JBC 12.pdf - De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der ...
JBC 12.pdf - De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der ...
JBC 12.pdf - De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
KONINKLIJKE<br />
HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ<br />
DER WETENSCHAPPEN<br />
KWETSBARE GENERATIES<br />
HOE VOORKOMEN WE DAT ONZE<br />
JONGSTEN EN OUDSTEN WORDEN<br />
MISBRUIKT EN MISHANDELD?<br />
Verslag van de<br />
Achtste Jan Brouwer Conferentie<br />
Summary in English<br />
25 januari 2012 te Haarlem
Ir. L.E.J. Brouwer<br />
(1910 - 1983)<br />
Jan Brouwer kwam<br />
uit een geslacht van<br />
geleerden - zijn va<strong>der</strong><br />
was geoloog met internationale bekendheid, zijn oom,<br />
naar wie hij was genoemd, een wereldberoemde<br />
wiskundige. Hijzelf had een uitermate goed verstand<br />
en een fenomenaal geheugen.<br />
Op 21-jarige leeftijd studeerde hij in <strong>De</strong>lft af als<br />
mijnbouwkundig ingenieur.<br />
Na zijn studie trad Brouwer in dienst bij de Bataafse<br />
Petroleum <strong>Maatschappij</strong>, waar hij als geoloog,<br />
organisator en manager o.m. werkzaam was in<br />
het Verre Oosten. Tijdens de oorlog was hij als<br />
liaison-officier van de troepen van generaal McArthur<br />
betrokken bij de herovering van Hollandia en an<strong>der</strong>e<br />
delen van Ne<strong>der</strong>landsch-Indië. Vanaf 1946 vervulde<br />
hij steeds verantwoordelijker functies bij de<br />
B.P.M. Hij beëindigde zijn actieve loopbaan als<br />
president-directeur van de <strong>Koninklijke</strong> Ne<strong>der</strong>landsche<br />
Petroleum <strong>Maatschappij</strong> in 1971. Daarna bleef hij<br />
nog tien jaren als commissaris aan de ‘<strong>Koninklijke</strong>’<br />
verbonden.<br />
In het begin van de 80er jaren heeft Ir. Brouwer<br />
een deel van zijn vermogen bestemd voor<br />
een fonds ten behoeve van interdisciplinair<br />
wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek in Ne<strong>der</strong>land. Dit<br />
fonds is begin 2003 door de familie Brouwer<br />
aan de zorg van de <strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong><br />
<strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen toevertrouwd,<br />
waarbij de statutaire doelstelling als volgt is<br />
geformuleerd: het stimuleren van multidisciplinair,<br />
maatschappij georiënteerd on<strong>der</strong>zoek dat inzicht<br />
geeft in concrete maatschappelijke problemen<br />
en in potentie moet bijdragen aan de oplossing<br />
daarvan.
KWETSBARE GENERATIES<br />
HOE VOORKOMEN WE DAT ONZE JONGSTEN EN OUDSTEN<br />
WORDEN MISBRUIKT EN MISHANDELD?
KONINKLIJKE<br />
HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ<br />
DER WETENSCHAPPEN<br />
KWETSBARE GENERATIES<br />
HOE VOORKOMEN WE DAT ONZE JONGSTEN EN OUDSTEN<br />
WORDEN MISBRUIKT EN MISHANDELD?<br />
Verslag van de Achtste Jan Brouwer Conferentie<br />
25 januari 2012 te Haarlem<br />
Summary in English<br />
Uitgave <strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen<br />
(Mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds)
Colofon<br />
<strong>De</strong>ze uitgave Kwetsbare Generaties is een weergave van de Achtste Jan Brouwer<br />
Conferentie gehouden op 25 januari 2012 in het Hodshon Huis te Haarlem. <strong>De</strong> conferentie<br />
stond on<strong>der</strong> voorzitterschap van Prof. dr. P. Schnabel en is georganiseerd door de<br />
<strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen en het Jan Brouwer Fonds.<br />
Het was de achtste conferentie in een reeks over de implicaties van demografische<br />
veran<strong>der</strong>ingen en generatiebeleid.<br />
Uitgave: <strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen (deze uitgave is<br />
mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds)<br />
Redactie: Ger Tielen, Boudi Dortland en Saskia van Manen<br />
Drukkerij: StyleMathôt, Haarlem<br />
ISBN: 978-90-78396-09-3<br />
Maart 2012<br />
Exemplaren van deze uitgave kunnen (zolang de voorraad strekt) worden besteld bij de<br />
<strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen. Ze kunnen tevens in PDFformaat<br />
worden gedownload van de website www.khmw.nl.<br />
<strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen<br />
Postbus 9698<br />
2003 LR Haarlem<br />
secretaris@khmw.nl<br />
www.khmw.nl
Inhoud<br />
Marbeth Bierman - Voorwoord<br />
Mevr. Mr. M.E. Bierman-Beukema toe Water, voorzitter Jan Brouwer Fonds<br />
Rudy Andeweg - Ten Geleide<br />
Dr. R.B. Andeweg, hoogleraar empirische en Ne<strong>der</strong>landse<br />
politicologie Universiteit Leiden, lid Wetenschappelijke Raad Jan Brouwer Fonds<br />
Paul Huijts - Kwetsbare mensen in veilige handen<br />
Drs. P.H.A.M Huijts, directeur-generaal Volksgezondheid ministerie van VWS<br />
Louise Gunning-Schepers - Het heft in eigen hand. Maatschappelijke<br />
on<strong>der</strong>steuning van eigen verantwoordelijkheid<br />
Mevr. Prof. dr. L.J. Gunning-Schepers, voorzitter Gezondheidsraad en<br />
universiteitshoogleraar Gezondheid en <strong>Maatschappij</strong> Universiteit van Amsterdam<br />
Jolanda Lindenberg - Ou<strong>der</strong>enmishandeling in bre<strong>der</strong> perspectief:<br />
wetenschappelijke inzichten in de on<strong>der</strong>liggende mechanismen<br />
Mevr. Drs. J. Lindenberg, wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoeker Leyden Academy<br />
on Vitality and Ageing<br />
Lenneke Alink - Kin<strong>der</strong>mishandeling: waar gaat het mis?<br />
Mevr. Dr. L.R.A. Alink - Universitair docent Centre for Child &<br />
Family Studies Leiden University (per 1 maart 2012 benoemd tot bijzon<strong>der</strong><br />
hoogleraar Kin<strong>der</strong>mishandeling Vrije Universiteit Amsterdam -<br />
Leerstoel Jan Brouwer Fonds)<br />
Marloes van Noorloos - Reflectie<br />
Lid van de Nationale <strong>De</strong>nkTank en Universitair Docent Strafrecht Universiteit<br />
Tilburg<br />
Summary in English<br />
<strong>De</strong>elnemerslijst<br />
Pag.<br />
7<br />
8<br />
12<br />
22<br />
33<br />
46<br />
57<br />
60<br />
67
Voorwoord<br />
Kwetsbare generaties<br />
Hoe voorkomen we dat onze jongsten en oudsten worden misbruikt en mishandeld?<br />
<strong>De</strong> achtste Jan Brouwerconferentie was gewijd aan de (on)veiligheid van kwetsbare<br />
mensen; jong en oud. <strong>De</strong> keuze voor dit thema was mede ingegeven door de verwachte<br />
instelling van de Jan Brouwer Leerstoel ‘Voorkomen, gevolgen en aanpak van kin<strong>der</strong>mishandeling’<br />
aan de VU.<br />
Wat weten we van omvang en aard van kin<strong>der</strong>mishandeling en -verwaarlozing?<br />
Welke kennis is beschikbaar over misbruik en mishandeling van ou<strong>der</strong>en, waarvan<br />
slechts een klein percentage wordt gemeld?<br />
Welke risicofactoren kunnen we on<strong>der</strong>scheiden en welke interventies, al dan niet strafrechtelijk,<br />
zijn effectief als het gaat om preventie en beperking?<br />
Is de maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning van de eigen verantwoordelijkheid in de huidige<br />
samenleving wellicht zoekgeraakt?<br />
In een betrekkelijk recent on<strong>der</strong>zoeksveld als het on<strong>der</strong>havige zijn niet alle antwoorden<br />
op deze vragen voorhanden. Dat maakt de uitwisseling van beschikbare kennis én<br />
gedachtenwisseling daarover extra waardevol.<br />
Wij zijn de verschillende inlei<strong>der</strong>s, die zich op betrokken en deskundige wijze van hun<br />
taak gekweten hebben, veel dank verschuldigd.<br />
In dit boekje vindt u een weergave van de inleidingen en van de discussie; van een<br />
waardevolle middag gewijd aan een pijnlijk en zorgwekkend on<strong>der</strong>werp.<br />
Marbeth Bierman-Beukema toe Water<br />
voorzitter Jan Brouwer Fonds<br />
7
Rudy Andeweg<br />
lid Wetenschappelijke Raad Jan Brouwerfonds<br />
Ten Geleide<br />
My name is Luka<br />
I live on the second floor<br />
I live upstairs from you<br />
Yes, I think you’ve seen me before<br />
If you hear something late at night<br />
Some kind of trouble, some kind of fight<br />
Just don’t ask me what it was<br />
Just don’t ask me what it was<br />
I think it’s ‘cause I’m clumsy<br />
I try not to talk too loud<br />
Maybe it’s because I’m crazy<br />
I try not to act too proud<br />
They only hit until you cry<br />
And after that you don’t ask why<br />
You just don’t argue anymore<br />
You just don’t argue anymore<br />
Yes I think I’m okay<br />
I walked into the door again<br />
If you ask that’s what I’ll say<br />
And it’s not your business anyway<br />
I guess I’d like to be alone<br />
With nothing broken, nothing thrown<br />
Just don’t ask me how I am<br />
Just don’t ask me how I am<br />
Het lied ‘My name is Luka’ stond in 1987 in veel landen bovenaan de hitparades. Luka<br />
was een jongetje in het appartementencomplex in New York waar de schrijfster en<br />
zangeres, Suzanne Vega, destijds woonde, maar Luka had net zo goed haar hoogbejaarde<br />
buurman kunnen zijn. Geschreven vanuit het perspectief van een mishandeld kind<br />
bevat het een aantal elementen die uit on<strong>der</strong>zoek naar kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
bekend zijn: het zoeken van de oorzaak bij zichzelf (I think it’s ‘cause I’m clumsy),<br />
de weerstand om het aan een an<strong>der</strong> te vertellen (it’s not your business anyway), het<br />
8
isolement (I guess I’d like to be alone). Maar het lied als zodanig verraadt ook de<br />
ambivalentie van de schrijfster over hoe hier mee om te gaan, een ambivalentie die<br />
vele omstan<strong>der</strong>s herkennen en waardoor het lied ook zovelen heeft aangesproken:<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling is niet een voor de hand liggend thema in de hitparade.<br />
Er is recentelijk veel aandacht in de media en in de politiek voor seksueel misbruik van<br />
kin<strong>der</strong>en. Ook lichamelijke mishandeling van ou<strong>der</strong>en staat, zij het in min<strong>der</strong>e mate,<br />
in de schijnwerper. <strong>De</strong> kwetsbaarheid van de jongste en oudste generaties komt echter<br />
in veel meer verschijnselen tot uiting dan in kin<strong>der</strong>misbruik en ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
alleen. Uit on<strong>der</strong>zoek blijkt dat kin<strong>der</strong>en veel vaker het slachtoffer worden van fysieke<br />
en psychische verwaarlozing en mishandeling dan van seksueel misbruik. Ook blijken<br />
ou<strong>der</strong>en min<strong>der</strong> vaak slachtoffer van lichamelijke mishandeling dan van fysieke en<br />
psychische verwaarlozing, en van financieel misbruik.<br />
Wanneer we mishandeling zo definiëren dat al deze vormen daar on<strong>der</strong> worden<br />
verstaan worden opvallende parallellen zichtbaar tussen kin<strong>der</strong>mishandeling en<br />
ou<strong>der</strong>enmishandeling. Zo komen een aantal risicofactoren overeen: sociaal isolement,<br />
een geschiedenis van familiaal geweld, een lagere sociaaleconomische klasse; aan<br />
de da<strong>der</strong>zijde komen daar gebrek aan empathie en stress bij. Maar de belangrijkste<br />
overeenkomst is uiteraard de intergenerationele context. Mishandeling van kin<strong>der</strong>en<br />
en ou<strong>der</strong>en komen zon<strong>der</strong> twijfel ook binnen generaties voor. Pesten, afpersen, en<br />
aftuigen van kin<strong>der</strong>en door an<strong>der</strong>e kin<strong>der</strong>en valt zeker niet te verwaarlozen, maar bij<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling zijn het toch veelal min<strong>der</strong>jarigen die het slachtoffer zijn van<br />
meer<strong>der</strong>jarigen. Dat gebeurt overwegend in zowel familie- als instellingsverband. We<br />
zien hetzelfde bij ou<strong>der</strong>en: ou<strong>der</strong>en misbruiken en mishandelen ook an<strong>der</strong>e ou<strong>der</strong>en,<br />
maar het zijn vooral volwassenen en jongeren die dit doen. Ook hier gebeurt dit veelal<br />
in familie- en instellingsverband. <strong>De</strong> combinatie van het generatieperspectief en de<br />
locatie in familie en instelling maakt kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling zo zorgwekkend.<br />
Onze jongsten en oudsten zijn nu eenmaal voor hun welzijn voor een belangrijk deel<br />
afhankelijk van dienstverlening en zorg door an<strong>der</strong>e generaties. Afhankelijkheidsrelaties<br />
bergen echter vaak het gevaar van misbruik van macht en vertrouwen in zich.<br />
Gegeven deze overeenkomst is het niet verwon<strong>der</strong>lijk dat in discussies over<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling en ou<strong>der</strong>enmishandeling dezelfde of althans vergelijkbare vragen<br />
opkomen. Zo is het in beide gevallen moeilijk om de omvang van de problematiek<br />
goed in kaart te brengen: definitiekwesties en het taboe dat op deze on<strong>der</strong>werpen<br />
rust bemoeilijken prevalentiestudies. Eer<strong>der</strong>e studies waren vaak gebaseerd op<br />
zelfrapportage, maar schattingen op basis van waarnemingen door <strong>der</strong>den leidden tot<br />
een veel hogere prevalentie. Ook internationaal vergelijkend metaon<strong>der</strong>zoek laat een<br />
vergelijkbare kloof tussen schattingen op basis van beide perspectieven zien. In een<br />
nieuwe prevalentiestudie naar kin<strong>der</strong>mishandeling in 2011 worden beide perspectieven<br />
verenigd. Dat kan interessante discussie opleveren over de omvang en ernst van de<br />
problematiek.<br />
9
Bij beide vormen van mishandeling zien we ook toenemende aandacht voor de<br />
neurobiologische aspecten, naast psychologische, pedagogische en sociologische<br />
factoren. Er wordt bijvoorbeeld on<strong>der</strong>zoek gedaan naar de neurobiologische factoren die<br />
de drempel bij da<strong>der</strong>s van kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling verhogen of verlagen. (Men<br />
denke aan de tolerantie voor aanhoudend huilen van een baby en voor de achterdocht en<br />
vergeetachtigheid van demente bejaarden). Ook is er, met name bij kin<strong>der</strong>mishandeling,<br />
aandacht voor de neurobiologische gevolgen van het slachtofferschap. Op termijn zal<br />
dit on<strong>der</strong>zoek hopelijk vertaling kunnen vinden naar preventie en interventie.<br />
Met name bij interventies doen zich opnieuw parallellen voor tussen kin<strong>der</strong>- en<br />
ou<strong>der</strong>enmishandeling: hoe te laveren tussen de Scylla van (te) vroeg interveniëren op<br />
basis van gebrekkige informatie en de Charybdis van (te) laat interveniëren op basis van<br />
zekerheid. Ten aanzien van kin<strong>der</strong>mishandeling werd Ne<strong>der</strong>land in 1988 bijvoorbeeld<br />
opgeschrikt door de Bol<strong>der</strong>karaffaire waarbij achteraf is komen vast te staan dat met een<br />
poppenmethode verzamelde informatie onjuist was. Nu is Ne<strong>der</strong>land in de ban van de<br />
affaire op het Hofnarretje, waar signalen dat er misschien iets niet pluis was lang zijn<br />
genegeerd. Welke schade ontstaat door te vroege onterechte interventies (zowel aan<br />
het vermeende slachtoffer als aan de vermeende da<strong>der</strong>) en welke door te late terechte<br />
interventies (zowel aan de slachtoffers als aan hun naasten).<br />
On<strong>der</strong>zoekers en praktizijns die zich met kin<strong>der</strong>mishandeling bezig houden weten<br />
over het algemeen weinig van ou<strong>der</strong>enmishandeling en omgekeerd. Aan zowel<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling als ou<strong>der</strong>enmishandeling worden met enige regelmaat conferenties<br />
en bijeenkomsten gewijd, maar wel apart. <strong>De</strong> Achtste Jan Brouwer Conferentie had<br />
tot doel experts op beide terreinen bij elkaar te brengen om van elkaar te leren, en<br />
zo meerwaarde te bieden ten opzichte van al lopende activiteiten op deze gebieden.<br />
Wie mishandelt wie, waar, wanneer en vooral waarom? Wie zijn de da<strong>der</strong>s en wie de<br />
slachtoffers, maar ook: wat is de rol van de omstan<strong>der</strong>s? En daarop aansluitend: hoe<br />
voorkomen wij dat onze jongsten en onze oudsten worden misbruikt en mishandeld?<br />
<strong>De</strong> intergenerationele context van kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling sluit naadloos<br />
aan bij de thematiek van eer<strong>der</strong>e Jan Brouwerconferenties. <strong>De</strong> rode draad is daarbij<br />
steeds geweest welke problemen de demografische transitie naar een vergrijsde<br />
en ontgroende samenleving genereert. Bij de eerste vier conferenties lag de nadruk<br />
vooral op de maatschappelijke uitdagingen die voortvloeien uit een verou<strong>der</strong>ing van<br />
de bevolking. Bij de drie daarop volgende conferenties werd de problematiek ruimer<br />
gesteld door de blik te richten op de veran<strong>der</strong>ende betrekkingen tussen generaties. <strong>De</strong>ze<br />
achtste conferentie trok deze lijn door. Het Jan Brouwer Fonds organiseert niet alleen<br />
een jaarlijkse conferentie. <strong>De</strong> statutaire opdracht van het fonds is het stimuleren van<br />
multidisciplinair maatschappij-georiënteerd on<strong>der</strong>zoek dat inzicht geeft in concrete<br />
maatschappelijke problemen en in potentie moet bijdragen aan de oplossing ervan.<br />
Recent is in dit ka<strong>der</strong> aan de Vrije Universiteit de Jan Brouwer Leerstoel ‘Voorkomen,<br />
10
gevolgen en aanpak van kin<strong>der</strong>mishandeling’ gevestigd. Dat was mede aanleiding om<br />
juist dit jaar de conferentie te wijden aan kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling. Per 1 maart<br />
2012 is op deze leerstoel benoemd Dr. Lenneke Alink. Zij was een van de inlei<strong>der</strong>s op<br />
de Achtste Jan Brouwer Conferentie.<br />
11
Paul Huijts<br />
directeur-generaal Volksgezondheid, ministerie van VWS*<br />
Kwetsbare mensen in veilige handen<br />
“Ik ben de lucht die ik adem niet waard.” <strong>De</strong> laatste zin van een<br />
gedicht van Arthur op de website www.kin<strong>der</strong>mishandeling.nl<br />
bezorgt je koude rillingen. Er wonen in Ne<strong>der</strong>land te veel<br />
Arthurs. Kin<strong>der</strong>en die verwaarloosd worden. Kin<strong>der</strong>en die ie<strong>der</strong>e<br />
ochtend zelf maar voor hun ontbijt moeten zorgen. Kin<strong>der</strong>en die<br />
willen vertellen hoe het op school ging, maar thuis op volkomen<br />
onverschilligheid stuiten. Kin<strong>der</strong>en die ie<strong>der</strong>e avond alleen de<br />
trap opgaan en niet weten hoe het is om even lekker te worden<br />
ingestopt. <strong>De</strong> plek waar zij wonen, hoort veilig en warm te zijn,<br />
maar die plek is koud en kil.<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling gaat niet alleen over kin<strong>der</strong>en die geslagen worden, maar ook over<br />
kin<strong>der</strong>en die zich totaal niet geliefd weten, of die verwaarloosd worden. Je kunt er lang<br />
over praten welke vorm van mishandeling het ergst is. Maar als je in je jeugd niet het<br />
gevoel krijgt dat je iets waard bent, is dat verschrikkelijk voor je zelfbeeld en kun je voor<br />
de rest van je leven beschadigd raken. <strong>De</strong> aantallen zijn schrikbarend groot. Geschat<br />
