<br />

doe je dan wat op dat moment, spreek je de ou<strong>der</strong>s aan? Ik weet zelf ook niet op voorhand<br />

wat ik zou doen. Maar in kleine gemeenschappen is het misschien gemakkelijker, zo zou<br />

je ook uit het voorbeeld van mevrouw Gunning kunnen afleiden. Wat betreft de an<strong>der</strong>e<br />

vraag over prevalentie van mishandeling wil ik wijzen op de National Incidence Studies<br />

uit Amerika, waarop ook onze methodologie is gebaseerd. <strong>De</strong> meest recente studie laat<br />

zien dat het aantal per duizend in de VS 39,5 is bij ons 34. Amerika scoort net wat hoger.<br />

Een vergelijking is doorgaans lastig te maken. Verschillen in uitkomsten tussen an<strong>der</strong>e<br />

studies naar de prevalentie zijn soms te herleiden tot methodologische verschillen. Bij<br />

psychologiestudenten zul je vaak een hogere prevalentie zien dan in een an<strong>der</strong>e steekproef.<br />

<strong>De</strong> vergelijking tussen de VS en Ne<strong>der</strong>land gaat qua methodologie wel op, want die is min<br />

55<br />

Er is geen direct oorzakelijk<br />

verband tussen opleiding of<br />

werkloosheid en mishandeling,<br />

maar toch zou een forse investering<br />

in scholing en werkgelegenheid<br />

stress kunnen wegnemen<br />

bij gezinnen met risico op<br />

mishandeling.


of meer gelijk. Toch blijft het ook dan lastig, want hoe komt het dat wij wat lager scoren.<br />

Ligt het aan economische omstandigheden? Dat blijft gissen.“<br />

Paul Schnabel komt terug op het voorbeeld van Louise Gunning. “In zo’n kleine<br />

gemeenschap kan mishandeling bekend zijn, maar er wordt toch ook niets aan gedaan.<br />

Het is een soort geheim wat mensen met elkaar delen waardoor ze zelf ook betrokken<br />

raken en denken laat maar zitten. Dat is een patroon. Men weet het wel, maar er gebeurt<br />

niks. Interessant is het risico van alleenstaand ou<strong>der</strong>schap: 90 procent daarvan betreft<br />

moe<strong>der</strong>s, vaak met een laag inkomen (armoede komt bijna nergens zoveel voor als on<strong>der</strong><br />

eenou<strong>der</strong> gezinnen). Toch zijn deze vrouwen vaak alleen met een of meer kin<strong>der</strong>en,<br />

kunnen de taken niet delen, en zitten heel erg on<strong>der</strong> stress van combineren van te veel<br />

taken. Als kin<strong>der</strong>en dan lastig worden zit daar ook een risico in dat onvoldoende gedekt<br />

kan zijn door de sociale controle in de omgeving. Vreemde ogen kunnen dwingen<br />

maar niet zon<strong>der</strong> interactie.” Lenneke Alink bevestigt dat juist in dat soort gezinnen,<br />

alleenstaande ou<strong>der</strong>gezinnen, sociale steun zo belangrijk is. En wellicht is die er in een<br />

kleine maatschappij eer<strong>der</strong> dan in een stedelijke omgeving.<br />

Maarten van Veen, bestuurslid ILC Zorg voor later, vraagt hoe breed Lenneke Alink’s<br />

on<strong>der</strong>zoek gaat worden. Bij fysieke verwaarlozing, horen daarbij ook zaken bij als voeding?<br />

Te veel voeding, onregelmatige voeding, wat uitermate belangrijk is voor opgroeiende<br />

kin<strong>der</strong>en. Paul Schnabel: “MacDonalds als een vorm van fysieke verwaarlozing?”<br />

Lenneke Alink:”Als je elke zaterdag naar de snackbar gaat is dat uiteraard nog geen<br />

kin<strong>der</strong>mishandeling, maar het structureel onthouden van gezonde voeding aan een kind<br />

kan absoluut als kin<strong>der</strong>mishandeling worden beschouwd. In studies naar obesitas (die<br />

wij proberen in verband te brengen met studies naar kin<strong>der</strong>mishandeling) kijkt men<br />

naar de genetische kant (die ook een factor is) en naar opvoeding. Je kunt de relatie<br />

tussen kin<strong>der</strong>mishandeling en obesitas op twee manieren bena<strong>der</strong>en. Enerzijds kun je<br />

kijken naar te veel of te weinig eten en an<strong>der</strong>zijds naar de stress die kin<strong>der</strong>mishandeling<br />

genereert en die invloed kan hebben op hoe je lichaam met voedsel omgaat.” Paul<br />

Schnabel vraagt ten slotte welke rol misbruik van alcohol of drugs speelt bij prevalentie.<br />

Volgens Lenneke Alink is dit wel een risicofactor, maar een die samenhangt met heel<br />

veel an<strong>der</strong>e factoren en in dat verband wordt meegenomen.<br />

56


Marloes van Noorloos<br />

lid van de Nationale <strong>De</strong>nkTank en Universitair Docent Strafrecht Tilburg University<br />

Reflectie<br />

Vertrouwen in publieke organisaties was het thema van mijn<br />

jaargang van de Nationale <strong>De</strong>nktank. Hoe kunnen we het<br />

vertrouwen behouden en versterken in een veran<strong>der</strong>ende<br />

samenleving? In de bijdragen aan deze Jan Brouwer Conferentie<br />

is dit thema soms expliciet en meestal impliciet terug te vinden.<br />

Soms kun je te ver gaan in je vertrouwen, en soms kun je te<br />

weinig vertrouwen hebben en dan heel erg inzetten op preventie<br />

en controle, uiteindelijk misschien wel controle van de hele<br />

samenleving. Dit terwijl de samenleving erg aan het veran<strong>der</strong>en<br />

is. Hoe gaan wij daarmee om? Dat was de vraag die bij alle lezingen<br />

bij mij opkwam. Ik was erg geboeid en ik heb er veel van geleerd. <strong>De</strong> belangrijkste<br />

vragen waren: wat is kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling, wie doet het, wat doen we er<br />

tegen en wie moet er tegen optreden?<br />

Wat is mishandeling?<br />

Het woord mishandeling verwijst naar handelen, maar het hoeft niet per se handelen<br />

te zijn. Het kan ook gaan om nalaten, of verwaarlozen - fysiek, maar ook affectief. <strong>De</strong><br />

definitie is een heel belangrijk on<strong>der</strong>werp, zeker in een veran<strong>der</strong>ende samenleving<br />

met veran<strong>der</strong>ende normen en met verschillende groepen, die alle weer an<strong>der</strong>e normen<br />

hanteren van wat normaal is. Dit geldt ook voor ou<strong>der</strong>enmishandeling. Professor<br />

Baartman zei dat kin<strong>der</strong>mishandeling eigenlijk een sociaal construct is. <strong>De</strong> norm kun<br />

je niet voor eeuwig vaststellen, die wordt door ons allemaal en met elkaar voortdurend<br />

gevormd en bijgesteld. Bovendien hangt mishandeling samen met de bijzon<strong>der</strong>heid van<br />

de omstandigheden of van een gezin. <strong>De</strong> ene pedagogische tik is de an<strong>der</strong>e niet. Het is<br />

daarom niet gemakkelijk om een definitie te geven.<br />

Wie doet het?<br />

Wie het doet is een van de complexiteiten bij dit on<strong>der</strong>werp. Het gaat om<br />

afhankelijkheidsrelaties, vaak in de familiesfeer, soms ook in instellingen. Dat maakt<br />

het zo complex, niet alleen bij de huilbaby, ook bij ou<strong>der</strong>en. Wat als een vrouw haar<br />

demente man steeds als zij het huis uit gaat heel stevig vast bindt, omdat hij de neiging<br />

heeft om brand te stichten. Hoe zit het dan? Het is niet zomaar een simpel good guy bad<br />

buy issue. Dat is het eigenlijk bijna nooit, maar in de samenleving zie je steeds vaker<br />

pleidooien voor de harde aanpak, the good guy bad guy bena<strong>der</strong>ing. <strong>De</strong> nadruk ligt heel<br />

erg op harde straffen in het algemeen, op zero tolerance, maar gelukkig werd vandaag<br />

terecht geconstateerd dat dit in ie<strong>der</strong> geval niet de enige kant is van het beleid van het<br />

kabinet. Er is meer. Mishandelende ou<strong>der</strong>s zijn niet alleen maar da<strong>der</strong>s. En de partner<br />

die haar demente man vastbindt is ook niet alleen maar een da<strong>der</strong>.<br />

57


Het strafrecht kan daarom niet de enige weg zijn in dit geval.<br />

Wat doen we er tegen?<br />

Wat betreft het strafrecht, mijn eigen thema, ben ik geen expert op dit specifieke gebied<br />

van mishandeling, maar ik heb er wat cijfers over opgezocht. Op 120.000 mishandelde<br />

kin<strong>der</strong>en per jaar vormen 800 aangiftes bij de politie eigenlijk maar een heel klein<br />

gedeelte. Driekwart daarvan gaat naar het Openbaar Ministerie. Daarvan komt 61<br />

procent voor de rechter, waarvan dan uiteindelijk 84 procent een veroordeling oplevert.<br />

In die keten verlies je steeds meer zaken en dus kan het strafrecht zeker niet het enige<br />

zijn. Het strafrecht wordt ingezet in de meest ernstige gevallen en dat is ook terecht.<br />

Het strafrecht moet een ultiem redmiddel blijven, omdat het gaat om de relaties tussen<br />

mensen, relaties die wij in veel gevallen toch op de rails willen krijgen of houden,<br />

behalve in de meest extreme gevallen, waar het echt niet an<strong>der</strong>s kan. Zulke relaties zijn<br />

niet altijd gebaat bij steeds har<strong>der</strong>e straffen.<br />

Gelukkig kan er ook veel aan preventie gedaan worden. We kunnen proberen mensen<br />

te on<strong>der</strong>steunen, bijvoorbeeld mantelzorgers. We kunnen zorgen voor een goede<br />

kin<strong>der</strong>opvang, heel erg belangrijk. Het erkennen van het probleem op zichzelf is al<br />

cruciaal, zeker bij ou<strong>der</strong>enmishandeling, wat een vrij nieuw on<strong>der</strong>werp is op de publieke<br />

agenda.<br />

Vervolgens kunnen wij voorlichting geven, educatie bieden en hebben wij<br />

interventiemogelijkheden zoals hulp bij de opvoeding, die ook een sterk positieve<br />