wordt dat in ons land meer dan 70.000 kin<strong>der</strong>en emotioneel of fysiek verwaarloosd<br />
worden. Dat is 60 procent van alle mishandelde kin<strong>der</strong>en. Zij krijgen niet de zorg en<br />
verzorging die zij nodig hebben. Die an<strong>der</strong>e 40 procent betreft bijna 50.000 kin<strong>der</strong>en<br />
die fysiek of seksueel worden mishandeld; zij leven in angst en eenzaamheid, hebben<br />
veel verdriet, schamen zich vaak.<br />
Paradox<br />
Het gaat tezamen om jaarlijks 120.000 kin<strong>der</strong>en, die meemaken dat hun omgeving<br />
helemaal niet veilig is. Dat maakt het thema zeer actueel. Kin<strong>der</strong>mishandeling is van<br />
alle tijden, maar gelukkig zijn we in de situatie beland, dat wij kin<strong>der</strong>mishandeling in<br />
ie<strong>der</strong> geval benoemen, bespreken en er ook meer zicht op hebben. In die zin suggereren<br />
de cijfers (je zou dit de paradox van de transparantie kunnen noemen), dat het opeens<br />
allemaal veel erger lijkt te worden. Maar mogelijk nemen we het nu pas voor het eerst<br />
echt waar, wat ons de kans geeft om er iets mee te doen.<br />
In deze Jan Brouwer Conferentie staan kwetsbare generaties centraal. Hoe gaan we met z’n<br />
allen voorkomen dat onze jongste - maar ook onze oudste - generatie wordt mishandeld?<br />
Het is een on<strong>der</strong>werp dat staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten zeer bezig<br />
houdt. Zij zou hier vandaag deze lezing houden, maar zij voert nu een debat in de Tweede<br />
Kamer en kan tot haar spijt niet aanwezig zijn. Ze vroeg mij, als Directeur Generaal<br />
Volksgezondheid en verantwoordelijk voor jeugdbeleid, haar te vervangen. Namens<br />
de staatssecretaris zal ik hier een toelichting geven op het beleid van het ministerie<br />
van VWS.<br />
12
Leidmotief<br />
Voor het ministerie van VWS is geweld in afhankelijkheidsrelaties in brede zin een<br />
belangrijk thema. Er zijn ook gehandicapten (die al of niet in instellingen verblijven)<br />
en an<strong>der</strong>e groepen in een afhankelijke situatie, waarin dezelfde patronen van geweld<br />
voorkomen. Het leidmotief van de staatssecretaris voor dit alles is daarom Kwetsbare<br />
mensen in veilige handen. Vijf veelzeggende woorden. Het gaat om de veiligheid die<br />
ie<strong>der</strong>een verdient, maar zeker kwetsbare mensen, die zich niet zelf kunnen onttrekken<br />
aan de situatie waarin ze geboren of gekomen zijn. Meer dan 200.000 ou<strong>der</strong>en en<br />
119.000 kin<strong>der</strong>en zijn jaarlijks slachtoffer van geweld. Tellen we ou<strong>der</strong>en en kin<strong>der</strong>en<br />
bij elkaar op dan is dat zo ongeveer het inwonertal van de stad Utrecht dat lijdt<br />
on<strong>der</strong> mishandeling. Om stil van te worden. <strong>De</strong> aantallen mishandelde ou<strong>der</strong>en zijn<br />
resultaat van een grove schatting. Het is nog steeds moeilijk om ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
te signaleren. Het is vaak een blinde vlek voor mensen. Het is moeilijk omdat mensen<br />
zich niet kunnen voorstellen dat het<br />
vóórkomt in de eigen omgeving of<br />
instelling. Zij achten an<strong>der</strong>e mensen,<br />
met wie zij zelf goede ervaringen<br />
hebben, daar niet toe in staat. En<br />
slachtoffers zelf houden soms façades<br />
in stand, waardoor alles in orde lijkt te<br />
zijn. Zij laten mensen in hun omgeving<br />
Geschat wordt dat in ons land meer dan<br />
70.000 kin<strong>der</strong>en emotioneel of fysiek<br />
verwaarloosd worden... Bijna 50.000 kin<strong>der</strong>en<br />
worden fysiek of seksueel mishandeld.<br />
denken dat het goed met ze gaat. Uit schaamte, uit vrees, dat het erger wordt, vul<br />
het maar in. <strong>De</strong>genen die best hulp zouden willen geven, valt daarom niet altijd te<br />
verwijten dat ze het niet onmiddellijk hebben doorgehad en dat zij soms pas na jaren<br />
ontdekken wat voor afschuwelijks er plaatsvindt of -vond.<br />
Ketenaanpak<br />
Het ministerie van VWS zet alles op alles om alle vormen van mishandeling aan te<br />
pakken. Wij zitten niet zelf in de frontlinie. Maar wij werken aan randvoorwaarden<br />
waardoor de mensen in de frontlinie hun werk goed kunnen doen. Geweld in<br />
afhankelijkheidsrelaties laat veel gemeenschappelijke elementen zien. Daarom kiezen<br />
wij voor een ketenaanpak. Wij willen geweld voorkómen. Wij willen geweld beter<br />
signaleren. Wij willen zorgen dat geweld stopt. Wij willen zorgen voor opvang en hulp.<br />
En wij willen proberen de schade te beperken.<br />
Interdisciplinair samenwerken<br />
On<strong>der</strong> het woordje ‘wij’ vallen veel instanties in de samenleving, die nog niet altijd<br />
voldoende op elkaar zijn ingespeeld. Politie, openbaar ministerie, reclassering,<br />
jeugdzorg, on<strong>der</strong>wijs, huisarts, vrouwenopvang, maatschappelijk werk en an<strong>der</strong>e<br />
hulporganisaties. Een breed palet van partijen die zo goed mogelijk met elkaar moeten<br />
kunnen samenwerken. Het interdisciplinaire samenwerken is ook buitengewoon nodig<br />
op het moment dat er al hulp verleend wordt. Er moet op allerlei aspecten tegelijkertijd<br />
actie worden on<strong>der</strong>nomen. Wat is er structureel mis? Moet er hulp in het gezin komen?<br />
13
Moet er gestraft worden? Wat is de context? Een slechte woning, schulden of somatische<br />
problemen? Om verschil te maken moeten de betrokken partijen de handen ineen slaan.<br />
Dat het vaak niet lukt ligt bijna nooit aan een gebrek aan interesse of betrokkenheid bij<br />
het drama in de professionele groep. Het is eer<strong>der</strong> het niet van elkaar weten, elkaar te<br />
laat informeren, te laat het stokje doorgeven en daarmee net tekort schieten. Het kan<br />
zijn dat wij met elkaar structuren hebben gemaakt, waarin het individuele professionals<br />
niet goed lukt om de hulp te bieden die nodig is. Wij kijken nu in ons land naar de<br />
VS, naar voorbeelden van een interdisciplinaire aanpak die wel werkt. Vanuit het<br />
departement identificeren wij initiatieven, volgen die, halen er leerpunten uit en geven<br />
die door aan an<strong>der</strong>e betrokkenen in het land.<br />
<strong>De</strong>centralisatie<br />
<strong>De</strong> gemeente is de onmisbare schakel. Heel veel uitvoering, bijvoorbeeld in de jeugdzorg,<br />
wordt al op gemeentelijk niveau aangestuurd. Een van de belangrijkste redenen om<br />
de keten van jeugdzorg te decentraliseren is om maatwerk mogelijk te maken. Wij<br />
moeten af van de zware geprotocolleerde systemen voor heel Ne<strong>der</strong>land. Wij moeten op<br />
gemeentelijk niveau ruimte bieden aan de specifieke aanpak en aan de verbindingen die<br />
passen bij de enorme diversiteit van mensen, gezinnen en stadsomgevingen. Jeugdzorg<br />
wordt effectiever wanneer er gemakkelijker verbindingen gelegd kunnen worden met<br />
de schuldhulpverlening, de woningbouwvereniging of de lokale huisarts. Het is de<br />
overtuiging van het kabinet dat decentralisatie, meer ruimte voor de gemeente, afzien<br />
van al te strakke protocollering, bijdragen aan een omgeving waarin professionals<br />
verstandige keuzes kunnen maken. <strong>De</strong>genen om wie het gaat, kwetsbare mensen,<br />
kunnen daardoor veel effectiever geholpen worden.<br />
In 35 centrumgemeenten, aangewezen in het ka<strong>der</strong> van de Wet Maatschappelijke<br />
On<strong>der</strong>steuning, is ervaring opgedaan.<br />
Wij moeten af van de zware geprotocolleerde<br />
systemen voor heel Ne<strong>der</strong>land en op<br />
gemeentelijk niveau ruimte bieden aan de<br />
specifieke aanpak en aan de verbindingen die<br />
passen bij de enorme diversiteit van mensen,<br />
gezinnen en stadsomgevingen.<br />
14<br />
<strong>De</strong>ze gemeenten hebben zich in de<br />
afgelopen jaren ook opgeworpen<br />
voor vrouwenopvang en hebben<br />
samenwerkingsafspraken gemaakt<br />
over de omgang met het probleem<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling. Zij hebben<br />
steunpunten huiselijk geweld opgericht,<br />
van waaruit ook kleinere gemeenten in<br />
de omgeving bediend kunnen worden.<br />
Wij blijven deze rol on<strong>der</strong>steunen en ver<strong>der</strong> uitbouwen. <strong>De</strong> gemeenten krijgen zo de<br />
instrumenten in handen waarmee zij hun verantwoordelijkheid waar kunnen maken<br />
voor de hele keten van voorkomen tot nazorg.<br />
Attitude<br />
Het gaat nooit alleen maar om structuren, maar het gaat ook over attitude, of hoe<br />
men ermee omgaat. <strong>De</strong> huisarts die een alcoholprobleem waarneemt bij de patiënt,<br />
terwijl hij weet dat zich daarachter een kwetsbaar gezin bevindt, en zich ondanks alle
tijdsdruk afvraagt hoe het met de kin<strong>der</strong>en gaat. <strong>De</strong> agent die het verband ziet met<br />
eer<strong>der</strong>e meldingen van overlast en geweld en verbindingen kan leggen met an<strong>der</strong>en in<br />
de gemeente die eens langs kunnen gaan en poolshoogte nemen. Het Meldpunt voor<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling dat netjes terugkoppelt naar degene die een geval van mishandeling<br />
heeft aangemeld. Dit om te voorkomen dat mensen het gevoel krijgen dat melden geen<br />
zin heeft. Follow-up is belangrijk voor blijvende betrokkenheid. Mensen willen weten<br />
wat er gebeurt met hun melding.<br />
Integrale aanpak op rijksniveau<br />
Ook op het niveau van de ministeries gaat het om samenwerking. Het is erg gemakkelijk<br />
om de gemeenten aan te zetten tot een integrale aanpak en dat op rijksniveau vervolgens<br />
na te laten. Verwijten daarover zijn altijd terecht. Het kabinet is er heel erg mee bezig<br />
om juist dit goed te doen. Vanuit de grote tradities vanuit verschillende departementen,<br />
Volksgezondheid of Justitie, komen de kolommen niet van nature bij elkaar. Maar dat<br />
moet natuurlijk wel. Daarom doorbreekt het Actieplan Kin<strong>der</strong>en Veilig van dit kabinet<br />
het patroon. Het actieplan is tot stand gekomen in een nauwe samenwerking van<br />
staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten en de bewindspersonen van Veiligheid en<br />
Justitie. Ook op dat niveau moet de ketenaanpak van preventie, repressie, nazorg en alle<br />
an<strong>der</strong>e belangrijke aspecten tot uitdrukking komen. Voor het actieplan tegen geweld<br />
in afhankelijkheidsrelaties wordt in ie<strong>der</strong> geval dit jaar 22 miljoen uitgetrokken, wat<br />
oploopt naar 34 miljoen in volgende jaren. Landelijke inzet en activiteiten zullen vanuit<br />
dit plan gefinancierd worden. In het Actieplan Kin<strong>der</strong>en Veilig (u zult steeds diezelfde<br />
woordkeuze tegenkomen) ziet u een paar accenten.<br />
Kin<strong>der</strong>en veilig<br />
In de eerste plaats moet het aantal kin<strong>der</strong>en dat slachtoffer wordt van kin<strong>der</strong>mishandeling<br />
omlaag. Kin<strong>der</strong>en moeten kunnen rekenen op onze aandacht en onze hulp als er<br />
problemen zijn. Dat geldt niet alleen voor de kin<strong>der</strong>en, maar ook voor hun ou<strong>der</strong>s.<br />
Daarom zetten we in op preventie en opvoedon<strong>der</strong>steuning. <strong>De</strong> ou<strong>der</strong>s moeten waar ze<br />
in de problemen dreigen te komen zoveel mogelijk tools en hulp aangereikt krijgen. Als<br />
we de wanhoop en de onmacht die er soms achter zit kunnen wegnemen, dan hoeft het<br />
in veel gevallen niet tot verwaarlozing of geweld te komen. Een tweede accent ligt op de<br />
multidisciplinaire aanpak. We willen dat de aanpak werkt voor de Ne<strong>der</strong>landse situatie,<br />
zodat we op meer plekken onze krachten kunnen bundelen. Het <strong>der</strong>de accent ligt op<br />
specifieke maatregelen om fysieke mishandeling en seksueel misbruik daadkrachtig te<br />
bestrijden. Dat vraagt heel veel aandacht. Wij moeten onze lessen trekken uit wat de<br />
commissie-<strong>De</strong>etman naar voren heeft gebracht over seksueel misbruik in de roomskatholieke<br />
kerk. Later in het jaar volgt het rapport van de commissie-Samson over<br />
seksueel misbruik in jeugdinstellingen. Louise Gunning zal hierna ingaan op wat wij<br />
kunnen leren van vreselijke voorbeelden in de kin<strong>der</strong>opvang. Telkens weer is het onze<br />
plicht om uit al die leerervaringen de rode draad te vinden. Wat zijn de factoren die<br />
mishandeling in de hand werken, hoe kunnen wij die veran<strong>der</strong>en en wie is daarvoor<br />
nodig? Het kabinet is er zeer op gebrand om dat te doen.<br />
15
In veilige handen<br />
Voor de ou<strong>der</strong>en is er het Actieplan Ou<strong>der</strong>en in Veilige Handen. Ook hier dezelfde<br />
terminologie, die de kern raakt. Een deel van het eer<strong>der</strong> genoemde budget is voor dit<br />
actieplan beschikbaar. Een van de dingen die we al gedaan hebben, is een mogelijkheid<br />
creëren bij de Inspectie van de Gezondheidszorg klachten te uiten en meldingen te<br />
doen over mishandeling in instellingen waar ou<strong>der</strong>en verblijven. We zien daar<br />
overigens dezelfde paradox: een toename van het aantal meldingen. Het is vreselijk dat<br />
ze er zijn, maar het is goed dat ze gemeld worden. Positief is dat instellingen meldingen<br />
buitengewoon serieus oppakken en daar ook follow-up aan willen geven. Zij gaan op<br />
zoek naar de bepalende factoren. Voor hen is het net zo goed schokkend. Zij moeten<br />
het taboe doorbreken dat mishandeling ook bij hen voorkomt en leren omgaan met de<br />
onmacht of de kwaadaardigheid, of wat het ook moge zijn, dat leidt tot situaties van<br />
mishandeling.<br />
Brede campagne<br />
Wij gaan het thema van de mishandeling van kwetsbare groepen breed communicatief<br />
oppakken. Er zal een campagne komen die het on<strong>der</strong>werp benoemt, er aandacht voor<br />
vraagt en tracht mensen aanwijzingen te geven over hoe je kunt handelen wanneer je<br />
het meemaakt in je omgeving. Wij maken één brede campagne gericht op signaleren en<br />
handelen bij geweld in huiselijke kring, zoals partnergeweld, ou<strong>der</strong>enmishandeling en<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling. <strong>De</strong>ze publiekscampagne start in de loop van dit jaar en loopt tot<br />
en met 2014.<br />
Tenslotte het wetsvoorstel Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling. Dit wetsvoorstel wil boven water krijgen wat te lang on<strong>der</strong><br />
water is gebleven. Zodat ook professionals gaan melden wat ze zien, ook al is dat soms<br />
ongemakkelijk of worden ze overvallen door ongeloof of schaamte. Het melden van<br />
de situatie en het uitspreken van zorgen over<br />
Wij kiezen voor een ketenaanpak.<br />
Geweld voorkómen, beter signaleren,<br />
interveniëren en door opvang en<br />
hulp de schade beperken.<br />
wat je aantreft is in ie<strong>der</strong> geval het begin van<br />
een oplossing. Wij zullen ook de Steunpunten<br />
Huiselijk Geweld en de Advies- en Meldpunten<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling samenvoegen tot één<br />
loket, met één landelijk telefoonnummer.<br />
Zodat mensen niet meer hoeven na te denken<br />
over waar ze terecht kunnen. Wij moeten het<br />
voor ie<strong>der</strong>een zo hel<strong>der</strong> en laagdrempelig mogelijk maken een signaal af te geven aan<br />
de instanties of een advies te vragen. Het is overigens niet altijd nodig dat er meteen<br />
professionals uitrukken. Vaak kunnen mensen zelf de eerste stap zetten om escalatie te<br />
voorkomen.<br />
Dwars door de kolommen van VWS en Justitie heen, geven we zo vorm aan<br />
deze kabinetsprioriteit, waarbij we in de breedte van het on<strong>der</strong>werp proberen de<br />
randvoorwaarden te stellen waarmee geweld in afhankelijkheidsrelaties in Ne<strong>der</strong>land<br />
wordt teruggedrongen.<br />
16
* Paul Huijts verzorgde deze inleiding van staatssecretaris Velthuijzen van Zanten, die vanwege<br />
parlementaire verplichtingen zelf verhin<strong>der</strong>d was.<br />
Discussie<br />
Op de vraag van Paul Schnabel of we nu niet het ministerie voor Jeugd en Gezin<br />
missen, dat een concentratiepunt op dat gebied was, antwoordt Paul Huijts dat<br />
het mooie van de ervaring met het ministerie voor Jeugd en Gezin was dat het een<br />
wake-up-call heeft gegeven. “Namelijk het belang van het combineren van al die<br />
verschillende facetten die te maken hebben met jeugd en opvoeding. Ie<strong>der</strong>een erkende<br />
dat belang, maar dat wil niet zeggen<br />
dat het dan ook in de bureaucratische<br />
en politieke verhoudingen altijd mooi<br />
op elkaar aansluit. Er is reden voor<br />
optimisme. In de dagelijkse praktijk<br />
hebben we dat combineren sindsdien<br />
overeind gehouden. Een heel simpel<br />
voorbeeld is dat nog steeds ie<strong>der</strong>e<br />
dinsdag stafmedewerkers van alle<br />
departementen bijeen komen, die iets<br />
te maken hebben met jeugd. Niet in een hiërarchische verhouding maar vrijwillig,<br />
omdat ze ervaren hebben dat effectief beleid niet mogelijk is zon<strong>der</strong> de hele keten in<br />
acht te nemen. Het was een wake-up-call die doorwerkt, ook in de houding van de<br />
huidige bewindspersonen. <strong>De</strong> rest is een zaak van organisatie, daar kan je eeuwig over<br />
praten, maar het gaat erom wat ermee bereikt kan worden.”<br />
Paul Schnabel zegt dat decentralisatie op lokaal niveau vooral concentratie betekent.<br />
Het klopt dat rond de jeugdzorg professionals hebben toegegeven dat ze verrast of zelfs<br />
beschaamd waren, dat zij elkaar in<strong>der</strong>daad nog nooit ontmoet hadden op lokaal niveau. Dat<br />
kun je op dat niveau aanpakken. Maar er is ook zoiets als ’systeemverantwoordelijkheid’.<br />
Hoe houdt de staatssecretaris straks in de gaten dat in de gedecentraliseerde jeugdzorg<br />
gebeurt wat de bedoeling is. Wat gaat ze op dat punt doen?<br />
Paul Huijts antwoordt dat de filosofie achter de Wet Maatschappelijke On<strong>der</strong>steuning<br />
is dat wanneer je iets op een an<strong>der</strong> bestuursniveau legt, de verantwoording daar ook<br />
plaatsvindt. <strong>De</strong> dagelijkse praktijk in een gemeente rondom de Wmo en straks de<br />
jeugdzorg, is ter beoordeling aan de gemeenteraad. Vinden de mensen het daar goed<br />
genoeg, dan is het niet aan het Rijk om dat in twijfel te trekken. Ter vergelijking: sinds<br />
jaar en dag is het departement niet op instellingsniveau betrokken bij beslissingen van<br />
een ziekenhuis. Dat wil niet zeggen dat het Rijk niet op het systeemniveau blijft kijken<br />
naar ontwikkelingen en trends en er voeling mee houdt of ie<strong>der</strong>een in staat is om zijn<br />
rol goed te vervullen. <strong>De</strong>centraliseren doet altijd een beetje pijn. <strong>De</strong>genen die erover<br />
gingen moeten even op hun handen gaan zitten. Dat geldt ambtelijk, dat geldt ook in<br />
17<br />
Voor het Actieplan tegen geweld in<br />
afhankelijkheidsrelaties wordt dit jaar 22<br />
miljoen uitgetrokken, wat oploopt naar 34<br />
miljoen in volgende jaren. Daaron<strong>der</strong> de<br />
actieplannen Kin<strong>der</strong>en Veilig en Ou<strong>der</strong>en in<br />
veilige handen.