invloed kan hebben. Wat wij ons daarbij wel moeten afvragen is: hoe ver kun je gaan met<br />

dwangmaatregelen? In de politiek zijn daarvoor voorstellen gedaan. Wanneer kunnen<br />

wij iemand een verplichte opvoedcursus geven en gebruiken wij dan risicoprofielen om<br />

te besluiten wie wel of niet in aanmerking komt? Hoe ver ga je daarin? En zo zijn we<br />

weer bij de kwestie van het vertrouwen uitgekomen. Hoe ver kan de controle gaan in de<br />

samenleving? Sommigen, zoals Leefbaar Rotterdam, hebben gesproken over verplichte<br />

anticonceptie na falend ou<strong>der</strong>schap. Dat is de ultieme vorm van controle. Willen we<br />

dat? <strong>De</strong> uitdaging blijft om tussen verschillende vormen van interventie een balans<br />

in te vinden. Opvoedcursussen zou je ook bij ou<strong>der</strong>enmishandeling kunnen inzetten.<br />

Uitsluiting van ou<strong>der</strong>en, leeftijdsdiscriminatie, is een groot thema. Ou<strong>der</strong>en worden te<br />

vaak als een last gezien. Kun je in een cursus leren hoe je daarmee moet omgaan? Het<br />

lijkt mij iets voor een toekomstige denktank om op dit gebied van leeftijdsdiscriminatie<br />

oplossingen te bedenken.<br />

Wie moet aan de slag?<br />

Gelet op de mensenrechtenverdragen heeft de overheid een heel belangrijke<br />

verantwoordelijkheid bij het tegengaan van mishandeling. Maar zoals wij hier gehoord<br />

hebben, heeft ook de samenleving als geheel een morele verantwoordelijkheid om<br />

er tegen op te treden. Die geldt voor de nul- tot vierjarigen, maar ook voor ou<strong>der</strong>en<br />

die kwetsbaar zijn geworden. Hoe wij omgaan met kwetsbare kin<strong>der</strong>en en ou<strong>der</strong>en,<br />

bescherming bieden, is een reflectie van onze beschaving. Die is niet alleen de<br />

58


verantwoordelijkheid van de overheid en ook niet alleen van de gezinnen waarom het<br />

gaat, maar die is de verantwoordelijkheid van ons allemaal.<br />

59


Summary Eighth Jan Brouwer Conference 25 January 2012<br />

Vulnerable generations<br />

How can we prevent the youngest and oldest members of our society from being<br />

abused and mistreated?<br />

Drs. P.H.A.M. (Paul) Huijts<br />

Director-General for Public Health at the Ministry of Health, Welfare and Sport<br />

Vulnerable people in safe hands<br />

Not only does the term child maltreatment relate to children who are on the receiving<br />

end of physical violence, but also to those children who, as a result of neglect, suffer<br />

damage that will continue to affect them for the rest of their lives. It is estimated that<br />

more than 70,000 children in the Netherlands are emotionally or physically neglected<br />

and almost 50,000 children suffer physical or sexual abuse. The lives of those children<br />

are characterised by fear and loneliness and they also experience feelings of extreme<br />

sadness and shame. At the other end of the age spectrum, around 200,000 el<strong>der</strong>ly people<br />

in the Netherlands fall victim to various forms of violence. The Ministry of Health,<br />

Welfare and Sport (VWS) is taking steps to combat maltreatment, un<strong>der</strong> the heading of<br />

Vulnerable people in safe hands. Violence committed within relationships of dependency<br />

in the broad sense not only encompasses vulnerable children and el<strong>der</strong>ly people, but<br />

also disabled people (whether they live in an institution or not) and other groups of<br />

people that find themselves in a situation of dependency, whenever the same patterns<br />

of violence occur. The Ministry of Health, Welfare and Sport is seeking to implement a<br />

joined-up programme of measures aimed at preventing and identifying maltreatment, the<br />

provision of intervention and damage-limitation, involving all manner of organisations<br />

such as the police, the Public Prosecution Service, the probation service, youth care,<br />

education, family doctors, women’s shelters, social services and other relief organisations<br />

working together on an interdisciplinary basis. In or<strong>der</strong> to establish what methods can<br />

be used in this regard, practitioners have looked towards the United States among<br />

others. <strong>De</strong>centralisation was, and still remains, an important factor with regard to policy<br />

change: decentralisation essentially involves siting as many decision-making powers as<br />

possible at a local level. The reduction in the number of protocols involved should then<br />

provide scope, not only for a more specific approach, but also for combinations that<br />

respond more effectively to the diversity of people, families and urban environments in<br />

which they live. Municipalities must be in a position to fulfil their responsibility for the<br />

entire chain of activities from preventive care right through to aftercare. Ultimately,<br />

however, the people in the field are required to identify, intervene, correct and deal<br />

with situations that arise to whom we must give full scope and our full confidence to<br />

take difficult decisions. In that regard, the Government wishes to facilitate an effective<br />

balance. The fact that the Government is taking this matter seriously is evidenced by<br />

60


its endeavour to enable various departments to work together in or<strong>der</strong> to achieve an<br />

integrated approach on a national level. The Ministries of Health (VWS) and Security<br />

and Justice are working together on the Safe Children Action Plan [Actieplan Kin<strong>der</strong>en<br />