de Kamer. Je moet vertrouwen kunnen geven aan de partij, van wie je gezegd hebt dat<br />
die het beter kan. En laten we eerlijk zijn: als we terugkijken naar de decentralisatie<br />
zijn we gauw geneigd om een ideaalbeeld te gaan vergelijken met de risico’s van de<br />
toekomst. Maar wat we moeten vergelijken is de huidige praktijk waar ie<strong>der</strong>een al tien<br />
jaar van zegt dat deze ondanks alle inspanningen niet goed genoeg is, met wat je denkt<br />
te bereiken in de toekomst. Ik ben daarover heel optimistisch.”<br />
Laurien Koster, voorzitter van de Commissie Gelijke Behandeling, vraagt hoe een<br />
eventuele twijfelachtige uitspraak van de gemeenteraad rond de kwaliteit te rijmen valt<br />
met de verantwoordelijkheid van de staat voor het individuele recht van mensen om, zeg<br />
maar, niet mishandeld te worden, hun menselijke waardigheid. Vanuit internationale<br />
verdragen zal de staat daar op aangesproken blijven worden.<br />
Paul Huijts beaamt dat en zegt dat de staat, noch de rijksoverheid daarvoor wil<br />
weglopen. “Toch kennen we meer situaties van een decentrale dagelijkse praktijk,<br />
waarover een land zich moet kunnen verantwoorden. Natuurlijk blijft de rijksoverheid<br />
vanuit die verantwoordelijkheid kijken naar zaken. Ook hoe op een aantal domeinen<br />
de rijksoverheid toezicht kan houden, bijvoorbeeld in het justitiële domein, waar<br />
kin<strong>der</strong>en soms onvrijwillig uitgeplaatst worden op aangeven van de rechter. Dan is er<br />
geen sprake meer van een gemeentelijke beleidsvrijheid en neemt de staat een zware<br />
verantwoordelijkheid op zich. Bij de Wmo kan men nog zeggen als ou<strong>der</strong>: het staat me<br />
niet aan wat u me aanbiedt, ik ga wat an<strong>der</strong>s doen. Maar naarmate de rijksoverheid een<br />
grotere verantwoordelijkheid op zich neemt, is er ook meer verantwoordelijkheid voor<br />
het toezicht en de kwaliteit. Daarover is ook geen misverstand met de gemeenten. Aan<br />
de an<strong>der</strong>e kant van het spectrum zit een maatwerk oplossing, vanuit de overtuiging dat er<br />
ruimte moet zijn voor de betrokken professionals om de beste resultaten te halen. Laten<br />
we wel op enige afstand (als samenleving of als rijksoverheid) kijken of het resultaat<br />
voor de samenleving daarmee ook beter is geworden, zoals we verwachtten. Dat zijn de<br />
vragen voor de toekomst.”<br />
Op de vraag van Laurien Koster hoe dan de monitoring ingericht gaat worden, zegt<br />
Paul Huijts dat dit een van de on<strong>der</strong>werpen is die aan de orde zullen komen. “We zullen<br />
kritisch gevolgd worden door de mensen en door de Kamer, maar je moet geen vorm van<br />
monitoring kiezen die ertoe leidt dat het Rijk de gemeenten permanent op de vingers<br />
blijft kijken. Zon<strong>der</strong> ruimte te geven wordt elke beweging op voorhand al gesmoord.”<br />
Tineke van de Klinkenberg (ILC Zorg voor Later en Raad van Toezicht van de Eigen<br />
Kracht Centrale) is benieuwd hoe mishandeling en verwaarlozing worden gedefinieerd<br />
door het ministerie. Waar trekt het ministerie de grenzen van die begrippen? Wat wordt<br />
er meegeteld als vastegesteld wordt dat 70.000 kin<strong>der</strong>en worden verwaarloosd, en<br />
50.000 mishandeld?<br />
Paul Huijts excuseert zich dat hij niet ter plekke de definitie kan reproduceren, maar<br />
18
in zijn algemeenheid verschuiven definities in de loop van de tijd, daarom heeft VWS<br />
vanuit de medische kant van het departement in de eerste plaats aan de betrokken<br />
beroepsgroepen gevraagd om hierover uitsluitsel te geven, eventueel daarin geholpen<br />
door het Sociaal en Cultureel Planbureau. “Dit om niet als departement te proberen voor<br />
te schrijven waar de grens ligt van kin<strong>der</strong>mishandeling. <strong>De</strong> sector kan aangeven waar<br />
je wel of niet moet ingrijpen. Wij willen mishandeling niet definiëren in vormen die<br />
ie<strong>der</strong>e dag in de samenleving wel eens<br />
een keer voorkomen. Of kiezen voor de<br />
Zweedse aanpak, waarin je opgepakt<br />
kan worden als je een keer je hand hebt<br />
opgeheven. Als je een goede opvoeding<br />
of een goed samenleven zou willen<br />
definiëren, heb je met verschillen in<br />
appreciatie te maken. Waar de een<br />
vindt dat het onverantwoord is dat het<br />
kind een paar uurtjes overbrugt aan het<br />
eind van de middag zon<strong>der</strong> toezicht,<br />
zegt de an<strong>der</strong> dat dit heel goed is voor<br />
het volwassen worden. Natuurlijk zijn<br />
Wij streven naar een brede<br />
publiekscampagne.... een voorstel tot een Wet<br />
Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling...... en samenvoeging tot<br />
één loket van Steunpunten Huiselijk Geweld en<br />
de Advies en Meldpunten Kin<strong>der</strong>mishandeling<br />
samenvoegen tot één loket, met één landelijk<br />
telefoonnummer.<br />
we snel klaar met de extreme voorbeelden, maar over de grenzen moet gepraat worden.<br />
Reik ons alstublieft met elkaar ook aan wat u operationeel en acceptabel zou vinden.”<br />
Hans Besseling (lid KHMW) beschrijft een ontwikkeling van min of meer homogene<br />
gemeenschappen van vroeger (waarin een draai om de oren bepaald niet als mishandeling<br />
werd gezien), naar de uiteengevallen gemeenschappen waarin zelfcorrectie wellicht wat<br />
verloren is geraakt. An<strong>der</strong>zijds zijn er nieuwe, min of meer homogene gemeenschappen<br />
in onze samenleving terecht gekomen, afkomstig uit an<strong>der</strong>e culturen met heel an<strong>der</strong>e<br />
normen. Het zal heel moeilijk zijn om met algemene aanpakken alles op te lossen.<br />
Enerzijds moeten wij vooral oppassen dat we het probleem van de draai om de oren niet<br />
overdrijven en an<strong>der</strong>zijds moeten bepaalde nieuwe gemeenschappen onze algemene<br />
normen toch wat meer overnemen.”<br />
Paul Schnabel: “Met an<strong>der</strong>e woorden: wat doen we met de Turkse tik en de<br />
Marokkaanse mep? Vinden wij dat deel van de cultuur of moet dat toch maar niet meer?<br />
Verschillen in de samenleving kunnen ook verschillen zijn in wat men in bepaalde<br />
kringen aanvaardbaar vindt. En dat is best een probleem in het dagelijks handelen van<br />
hulpverleners.”<br />
Paul Huijts bevestigt dat het een stuk ingewikkel<strong>der</strong> geworden is voor de hulpverlener.<br />
“Men kan waarnemen dat mensen uit een cultuur komen waarin strenger omgegaan<br />
wordt met de kin<strong>der</strong>en dan bij ons de gewoonte is, terwijl tegelijkertijd in sommige<br />
gezinnen uit diezelfde cultuur reeds gezinnen uit elkaar gevallen zijn en voorbij het punt<br />
waarop nog corrigerend kan worden opgetreden. Ik heb niet de wijsheid in pacht om<br />
19
daar een goed antwoord op te geven, maar we hebben wel geleerd dat strakke protocollen<br />
iemand in de frontlinie (agent, medicus of jeugdhulpverlener) niet helpen. Juist de<br />
enorme complexiteit vraagt erom dat we ruimte moeten bieden aan de professionals om<br />
passend te reageren. Operationeel kunt u niets met dit antwoord, maar ik geloof wel dat<br />
we die kant op moeten en niet moeten proberen de complexiteit van de samenleving in<br />
rijksregels te vatten. Er moet handelingsvrijheid zijn voor mensen. Laten we de mensen<br />
in het veld vertrouwen en credits geven geven voor het moeilijke werk dat zij moeten<br />
doen. Dat betekent dat zij ook fouten moeten kunnen maken. Zij staan ie<strong>der</strong>e dag voor<br />
die inschatting. Soms zeggen we in de samenleving te snel dat de jeugdzorg de gezinnen<br />
kapot maakt, en een an<strong>der</strong>e keer zeggen we te snel dat de jeugdzorg te lang heeft gewacht<br />
met ingrijpen en dan heb je jaren on<strong>der</strong>zoek aan je broek. Natuurlijk moet je echte<br />
fouten corrigeren, maar je moet er begrip voor hebben dat mensen die dat hele moeilijke<br />
werk namens ons doen niet altijd de meest perfecte beslissing nemen.”<br />
Rudi Westendorp, hoogleraar ou<strong>der</strong>engeneeskunde en directeur van de Leyden<br />
Academy on Vitality and Ageing, dankt Paul Huijts voor het welafgewogen betoog, met<br />
name op het punt van preventie. “Het is opmerkelijk dat u in uw betoog niet of vrijwel<br />
niet het woord toezicht hebt laten vallen, laat staan straffen. Als je de kranten leest en<br />
bepaalde publieke sentimenten hoort dan krijg je wel eens het idee dat meer toezicht<br />
wordt verlangd en zwaar<strong>der</strong>e straffen. Hoe reageert de overheid op dat dualisme?”<br />
Paul Huijts antwoordt dat zijn verhaal wellicht een vertekende indruk kan geven, omdat<br />
hij nu eenmaal spreekt vanuit VWS en dus vooral is ingegaan op het domein waaraan<br />
VWS uitvoering geeft. “Maar dat maakt niet min<strong>der</strong> waar, dat dit kabinet de twee kanten<br />
van de medaille steeds pakt. Op een aantal punten neemt het kabinet aan de kant<br />
van opsporing en bestraffing scherpere maatregelen dan vroeger. Ook aan de kant van<br />
de minister van veiligheid en justitie is er het<br />
Laten we de mensen in het veld<br />
vertrouwen geven en credits voor het<br />
moeilijke wat zij moeten doen. Dat<br />
betekent dat zij ook fouten moeten<br />
kunnen maken.<br />
besef dat aan het begin van de keten condities<br />
verbeterd moeten worden, omdat repressie<br />
alleen maatschappelijke ontwikkelingen niet<br />
kan keren, zo goed als het omgekeerde ook niet<br />
waar is. Dus de vertekening zit in de afkomst<br />
van de spreker, maar niet in het totale verhaal<br />
wat het kabinet te vertellen heeft.”<br />
Rudi Westendorp antwoordt dat het mogelijk is dat het repressieve beleid nadelig<br />
uitpakt, maar transparantie is misschien wel het belangrijkste middel om de problematiek,<br />
de aantallen en omvang naar boven te krijgen, en deze bespreekbaar en oplosbaar te<br />
maken. <strong>De</strong> nevenwerking van het repressieve beleid zou misschien toch groter kunnen<br />
zijn dan wat je probeert te bereiken.<br />
Paul Huijts zegt dat het gemakkelijk is om het dilemma te formuleren, maar het<br />
antwoord is moeilijk. Bij de doorontwikkeling van de jeugdzorg, de jeugdhulpverlening<br />
20
op gemeentelijk niveau, de centra voor jeugd en gezin in relatie tot de bureaus jeugdzorg<br />
worstelen de mensen daar heel erg mee. Als het Bureau Jeugdzorg een repressieve<br />
maatregel neemt, zoals een uithuisplaatsing, dan kan het schrikbeeld van je kind te<br />
verliezen, an<strong>der</strong>e mensen in de gevarenzone er toe brengen geen hulp te vragen in een<br />
stadium dat dat nog zin heeft. En dat is een balans. Als je aan de ene kant te hard duwt<br />
kun je het wankele evenwicht verstoren, maar ook waar is dat alleen maar aan preventie<br />
doen min<strong>der</strong> zin heeft, als je niet af en toe heel duidelijk laat merken dat er absolute<br />
grenzen zijn die de samenleving niet accepteert.<br />
21
Louise J. Gunning-Schepers,<br />
voorzitter Gezondheidsraad en universiteitshoogleraar Gezondheid en <strong>Maatschappij</strong> UvA<br />
Het heft in eigen hand.<br />
Maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning van eigen verantwoordelijkheid<br />
Het vermogen om eigen verantwoordelijkheid vorm te geven is de kern van dit betoog.<br />
Maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning kan daarvoor heel erg nodig zijn. In dit kabinet<br />
en in deze periode komt dat heel nadrukkelijk naar voren. Het gaat om de eigen<br />
verantwoordelijkheid van individuen en van instellingen, van ou<strong>der</strong>s en van medewerkers van<br />
instituties.<br />
In 1978 woonden wij met twee kleine kin<strong>der</strong>en in Tackley, een<br />
klein dorpje ten noorden van Oxford in Engeland. Mijn man<br />
was bezig met zijn promotieon<strong>der</strong>zoek en we hadden een zeer<br />
beperkt huishoudbudget. Dat was niet erg, want in die tijd was<br />
Engeland nog arm vergeleken met Ne<strong>der</strong>land, dus ie<strong>der</strong>een in<br />
het dorp had weinig te besteden. Er was dan ook een uitgebreide<br />
ruileconomie en dat betekende ook heel veel sociale contacten<br />
door alle lagen van de bevolking heen. In die tijd werd ook de<br />
melk nog elke ochtend heel vroeg bij je keukendeur gezet. <strong>De</strong><br />
melkboer reed in een klein busje met open zijkant. Op een dag<br />
zag ik de jonge melkboer weer rijden met zijn driejarig zoontje naast zich op het bankje,<br />
zon<strong>der</strong> autostoeltje, zon<strong>der</strong> riem en zon<strong>der</strong> deur. Ik merkte tegen een an<strong>der</strong>e moe<strong>der</strong> op<br />
dat ik dat volstrekt onverantwoord vond. Waarop die moe<strong>der</strong> zei: “Maar het alternatief<br />
is nog veel erger. Zolang hij het kind mee heeft op zijn ronde eindigt hij niet in de kroeg<br />
en wordt het kind bij thuiskomst niet geslagen”. <strong>De</strong>ze confrontatie met de werkelijkheid<br />
van kin<strong>der</strong>mishandeling is mij altijd bijgebleven. Die zakelijke afweging vooral, die<br />
schokte mij het meest.<br />
Realiteit<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik zijn een realiteit. Een<br />
samenleving kan proberen het probleem zo klein mogelijk te houden door effectieve<br />
preventie en door de kin<strong>der</strong>en die het overkomt zo goed mogelijk te behandelen. Jonge<br />
kin<strong>der</strong>en zijn onze toekomst en verdienen de best mogelijke start in het leven. Juist jonge<br />
kin<strong>der</strong>en zijn kwetsbaar, omdat ze in hun eerste vier jaar zo’n cruciale ontwikkeling<br />
doormaken.<br />
In het huidige tijdgewricht staat eigen verantwoordelijkheid hoog in het vaandel, ook<br />
voor ou<strong>der</strong>s. Maar van de ou<strong>der</strong>s die een kind naar het kin<strong>der</strong>dagverblijf brengen, is<br />
ruim de helft voor de eerste keer ou<strong>der</strong>. Zij vinden het soms moeilijk om te weten wat<br />
normaal is en wat eigenlijk niet kan. Dus soms moeten we als samenleving een handje<br />
helpen.<br />
22
Traditioneel heeft de jeugdgezondheidszorg een belangrijke rol gespeeld in de<br />
on<strong>der</strong>steuning van ou<strong>der</strong>s, maar de samenleving is veran<strong>der</strong>d. Ou<strong>der</strong>s werken steeds<br />
vaker allebei, waardoor de kin<strong>der</strong>opvang een essentiële voorziening is geworden. Voor<br />
ou<strong>der</strong>s, maar ook voor kleine kin<strong>der</strong>en. <strong>De</strong> kwaliteit van de kin<strong>der</strong>opvang is daarmee<br />
een belangrijke determinant van de ontwikkeling van jonge kin<strong>der</strong>en. Helaas weten we,<br />
bijvoorbeeld uit de recente zedenzaak in Amsterdam, dat de kin<strong>der</strong>opvang niet altijd zo<br />
veilig is als we zouden willen.<br />
Heft in eigen hand<br />
Een an<strong>der</strong>e belangrijke ontwikkeling van de afgelopen jaren is de steeds betere herkenning<br />
en vroege opsporing van slachtoffertjes van kin<strong>der</strong>mishandeling. Dat is goed nieuws. Op<br />
het punt van de behandeling valt echter nog veel winst te halen. <strong>De</strong> Gezondheidsraad<br />
heeft recent moeten constateren dat de behandeling nog erg versnipperd is en weinig<br />
evidence based. In veel gevallen is het wenselijk dat betrokken partijen (zoals ou<strong>der</strong>s<br />
en de kin<strong>der</strong>opvangsector) het heft in eigen hand nemen. Om het beoogde effect te<br />
bereiken, is soms echter actieve on<strong>der</strong>steuning vanuit de maatschappij nodig. Dat wil ik<br />
graag illustreren aan de hand van het rapport van de On<strong>der</strong>zoekscommissie Zedenzaak<br />
Amsterdam en het advies van de Gezondheidsraad over kin<strong>der</strong>mishandeling.<br />
On<strong>der</strong>zoekcommissie Zedenzaak Amsterdam<br />
Op 7 december 2010 werd Amsterdam opgeschrikt door een zedenzaak waarbij<br />
mogelijk tientallen heel jonge kin<strong>der</strong>en ernstig seksueel misbruikt zouden zijn door een<br />
medewerker van het kin<strong>der</strong>dagverblijf. Dat<br />
was zowel in het kin<strong>der</strong>dagverblijf gebeurd<br />
als in de thuissituatie. <strong>De</strong> rechtszaak tegen<br />
betrokkenen is nog niet afgerond. Maar de<br />
grote aantallen kin<strong>der</strong>en, de jonge leeftijd van<br />
de kin<strong>der</strong>en en de ernst en de duur van het<br />
seksueel misbruik, hebben ie<strong>der</strong>een die er mee<br />
te maken kreeg geschokt. <strong>De</strong> burgemeester<br />
van Amsterdam heeft dan ook snel nadat de<br />
zaak aan het licht kwam een onafhankelijke<br />
On<strong>der</strong>zoekscommissie Zedenzaak Amsterdam (OZA) ingesteld, met als opdracht<br />
antwoord te geven op de vraag: Hoe heeft het kunnen gebeuren en wat kunnen we<br />
daarvan leren?<br />
<strong>De</strong> commissie realiseerde zich dat het bestaan van pedofilie een gegeven is en dat<br />
kin<strong>der</strong>misbruik veel vaker thuis plaatsvindt met bekenden van de familie dan in een<br />
kin<strong>der</strong>dagverblijf. Toch zouden ou<strong>der</strong>s ervan op aan moeten kunnen dat hun kind op<br />
een kin<strong>der</strong>dagverblijf maximaal tegen mishandeling en misbruik beschermd wordt.<br />
Ou<strong>der</strong>s zijn zelf eerstverantwoordelijk voor de veiligheid in de thuissituatie, ook<br />
wanneer ze een oppas binnen halen. Het is de commissie duidelijk geworden dat ou<strong>der</strong>s<br />
wel erg goedgelovig kunnen zijn en soms zon<strong>der</strong> screening een oppas uitkiezen op het<br />
23<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling, verwaarlozing en<br />
seksueel misbruik zijn een realiteit. Het<br />
probleem kan zo klein mogelijk worden<br />
gehouden door effectieve preventie en<br />
optimale behandeling van de kin<strong>der</strong>en<br />
die het overkomt.
internet. In het geval van de zedenzaak was vooral schokkend dat het ging om een<br />
medewerker van het kin<strong>der</strong>dagverblijf. Iemand die de ou<strong>der</strong>s en het kind goed kenden,<br />
die ze vertrouwden en die van dat vertrouwen misbruik heeft gemaakt.<br />
Startpunt voor de commissie was de constatering dat de sector in eerste instantie zelf<br />
verantwoordelijk is voor het creëren van omstandigheden waarin kin<strong>der</strong>en zich fysiek<br />
en emotioneel veilig kunnen ontwikkelen. <strong>De</strong> samenleving on<strong>der</strong>steunt de sector door<br />
er enerzijds een systeem van inspectie en handhaving naast te zetten en aan de an<strong>der</strong>e<br />
kant een systeem van klachten en aangiften. Maar het geheel steunt op de wijze waarop<br />
wij in de samenleving de randvoorwaarden voor de sector in wet- en regelgeving en de<br />
financiering hebben vastgelegd.<br />
Figuur 1 Model On<strong>der</strong>zoek Zedenzaak Amsterdam<br />
<strong>De</strong> kin<strong>der</strong>opvang is in Ne<strong>der</strong>land, vergeleken met de ons omringende landen, relatief<br />
laat tot ontwikkeling gekomen. Na de oorlog hebben we in ons land een tijd gehad<br />
waarin we het als een verworvenheid van onze welvaart beschouwden dat moe<strong>der</strong>s<br />
thuis konden blijven bij hun opgroeiende kin<strong>der</strong>en. Vrijwel alle moe<strong>der</strong>s kozen hier dan<br />
ook voor. Een paar ochtenden naar de peuterspeelzaal was meestal het maximum aan<br />
opvang dat kleine kin<strong>der</strong>en meemaakten. Daar tegenover staat overigens dat Ne<strong>der</strong>land<br />
kin<strong>der</strong>en al met vier jaar naar de kleuterschool stuurde.<br />
Het verschil aan eisen die we stellen aan (kleuter)on<strong>der</strong>wijs en kin<strong>der</strong>opvang blijft<br />
verbazingwekkend. Waar de eisen aan de school, de bijbehorende on<strong>der</strong>wijsinspectie en<br />
opleiding van leraren zeer geprofessionaliseerd zijn, hebben we de kwaliteitseisen voor<br />
de kin<strong>der</strong>opvang heel summier in de wet beschreven en hebben we ou<strong>der</strong>s en sector veel<br />
vrijheid gegeven om dat samen in te vullen.<br />
24
Ruim geformuleerde regels<br />
Het resultaat is een sector die op private en vaak commerciële grondslag gestoeld is,<br />
waarin de regels zo ruim geformuleerd zijn dat de individuele eigenaar of directeur van<br />
een kin<strong>der</strong>dagverblijf daar een geheel eigen interpretatie aan kan geven. Velen doen<br />
dat goed en consciëntieus. Ou<strong>der</strong>s hebben daar echter mede door de schaarste niet altijd<br />
van op aangekund, of op kunnen aandringen. Vaak moesten ze blij zijn met een plek,<br />
ook als die niet helemaal voldeed aan de wensen of<br />
achteraf gezien zelfs aan de veiligheidseisen.<br />
<strong>De</strong> commissie vielen bij het Hofnarretje (zo genoemd<br />
omdat het ooit ontstond in een achterkamer achter<br />
de tabakswinkel) een aantal punten op. Zo was er<br />
geen screening van personeel en hadden volwassenen<br />
veel tijd en gelegenheid om met kin<strong>der</strong>en alleen<br />
te zijn. Ook bestond er onvoldoende structuur<br />
en deskundigheid om de signalen die duidden op<br />
vermoedelijk misbruik om te zetten in actie en maatregelen. Uitzon<strong>der</strong>lijk was deze<br />
situatie echter niet: het Hofnarretje hoorde in de Amsterdamse regio tot de middenmoot.<br />
In absolute termen kan een waardeoordeel echter niet an<strong>der</strong>s luiden dan zwak. Dat<br />
betekent dat het misbruik zoals het in dit kin<strong>der</strong>dagverblijf naar alle waarschijnlijkheid<br />
heeft plaatsgevonden ook el<strong>der</strong>s had kunnen gebeuren. Tegelijk betekent het dat de<br />
drempels die op te werpen zijn tegen <strong>der</strong>gelijk misbruik zullen leiden tot een enorme<br />
kwaliteitsslag voor de sector en ook an<strong>der</strong>e risico’s voor kin<strong>der</strong>en zullen verkleinen.<br />
Het rapport doet dan ook een groot aantal aanbevelingen. Daarmee beoogde de<br />
commissie de trieste aanleiding van deze zedenzaak te gebruiken voor een versnelde<br />
professionaliseringsslag van de kin<strong>der</strong>opvang.<br />
Keuzevraagstuk<br />
<strong>De</strong> interessante vraag die hierbij natuurlijk opkomt, is of je die professionalisering<br />
helemaal aan de sector moet overlaten of dat je daar maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning<br />
aan zou moeten geven. <strong>De</strong> commissie kiest in haar rapport voor het laatste. Dit vanwege<br />
het maatschappelijk belang van een goede ontwikkeling van kleine kin<strong>der</strong>en voor onze<br />
eigen toekomst en vanwege het belang voor onze economie van de blijvende participatie<br />
van vrouwen op de arbeidsmarkt. Ten tijde van het on<strong>der</strong>zoek ging er drie miljard euro<br />
aan overheidsgeld naar de kin<strong>der</strong>opvang. <strong>De</strong>s te belangrijker dus dat dit geld ook goed<br />
besteed wordt.<br />
Behandeling gevolgen kin<strong>der</strong>mishandeling<br />
In de zomer van 2011 heeft de Gezondheidsraad een advies gepubliceerd over de<br />
behandeling van de gevolgen van kin<strong>der</strong>mishandeling. Dit on<strong>der</strong>werp is een logisch<br />
vervolg op de toegenomen aandacht voor de herkenning, opsporing en signalering<br />
van kin<strong>der</strong>mishandeling. Daardoor komt immers het vervolgtraject steeds prangen<strong>der</strong><br />
in beeld. Kin<strong>der</strong>mishandeling heeft altijd bestaan, alleen hebben we het niet altijd zo<br />
benoemd. Het is nog maar relatief recent dat kin<strong>der</strong>en niet meer gezien worden als het<br />
25<br />
Het verschil aan eisen die<br />
we stellen aan (kleuter)<br />
on<strong>der</strong>wijs en kin<strong>der</strong>opvang blijft<br />
verbazingwekkend.
eigendom van ou<strong>der</strong>s. Min<strong>der</strong> dan hon<strong>der</strong>dvijftig jaar geleden kwam er wetgeving die<br />
kin<strong>der</strong>en beschermde tegen kin<strong>der</strong>arbeid, werd de leerplicht ingevoerd en werd opvoeden<br />
benoemd als een plicht van ou<strong>der</strong>s. Pas in 1956 werd de Raad voor de Kin<strong>der</strong>bescherming<br />
opgericht. Zes jaar later, in 1962, verscheen het eerste wetenschappelijke artikel in de<br />
JAMA over het klinisch beeld van een mishandeld kind (Battered Child syndrome).<br />
<strong>De</strong> ontwikkeling heeft zich de laatste jaren voortgezet, maar de gevallen van ernstige<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling die de voorpagina’s van de kranten haalden, hebben wellicht ten<br />
onrechte de indruk gewekt dat het een nieuw verschijnsel was.<br />
<strong>De</strong>finitie<br />
<strong>De</strong> definitie van kin<strong>der</strong>mishandeling is in de loop <strong>der</strong> jaren wel uitgebreid. Hij is<br />
verbreed om niet alleen fysieke mishandeling, maar ook psychische mishandeling,<br />
seksueel misbruik en verwaarlozing eron<strong>der</strong> te vatten. Ook zijn de normen over wat<br />
wij acceptabel vinden verschoven. Een oorvijg en een tik met een liniaal op de vingers<br />
waren nog niet zo lang geleden algemeen geaccepteerd, maar zijn dat nu niet meer.<br />
Bovendien weten we tegenwoordig op basis van on<strong>der</strong>zoek het belang van de vroege<br />
ontwikkeling van kin<strong>der</strong>en beter op waarde te schatten.<br />
<strong>De</strong> commissie kiest in haar rapport<br />
voor maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning.<br />
Dit vanwege het belang van een goede<br />
ontwikkeling van kleine kin<strong>der</strong>en voor onze<br />
eigen toekomst en vanwege het belang voor<br />
onze economie van de blijvende participatie<br />
van vrouwen op de arbeidsmarkt.<br />
26<br />
Daarmee is het voorkomen, opsporen<br />
en signaleren van kin<strong>der</strong>mishandeling<br />
belangrijk geworden. We schatten<br />
intussen dat jaarlijks een kleine 100.000<br />
kin<strong>der</strong>en slachtoffer zijn. Over een<br />
heel leven is zo’n 10 tot 20 procent<br />
ooit slachtoffer geweest. Jaarlijks zijn<br />
er in Ne<strong>der</strong>land gemiddeld zo’n 50<br />
tot 80 sterfgevallen ten gevolge van<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling. Unicef noemt als<br />
belangrijkste risicofactoren (cumulatief):<br />
alcohol en drugs, huiselijk geweld, armoede en stress en geweld in de maatschappij.<br />
We weten intussen ook wel iets over de gevolgen van kin<strong>der</strong>mishandeling. Er zijn zowel<br />
fysieke als psychische effecten. <strong>De</strong> mate van resilience of veerkracht van kin<strong>der</strong>en kan de<br />
lange termijneffecten sterk beïnvloeden. Voorwaarden voor een geslaagde behandeling<br />
zijn dat het kind zich intussen veilig voelt, dat de ou<strong>der</strong>s de behandeling steunen en dat<br />
de aanpak integraal en multidisciplinair is. Er is echter heel weinig evaluatieon<strong>der</strong>zoek<br />
dat aantoont welke behandeling bij welk kind de meeste kans van slagen heeft.<br />
Academisering vakgebied<br />
Er is dus weinig on<strong>der</strong>zoek, terwijl we het een belangrijk probleem vinden. On<strong>der</strong>zoek<br />
is ook moeilijk. Het gaat om een extreem kwetsbare groep, met complexe problematiek,<br />
zodat het niet gemakkelijk is om homogene groepen samen te stellen. Bovendien is<br />
voor on<strong>der</strong>zoek met kin<strong>der</strong>en toestemming van de ou<strong>der</strong>s nodig (met een ingewikkeld<br />
ethisch juridisch ka<strong>der</strong>). En tot slot: het is een beladen on<strong>der</strong>werp.
Tegelijk is duidelijk dat goed evaluatieon<strong>der</strong>zoek nodig is, willen we daadwerkelijk<br />
slachtoffertjes beter kunnen behandelen. Dat vraagt academisering van het vakgebied.<br />
Bij vakgebieden die door hun complexiteit niet gemakkelijk gebruik hebben kunnen<br />
maken van de ontwikkelingen in klinisch on<strong>der</strong>zoek in Ne<strong>der</strong>land, volgt academisering<br />
een vast patroon. Van belang is dat de on<strong>der</strong>zoeksmethoden voldoende robuust<br />
zijn en dat de on<strong>der</strong>werpen voldoende relevant zijn voor de praktijk. Daar is nauwe<br />
samenwerking tussen academie en praktijkveld voor nodig.<br />
Figuur 2<br />
Maar academisering kan niet zon<strong>der</strong> professionalisering. <strong>De</strong> beroepsbeoefenaren en de<br />
sector moeten kiezen voor een evidence based bena<strong>der</strong>ing. Ze moeten een professionele<br />
norm vastleggen, die on<strong>der</strong>zoeksresultaten op hun merites beoordeelt en niet alleen op de<br />
vraag of ze in de eigen instelling on<strong>der</strong>zocht zijn. Goede kennis moet stapelbaar zijn, als<br />
legoblokjes. Kennis moet voor ie<strong>der</strong>een te gebruiken zijn en on<strong>der</strong>zoekers moeten op de<br />
resultaten van hun voorgangers kunnen voortborduren. Dat vereist een maatschappelijke<br />
sturing en on<strong>der</strong>steuning. In de vakgebieden waar ZonMw een <strong>der</strong>gelijke sturing<br />
gerealiseerd heeft, valt een sterke verbetering van de kwaliteit van de zorg te zien. <strong>De</strong><br />
27
ehandeling van de gevolgen van kin<strong>der</strong>mishandeling verdient een <strong>der</strong>gelijke impuls als<br />
we het maatschappelijk echt belangrijk vinden. Dat geldt overigens ook voor een aantal<br />
an<strong>der</strong>e domeinen van de kin<strong>der</strong>- en jeugdpsychiatrie en de jeugdzorg.<br />
Follow up on<strong>der</strong>zoek<br />
Vanuit die optiek is het ook essentieel dat we nadenken hoe we de slachtoffertjes van de<br />
zedenzaak niet alleen goed behandelen, nu en in de toekomst, maar dat we ze ook in de<br />
tijd volgen om te leren wat de gevolgen zijn van zulk ernstig misbruik op zo jonge leeftijd.<br />
Sommigen zeggen dat deze kin<strong>der</strong>en en hun ou<strong>der</strong>s al voldoende gestigmatiseerd zijn en<br />
dat een follow up on<strong>der</strong>zoek het moeilijk zou maken om het trauma achter zich te laten,<br />
maar je kunt het ook an<strong>der</strong>s bekijken. In Ne<strong>der</strong>land hebben we aan het eind van de<br />
oorlog met de Hongerwinter een dramatische ramp gehad. Het Wilhelmina Gasthuis heeft<br />
gedurende die Hongerwinter heel nauwkeurig geregistreerd hoe het met zwangere vrouwen<br />
ging. Gewicht van moe<strong>der</strong> en kind zijn zorgvuldig bijgehouden en door de rantsoenering<br />
was precies te bepalen hoeveel calorieën een moe<strong>der</strong> gedurende welke periode van<br />
de zwangerschap had gekregen. <strong>De</strong><br />
Niet alleen opsporingen signaleren, maar<br />
ook goede behandeling is noodzakelijk. Het<br />
vormgeven van een goed on<strong>der</strong>bouwde<br />
behandeling van slachtoffertjes van<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling en misbruik is een morele<br />
verantwoordelijkheid. Daar moeten we als<br />
samenleving aan bijdragen.<br />
28<br />
kin<strong>der</strong>en die uit die vrouwen geboren<br />
zijn, zijn langjarig gevolgd; zij vormen<br />
het zogenoemde hongerwintercohort.<br />
Juist omdat de hongersnood zo begrensd<br />
was in de tijd was het mogelijk in het<br />
hongerwintercohort te on<strong>der</strong>zoeken wat<br />
de gevolgen zijn van ernstige calorische<br />
beperking voor de lange termijn<br />
gezondheid van kin<strong>der</strong>en, afhankelijk<br />
van het moment in de zwangerschap<br />
waarin die hongersnood zich voordeed. Zo werd uit de omstandigheden die zich hadden<br />
voorgedaan op een wetenschappelijke manier lering getrokken en de kin<strong>der</strong>en van het<br />
hongerwintercohort hebben zich verenigd; het on<strong>der</strong>zoek dat eruit voortkwam geeft<br />
antwoord op vragen die essentieel zijn bij de bestrijding van hongersnood el<strong>der</strong>s in de<br />
wereld. Zelf een <strong>der</strong>gelijk experiment opzetten is natuurlijk onmogelijk, dat zou volstrekt<br />
onethisch zijn.<br />
Maatschappelijke on<strong>der</strong>steuning?<br />
Een goede en veilige omgeving waar jonge kin<strong>der</strong>en zich kunnen ontwikkelen en<br />
maximaal kunnen leren, is een investering in onze eigen toekomst. Dat is te belangrijk<br />
om aan het toeval over te laten. Daarom heb ik altijd zo’n hekel gehad aan het woord<br />
kin<strong>der</strong>opvang. Dat riekt te veel naar de oude bewaarschool, waar kin<strong>der</strong>en geduldig<br />
zaten te wachten totdat hun moe<strong>der</strong> ze weer kwam ophalen. Het Amerikaanse woord<br />
Playschool, te vertalen in speelschool, weerspiegelt veel beter het belang dat kin<strong>der</strong>en<br />
kunnen spelen om te leren. Dat is wat wij voor onze kin<strong>der</strong>en moeten realiseren. Als<br />
de aanbevelingen van de on<strong>der</strong>zoekscommissie daaraan kunnen bijdragen heeft de<br />
commissie meer bereikt dan alleen het vermin<strong>der</strong>en van de risico’s op seksueel misbruik.
Maar omdat zelfs met een uitstekende kin<strong>der</strong>opvang, kin<strong>der</strong>mishandeling zal blijven<br />
voorkomen is niet alleen opsporing en signalering van belang, maar is ook goede<br />
behandeling noodzakelijk. Het vormgeven van een goed on<strong>der</strong>bouwde behandeling van<br />
slachtoffertjes van kin<strong>der</strong>mishandeling en misbruik is een morele verantwoordelijkheid.<br />
Daar moeten we als samenleving aan<br />
bijdragen.<br />
<strong>De</strong> samenleving kan deze dubbele opdracht<br />
mijns inziens op twee manieren vervullen.<br />
Allereerst door de verantwoordelijkheid<br />
van de verschillende partijen expliciet<br />
te benoemen en door kwaliteitseisen te<br />
durven stellen en handhaven. Daarnaast<br />
is het essentieel om te investeren in<br />
een on<strong>der</strong>zoeksinfrastructuur die academisering en professionalisering on<strong>der</strong>steunt.<br />
Alleen dan zetten we een volgende stap in die 150-jarige maatschappelijke queeste om<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling en misbruik tegen te gaan.<br />
Discussie<br />
Paul Schnabel dankt Louise Gunning-Schepers voor haar fascinerende betoog. “Wat<br />
zijn wij in Ne<strong>der</strong>land eigenlijk gewend aan het geven van vertrouwen. Wij gaan ervan<br />
uit dat an<strong>der</strong>en het goed met je voorhebben. En hoe riskant is dat gebleken in een<br />
aantal gevallen. Dit betoog raakt een heel belangrijk maatschappelijk thema. We<br />
kunnen niet alles controleren en we moeten, zoals Paul Huijts ook al zei, ook dingen aan<br />
hulpverleners kunnen overlaten, die zelf bepalen waar wel of niet wordt ingegrepen.”<br />
Daniel <strong>De</strong>levita (Seniorweb) vraagt wat de relatie is tussen de kwaliteit van de<br />
samenleving en de kwaliteit van de opvoeding van nul- tot vierjarigen. Als er zo’n<br />
relatie is, betekent dat dan dat de kwaliteit van de Zweedse samenleving hoger is?<br />
Louise Gunning-Schepers antwoordt dat Zweden een veel langere traditie heeft van<br />
kin<strong>der</strong>opvang en een opvallend veel grotere professionaliteit kent in de organisatie<br />
van de kin<strong>der</strong>opvang. In Ne<strong>der</strong>land staan er veelal MBO 3 opgeleide leidsters voor<br />
de groep en werden er (althans tot voor kort) geen eisen gesteld aan een directeur. In<br />
Zweden heeft men de kin<strong>der</strong>opvang geïncorporeerd in de keten van het on<strong>der</strong>wijs en is<br />
tenminste de helft van het personeel HBO opgeleid. Je kunt je voorstellen over welke<br />
vaardigheden een groepsleidster moet beschikken om een geval van mogelijk seksueel<br />
misbruik met ou<strong>der</strong>s te bespreken of zelfs om dat met elkaar in een kin<strong>der</strong>dagverblijf te<br />
bespreken. Zeker als het een collega betreft. Kwaliteit vraagt om professionaliteit en dat<br />
heeft Zweden wel degelijk als randvoorwaarde gerealiseerd. Maar of de kin<strong>der</strong>en daar<br />
gemiddeld genomen gelukkiger zijn? Uit sommige on<strong>der</strong>zoeken zou je kunnen opmaken<br />
dat Ne<strong>der</strong>landse kin<strong>der</strong>en het allergelukkigst zijn.<br />
29<br />
Het is nog maar 150 jaar geleden dat<br />
wij met zijn allen de kin<strong>der</strong>arbeid hebben<br />
afgeschaft, nog maar 100 jaar geleden dat<br />
opvoeden een plicht van ou<strong>der</strong>s is geworden<br />
en nog maar 50 jaar geleden dat de Raad<br />
voor de Kin<strong>der</strong>bescherming is opgericht.