Veilig] and the El<strong>der</strong>ly People in Safe Hands [Actieplan Ou<strong>der</strong>en in Veilige Handen], in<br />

which prevention, repression, intervention and aftercare come together. This year, a<br />

total of 22 million euros will be spent for addressing violence in dependency relationship,<br />

to be raissed to 34 million euros in the next few years. The emphases within the Safe<br />

Children Action Plan lie upon prevention, educational support and a multi-disciplinary<br />

approach, amongst other areas. The El<strong>der</strong>ly People in Safe Hands Action Plan focuses<br />

on items such as prevention, awareness-raising, screening staff and a reporting code for<br />

professionals. Finally, a broad general publicity campaign (2012-2014) will focus on<br />

identifying violence committed in a domestic setting and what action needs to be taken<br />

in that regard.<br />

Prof. dr. L. J. (Louise) Gunning-Schepers<br />

Chair of the Health Council and Professor of Health and Society at the University of Amsterdam<br />

The power is in your own hands - support from society to help individuals take<br />

responsibility<br />

The responsibility of the individual is something that is highly important. Sometimes,<br />

however, society must play its part in helping parents, professionals or sectors fulfil<br />

their responsibility and prevent, identify and combat child maltreatment and provide<br />

effective aftercare. Young children are our future and deserve to receive the best possible<br />

start in life. At the same time, those young children are especially vulnerable, as their<br />

development during their first four years of life is so crucial. Two recently published<br />

reports provided us with an insight into the abuse or maltreatment of children and<br />

what measures can be taken in that regard. The first of these emerged from a case that<br />

involved the large-scale abuse of children in and in association with a children’s day<br />

nursery in Amsterdam (Hofnarretje). The report systematically examined the way in<br />

which all involved and the childcare sector itself set out to fulfil their responsibilities<br />

for very young children. How could it be that un<strong>der</strong> the noses of parents, staff, managers,<br />

supervisory authorities and the inspectorate, so many very young children could have<br />

been abused for so long? The report provides an insight into the microscopic world<br />

that exists in and around a children’s day nursery. Many things can go wrong whenever<br />

professionalism in personnel management (screening) or an effective approach towards<br />

rules (limiting the time that adults are left alone with children) are not observed, or<br />

whenever supervisory activities and acting on the basis of complaints and signs of abuse<br />

continue to circulate within the relevant bodies, without the difficult issues actually<br />

being tackled. Sometimes, however, parents too are too trusting and appoint the wrong<br />

individuals as child-min<strong>der</strong>s. It is apparent that young and inexperienced parents need<br />

help when it comes to fulfilling their responsibility towards very young children. The<br />

61


childcare sector also deserves support on a macro level. The Netherlands has an excellent<br />

school system from the age of four years onwards, but professional childcare for children<br />

aged 0 to 4 years only truly got un<strong>der</strong>way a relatively short time ago in the form of a<br />

subsidised sector within the free-market economy of supply and demand for childcare.<br />

Unlike the schools sector, the childcare sector is not subject to a quality regime. Staff<br />

working in the childcare sector are less well-qualified than in other countries and no<br />

requirements at all are in place in or<strong>der</strong> to govern who is, and who is not, allowed to<br />

run a childcare facility. Where demand is high and supply is scarce, the likelihood of<br />

irregularities or breaches of trust are greater than desirable. The aim of the committee’s<br />

recommendations was to improve the overall conditions that exist within the sector so<br />

that all those that operate within or around the childcare sector are able to fulfil their<br />

own responsibilities.<br />

Generally speaking, focusing attention on the interests of children forms a topic that<br />

has only emerged in recent times in the social history of the Netherlands. It was only<br />

150 years ago that child labour was abolished. One hundred years ago, laws were enacted<br />

requiring parents to raise their children and the Council for Child Protection was set<br />

up only 50 years ago. A second report issued by the Health Council focused primarily<br />

on aspects relating to the treatment of abused or neglected children. Part of that report<br />

was about a shift in perceptions, but also about identifying and developing effective and<br />

scientifically proven treatment methods. Without the availability of effective treatment<br />

methods, detection, identification and interventions will be left operating in a vacuum..<br />

Much is happening, but there is still an absence of a stackable body of knowledge in<br />

this area. In or<strong>der</strong> to achieve that, robust scientific support must be linked to the<br />

extensive knowledge that exists amongst practitioners. This is already taking place in<br />

the case of the National Programme for Parental Care. A breakthrough has already been<br />

achieved in that area, but not, as yet, in the childcare sector and associated sectors. As<br />

a society, we must be in a position to offer the educational infrastructure that is capable<br />

of supporting the academization and professionalization of the childcare sector and that<br />

also embraces foster care, care farms and other innovative forms of care that exist within<br />

the market. That is certainly achievable and we must achieve it. After all, the quality of<br />

the development of children between birth and the age of four years will determine the<br />

quality of our society in the future.<br />

Dr. J. (Jolanda) Lindenberg<br />

Scientific Researcher on Vitality and Ageing at the Leyden Academy<br />

The maltreatment of el<strong>der</strong>ly people in a broa<strong>der</strong> perspective: scientific insights into<br />

the un<strong>der</strong>lying mechanisms<br />

Until now, scientific research into the maltreatment of el<strong>der</strong>ly people focused primarily<br />

on the individual characteristics of victims and perpetrators. As a result of that<br />

research, we have now established that personality disor<strong>der</strong>s and cognitive and physical<br />