Daniel <strong>De</strong>levita zegt een beetje te betwijfelen of mensen die hoog opgeleid zijn<br />
daadwerkelijk ook beter kunnen inschatten of het goed of slecht gaat met kin<strong>der</strong>en.<br />
Of dat ze beter kunnen praten over kin<strong>der</strong>en. Louise Gunning-Schepers antwoordt:<br />
“Inschatten misschien niet, maar praten wel. Het is moeilijk. In zo’n vreselijke<br />
zaak als het Hofnarretje merk je hoeveel er gevraagd wordt van medewerkers in de<br />
kin<strong>der</strong>opvang. We hebben ook gezien hoe groot de verschillen zijn tussen directies van<br />
kin<strong>der</strong>dagverblijven om de communicatie vorm te geven. Het zijn soms relatief kleine<br />
dingen, maar ze maken wel heel veel uit in de uiteindelijke kwaliteit van de instelling.”<br />
Paul Schnabel vult aan dat Ne<strong>der</strong>land nu een harde leerschool doormaakt, waarin de<br />
aangehaalde rapporten een rol spelen. “We hebben een unieke situatie in Ne<strong>der</strong>land.<br />
Wij weten eigenlijk heel erg weinig over het seksueel misbruik van heel jonge kin<strong>der</strong>en,<br />
omdat het niet zo vaak voorkomt.” Louise Gunning Schepers: “Ik vind persoonlijk dat<br />
wij als samenleving moeten zorgen dat wij kennis uit dit incident halen, wat betekent<br />
dat wij zulke kin<strong>der</strong>en en zulke<br />
We moeten toe naar een nieuwe<br />
on<strong>der</strong>zoekstraditie. Echt goede, robuuste<br />
wetenschappelijke on<strong>der</strong>steuning in de<br />
universitaire wereld moet worden gekoppeld<br />
aan de enorme kennis uit de praktijk. Zodanig<br />
dat blokjes kennis als legoblokjes stapelbaar<br />
worden. Zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in het<br />
Nationaal Programma Ou<strong>der</strong>enzorg.<br />
30<br />
gezinnen langdurig zouden moeten<br />
blijven volgen. Dat is misschien wel<br />
heel erg stigmatiserend, en de ou<strong>der</strong>s<br />
en de kin<strong>der</strong>en willen wellicht veel<br />
liever dat boek sluiten en er nooit<br />
meer aan herinnerd worden, maar het<br />
kan ons helpen betere oplossingen en<br />
behandelingen te vinden, zoals het<br />
on<strong>der</strong>zoek naar het hongerwintercohort<br />
leert. Wij zouden moeten<br />
nadenken over de manier waarop we<br />
van dit incident kunnen leren om<br />
kennis te verkrijgen voor de behandeling van toekomstige slachtoffertjes, zon<strong>der</strong> de<br />
betrokken families daarmee onnodig te belasten. En ik weet nog niet hoe je dat kunt<br />
doen, maar ik vind wel dat we dat moeten doen.”<br />
Eelco Damen (Cordaan) werkt al zo’n 30 jaar in de zorg en was 30 jaar geleden intensief<br />
bezig met preventie van kin<strong>der</strong>mishandeling en seksueel misbruik. “Toen waren er<br />
ook zaken, maar an<strong>der</strong>e. Er was on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e de kwestie Oude Pekela die eigenlijk<br />
nooit duidelijk is geworden. Ook toen is er veel on<strong>der</strong>zoek gedaan, dat was eind jaren<br />
zeventig, begin jaren tachtig en nu weer deze zaak. Hoe voorkomen wij nu dat wij zo<br />
incidentgestuurd werken. Ie<strong>der</strong>e keer dat het erop lijkt dat het incident is begrepen en<br />
verklaard, vervallen we weer tot nietsdoen en bij het volgende incident stellen wij ons<br />
opnieuw de vraag wat we moeten doen om dit te voorkomen.<br />
Louise Gunning-Schepers zegt dat ze zich kan voorstellen dat het zo gezien wordt, maar<br />
denkt dat het niet waar is. “Van dit on<strong>der</strong>zoek heb ik geleerd dat er groepen medewerkers<br />
zijn, bij de zedenpolitie, bij het Advies- en Meldpunt Kin<strong>der</strong>mishandeling, bij de GGD,<br />
die er permanent mee bezig zijn. Dit is heus niet alleen incident-gestuurd. Wij worden
opgeschrikt als de media er aandacht aan geven, terwijl er veel meer kleine gevallen van<br />
misbruik en mishandeling zijn waarop wel degelijk continu mensen actief zijn. Ik heb<br />
een groot respect voor de mensen die er in de frontlinie elke dag mee bezig zijn, en ik<br />
heb een onwaarschijnlijk groot respect voor de zedenpolitie. Die mensen die dag in dag<br />
uit internetsites checken om die gevallen eruit te halen. Dat zijn ook mensen die een<br />
gezin thuis hebben, die kleine kin<strong>der</strong>en hebben in dezelfde leeftijdscategorie. Die doen<br />
dat wel voor ons, dus er wordt wel degelijk aan gewerkt, alleen het komt niet steeds in de<br />
publiciteit en misschien is dat ook wel beter. Want dat geeft ook rust om het werk goed<br />
te doen. Maar of we er voldoende aandacht aan geven, of we voldoende on<strong>der</strong>steuning<br />
geven, dat vind ik wel een terechte vraag en daarom vind ik het heel belangrijk dat dit<br />
kabinet dit tot zo’n speerpunt heeft gemaakt.”<br />
Bernard van Praag (KHMW) vraagt of de kin<strong>der</strong>opvang als een geprivatiseerde<br />
en commerciële voorziening wel zo ideaal is. Zou de kin<strong>der</strong>opvang niet beter in<br />
overheidshanden kunnen worden gegeven net zoals gewoon het hele on<strong>der</strong>wijs?<br />
Louise Gunning-Schepers is daar niet van overtuigd. “Wij hebben een goede traditie<br />
publieke doelen door private organisaties te laten uitvoeren. Het is ook niet per definitie<br />
slecht dat het commerciële organisaties zijn. Maar wel maakt het mengsel van schaarste,<br />
hoge subsidies en geringe kwaliteitseisen het gemakkelijk voor mensen om daar gewoon<br />
snel rijk te worden, zon<strong>der</strong> kwaliteit te bieden. Dat is een gevaarlijk mengsel en dat<br />
moet je als samenleving niet willen.”<br />
Op een vraag over vergelijkbare risicovolle condities bij bijvoorbeeld zorgboer<strong>der</strong>ijen,<br />
dagverblijven voor geestelijk beperkte kin<strong>der</strong>en of particuliere verpleeghuizen, zegt<br />
zij dat wij geneigd zijn om helemaal warm van binnen te worden van een goed en<br />
enthousiasmerend initiatief en dat we vervolgens in<strong>der</strong>daad te weinig alert zijn op<br />
an<strong>der</strong>e motieven. <strong>De</strong> uitgangshouding moet<br />
vertrouwen zijn, maar zon<strong>der</strong> een goed systeem<br />
van governance zal het niet gaan. Een echte raad<br />
van toezicht helpt wel degelijk, omdat er gewoon<br />
iemand over de schou<strong>der</strong> meekijkt. Mensen<br />
zijn soms ook helemaal geen kwade dingen van<br />
plan, maar als in de regel staat dat op één groep<br />
drie uur per dag één volwassene mag staan en je<br />
interpreteert het zo dat elke volwassene drie uur per dag alleen voor de groep mag staan,<br />
dan is de werkelijkheid heel an<strong>der</strong>s dan beoogd was. Er moet zo nu en dan iemand zijn<br />
die de werkelijkheid toetst aan de kwaliteitseisen.<br />
Paul Schnabel vindt zorgboer<strong>der</strong>ijen een mooi voorbeeld van allerlei nieuwe<br />
kleinschalige voorzieningen waarover elke keer weer de discussie opkomt, op welk<br />
moment de overheid moet interveniëren en op welke manier. Dan gaat het over toezicht,<br />
inspectie en regels. Als dat te vlug gebeurt, verstikt dat het initiatief. Te sterke regulering<br />
31<br />
<strong>De</strong> kwaliteit van de ontwikkeling<br />
van nul- tot vierjarigen bepaalt<br />
de kwaliteit van onze toekomstige<br />
samenleving.
doodt particulier initiatief, maar op een gegeven moment in de ontwikkeling moet er iets<br />
geregeld worden. Het is een heel spannende verhouding tussen vrijheid en regelgeving.<br />
Maar wat betekent het voor de ou<strong>der</strong>s als ze erachter komen dat ze hun kind hebben<br />
uitbesteed op een onbetrouwbare plek, of een kin<strong>der</strong>oppas in huis hebben gehaald, die<br />
de meest onbetrouwbare persoon bleek te zijn die je je kunt voorstellen? Ou<strong>der</strong>s dragen<br />
dat hun hele leven met zich mee, als een gevoel van ‘ik heb het helemaal fout gedaan’.”<br />
Louise Gunning-Schepers vertelt dat zij het rapport aan de ou<strong>der</strong>s heeft gepresenteerd,<br />
voordat het aan de pers werd gegeven. “Het was buitengewoon indrukwekkend hoe de<br />
ou<strong>der</strong>s daar in stonden. Dat enorme gevoel van twijfel bij de moe<strong>der</strong> die zegt: ”Ja mijn kind<br />
huilde als hij ’s morgens naar de crèche ging, maar dat doen ze allemaal wel eens een keer.<br />
Daar geef je niet onmiddellijk aan toe.” Of degene die zegt: ”Wij wilden een vertrouwde<br />
oppas hebben en ik wist niet dat de groepslei<strong>der</strong>s en -leidsters thuis niet mogen oppassen,<br />
maar deze deed het en ik was zo blij.”<br />
Het mengsel van schaarste in de<br />
kin<strong>der</strong>opvang, hoge subsidies en geringe<br />
kwaliteitseisen, maakt het gemakkelijk voor<br />
mensen om daar snel rijk te worden zon<strong>der</strong><br />
kwaliteit te bieden. Dat is een gevaarlijk<br />
mengsel en dat moet je als samenleving<br />
niet willen.<br />
32<br />
Er hebben zich individuele drama’s<br />
afgespeeld, die alles te maken hadden<br />
met het vertrouwen in de instelling en<br />
de personen, wat onterecht bleek. Het<br />
interessante is, dat zodra de samenleving<br />
geld geeft aan een activiteit, men ook<br />
verwacht dat de samenleving erop<br />
toe ziet dat de kwaliteit goed is. Een<br />
levensgroot probleem dat inmiddels ook<br />
op tafel ligt, zijn de gastou<strong>der</strong>gezinnen.<br />
Dat zijn gezinnen die thuis kin<strong>der</strong>en van<br />
an<strong>der</strong>en opvangen of bij je thuis komen en per definitie heel veel alleen met het kind<br />
zijn. Die worden wel gesubsidieerd, maar daar kan de GGD eigenlijk geen toezicht op<br />
houden. Terwijl de ou<strong>der</strong>s het gevoel hebben dat zij min<strong>der</strong> eigen verantwoordelijkheid<br />
hebben bij het nagaan van de kwaliteit, omdat deze instantie gesubsidieerd wordt. Hoe<br />
ga je daarmee om?
Jolanda Lindenberg<br />
wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoeker Leyden Academy on Vitality and Ageing<br />
Ou<strong>der</strong>enmishandeling in bre<strong>der</strong> perspectief: wetenschappelijke inzichten in de<br />
on<strong>der</strong>liggende mechanismen<br />
Maatschappelijke veran<strong>der</strong>ingen hebben een belangrijke invloed op de afbakening<br />
van het fenomeen ou<strong>der</strong>enmishandeling. Dat blijkt uit een recente review van de<br />
ontwikkeling van definities. Vanuit de Leyden Academy on Vitality and Ageing werkt<br />
Jolanda Lindenberg samen met on<strong>der</strong>zoekster Yuliya Mysyuk aan een multidisciplinaire studie<br />
naar ou<strong>der</strong>enmishandeling en met name de intergenerationele overdracht van mishandeling.<br />
Zij willen meer begrijpen van oorzaken en achtergronden. In het on<strong>der</strong>zoek komen maatschappelijke<br />
perspectieven aan de orde en wordt gekeken naar het nut van een screeningslijst.<br />
Dit betoog is gericht op de drie vraagstukken die wij met ons<br />
huidige on<strong>der</strong>zoek bestu<strong>der</strong>en. Allereerst waar hebben we<br />
het over als we over ou<strong>der</strong>enmishandeling spreken? En is dit<br />
wel zo duidelijk? Ten tweede wat weten we over de oorzaken<br />
en de achtergronden? Hierbij ga ik in op de individuele en<br />
interactionele risicofactoren van slachtoffer en pleger, maar<br />
ook en vooral op factoren die gelegen zijn in de maatschappij<br />
waarvan wij allemaal deel uitmaken. Tenslotte zal ik ingaan op<br />
de vraag wat wij gezamenlijk kunnen doen met die kennis om<br />
ou<strong>der</strong>enmishandeling te identificeren en te voorkómen.<br />
<strong>De</strong>finitie<br />
Er is binnen het on<strong>der</strong>zoek naar ou<strong>der</strong>enmishandeling veel aandacht geweest voor<br />
prevalentie. Inmiddels weten we, zoals Paul Huijts al heeft aangegeven, dat de<br />
prevalentie in Ne<strong>der</strong>land on<strong>der</strong> 65-plussers zo rond de 5 procent ligt. Het gaat in<br />
Ne<strong>der</strong>land naar schatting om 200.000<br />
mensen. <strong>De</strong> 855 meldingen in 2010<br />
bij de Steunpunten Huiselijk Geweld<br />
blijven daarbij nogal achter. Echter<br />
blijkt de variatie in prevalentie<br />
on<strong>der</strong> verschillende groepen ou<strong>der</strong>en<br />
enorm uiteen te lopen. Wereldwijd<br />
is de variatie nog veel groter. <strong>De</strong> ons<br />
bekende prevalentiecijfers variëren<br />
van 3 tot 27 procent1 Illustratie 1<br />
(illustratie 1)<br />
als gevolg van verschillende oorzaken.<br />
Ten eerste hebben we hier te maken<br />
met een groep die lastig te definiëren<br />
is, en die veelal verschillend wordt<br />
33
afgebakend, want vanaf welke leeftijd geldt iemand als oud? En welke vorm telt mee?<br />
Alleen fysieke mishandeling of ook verwaarlozing? Daarbij variëren die prevalentiecijfers<br />
omdat er sprake is van bepaalde groepen die een verhoogd risico lopen. Kwetsbare<br />
ou<strong>der</strong>en, die geconfronteerd worden met een sterke fysieke of mentale achteruitgang<br />
zijn zo’n groep. En aangezien zij veelal intramuraal wonen ontstaan er heel an<strong>der</strong>e cijfers<br />
dan wanneer er bijvoorbeeld alleen zelfstandig wonende ou<strong>der</strong>en worden bena<strong>der</strong>d om<br />
prevalentiecijfers vast te stellen. Verschillende inclusiecriteria zorgen dus ook voor een<br />
heel an<strong>der</strong> beeld.<br />
Parallellen<br />
Daarnaast lopen de prevalentiecijfers ook uiteen omdat het om een groep gaat<br />
die lastig te bena<strong>der</strong>en en moeilijk in kaart te brengen is. Hier zijn parallellen met<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling. We kunnen vaststellen dat het meten van wat nu wel en niet<br />
mishandeling is en om hoeveel personen het gaat nog geen eenduidige kwestie is. Dat<br />
blijkt al uit de moeite die professionals op het gebied van ou<strong>der</strong>enmishandeling hebben<br />
om in hun casus te beslissen of het wel of niet gaat om ou<strong>der</strong>enmishandeling. Waar leg<br />
je de grens tussen wat wel en niet ou<strong>der</strong>enmishandeling is? In prevalentiestudies varieert<br />
de definitie ook.<br />
Uit enkele artikelen over het begin van het on<strong>der</strong>kennen van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
blijkt eveneens dat er parallellen zijn met kin<strong>der</strong>enmishandeling. Het zogenoemde<br />
granny battering syndrome doet heel erg denken aan het child battering syndrome. <strong>De</strong><br />
analyse van de verschillende wetenschappelijke definities van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
laat een duidelijke verschuiving zien, zoals grafisch weergegeven in illustratie 2. <strong>De</strong><br />
eerste definities gaan vooral over<br />
vrouwen en over fysiek geweld. En<br />
naarmate de jaren volgen, worden de<br />
definities steeds bre<strong>der</strong>, tot uiteindelijk<br />
de definitie wordt gevonden die nu<br />
het meest gebruikt wordt en dat is<br />
de definitie van de World Health<br />
Organisation WHO. Opvallend is<br />
dat zowel de vormen als de groepen<br />
verbreden. Zoals ook blijkt uit eer<strong>der</strong>e<br />
bijdragen aan deze conferentie. <strong>De</strong><br />
definities zijn dus een afspiegeling van<br />
de ontwikkeling van de afbakening<br />
van het fenomeen: leeftijdsgrenzen<br />
worden weggelaten, vormen onge-<br />
specificeerd en ook da<strong>der</strong>s en slachtoffers niet sterk afgebakend. <strong>De</strong> analyse laat zien<br />
dat ons beeld van ou<strong>der</strong>enmishandeling samenhangt met veran<strong>der</strong>ingen die niet<br />
direct zijn te relateren aan pleger en slachtoffer, maar ook aan de omgeving en aan<br />
de maatschappelijke veran<strong>der</strong>ingen in de positie van ou<strong>der</strong>en. Nu blijft de vraag of<br />
34<br />
Illustratie 2
die 3 procent het juiste cijfer is. Of die 27 procent? Wellicht zijn beide onjuist, maar<br />
waarschijnlijker is dat beide juist zijn en hebben we gewoon te maken met studies die<br />
verschillende definities hanteren. Vast staat dat, hoewel er nogal verschillend wordt<br />
gedacht over ou<strong>der</strong>enmishandeling, het wel plaatsvindt en dat het in absolute aantallen<br />
gaat om een groot en groeiend aantal mensen dat met mishandeling te maken krijgt.<br />
Dat leidt automatisch tot de tweede vraag:<br />
Hoe komt het?<br />
Hoewel er geen duidelijke afbakening is van het probleem, heeft het huidige on<strong>der</strong>zoek<br />
naar de prevalentie van ou<strong>der</strong>enmishandeling wel bijgedragen aan het begrip en de<br />
kennis over bepaalde factoren of kenmerken die bijdragen aan ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />
Voor het slachtoffer zijn een hogere leeftijd en het vrouw-zijn belangrijke risicofactoren.<br />
Maar ook sociaal isolement, een lagere socio-economische klasse, een kwetsbare<br />
gezondheid, psychische problemen en een geschiedenis van familiaal geweld hangen<br />
samen met een verhoogd risico op<br />
mishandeling. Gezien deze risicofactoren<br />
is de gevonden prevalentie van 27 procent<br />
geen verrassing. Ook voor de pleger zijn<br />
een aantal risicofactoren bekend, zoals<br />
stress of overbelasting, een psychiatrische<br />
aandoening of een persoonlijkheidsstoornis,<br />
financiële afhankelijkheid, sociale isolatie<br />
en een gebrek aan empathie. Die factoren<br />
dragen bij aan een verhoogd risico op<br />
het plegen van mishandeling. Bij de<br />
risicofactoren van pleger en slachtoffer vallen<br />
in die interactie twee factoren op; enerzijds<br />
de afhankelijkheid, die veelal we<strong>der</strong>zijds is en an<strong>der</strong>zijds ervaringen met mishandeling<br />
in de familiegeschiedenis. Ook in an<strong>der</strong>e generaties vormt familiegeschiedenis een<br />
verhoogd risico voor zowel het plegen als het slachtoffer-zijn van mishandeling. <strong>De</strong><br />
schattingen lopen uiteen, maar er is sprake van intergenerationele overdracht, zoals dit<br />
genoemd wordt. In het geval van ou<strong>der</strong>enmishandeling zijn in 30 tot 50 procent van de<br />
gevallen kin<strong>der</strong>en of kleinkin<strong>der</strong>en betrokken bij de mishandeling.<br />
Familieon<strong>der</strong>zoek<br />
Samen met Lenneke Alink (zie de volgende bijdrage in deze bundel) doen we<br />
daarom on<strong>der</strong>zoek naar deze intergenerationele overdracht. Daarbij proberen we door<br />
familieon<strong>der</strong>zoek vast te stellen in welke gevallen mishandeling wel of juist niet wordt<br />
doorgegeven. En als dit niet het geval is wat dan de beschermende factoren zijn. <strong>De</strong> opzet<br />
van dit on<strong>der</strong>zoek is vrij uniek, omdat het drie generaties omvat en zowel genetische als<br />
omgevingsfactoren in kaart probeert te brengen. Het gaat om de interactie en om vast te<br />
stellen of mishandeling een kwestie is van aanleg of dat er toch beschermende factoren<br />
in de omgeving zijn. Zo hopen we bij te dragen aan de preventie en uiteindelijk aan<br />
35<br />
Het on<strong>der</strong>zoek naar de prevalentie van<br />
ou<strong>der</strong>enmishandeling heeft bijgedragen<br />
aan de kennis over risicofactoren, zoals<br />
een hogere leeftijd en het vrouw-zijn,<br />
maar ook sociaal isolement, een lagere<br />
socio-economische klasse, een kwetsbare<br />
gezondheid, psychische problemen en een<br />
geschiedenis van familiaal geweld.
interventie. Maar zoals eer<strong>der</strong> aangegeven liggen de oorzaken van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
niet alleen op het individuele niveau van pleger en slachtoffer. Ons recente on<strong>der</strong>zoek<br />
naar de definities van ou<strong>der</strong>enmishandeling liet al zien dat risicofactoren in de omgeving<br />
een rol spelen. An<strong>der</strong> on<strong>der</strong>zoek heeft dit ook aangetoond.<br />
Seksisme?<br />
<strong>De</strong> bevinding dat ou<strong>der</strong>e vrouwen een verhoogd risico lopen op mishandeling vormde<br />
voor een aantal on<strong>der</strong>zoekers aanleiding om ‘seksisme’ - het discrimineren van personen<br />
op basis van hun sekse - te duiden als een van de omgevingsrisicofactoren die bijdragen<br />
aan ou<strong>der</strong>enmishandeling. Dat lijkt een plausibele verklaring, die toch vraagt om een<br />
tweetal kanttekeningen. Om te beginnen zijn vrouwen in absolute aantallen op ou<strong>der</strong>e<br />
leeftijd nu eenmaal in de meer<strong>der</strong>heid. Daarmee is de kans ook groter dat zij slachtoffer<br />
worden van ou<strong>der</strong>enmishandeling. Daarbij komt dat er interactie is met een an<strong>der</strong>e<br />
risicofactor: namelijk het hebben van een hogere leeftijd. Met het stijgen van de leeftijd<br />
neemt immers de kwetsbaarheid toe en dus ook het risico op mishandeling. Bovendien<br />
weten we uit prevalentiestudies uit de VS en Ne<strong>der</strong>land, dat vrouwen in essentie geen<br />
verhoogd risico lopen (wanneer je corrigeert voor de cijfers 2/3 ). Het idee dat seksisme<br />
de achtergrond vormt van ou<strong>der</strong>enmishandeling, is daarom ietwat onwaarschijnlijk,<br />
wat niet wegneemt dat in de praktijk meer vrouwen het slachtoffer zullen worden van<br />
ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />
Leeftijdsdiscriminatie?<br />
Een tweede omgevingsfactor die mogelijk een rol speelt is een vorm van ‘ageism’: het<br />
discrimineren op basis van leeftijd. Leeftijdsdiscriminatie vormt de kern van mijn verhaal<br />
vandaag. <strong>De</strong>ze omgevingsfactor hangt sterk samen met culturele normen en waarden<br />
in onze maatschappij. Ou<strong>der</strong>en worden bena<strong>der</strong>d op een manier die sociaal-cultureel<br />
gekleurd is. <strong>De</strong> structuren van onze samenleving, zoals het gezondheidszorgsysteem, de<br />
sociale voorzieningen en de opleidingsinstituten zijn logischerwijs een weerspiegeling<br />
van onze maatschappij. Zij incorporeren de normen en verwachtingen die door de<br />
bre<strong>der</strong>e maatschappij worden omarmd.<br />
Organisatieculturen zijn ingebed in<br />
macro-economische en politieke<br />
Illustratie 3<br />
structuren en dus in een bepaald<br />
discours. Met an<strong>der</strong>e woorden, deze<br />
instituties, zoals ik ze nu in brede zin<br />
noem, zijn een kind van hun tijd. Vanuit<br />
die aanname wordt dit on<strong>der</strong>zoek<br />
verricht naar de huidige kenmerken<br />
van de maatschappij en haar instituties<br />
en de relatie met ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />
Illustratie 3 is een weergave van wat<br />
wij noemen een verklarend, ecologisch<br />
model dat beoogt ver<strong>der</strong> te kijken dan<br />
36
de individuele karakteristieken en situationele omstandigheden van het slachtoffer<br />
en de pleger. Met een aantal collega’s is deze invalshoek geëxploreerd gedurende een<br />
symposium over ou<strong>der</strong>enmishandeling. Onze analyse is voornamelijk gebaseerd op min<br />
of meer ‘westerse’ landen, maar ook wetenschappers uit an<strong>der</strong>e landen, zoals Japan en<br />
India en daarnaast ervaringen in Afrika, hebben bijgedragen aan dit on<strong>der</strong>zoek. Hieruit<br />
kwam duidelijk naar voren dat de maatschappelijke positie van ou<strong>der</strong>en in deze landen<br />
ook van invloed is op de manier waarop er binnen instituties naar ou<strong>der</strong>en wordt<br />
gekeken. Vanuit een internationaal vergelijkend perspectief hebben wij vastgesteld dat<br />
er factoren zijn die ingebed zijn in onze systemen, met name onze gezondheidszorg. Wij<br />
laten een situatie toe die onbewust de mishandeling tolereert. Om de gevolgen van deze<br />
gedachtegang voor ou<strong>der</strong>enmishandeling duidelijk te maken zal ik deze toelichten voor<br />
de Ne<strong>der</strong>landse situatie.<br />
Kijk op ou<strong>der</strong>en<br />
Ik begin bij de kijk op ou<strong>der</strong>en in<br />
de Ne<strong>der</strong>landse samenleving. Het<br />
meest duidelijk wordt dit aan de<br />
hand van illustratie 4 die bekende<br />
voorbeelden laat zien van reclames<br />
over huidverou<strong>der</strong>ing en hoe dit tegen<br />
te gaan. Wat de reclame illustreert<br />
is eigenlijk dat als ou<strong>der</strong>en al in<br />
beeld komen, dit dan toch vooral is<br />
als het soort mensen dat wij niet<br />
willen zijn4/5 . Ou<strong>der</strong>en komen<br />
nog altijd heel weinig in beeld. In<br />
Ne<strong>der</strong>land slechts in 3 procent van<br />
de reclames. Een an<strong>der</strong> voorbeeld<br />
is dat hoewel de Ne<strong>der</strong>landse ou<strong>der</strong>en koploper zijn in het gebruik van internet in<br />
Europa, toch het beeld overheerst dat ou<strong>der</strong>en traag zijn met technologie en dat ze<br />
er niet goed mee om kunnen gaan. Sociologen beweren dat daarmee de ou<strong>der</strong>e in<br />
status is gedaald, omdat hun kennis min<strong>der</strong> waard is geworden door de nadruk op<br />
technologie in de economie6 Illustratie 4<br />
. Volgens an<strong>der</strong>e on<strong>der</strong>zoekers komt deze negatieve<br />
beeldvorming rondom ou<strong>der</strong>en vooral doordat hun levensfase ingaat tegen de algemene<br />
standaard van (een stijgende) ontwikkeling. Het verou<strong>der</strong>ingsproces wordt gezien<br />
als verval en veelal synoniem gesteld aan ziekte. Dit idee werd bevestigd in een<br />
systematische review naar ageism on<strong>der</strong> jongeren. <strong>De</strong>ze studie toonde aan dat de<br />
belangrijkste achtergrond voor het negatieve beeld van jongeren over ou<strong>der</strong>en kwam<br />
door de identificatie van ou<strong>der</strong>en met een, ik citeer hier: ‘angstaanjagend’ beeld van<br />
ziekte, verval en dood. Ook an<strong>der</strong> on<strong>der</strong>zoek toont aan dat jongeren zich vooral richten<br />
op de fysieke verschijning van ou<strong>der</strong>en. Zij laten zich veelal negatief uit over ou<strong>der</strong>en.<br />
37
Maatstaven<br />
Studies in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten geven aan dat verschillende<br />
oorzaken hieraan ten grondslag kunnen liggen: een gebrek aan persoonlijke ervaring<br />
met het verou<strong>der</strong>ingsproces (wat je jongeren natuurlijk niet kwalijk kunt nemen) en<br />
het fenomeen dat mensen van jongere of middelbare leeftijd ou<strong>der</strong>en identificeren met<br />
een negatieve toekomst (intrapsychische representatie). Dat leidt er tevens toe dat de<br />
aspiraties van ou<strong>der</strong>en worden genegeerd dan wel vervangen door de zienswijze van<br />
jongeren 7/8 . Met an<strong>der</strong>e woorden: ou<strong>der</strong>en worden<br />
In Ne<strong>der</strong>land worden jaarlijks zo’n<br />
200.000 ou<strong>der</strong>en mishandeld.<br />
Daarvan werden in 2010<br />
885 gevallen aangemeld bij de<br />
Steunpunten Huiselijk Geweld.<br />
gemeten naar de maatstaven van jongeren. Dit<br />
blijkt ook uit analyses vanuit de intergenerationele<br />
sociolinguïstiek waaruit blijkt dat jongeren het<br />
communiceren met ou<strong>der</strong>en moeizaam vinden<br />
en een vorm van accommodatie missen in het<br />
gesprek 9/10 . Overigens wordt deze ervaring gedeeld<br />
door ou<strong>der</strong>en die het communiceren met jongeren<br />
ook moeilijk vinden.<br />
Ou<strong>der</strong>en zelf staan ambivalent tegenover de bestaande stereotypen over ‘oud zijn’. Vaak<br />
hoor je een ou<strong>der</strong>e zeggen “maar ik ben niet oud, zij zijn oud en dat is pas oud”, het<br />
ontkennen van leeftijd is alomtegenwoordig en ‘oud’ wordt ook door ou<strong>der</strong>en zelf als<br />
een negatief label, een ongewenste categorie gebruikt 11/12/13 . Ou<strong>der</strong>en zetten zichzelf<br />
liever neer als ‘actieve ou<strong>der</strong>e’ en niet als ‘oud’. Een kwalitatieve studie naar ervaringen<br />
met leeftijdsdiscriminatie van ou<strong>der</strong>en geeft aan dat met name impliciete ageism wordt<br />
ervaren. <strong>De</strong> stereotypen die daarin naar voren komen worden door sommige ou<strong>der</strong>en zelf<br />
weerlegd middels een psychologisch proces, zoals dat dan genoemd wordt, van afwijzing<br />
van de eigen groep, “daar hoor ik niet bij”, en vormen van zelf-stereotypering, “zo ben<br />
ik niet maar de an<strong>der</strong>”.<br />
Oorsprong<br />
Een recent on<strong>der</strong>zoek van Bodner 8 naar de sociale en psychologische oorspong van<br />
ageism maakt duidelijk dat ou<strong>der</strong>en zelf ook leeftijdsdiscriminerend kunnen optreden<br />
en dat dit vooral samenhangt met een negatieve sociale identiteit. Hoewel de huidige<br />
en de aankomende generatie ou<strong>der</strong>en algemeen gezien worden als een an<strong>der</strong>e groep<br />
ou<strong>der</strong>en, worden ook zij voortdurend geassocieerd met negatieve noties zoals de kosten<br />
van het pensioenstelsel, de achteruitgang van onze sociale zekerheid en de sociale<br />
kosten die samengaan met hun pensionering. Ou<strong>der</strong>en worden veelal gezien als kosten,<br />
en zelden geassocieerd met baten. Veelal omdat baten voornamelijk berekend worden<br />
aan de hand van productiviteit en functionaliteit in financiële zin. Ou<strong>der</strong>en worden<br />
vaak opgeroepen effectiever en productiever te worden 14/15 . In de logica van de markt<br />
staan ou<strong>der</strong>en echter meestal aan de verkeerde kant van de balans. Het is juist de logica<br />
van de markt die doordringt in de Ne<strong>der</strong>landse gezondheidszorg en met deze inmenging<br />
ook de assumpties die daaraan ten grondslag liggen. <strong>De</strong> omgevingsrisicofactor ageism<br />
ligt daarmee intrinsiek in onze maatschappij en de zorg. Voor deze risicofactor zijn wij<br />
allen verantwoordelijk en deze is (deels) een uiting van hoe wij met elkaar omgaan.<br />
38
Wat te doen?<br />
Ik heb getracht duidelijk te maken dat ou<strong>der</strong>enmishandeling niet gezien kan worden als<br />
een op zichzelf staand exces, een geïsoleerd fenomeen tussen slachtoffer en pleger, maar<br />
een probleem dat diep geworteld is in onze maatschappij. Ik richt mij in het vervolg van<br />
mijn betoog op het beschrijven van mogelijke manieren waarop wij kunnen bijdragen<br />
aan het tegengaan van de omgevingsrisicofactoren. Ik richt mij hierbij vooral op de<br />
organisatie van de zorg. Niet omdat ik de zorg hoofdverantwoordelijk acht, maar meer<br />
omdat de zorg ook een afspiegeling is van de samenleving en de zorg een heel grote<br />
bijdrage kan leveren aan het signaleren van ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />
Kwetsbaarheid<br />
Ou<strong>der</strong>en die geduid kunnen worden als kwetsbaar lopen een verhoogd risico op<br />
mishandeling. Dit betreft zo’n 25 procent van de Ne<strong>der</strong>landse 65+’ers, volgens de<br />
definities van het SCP. Wie komen deze ou<strong>der</strong>en tegen? Zorgprofessionals. Ou<strong>der</strong>en<br />
bezoeken regelmatig een arts; gemiddeld meer dan vijf maal per jaar de huisarts, en 4,5<br />
maal per jaar de specialist. En zoals het SCP recent heeft vastgesteld ziet per jaar 80 procent<br />
van de kwetsbare ou<strong>der</strong>en de huisarts 16/17 . <strong>De</strong>ze artsen en zorgprofessionals kunnen een<br />
belangrijk toena<strong>der</strong>ingspunt vormen voor ou<strong>der</strong>en met beperkte sociale contacten en<br />
verhoogde kwetsbaarheid en ze zijn daarmee een belangrijk toena<strong>der</strong>ingspunt voor<br />
ou<strong>der</strong>en die mishandeld zijn. <strong>De</strong> rol die zorgprofessionals kunnen spelen wordt ook<br />
duidelijk uit wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek in an<strong>der</strong>e landen 18/19/20. Daaruit is naar voren<br />
gekomen dat in 70 procent van de gevallen van ou<strong>der</strong>enmishandeling de ou<strong>der</strong>e dit<br />
niet zelf meldt. <strong>De</strong> identificatie van ou<strong>der</strong>enmishandeling valt in de praktijk vooral<br />
on<strong>der</strong> de verantwoordelijkheid van professionals in de gezondheidszorg. Opvallend is<br />
wel dat een beperkt aantal gevallen van ou<strong>der</strong>enmishandeling daadwerkelijk gemeld<br />
wordt door zorgprofessionals. In Ne<strong>der</strong>land wordt er weinig gemeld door huisartsen en<br />
in de Verenigde Staten slechts 2 procent, terwijl ou<strong>der</strong>en in beide landen gemiddeld vijf<br />
maal per jaar hun arts bezoeken.<br />
Symptomen<br />
Vast staat dat de identificatie van<br />
mishandeling lastig is. Het is bekend dat<br />
symptomen van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
zoals verwardheid, teruggetrokkenheid,<br />
maar ook fysieke symptomen kunnen<br />
voorkomen in het verou<strong>der</strong>ingsproces.<br />
Dit maakt het detecteren van<br />
mishandeling complex. Daarbij komt<br />
dat sociale isolatie ook samenhangt<br />
met mishandeling. Zeker wat betreft de<br />
identificatie van ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
is er dus nog veel werk aan de winkel.<br />
Er valt vooral winst te behalen op de Illustratie 5<br />
39
gevoeligheid voor signalen van mishandeling, waarbij de vraag is of de zorgprofessionals<br />
hier alleen verantwoordelijk voor zijn. Ervan uitgaande dat de organisatie van de<br />
zorg in<strong>der</strong>daad een afspiegeling is van onze samenleving, creëren we een omgeving<br />
en een systeem waar het maatschappelijke probleem gereflecteerd wordt in de zorg.<br />
Zorgprofessionals zijn net als u en ik en ontkomen<br />
Ou<strong>der</strong>enmishandeling als<br />
fenomeen vertoont parallellen<br />
met kin<strong>der</strong>enmishandeling. Het<br />
zogenoemde granny battering<br />
syndrome doet heel erg denken aan<br />
het child battering syndrome.<br />
niet aan de onbewuste manier waarop wij naar<br />
ou<strong>der</strong>en kijken en de wijze waarop wij met<br />
hen omgaan. Illustratie 5 vat dit ecologische<br />
model samen. Zorgprofessionals die in nauw<br />
contact komen met ou<strong>der</strong>en weerspiegelen de<br />
maatschappij, blijkt ook uit wetenschappelijk<br />
on<strong>der</strong>zoek. Zij zien de omstandigheden van<br />
hun ‘cliënten’ als pessimistisch in en als<br />
onveran<strong>der</strong>baar. Tevens zien deze professionals<br />
het oud-zijn als een tijd van wanhoop, futiliteit<br />
en afhankelijkheid. Dat is allemaal aangetoond in on<strong>der</strong>zoek. Daarbij worden ou<strong>der</strong>en<br />
gezien als passief en incompetent en juist als ze dit niet zijn en dus actief en competent,<br />
werden ze ervaren als overlast en neergezet als zeurende ou<strong>der</strong>en 7/10/19/21.<br />
Verwachting<br />
Wat gebeurt er met het beeld van de ou<strong>der</strong>e, met de veran<strong>der</strong>de verwachting binnen de<br />
gezondheidszorg over de patiënt die van passief actief moet worden? Er wordt verwacht<br />
dat zij zal passen binnen het ideaal van de consumerende patiënt die bewust keuzes kan<br />
maken. Patiënten moeten actief worden, maar an<strong>der</strong>zijds weten we dat veel stereotypen<br />
juist een verwachting van passiviteit oproepen en als dit niet het geval is, zij stereotypen<br />
versterken waaraan de maatschappij en ook zorgprofessionals onbewust hechten.<br />
Bovendien maakt het werken in categorieën en indicaties het nog moeilijker het<br />
proces van stereotypering tegen te gaan. Uit sociaalpsychologisch on<strong>der</strong>zoek is immers<br />
gebleken dat negatieve stereotypering eigenlijk alleen maar weerlegd kan worden door<br />
een soort individuele erkenning van het individu en tegelijkertijd een bijstelling van<br />
het groepsbeeld 22/23.<br />
Consequenties<br />
Als ik de consequenties voor de verschillende risicofactoren voor ou<strong>der</strong>enmishandeling<br />
in kaart breng, blijken er een aantal die eer<strong>der</strong> negatief dan positief beïnvloed worden.<br />
Zo kunnen eenzaamheid en gevoelens van sociaal isolement versterkt worden,<br />
doordat ou<strong>der</strong>en te weinig het gevoel hebben dat ze een volwaardige plek innemen<br />
in de maatschappij. Met de nadruk op zelfredzaamheid, eigen aansprakelijkheid<br />
en verantwoordelijkheid zullen kwetsbare groepen, waaron<strong>der</strong> die met een broze<br />
gezondheid en van een lagere socio-economische klasse, zich eer<strong>der</strong> incompetent<br />
voelen dan vergelijkbare niet-kwetsbare groepen. Daarnaast krijgt het individu door de<br />
focus op efficiëntie en effectiviteit, en daarmee op categorieën in plaats van individuen,<br />
steeds min<strong>der</strong> de ruimte ondanks een toegenomen keuzevrijheid. Die keuzes moeten<br />
40
zij immers zelf maken en diegenen die hiertoe niet in staat zijn vallen buiten de boot.<br />
Bovendien wordt de drempel om ervaringen met ou<strong>der</strong>enmishandeling wel te melden<br />
hoger. Het is bekend dat ou<strong>der</strong>en vaak laat melding maken van mishandeling en dat<br />
hier on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e gevoelens van schaamte en incompetentie aan ten grondslag liggen.<br />
<strong>De</strong> drempel is hoog omdat zij zichzelf zien als zwak en soms ook medeplichtig aan wat<br />
hen is overkomen. Door het neerzetten van een beeld van iemand die zelfbewust moet<br />
zijn, die eigen regie heeft en die voor zichzelf dient op te komen wordt deze schaamte<br />
wellicht alleen maar groter en daarmee de drempel voor het melden van mishandeling<br />
alleen maar hoger.<br />
On<strong>der</strong>deel probleem<br />
Wanneer wij aannemen dat maatschappelijke principes hun weerslag vinden in de zorg,<br />
dan bestaat de kans dat de drempel niet alleen maar hoger wordt voor slachtoffers,<br />
maar dat dit tevens een effect heeft op de signalering van ou<strong>der</strong>enmishandeling door<br />
zorgprofessionals. Want waar staat ou<strong>der</strong>enmishandeling in de Diagnose Behandel<br />
Combinatie? En is een visite van negen minuten voldoende voor een huisarts om<br />
<strong>der</strong>gelijke delicate kwesties te bespreken? Laten we dus beginnen met de erkenning<br />
dat wij on<strong>der</strong>deel zijn van het probleem ou<strong>der</strong>enmishandeling. We zouden kunnen<br />
vertrouwen op professionals voor de identificatie van ou<strong>der</strong>enmishandeling, maar als<br />
u mijn argumentatie gevolgd heeft, dan<br />
is het maar zeer de vraag of dit voldoende<br />
is. Zij zijn immers ook on<strong>der</strong>deel van<br />
onze maatschappij. Er is dus meer voor<br />
nodig en pasklare antwoorden zijn er niet.<br />
Wellicht moet er meer gedaan worden<br />
aan de beeldvorming over ou<strong>der</strong>en,<br />
misschien moet er meer gedaan worden<br />
aan individueel contact met ou<strong>der</strong>en.<br />
Maar wij hebben getracht, als Leyden<br />
Academy en samen met Movisie en een<br />
steunpunt huiselijk geweld om een startpunt te vinden in een algemene screeninglijst<br />
voor ou<strong>der</strong>enmishandeling. We proberen deze in te zetten om een vorm van bewustzijn<br />
te stimuleren. Het gebruik van <strong>der</strong>gelijke screeningslijsten leidt in an<strong>der</strong>e landen ook<br />
tot een substantiële toename van de identificatie van ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />
Conclu<strong>der</strong>end<br />
Ou<strong>der</strong>enmishandeling is nog steeds niet eenduidig afgebakend, zo mag blijken<br />
uit het eerste deel van mijn betoog. We weten dus eigenlijk nog niet waar we het<br />
precies over hebben. Prevalenties lopen uiteen door gebruik van verschillende<br />
definities en inclusies van diverse groepen. In het tweede deel van mijn betoog heb<br />
ik beschreven welke risicofactoren wetenschappelijk aangetoond zijn. Daaruit blijkt<br />
dat ou<strong>der</strong>enmishandeling niet alleen een geïsoleerd fenomeen is tussen slachtoffer en<br />
pleger, maar ook een maatschappelijk probleem. Aangezien wij allen deel uitmaken van<br />
41<br />
<strong>De</strong> maatschappelijke positie van ou<strong>der</strong>en is<br />
van invloed op de manier waarop er binnen<br />
instituties naar ou<strong>der</strong>en wordt gekeken...<br />
met name ook in de gezondheidszorg....<br />
Wij laten een situatie toe die onbewust de<br />
mishandeling tolereert.