62


limitations form some of the risk factors. Now that we have become much more aware<br />

of the prevalence of the maltreatment of el<strong>der</strong>ly people, we are witnessing an increase<br />

in the attention being devoted to the relationship and interaction between the victim<br />

and perpetrator. What is more, greater attention is now being paid to environmental<br />

and un<strong>der</strong>lying factors that play a part in the maltreatment of el<strong>der</strong>ly people. In this<br />

presentation, which is based upon current research into aspects of the maltreatment of<br />

el<strong>der</strong>ly people carried out at the Leyden Academy on Vitality and Ageing, we will first<br />

of all discuss current insights into the broadening definition of what constitutes the<br />

maltreatment of the el<strong>der</strong>ly, the prevalence of such maltreatment and the risk factors<br />

that can be determined on the basis of that knowledge. Important risk factors in relation<br />

to the victim include being female and being of advanced years. Other risk factors,<br />

such as social isolation, being of a lower socio-economic class, vulnerable health,<br />

mental health problems and a history of family violence are also consistent with an<br />

increased risk of maltreatment. A number of risk factors have also been identified in<br />

relation to the perpetrator, namely stress or being overtaxed, a psychiatric condition<br />

or personality disor<strong>der</strong>, financial dependency, social isolation or a lack of empathy.<br />

Those are the factors that play a part in increasing the risk that maltreatment will<br />

be committed. On the one hand, what is striking within the interaction that takes<br />

place is the dependency, which, in many cases, is mutual, whilst on the other hand,<br />

experiences of maltreatment feature within the history of the family in question. That is<br />

what is known as intergenerational transmission. In 30 to 50 percent of cases involving<br />

maltreatment of the el<strong>der</strong>ly, the children or grandchildren of the victim are involved in<br />

the maltreatment. The research carried out at the Leyden Academy, which is attempting<br />

to chart this intergenerational transmission, therefore encompasses several generations<br />

and examines genetic and environmental factors. The objective can be clearly defined<br />

whenever someone is stated as having a ‘predilection’ or where reference is made to<br />

protective environmental factors as a means of providing a point of reference when it<br />

comes to prevention and intervention. Environmental factors may also involve elements<br />

of sexism and age discrimination. It is, however, already clear that in the case of ol<strong>der</strong><br />

women, sexism does not contribute towards an increased risk, but that age discrimination<br />

in the environment in the form of ‘ageism’ does increase the risk of maltreatment. And<br />

because social institutions reflect the society in which they are based and incorporate<br />

the standards and expectations that exist within that society (in other words, ageism),<br />

it is sensible to embed the research within an explanatory ecological model that sets out<br />

to look further than just the individual characteristics and situational circumstances of<br />

the victim. The research project can then focus upon the environment in which care<br />

is provided and the role played by doctors, specialists and other care professionals who<br />

ought to fulfil an important task in identifying and reporting the maltreatment of the<br />

el<strong>der</strong>ly, but who must not be prevented from doing so as a result of the negative dialogue<br />

about el<strong>der</strong>ly people or as a result of stereotypical conceptions. The reason for this is<br />

that this would hin<strong>der</strong> one’s awareness of the maltreatment of the el<strong>der</strong>ly and would<br />

restrict one’s ability to identify it. Raising awareness of these issues and circumventing<br />

‘unconscious principles’, perhaps by making screening in relation to the maltreatment<br />

63


of el<strong>der</strong>ly people part of the standard package of care, would form one area in which a<br />

solution may be found.<br />

Dr. L.R.A. (Lenneke) Alink<br />

Centre for Child & Family Studies at Leiden University (and the future hol<strong>der</strong> of the Jan<br />

Brouwer Chair at VU University, Amsterdam)<br />

Child maltreatment: where are we going wrong?<br />

The prevalence of child maltreatment can also be expressed as a relative figure and if we<br />

do this, it is possible to establish that 34 out of every 1000 children in the Netherlands<br />

fall victim to child maltreatment. More extensive police and media attention towards<br />

child maltreatment can perhaps be attributed to a growing number of reports of child<br />

maltreatment in recent years. In any case, we have not yet witnessed a reduction in the<br />

prevalence of child maltreatment in the Netherlands and this is reason enough to focus<br />

policy and scientific research towards the reduction in the number of victims, as well as<br />

towards the treatment and aftercare that are provided. In this context, a more detailed<br />

knowledge will be needed of the consequences of child maltreatment, as well as of the<br />

risk factors associated with it.<br />

The effects of child maltreatment can be consi<strong>der</strong>able. Children who are or have been<br />

a victim of maltreatment are more likely to develop emotional or behavioural problems,<br />

such as depression, anxiety disor<strong>der</strong>s, post-traumatic stress disor<strong>der</strong> or anti-social<br />

behaviour. Children who have suffered maltreatment are significantly less effective at<br />

regulating their own emotions than children who have not suffered maltreatment. For<br />

example, they more frequently display inappropriate emotions, display rapid shifts in<br />

emotion and become rigid whenever they become stressed. The inability to regulate<br />

one’s emotions effectively also forms an un<strong>der</strong>lying factor in the case of problems such as<br />

anxiety, depression or aggression. The ability of an individual’s brain to process emotions<br />

of others is influenced by one’s upbringing. People who experienced a great deal of<br />

rejection from their own mother are less able to cope with negative facial expressions<br />

displayed by others in their surroundings and their stress-system can be severely affected<br />

by maltreatment, which in the long term may lead to emotional and physical problems.<br />

Families in which the parents only enjoyed a low level of education or are unemployed,<br />

single-parent families, families with three children or more and stepfamilies are at<br />

greater risk of child maltreatment. The risk of child maltreatment is actually eight times’<br />

greater in families in which the parents only enjoyed a very low level of education,<br />

whilst the risk of maltreatment in families in which both parents are unemployed is<br />

almost five times’ greater. In the case of people of non-Dutch heritage who have lived<br />

in the Netherlands for some time, the fact that they may have enjoyed only a low level<br />

of education does not place their families at any greater risk of child maltreatment than<br />

the families of parents of Dutch heritage who received the same level of education. In<br />

the case of non-Dutch nationals who have arrived in the country more recently (many<br />

64


of whom are refugees), an increased risk of maltreatment still applies, even if the level<br />

of education is taken into account. The traumas suffered by families that fall into this<br />

category may play a major part. What is more, the risk of maltreatment was greater in<br />

single-parent families, in families with three or more children and in stepfamilies. We<br />

must also bear in mind that child maltreatment does not only occur in the risk groups<br />

referred to above. Socio-economic or family factors are not the only ones that distinguish<br />

abusive parents from non-abusive parents. For example, studies into neurobiological<br />

factors demonstrate that abusive parents display exacerbated stress responses whenever<br />

they see or hear the signs of emotion of a child. At the present time, we are carrying<br />

out research into the operation of a stress-system amongst abusive and non-abusive<br />

mothers, however we are also looking into the effects of one’s own experiences of<br />

maltreatment in one’s youth, as this constitutes a risk that one will go on to commit<br />

maltreatment in the future as a parent. This type of data is extremely useful when it<br />

comes to setting up (preventive) intervention programmes. As a low level of education<br />

and unemployment form the most important risk factors, investing substantial sums in<br />

education and employment is something that must obviously be consi<strong>der</strong>ed in or<strong>der</strong> to<br />

remove the stress within families in which stress forms a factor. That would make it easy<br />

for parents to respond effectively during the sometimes-stressful interactions with their<br />

children. As far as preventive interventions are concerned, success is being achieved<br />

using a method of video-feedback that helps parents to increase their sensitivity to the<br />

signs their children are displaying, so that discipline may become more child-focused,<br />

or helps them to explain what is and what is not permitted. It is important that proven,<br />

effective interventions of this type be introduced in a broad scale in or<strong>der</strong> to support<br />

parents in raising their children and to prevent maltreatment.<br />

Dr. mr. L.A. (Marloes) van Noorloos<br />

Member of the National ThinkTank and University Lecturer in Criminal Law at Tilburg<br />

University<br />

Final thoughts<br />

What can we do to maintain confidence in public organisations and reinforce it in<br />

our changing society? That was the annual theme of the National ThinkTank, and<br />

at this Jan Brouwer Conference, that topic featured explicitly, but mostly implicitly<br />

in the presentations delivered. Sometimes, we can take our confidence too far, but<br />

sometimes, one can lack confidence and place too great an emphasis on prevention<br />

and control. It is not as simple as a good-guy, bad-guy issue. In our society, however,<br />

we are more frequently witnessing individuals make a case for a hard-line approach, for<br />

the introduction of severe penalties in general and of zero tolerance. This cannot form<br />

the sole facet of policy, however. Abusive parents or abusive children are not merely<br />

perpetrators and so criminal law cannot be used as the sole remedy. Of the 120,000<br />

children who are maltreated each year, only 800 cases are reported to the police. Three<br />

65


quarters of those cases are referred to the Public Prosecution Service. Of those, 61 percent<br />

end up in court and 84 percent of those court cases ultimately results in a conviction.<br />

During that particular sequence of events, an increasing number of cases are not being<br />

brought to court. It is certainly true that criminal law must remain the ultimate remedy.<br />

After all, these types of case involve the relationships between individuals and in many<br />

cases, the aim is to get those relationships back within the straight and narrow and to<br />

keep them there. The same is also true of compulsory measures of the types that were<br />

proposed in political circles, such as compulsory contraception or compulsory courses in<br />

child rearing. Will we therefore use risk profiles as a means of deciding who is and who<br />

is not eligible for these? As a result of the human rights conventions, the Government<br />

has an extremely important responsibility with regard to combating maltreatment. It is<br />

also true, however, that society as a whole has a moral responsibility for children aged<br />

from birth up to four years, as well as for vulnerable old people. The ways in which we<br />

treat our vulnerable children and senior citizens is a reflection of our civilisation and<br />