de maatschappij en onze instituties een afspiegeling zijn van de maatschappij, ontkomt<br />
ook de zorg niet aan de impliciete incorporatie van het negatieve discours over ou<strong>der</strong>en.<br />
<strong>De</strong> zichtbaarheid en de identificatie<br />
Hoewel de huidige en de aankomende generatie<br />
ou<strong>der</strong>en algemeen gezien worden als een an<strong>der</strong>e<br />
groep ou<strong>der</strong>en, worden ook zij voortdurend<br />
geassocieerd met negatieve noties zoals de kosten<br />
van het pensioenstelsel, de achteruitgang van<br />
onze sociale zekerheid en de sociale kosten die<br />
samengaan met hun pensionering.<br />
42<br />
van ou<strong>der</strong>enmishandeling kan<br />
hierdoor negatief beïnvloed<br />
worden. <strong>De</strong> drempel voor het<br />
identificeren en voor het melden<br />
van ou<strong>der</strong>enmishandeling kan hoger<br />
worden. Op dit terrein kunnen wij<br />
een bijdrage leveren. Een eerste stap is<br />
de bewustwording dát deze invloeden<br />
ingebed zijn in het systeem. Om een<br />
bijdrage te leveren aan het voorkómen<br />
van ou<strong>der</strong>enmishandeling kunnen<br />
professionals zich bewust worden van deze processen en hebben zij de uitdaging om<br />
ou<strong>der</strong>en an<strong>der</strong>s te bena<strong>der</strong>en. Een tweede stap is door de onbewuste principes bewust<br />
te omzeilen, wellicht door screening voor ou<strong>der</strong>enmishandeling on<strong>der</strong>deel te maken<br />
van onze standaard zorg. Het maatschappelijke probleem dat mede bijdraagt aan<br />
ou<strong>der</strong>enmishandeling expliciet tegengaan; dat is wat ons te doen staat.<br />
Noten<br />
1. Cooper C, Selwood A, Livingston G. The prevalence of el<strong>der</strong> abuse and neglect: a<br />
systematic review. Age and ageing 2008; 37(2):151.<br />
2. Pillemer K, Finkelhor D. The prevalence of el<strong>der</strong> abuse: A random sample survey.<br />
The Gerontologist 1988; 28(1):51.<br />
3. Comijs HC, Smit JH, Pot AM, Bouter LM, Jonker C. Risk indicators of el<strong>der</strong><br />
mistreatment in the community. Journal of El<strong>der</strong> Abuse & Neglect 1999; 9(4):67-76.<br />
4. Binstock RH. Old-age policies, politics, and ageism. Generations 2005; 29(3):73-78.<br />
5. Bytheway B. Ageing and Ageism. Sociology: Introductory Readings 2010; 2:190.<br />
6. Cuddy AJC, Norton MI, Fiske ST. This old stereotype: The pervasiveness and<br />
persistence of the el<strong>der</strong>ly stereotype. Journal of Social Issues 2005; 61(2):267-285.<br />
7. Biggs S. Professional helpers and resistances to work with ol<strong>der</strong> people. Ageing and<br />
society 1989; 9(1):43-60.<br />
8. Bodner E. On the origins of ageism among ol<strong>der</strong> and younger adults. International<br />
Psychogeriatrics 2009; 21(6):1003-1014.<br />
9. Giles H, Coupland N, Coupland J,Williams A, Nussbaum J. Intergenerational talk<br />
and communication with ol<strong>der</strong> people. The International Journal of Aging and Human<br />
<strong>De</strong>velopment 1992; 34(4):271-297.<br />
10. Giles H, Noels KA,Williams A, Ota H, Lim TS, Ng SH et al. Intergenerational<br />
communication across cultures: young people’s perceptions of conversations with<br />
family el<strong>der</strong>s, non-family el<strong>der</strong>s and same-age peers. Journal of Cross-Cultural<br />
Gerontology 2003; 18(1):1-32.<br />
11. Gamliel T, Hazan H. The meaning of stigma: identity construction in two old-age
institutions. Ageing & Society 2006; 26(03):355-371.<br />
12. Minichiello V, Browne J, Kendig H. Perceptions and consequences of ageism: views<br />
of ol<strong>der</strong> people. Ageing & Society 2000; 20(3):253-278.<br />
13. Westerhof GJ, Barrett AE, Steverink N. Forever Young? Research on Aging 2003;<br />
25(4):366-383.<br />
14. van den HeuvelWJA. Generatieconflict en waardige zorg voor kwetsbare ou<strong>der</strong>en.<br />
Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 2010; 1-3.<br />
15. Van <strong>der</strong> Meer MJ. Ol<strong>der</strong> adults and their sociospatial integration in The Netherlands.<br />
KNAG; 2006.<br />
16. Campen C. Kwetsbare ou<strong>der</strong>en. <strong>De</strong>n Haag, SCP; 2011.<br />
17. Kennedy RD. El<strong>der</strong> abuse and neglect: the experience, knowledge, and attitudes of<br />
primary care physicians. FAMILY MEDICINE-KANSAS CITY- 2005; 37(7):481.<br />
18. Fulmer T, Guadagno L, Bitondo dyer C, Connolly MT. Progress in El<strong>der</strong> Abuse<br />
Screening and Assessment Instruments. Journal of the American Geriatrics Society<br />
2004; 52(2):297-304.<br />
19. JonesWP. <strong>De</strong>ath as a Factor in Un<strong>der</strong>standing Mo<strong>der</strong>n Attitudes Toward the<br />
Aging. Journal of Religion & Aging 1987; 3(1):75-90.<br />
20. O’Malley H, Segars H, Perez R, Mitchell V, Knuepfel G. El<strong>der</strong> abuse in Massachusetts:<br />
A survey of professionals and paraprofessionals. Legal Research and Services for the<br />
El<strong>der</strong>ly; 1979.<br />
21. O’Malley H, Segars H, Perez R, Mitchell V, Knuepfel G. El<strong>der</strong> abuse in Massachusetts:<br />
A survey of professionals and paraprofessionals. Legal Research and Services for the<br />
El<strong>der</strong>ly; 1979.<br />
22. Greene MG, Adelman R, Charon R, Hoffman S. Ageism in the medical encounter:<br />
An exploratory study of the doctor-el<strong>der</strong>ly patient relationship. Language &<br />
Communication 1986; 6(1/2):113-124.<br />
23. Yzerbyt V, Carnaghi A. Stereotype change in the social context. Stereotype<br />
dynamics: Language-based approaches to the formation, maintenance, and transformation<br />
of stereotypes 2008; 29-57.<br />
Discussie<br />
Paul Schnabel stelt dat al die variabelen aan elementen kunnen bijdragen aan de<br />
herkenning van het probleem en dat zij een genuanceerd beeld kunnen geven van wat<br />
er eigenlijk allemaal kan spelen aan factoren.<br />
Louise Gunning-Schepers vraagt of er on<strong>der</strong>zoek is gedaan naar de vraag of plegers<br />
ook vaak mensen uit de zorg zijn? Jolanda Lindenberg bevestigt dat daar on<strong>der</strong>zoek<br />
naar is gedaan. Bij de zorgprofessionals gaat het om zo’n 1 procent tegen 5.6 procent<br />
bij zelfstandig wonende ou<strong>der</strong>en. Dus de zorg is niet de hoofdverantwoordelijke. Paul<br />
Schnabel denkt dat professionele zorgverleners in de zorg doorgaans maar een beperkte<br />
tijd met ou<strong>der</strong>en doorbrengen. Daartegenover staat dat de informele zorg bij ou<strong>der</strong>en die<br />
thuis wonen vaker de hele dag doorgaat, zeker bij dementerende ou<strong>der</strong>en. Van het laatste<br />
43
dagboek van Hans Warren, de Zeeuwse dichter, waarin hij zijn aftakeling omschrijft, kun<br />
je erg veel leren (ook al valt dit niet on<strong>der</strong> de wetenschappelijke literatuur) over hoe<br />
het is om in een huis te leven met een aftakelende patiënt. Hij beschrijft ook zijn angst<br />
voor zijn partner die op een gegeven moment boos wordt. Ook weet hij bijvoorbeeld<br />
niet hoe je een zware man moet optillen, omdat hij nooit geleerd heeft hoe dat kan<br />
zon<strong>der</strong> je rug te breken. En dat ze uit willen en dat hij dan in zijn broek geplast heeft.<br />
Dat soort onaangename dingen spelen een<br />
Ou<strong>der</strong>enmishandeling mag niet<br />
gezien worden als een op zichzelf<br />
staand exces, een geïsoleerd fenomeen<br />
tussen slachtoffer en pleger, maar een<br />
probleem dat diep geworteld is in onze<br />
maatschappij.<br />
grote rol. Wordt daaraan in het on<strong>der</strong>zoek<br />
aandacht besteed? Jolanda Lindenberg:<br />
“Jazeker want een van de risicofactoren<br />
is overbelasting of stress bij de pleger.<br />
We maken wel een on<strong>der</strong>scheid tussen<br />
ontspoorde zorg en ou<strong>der</strong>enmishandeling.<br />
Dat is een lastig on<strong>der</strong>scheid, want wanneer<br />
houdt ontspoorde zorg op en wanneer<br />
wordt het ou<strong>der</strong>enmishandeling? Maar in<br />
dit soort gevallen van zorgoverbelasting<br />
weten we dat er al heel veel gedaan kan worden door simpele zorgon<strong>der</strong>steuning.<br />
Eigenlijk moet je iemand ontlasten, maar zo’n situatie moet je wel voor zijn, je moet<br />
het identificeren. Je moet het signaleren voordat het kan verergeren.” Mirjam van<br />
Dongen (voorzitter van het Landelijk Platform Bestrijding Ou<strong>der</strong>enmishandeling)<br />
zegt dat uit een on<strong>der</strong>zoek van Anne Margriet Pot in 1996 geconcludeerd kan worden<br />
dat een op de drie mantelzorgers van mensen met dementie zich ‘schuldig maakt’<br />
aan ou<strong>der</strong>enmishandeling. Wanneer er in de komende jaren meer druk komt op de<br />
mantelzorgers, door steeds min<strong>der</strong> aanwezigheid van professionele zorg, zou je dus<br />
een grote toename aan ou<strong>der</strong>enmishandeling kunnen verwachten. Hopelijk zal het<br />
on<strong>der</strong>zoek ertoe bijdragen dat wij niet alleen zorgprofessionals bewust maken van<br />
ou<strong>der</strong>enmishandeling, maar ze ook bewust maken van het belang van on<strong>der</strong>steuning<br />
van mantelzorgers. Daar valt in preventieve zin een hele hoge winst te behalen. Jolanda<br />
Lindenberg is het daar helemaal mee eens. Paul Schnabel vindt de on<strong>der</strong>steuning<br />
van de mantelzorger een belangrijk punt en de gemeenten moeten met de Wmo in<br />
de hand die on<strong>der</strong>steuning van de mantelzorgers ook mogelijk maken. Marian van<br />
<strong>der</strong> Klein (Verwey Jonker Instituut) zegt dat zij in het ka<strong>der</strong> van het Actieplan<br />
Ou<strong>der</strong>en in Veilige Handen bezig is met een instrument voor vrijwilligers en de rol<br />
die vrijwilligers kunnen hebben bij het bestrijden van ou<strong>der</strong>enmishandeling. Wat zal<br />
de rol van de informele zorgers zoals mantelzorgers en vrijwilligers zijn bij de preventie<br />
van ou<strong>der</strong>enmishandeling? Professionals hebben of krijgen een meldplicht, burgers<br />
niet terwijl zij veelal komen in situaties of op plekken waar ze an<strong>der</strong>e dingen horen<br />
of zien dan professionals. Jolanda Lindenberg antwoordt dat die rol wel net zo groot<br />
kan zijn als die van professionals. <strong>De</strong> informele zorgers kunnen net als de professionals<br />
signaleren en identificeren. Maar ze moeten wel handvatten krijgen om dat goed te<br />
kunnen doen. Het is goed dat daaraan wordt gewerkt.<br />
44
Wil Arts (Wetenschappelijke Raad van het Jan Brouwer fonds) vraagt welke<br />
instrumenten worden gebruikt om prevalentie te meten. Jolanda Lindenberg bevestigt<br />
dat het om heel diverse studies en<br />
manieren gaat. Er zijn studies die gebruik<br />
maken van de conflict tactics scale, dat<br />
is een schaal van agressief gedrag, er zijn<br />
er die gebruik maken van telefonische<br />
interviews, er zijn er die een soort van<br />
enquêtes uitzetten on<strong>der</strong> ou<strong>der</strong>en. <strong>De</strong><br />
studies en hun output verschillen zeer.<br />
Bovendien verschilt de vraagstelling<br />
per studie. Vraag je wel naar verwaarlozing of niet? Vraag je wel naar emotionele<br />
mishandeling of juist niet? Dat is natuurlijk ook het probleem bij het vergelijken van<br />
die prevalenties.<br />
45<br />
Ook de zorg ontkomt niet aan de impliciete<br />
incorporatie van het negatieve discours over<br />
ou<strong>der</strong>en. <strong>De</strong> zichtbaarheid en de identificatie<br />
van ou<strong>der</strong>enmishandeling kan hierdoor<br />
negatief beïnvloed worden.