that is the responsibility of us all.<br />

66


<strong>De</strong>elnemerslijst<br />

Titel Voor<br />

letters<br />

Achternaam Instelling/bedrijf<br />

Functie<br />

Prof. dr. J.T. Allegro ILC/Zorg voor Later<br />

Bestuurslid<br />

Dr. L.R.A. Alink Universiteit Leiden<br />

Centre for Child and Family Studies<br />

Prof. dr. J.T. Allegro ILC/Zorg voor Later<br />

Bestuurslid<br />

Prof. dr. R.B. Andeweg Wetenschappelijke<br />

Raad Jan Brouwer Fonds<br />

Lid<br />

Prof. dr. W.A. Arts Wetenschappelijke Raad<br />

Jan Brouwer Fonds<br />

Voorzitter<br />

Dr. C. Bakker ZonMw<br />

Programma Coördinator ou<strong>der</strong>en<br />

Drs. H. Bakkerode ILC/Zorg voor Later<br />

Bestuurslid<br />

E. van Beek KPMG Plexus<br />

Adviseur gezondheidszorg<br />

I. van Beek MOVISIE<br />

Senior adviseur huiselijk en seksueel<br />

geweld<br />

Dr. J.J. Bel<strong>der</strong>ok Stichting Geron<br />

Voorzitter<br />

L. van den Berg, MSc Universiteit Leiden<br />

Afd. Klinische Gezondheids- en<br />

Neuropsychologie<br />

Drs. M.T. van den Berg ZonMw<br />

Programmasecretaris<br />

Y. Benard ZonMw<br />

Programmasecretaris<br />

Prof. dr. ir. J.F. Besseling KHMW<br />

T.J. Bierman KHMW<br />

Mr. M.E. Bierman-Beukema Jan Brouwer Fonds<br />

toe Water Voorzitter<br />

D. van Bodegom Leyden Academy on Vitality and<br />

Ageing<br />

Universitair docent<br />

67


Prof. dr. M.G. Boekholdt ILC/Zorg voor Later<br />

Vice-voorzitter<br />

F.O.P. de Boer Minsterie van VWS<br />

Senior beleidsmedewerker<br />

Dr. S. Bot SCP<br />

Senior wetenschappelijk medewerker<br />

EJG<br />

Ir. B. Brakel-Uiterwaal Nationale <strong>De</strong>nkTank<br />

Prof. dr. P. Brakman Universiteit Leiden<br />

Emeritus hoogleraar<br />

Drs. A.C.M. Breij ILC/Zorg voor Later<br />

Bestuurslid<br />

G. Buijs NIGZ<br />

Senior adviseur jeugd<br />

Mr. P.A.G. Cammaert KBO Noord-Holland<br />

Ka<strong>der</strong>lid<br />

L. Compier-de Block Universiteit Leiden<br />

M.P.O. de Coole Geron<br />

Hoofdredacteur<br />

Mr. J.H. Dantuma KHMW<br />

E.W.C.M. Damen Cordaan<br />

Voorzitter raad van bestuur<br />

Ir. J.A. <strong>De</strong>kker KHMW<br />

Prof. dr. G. van Dijk KHMW<br />

Secretaris Natuurwetenschappen<br />

M. van Dongen Yulius Geestelijke Gezondheid/<br />

LPBO<br />

Voorzitter<br />

Dr. I. Doorten RVZ<br />

Senior adviseur<br />

Ir. B.M.Th. Dortland-Bier KHMW<br />

Oud-secretaris<br />

Prof. dr. P.A. Dykstra Jan Brouwer Fonds<br />

Wetenschappelijke Raad<br />

Lid<br />

Prof. mr. M. van Empel KHMW<br />

F. Engelaer MSc Leyden Academy on Vitality and<br />

Ageing<br />

On<strong>der</strong>zoeker in opleiding<br />

Prof. dr. W.H.O. Ernst KHMW<br />

Mr. J.J. van Es KHMW<br />

S. Euser Universiteit Leiden<br />

On<strong>der</strong>zoeker<br />

68


Mr. G.W. baron van <strong>der</strong> Feltz KHMW<br />

F. Fiechter ILC/Zorg voor Later<br />

Projectcoördinator<br />

N. Focken AEF<br />

Adviseur<br />

M. Geling Het Netwerkhuis<br />

Directeur<br />

G. Goei Regionaal Bureau Gezondheidszorg<br />

ZHN<br />

Beleidsmedewerker<br />

Dr. W.M. van den Goorbergh Vereniging Aegon<br />

Voorzitter<br />

Mr. A. Goris MBA STG/HMF<br />

Directeur<br />

Dr. D. Graas RMO<br />

Adviseur<br />

Prof. dr. L.J. Gunning-Schepers Gezondheidsraad<br />

Voorzitter<br />

L. den Haan ANBO<br />

Directeur<br />

Drs. M.J.C. Heeremans KHMW<br />

Drs. P.H.A.M. Huijts Ministerie van VWS<br />

Prof. dr. P.J. Idenburg Leyden Academy on Vitality and<br />

Ageing<br />

Lid Raad van Commissarissen<br />

S. Janssen MOVISIE<br />

Manager programma huiselijk en<br />

seksueel geweld<br />

Drs. K.S.M. Jurgens Raad van Advies Jan Brouwer<br />

Fonds<br />

Lid<br />

Dr. M. van <strong>der</strong> Klein Verwey-Jonker Instituut<br />

Senior-on<strong>der</strong>zoeker<br />

Drs. T. van den ILC/Zorg voor Later<br />

Klinkenberg Bestuurslid<br />

Prof. dr. D.L. Knook KHMW<br />

Dr. M. Kok Erasmus MC<br />

Coördinator Tigo<br />

B.J.C. Koolen GGD Rotterdam-Rijnmond<br />

Projectlei<strong>der</strong><br />

Mr. L.J.L. Koster KHMW<br />

Dr. C.G. Kruse KHMW<br />

69


I. ter Laak GGD Ne<strong>der</strong>land<br />

Senior adviseur<br />

Mr. J.J.J. van Lanschot KHMW<br />

Mr. C.J.A. van Lede KHMW<br />

Jkvr. Mr. P. van Lennep KHMW<br />

D. de Levita SeniorWeb<br />

Directeur<br />

Dr. J. Lindenberg Leyden Academy on Vitality and<br />

Ageing<br />

Wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoeker<br />

Drs. S. van Manen KHMW<br />

Secretaris<br />

Prof. dr. B. Meyboom-de Jong NPO<br />

Voorzitter<br />

S. Molkenboer NVOG<br />

Vice-voorzitter<br />

H. Muller ILC/Zorg voor Later<br />

Bestuurslid<br />

Y. Mysyuk, Phd Leyden Academy on Vitality and<br />

Ageing<br />

Drs. R.W.M. Nijs KHMW<br />

Drs. A.A. Noordhof ILC/Zorg voor Later<br />

Bestuurslid<br />

Dr. mr. M. van Noorloos Nationale <strong>De</strong>nkTank<br />

Lid<br />

Drs. N.W. van Oerle KBO Noord-Holland<br />

Voorzitter<br />

A.A.M. van Oosterhout On<strong>der</strong>zoeker<br />

Drs. L.S. Ornstein Buitenhof VPRO<br />

Journalist<br />

Prof. dr. H.M. Oudesluys-Murphy, LUMC<br />

MB, PhD Social Paediatrics<br />

Drs. F.M. de Pater Stichting RCOAK<br />

Directeur<br />

A.F. Philips Stichting Emergo<br />

Voorzitter<br />

Prof. dr. B.M.S. van Praag KHMW<br />

Prof. dr. Mr A.W. Reinink KHMW<br />

Prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan KHMW<br />

Voorzitter<br />

Mr. R.E. Rogaar Bestuur Jan Brouwer Fonds<br />

Penningmeester<br />

70


H. Rolden Leyden Academy on Vitality and<br />

Ageing<br />

Junior on<strong>der</strong>zoeker<br />

J.W.F. Romme Nationaal Ou<strong>der</strong>enfonds<br />

Directeur<br />

M.J. van Rooijen NVOG<br />

Voorzitter<br />

Th. Royers Vilans<br />

W. Sandberg van Vereniging Het Zonnehuis<br />

Boelens Bestuurslid<br />

Drs. Th. Schippers ZegelGezond Ne<strong>der</strong>land<br />

Directeur<br />

Prof. dr. P. Schnabel SCP<br />

Directeur<br />

Mr. R.F. Schreu<strong>der</strong> CBG<br />

Voorzitter<br />

A.K. Sharma NDT<br />

Dr. P.A.E. Sillevis Smitt KHMW<br />

J. Slagter Omroep MAX<br />

Voorzitter<br />

Mr. K.W. Sluyterman van Loo Stichting Sluyterman van Loo<br />

Directeur<br />

Ir. C.J.C. Smeets KHMW<br />

Prof. mr. A. Soeteman Jan Brouwer Fonds<br />

Secretaris<br />

Prof. dr. ir. J.H.J. Spiertz KHMW<br />

Mr. W.F.C. Stevens KHMW<br />

M. Stoltenborgh Universiteit Leiden<br />

Drs. H.A.M. Suykerbuyk PPA Public b.v.<br />

Directeur<br />

D. Swart Vereniging Het Zonnehuis<br />

Manager<br />

D. Teeuwen Communication Concert<br />

Directeur<br />

Drs. J.J. Temminck KHMW<br />

Dr. ir. H.L. Tepper KHMW<br />

A. Tharner Universiteit Leiden<br />

Mr. dr. A.M. The <strong>De</strong> Werkvloer Centraal<br />

On<strong>der</strong>zoeker<br />

G. Tielen <strong>De</strong>min<br />

Voorzitter<br />

A. Tiems Ministerie van VWS<br />

Senior beleidsmedewerker<br />

71


Ir. M.C. van Veen KHMW<br />

Dr. A.A. Voors Raad van Advies Jan Brouwer Fonds<br />

Lid<br />

L.J. de Waal Humanitas<br />

Directeur<br />

Ir. M.A.E. van <strong>der</strong> Waal ILC/Zorg voor Later<br />

Directeur<br />

B.H. van <strong>der</strong> Wal Vakcentrale MHP<br />

Duovoorzitter<br />

F. van Weering Regionaal Bureau Gezondheidszorg<br />

ZHN<br />

Beleidsmedewerker<br />

Prof. dr. R.G.J. Westendorp KHMW<br />

Mr. J.W.B. Westerburgen Vereniging Aegon<br />

Vice-voorzitter<br />

Mr. C.G.A. van Wijk KHMW<br />

A.A.M. Willemse-van <strong>der</strong> Unie KBO<br />

Ploeg Bestuurslid<br />

Drs. H.J.Th. Willemse Publicarea<br />

Directeur<br />

J.J. Woudt Het Financieele Dagblad<br />

Waarnemend hoofdredacteur<br />

A.H.M. Wouters PMT<br />

Directeur<br />

72


<strong>De</strong> Achtste Jan Brouwer Conferentie werd voorbereid<br />

in overleg met de Wetenschappelijke Raad van het<br />

Jan Brouwer Fonds en het secretariaat van de <strong>Koninklijke</strong><br />

<strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen.


Uitgave:<br />

<strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen<br />

(deze uitgave is mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds)<br />

ISBN nummer: 978-90-78396-09-3

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!