Lenneke Alink<br />
universitair docent Centre for Child & Family Studies Leiden University*<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling: waar gaat het mis?<br />
Jaarlijks zijn ongeveer 119.000 kin<strong>der</strong>en slachtoffer van één of meer vormen van<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling. Uit veel on<strong>der</strong>zoek wordt duidelijk dat de gevolgen van mishandeling zeer<br />
ernstig zijn. Met het oog op preventie is het van belang om de voorspellers en risicofactoren<br />
van mishandeling goed in kaart te brengen. Zo is het risico op mishandeling groter in gezinnen<br />
met (zeer) laag opgeleide ou<strong>der</strong>s, met werkloze ou<strong>der</strong>s, éénou<strong>der</strong>gezinnen, gezinnen met drie<br />
of meer kin<strong>der</strong>en, en stiefgezinnen. Echter, niet alleen sociaal-economische en gezinsfactoren<br />
zijn van belang. Mishandelende ou<strong>der</strong>s vertonen bijvoorbeeld verhoogde stressreacties bij het<br />
zien en horen van emotionele kindsignalen, zo blijkt uit neurobiologisch on<strong>der</strong>zoek. Zulke<br />
gegevens helpen bij het opzetten van (preventieve) interventieprogramma’s. In deze bijdrage<br />
over prevalentie en risicofactoren worden tevens aanknopingspunten gegeven voor preventie.<br />
In 2005 zijn twee on<strong>der</strong>zoeken uitgevoerd met de vraag hoe vaak<br />
mishandeling voorkomt, één on<strong>der</strong> Advies- en Meldpunten<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling (AMK’s) en beroepskrachten werkzaam met<br />
kin<strong>der</strong>en (Van IJzendoorn et al., 2007) en één on<strong>der</strong> middelbare<br />
scholieren (Lamers-Winkelman, Slot, Bijl, & Vijlbrief, 2007).<br />
Beide studies zijn in 2010 herhaald om een meer recente<br />
prevalentieschatting te doen en te on<strong>der</strong>zoeken of er verschillen<br />
zijn ten opzichte van 2005. Aan beide studies lag de definitie van<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling uit de Wet op de Jeugdzorg (artikel 1, lid m)<br />
ten grondslag:<br />
<strong>De</strong>finitie Kin<strong>der</strong>mishandeling ...elke vorm van voor een min<strong>der</strong>jarige bedreigende of gewelddadige<br />
interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ou<strong>der</strong>s of an<strong>der</strong>e personen ten opzichte<br />
van wie de min<strong>der</strong>jarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of<br />
passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend<br />
aan de min<strong>der</strong>jarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.<br />
Ten eerste gaat het om verschillende typen gedragingen. We on<strong>der</strong>scheiden seksueel<br />
misbruik, fysieke mishandeling, emotionele mishandeling, fysieke verwaarlozing<br />
en emotionele verwaarlozing (waaron<strong>der</strong> ook het getuige zijn van huiselijk geweld<br />
en verwaarlozing van het on<strong>der</strong>wijs). Ten tweede gaat het om een relatie van<br />
afhankelijkheid of onvrijheid tussen het kind en de pleger. Het gaat dus nadrukkelijk<br />
niet om bijvoorbeeld geweld tussen klasgenoten of geweld vanuit de overheid gericht<br />
op min<strong>der</strong>jarigen.<br />
Hoe vaak gaat het mis?<br />
<strong>De</strong> Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kin<strong>der</strong>en en Jeugdigen-2010<br />
(NPM-2010; Alink, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, Pannebakker, Vogels,<br />
46
& Euser, 2011) bestond uit een informantenstudie en een scholierenstudie. Aan de<br />
informantenstudie hebben ruim 1100 professionals deelgenomen die beroepsmatig met<br />
kin<strong>der</strong>en te maken hebben in allerlei sectoren van de samenleving, zoals on<strong>der</strong>wijs,<br />
juridische en sociaal-medische zorg. Ook is gebruik gemaakt van de formele registraties<br />
van kin<strong>der</strong>mishandeling in 2010 door de 15 Advies- en Meldpunten Kin<strong>der</strong>mishandeling<br />
(AMK) in heel Ne<strong>der</strong>land. Ver<strong>der</strong><br />
hebben 2000 leerlingen in de eerste<br />
vier jaren van het middelbaar<br />
on<strong>der</strong>wijs een vragenlijst ingevuld<br />
over hun eigen ervaringen met<br />
mishandeling in het gezin.<br />
<strong>De</strong> geschatte omvang van<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling in 2010 (de<br />
jaarprevalentie) op basis van de<br />
informanten- en AMK-meldingen<br />
kwam uit op ongeveer 119.000<br />
kin<strong>der</strong>en. We drukken dat getal<br />
liever uit als een relatief getal,<br />
Figuur 1. Jaarprevalentie van mishandeling (aantal per 1.000)<br />
op basis van rapportages professionals en AMK-meldingen<br />
(Bron: NPM-2010; Alink et al., 2011)<br />
Figuur 2. Jaarprevalentie van mishandeling (aantal per 1.000)<br />
op basis zelfrapportage door jongeren (Bron: NPM-2010;<br />
Alink et al., 2011)<br />
47<br />
omdat het dan makkelijker<br />
wordt om prevalentieschattingen<br />
tussen verschillende landen of<br />
verschillende jaren met elkaar te<br />
vergelijken. Daarmee komen we<br />
op een aantal van 34 gevallen van<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling op ie<strong>der</strong>e 1000<br />
kin<strong>der</strong>en. Vooral verwaarlozing<br />
kwam veel voor: fysieke verwaarlozing,<br />
verwaarlozing van<br />
het on<strong>der</strong>wijs en emotionele verwaarlozing,<br />
waaron<strong>der</strong> ook het<br />
getuige zijn van huiselijk geweld.<br />
<strong>De</strong> scholierenstudie wees uit dat<br />
ongeveer 99 per 1000 leerlingen<br />
in 2010 zich slachtoffer voelden<br />
van kin<strong>der</strong>mishandeling. Ten opzichte<br />
van 2005 was een stijging<br />
te zien in de rapportages door<br />
de informanten en de AMK-<br />
meldingen (Figuur 1). Het aantal scholieren dat mishandeling meldde is gelijk<br />
gebleven (Figuur 2). Mogelijk zijn, door de grotere aandacht voor kin<strong>der</strong>mishandeling<br />
in de politiek en in de media, beroepskrachten meer alert geworden op signalen van<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling en maken zij daarvan vaker melding. We kunnen in elk geval<br />
stellen dat het aantal gevallen van mishandeling in Ne<strong>der</strong>land niet is afgenomen in de
afgelopen jaren. Reden genoeg dus om wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek en beleid nog beter<br />
te richten op het terugdringen van het aantal slachtoffers.<br />
Wat gaat er mis?<br />
Om efficiënt te kunnen ingrijpen is meer kennis nodig over risicofactoren en gevolgen<br />
van mishandeling. Kin<strong>der</strong>en die slachtoffer zijn of zijn geweest van mishandeling,<br />
hebben een grote kans op het ontwikkelen van emotionele en gedragsproblemen, zoals<br />
depressie, angststoornis, posttraumatische stressstoornis en antisociaal gedrag. Eén van<br />
de mechanismen die aan zulke problemen ten grondslag ligt is moeite met het herkennen<br />
en reguleren van emoties. Zo vonden we in een<br />
Kin<strong>der</strong>en die slachtoffer zijn of zijn<br />
geweest van mishandeling, hebben<br />
een grote kans op het ontwikkelen van<br />
emotionele en gedragsproblemen, zoals<br />
depressie, angststoornis, posttraumatische<br />
stressstoornis en antisociaal gedrag.<br />
studie naar mishandelde en niet mishandelde<br />
kin<strong>der</strong>en in de basisschoolleeftijd, dat kin-<br />
<strong>der</strong>en die werden mishandeld meer internaliserende<br />
problemen (zoals angst en<br />
depressie) en externaliserende problemen<br />
(zoals agressief en oppositioneel gedrag)<br />
lieten zien. Het on<strong>der</strong>liggende mechanisme<br />
had te maken met het reguleren van de eigen<br />
emoties: mishandelde kin<strong>der</strong>en zijn hierin<br />
beduidend min<strong>der</strong> goed dan an<strong>der</strong>e kin<strong>der</strong>en<br />
(Alink, Cicchetti, Kim, & Rogosch, 2010). Zij vertonen bijvoorbeeld vaker ongepaste<br />
emoties, laten snelle wisselingen in emoties zien en worden rigide als er sprake is van<br />
stress. Het niet goed kunnen reguleren van emoties is weer een on<strong>der</strong>liggende factor bij<br />
problemen zoals angst, depressie en agressie.<br />
Ook het verwerken van emoties van an<strong>der</strong>en in het brein wordt beïnvloed door<br />
opvoeding. In een Event Related Potential (ERP)studie, waarin de elektrische signalen<br />
van het brein worden gemeten, vonden we een effect van afwijzing door de moe<strong>der</strong><br />
(wat in ernstige vorm emotionele mishandeling kan worden genoemd) op de reactie<br />
van het brein op emotionele gezichtsuitdrukkingen. Proefpersonen deden een taak<br />
en kregen daarbij feedback op hun goede en foute antwoorden in de vorm van rode<br />
en groene emotionele gezichtsuitdrukkingen. Mensen die veel afwijzing door hun<br />
moe<strong>der</strong> hadden ervaren lieten een sterkere reactie en dus een intensievere verwerking<br />
van emotionele gezichtsuitdrukkingen zien en dat gold met name voor walgende, of<br />
afkeurende gezichtsuitdrukkingen (Huffmeijer, Tops, Alink, Bakermans-Kranenburg, &<br />
Van IJzendoorn, 2011).<br />
Stress-systemen<br />
Een an<strong>der</strong> systeem in het lichaam dat te maken heeft met het reguleren van emoties is<br />
de Hypothalamus-Hypofyse-Bijnier-as, één van de stress-systemen in het lichaam met<br />
als eindproduct het hormoon cortisol. Dit hormoon wordt aangemaakt gedurende de<br />
hele dag - het helpt bij het dagelijkse functioneren - maar wordt in verhoogde mate<br />
geproduceerd als er sprake is van stress. Het helpt het lichaam om te herstellen van<br />
48
de stressor zodat het weer in de normale stand kan functioneren (Sapolsky, Romero,<br />
& Munck, 2000). Dit stress-systeem kan ernstig in de war worden gebracht door<br />
mishandeling. Dat is bijvoorbeeld aangetoond bij kin<strong>der</strong>en die opgroeiden in tehuizen<br />
in Oekraïne, waar weliswaar voldoende medische zorg aanwezig was, maar zeer<br />
weinig persoonlijke emotionele aandacht. We noemen dit structurele verwaarlozing,<br />
een ernstige vorm van kin<strong>der</strong>mishandeling. Kin<strong>der</strong>en die te maken hebben gehad<br />
met structurele verwaarlozing hebben hogere niveaus van cortisol gedurende de dag<br />
(Dobrova-Krol, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, & Juffer, 2010). Zij hebben<br />
dus een disfunctionerend stresssysteem, iets wat op de langere termijn kan leiden tot<br />
emotionele en lichamelijke problemen.<br />
Waar en waarom gaat het mis?<br />
<strong>De</strong> vraag naar risicofactoren van mishandeling kan worden opgesplitst in twee<br />
domeinen. Enerzijds kunnen we factoren in de omgeving on<strong>der</strong>scheiden die het risico<br />
op kin<strong>der</strong>mishandeling in een gezin vergroten. An<strong>der</strong>zijds spelen neurobiologische<br />
processen in de vorm van stressregulatie een rol.<br />
Met de resultaten van de NPM-2010 kan de vraag naar risicofactoren in de omgeving deels<br />
worden beantwoord. Het risico op kin<strong>der</strong>mishandeling bleek ruim acht keer groter te zijn<br />
in gezinnen met zeer laag opgeleide ou<strong>der</strong>s, terwijl werkloosheid van beide ou<strong>der</strong>s het<br />
risico bijna vijf keer vergrootte. Ook een allochtone achtergrond vormde een verhoogd<br />
risico op kin<strong>der</strong>mishandeling, maar dat verhoogde risico viel weg voor traditioneel<br />
allochtonen (van Marokkaanse,<br />
Turkse, Surinaamse, Antilliaanse<br />
herkomst) als het gemiddeld lagere<br />
opleidingsniveau werd verdisconteerd.<br />
Voor traditioneel allochtonen<br />
met een laag opleidingsniveau was<br />
het risico niet groter dan dat voor<br />
autochtonen met een vergelijkbaar<br />
opleidingsniveau. Voor nieuw<br />
allochtonen (veelal vluchtelingen)<br />
bleef een verhoogd risico bestaan,<br />
ook als we rekening houden met<br />
het opleidingsniveau. Mogelijk<br />
Zeer weinig persoonlijke emotionele aandacht<br />
(structurele verwaarlozing) is een ernstige vorm<br />
van kin<strong>der</strong>mishandeling. Kin<strong>der</strong>en die te maken<br />
hebben gehad met structurele verwaarlozing<br />
hebben hogere niveaus van cortisol gedurende<br />
de dag. Zij hebben een disfunctionerend<br />
stresssysteem, wat op de langere termijn kan leiden<br />
tot emotionele en lichamelijke problemen.<br />
spelen trauma’s in deze gezinnen daarbij een belangrijke rol. Ver<strong>der</strong> was het risico op<br />
mishandeling groter in éénou<strong>der</strong>gezinnen, in gezinnen met drie of meer kin<strong>der</strong>en en in<br />
stiefgezinnen. Wel moet in ogenschouw worden genomen dat kin<strong>der</strong>mishandeling zeker<br />
niet alleen in de hierboven genoemde risicogroepen voorkomt.<br />
Het on<strong>der</strong>zoek naar stressregulatie van ou<strong>der</strong>s als risicofactor voor mishandeling vindt<br />
haar oorsprong in de jaren ’80 (bijv. Frodi & Lamb, 1980). Dit on<strong>der</strong>zoek berust op het<br />
idee dat kin<strong>der</strong>mishandeling voortkomt uit een combinatie van ou<strong>der</strong>- en kindfactoren.<br />
49
Een kind kan op een bepaalde manier lastig zijn voor de ou<strong>der</strong>, bijvoorbeeld als het huilt<br />
of ongehoorzaam is, en zo het stress-systeem van de ou<strong>der</strong> activeren. Als een ou<strong>der</strong> niet<br />
in staat is met deze stress om te gaan kan dit resulteren in mishandeling. <strong>De</strong> eerste studies<br />
op dit gebied richtten zich vooral op fysieke mishandeling en lieten zien dat ou<strong>der</strong>s die<br />
hun kin<strong>der</strong>en fysiek mishandelden, een sterkere stressreactie hadden bij het kijken en<br />
luisteren naar huilen van baby’s (zie McCanne & Hagstrom, 1996). Soortgelijke resultaten<br />
werden ook gevonden in meer recente studies met grotere on<strong>der</strong>zoeksgroepen en waarbij<br />
gebruik is gemaakt van gestandaardiseerde observaties van ou<strong>der</strong>-kind interacties. Ou<strong>der</strong>s<br />
die min<strong>der</strong> sensitief reageerden op hun eigen kind en die hardhandiger disciplineerden<br />
hadden een sterkere stressreactie op huilgeluiden van baby’s dan an<strong>der</strong>e ou<strong>der</strong>s (Joosen<br />
et al., in press; Joosen et al., in voorbereiding). Op dit moment on<strong>der</strong>zoeken wij het<br />
functioneren van het stress-systeem bij mishandelende en niet-mishandelende moe<strong>der</strong>s,<br />
waarbij we ook kijken naar de invloed van eigen ervaring met mishandeling in de jeugd,<br />
omdat dit een risico betekent voor het zelf gaan mishandelen als ou<strong>der</strong>.<br />
Intergenerationele overdracht<br />
Grofweg kunnen we stellen dat ongeveer 30 procent van de ou<strong>der</strong>s die in hun eigen jeugd<br />
slachtoffer waren van mishandeling, ook hun eigen kin<strong>der</strong>en mishandelen. Mogelijke<br />
mechanismen die deze intergenerationele overdracht kunnen verklaren, hebben te<br />
maken met het reguleren en interpreteren van emoties en met stressregulatie. In het<br />
voorgaande is beargumenteerd dat deze factoren zowel gevolgen van mishandeling als<br />
risicofactoren voor het mishandelen van de eigen kin<strong>der</strong>en zijn. Ver<strong>der</strong> kunnen genen<br />
een rol spelen in de intergenerationele overdracht. We weten uit dieron<strong>der</strong>zoek en<br />
tweelingon<strong>der</strong>zoek bij mensen dat mishandeling niet direct te verklaren is door genen.<br />
Resusapen die opgroeiden bij mishandelende moe<strong>der</strong>s maar biologische moe<strong>der</strong>s hadden<br />
die niet mishandelden, hebben bijvoorbeeld een aanzienlijke kans om hun eigen<br />
kin<strong>der</strong>en te gaan mishandelen. Dit is echter niet het geval bij apen die mishandelende<br />
biologische moe<strong>der</strong>s hadden maar opgroeiden bij moe<strong>der</strong>s die veel aan goede verzorging<br />
deden (Maestripieri, 2005). Er bestaat dus waarschijnlijk geen hoofdeffect van genen op<br />
mishandeling. Recent on<strong>der</strong>zoek lijkt wel te wijzen op een an<strong>der</strong>e rol van genen, namelijk<br />
het beïnvloeden van de vatbaarheid voor omgevingsinvloeden (Ellis, Boyce, Belsky,<br />
Bakermans-Kranenburg, & Van IJzendoorn, 2011). Kin<strong>der</strong>en met een bepaald genotype<br />
zijn vatbaar<strong>der</strong> voor positieve en negatieve omgevingsinvloeden (zoals mishandeling)<br />
en het is daarom goed mogelijk dat genen wel een effect hebben op het al dan niet<br />
doorgeven van mishandeling naar de volgende generatie. <strong>De</strong> precieze rol van emotie- en<br />
stressregulatie en genen in de intergenerationele overdracht van mishandeling is echter<br />
nog niet bekend en is on<strong>der</strong>werp van één van onze lopende studies.<br />
Wat kunnen we eraan doen?<br />
Allereerst is het van belang te kijken naar de risicofactoren in de omgeving. <strong>De</strong> belangrijkste<br />
risicofactoren voor mishandeling zijn lage opleiding en werkloosheid. Er is natuurlijk geen<br />
direct oorzakelijk verband tussen opleiding of werkloosheid en mishandeling, maar toch<br />
zou een forse investering in scholing en werkgelegenheid stress kunnen wegnemen bij<br />
50
gezinnen met risico op mishandeling waardoor het makkelijker voor de ou<strong>der</strong>s wordt om<br />
goed te reageren in de soms stressvolle interacties met hun kin<strong>der</strong>en.<br />
Een tweede antwoord op de vraag wat we eraan kunnen doen gaat in de richting<br />
van preventieve interventies. <strong>De</strong> Video-feedback Intervention to promote Positive<br />
Parenting and Sensitive Discipline (VIPP-SD) is zo’n interventie die zou kunnen worden<br />
ingezet ter voorkoming van kin<strong>der</strong>mishandeling. <strong>De</strong> VIPP-SD heeft het predicaat<br />
“Bewezen effectief” gekregen door de Erkenningscommissie van het NJI (2010). Het<br />
belangrijkste doel van deze kortdurende interventie is het verhogen van de ou<strong>der</strong>lijke<br />
sensitiviteit en het verbeteren van het stellen van grenzen. Dat wordt bewerkstelligd<br />
in zes sessies die plaatsvinden bij de ou<strong>der</strong>s thuis. Tijdens deze huisbezoeken worden<br />
video-opnamen gemaakt van ou<strong>der</strong>-kind<br />
interacties. Die worden tijdens het erop<br />
volgende huisbezoek samen met de ou<strong>der</strong><br />
teruggekeken en door de intervenor van<br />
commentaar voorzien. Twee on<strong>der</strong>werpen<br />
komen tijdens elk huisbezoek aan de orde.<br />
Enerzijds wordt aandacht geschonken aan<br />
het goed reageren op signalen, dat wil zeggen<br />
het herkennen en begrijpen van signalen<br />
van het kind, daar juist op reageren, en de<br />
reactie van het kind vervolgens opmerken. Op die manier gaat het gedrag van het<br />
kind als positieve bekrachtiger gelden voor het veran<strong>der</strong>de gedrag van de ou<strong>der</strong>. Een<br />
tweede thema heeft te maken met kindgericht disciplineren, oftewel het uitleggen<br />
waarom iets niet mag of juist moet, het begrip tonen voor hoe moeilijk dit voor het<br />
kind kan zijn, het bieden van alternatieven en het niet uit de hand laten lopen van<br />
situaties waarin de ou<strong>der</strong> een gebod of een verbod geeft en het kind blijft protesteren.<br />
Effectiviteit<br />
Verschillende studies hebben de effectiviteit van de VIPP-SD aangetoond. Ou<strong>der</strong>s<br />
die de VIPP-SD hadden gevolgd gebruikten vaker positieve disciplineringsstrategieën,<br />
hadden een verbeterde attitude ten opzichte van sensitiviteit en disciplinering en<br />
hun kin<strong>der</strong>en vertoonden min<strong>der</strong> gedragsproblemen. Dit was met name het geval<br />
als er sprake was van gezinsproblemen, zoals huwelijksproblemen, problemen op het<br />
werk, financiële problemen, etc. (Van Zeijl, Mesman, Van IJzendoorn, Bakermans-<br />
Kranenburg, Juffer, Stolk, Koot, & Alink, 2006). En dit zijn juist de gezinnen waarin<br />
het risico op mishandeling groter is. <strong>De</strong> effectiviteit van de VIPP-SD in risicogezinnen<br />
werd on<strong>der</strong>streept door bevindingen van Canadese collega’s. Zij toetsten de effectiviteit<br />
van een variant op de VIPP-SD in gezinnen waarin mishandeling speelt en vonden<br />
dat de interventie tot gevolg had dat ou<strong>der</strong>s sensitiever reageerden op hun kin<strong>der</strong>en,<br />
dat de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen ou<strong>der</strong>s en kin<strong>der</strong>en was verbeterd<br />
en dat kin<strong>der</strong>en min<strong>der</strong> internaliserend en externaliserend gedrag vertoonden (Moss,<br />
Dubois-Comtois, Cyr, Tarabulsy, St.Laurent, & Bernier, 2011). VIPP-SD is dus een<br />
51<br />
Het risico op kin<strong>der</strong>mishandeling bleek<br />
ruim acht keer groter te zijn in gezinnen<br />
met zeer laag opgeleide ou<strong>der</strong>s, terwijl<br />
werkloosheid van beide ou<strong>der</strong>s het risico<br />
bijna vijf keer vergrootte.
veelbelovend instrument om mishandeling te voorkomen en ou<strong>der</strong>-kindrelaties te<br />
verbeteren Momenteel wordt de effectiviteit van een nieuwe variant van VIPP-SD ook<br />
in de pleegzorg on<strong>der</strong>zocht. Pleegkin<strong>der</strong>en hebben vaak een geschiedenis van moeilijke<br />
gezinsomstandigheden zoals mishandeling. Voor pleegou<strong>der</strong>s betekent dit een uitdaging<br />
die vaak stressvoller is dan het opvoeden van eigen biologische kin<strong>der</strong>en. Het is daarom<br />
van belang pleegou<strong>der</strong>s zoveel mogelijk te on<strong>der</strong>steunen om op die manier ook de<br />
pleegkin<strong>der</strong>en een veilig thuis te kunnen bieden.<br />
Conclusie<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling is helaas nog steeds een veel voorkomend fenomeen met grote<br />
gevolgen voor de ver<strong>der</strong>e ontwikkeling. Die gevolgen zijn vaak zo diep geworteld dat<br />
de ervaring van mishandeling in de jeugd kan leiden tot mishandeling van de eigen<br />
kin<strong>der</strong>en. We moeten er alles aan doen om dit te voorkomen. Dat kan enerzijds door de<br />
maatschappelijke omstandigheden van risicogezinnen te verbeteren. An<strong>der</strong>zijds zal meer<br />
gedaan moeten worden aan preventie. Effectief bewezen preventieve interventies moeten<br />
worden ingezet op brede schaal om ou<strong>der</strong>s de nodige handvatten voor de opvoeding te<br />
bieden en zo kin<strong>der</strong>mishandeling en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen.<br />
Grofweg kunnen we stellen dat<br />
ongeveer 30 procent van de ou<strong>der</strong>s<br />
die in hun eigen jeugd slachtoffer<br />
waren van mishandeling, ook hun<br />
eigen kin<strong>der</strong>en mishandelen.<br />
*Lenneke Alink is per 1 maart 2012 benoemd<br />
tot bijzon<strong>der</strong> hoogleraar Voorkomen, gevolgen en<br />
aanpak van kin<strong>der</strong>mishandeling, Vrije Universiteit<br />
Amsterdam, Jan Brouwer Leerstoel). Zij is hoofd<br />
van het on<strong>der</strong>zoekscluster Kin<strong>der</strong>mishandeling bij<br />
het Centre for Child and Family Studies aan de<br />
Universiteit Leiden en mede-oprichter van het<br />
Leiden Interdisciplinary Network Child abuse and<br />
neglect (LINC; http://linc-leiden.nl). Binnen LINC<br />
worden wetenschappelijke en klinische expertise over juridische, psychiatrische, medische,<br />
psychologische en pedagogische aspecten van kin<strong>der</strong>mishandeling gebundeld om zo het beleid<br />
ten aanzien van preventie, screening en behandeling te on<strong>der</strong>steunen met wetenschappelijke en<br />
klinische kennis en vice versa. Binnen LINC bestaan verschillende samenwerkingsverbanden<br />
voor wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoek en on<strong>der</strong>wijs. Zo start in september 2012 aan de Universiteit<br />
Leiden de interdisciplinaire minor getiteld “Kin<strong>der</strong>mishandeling en verwaarlozing: een<br />
levensloopperspectief.” <strong>De</strong>ze minor zal een samenhangend on<strong>der</strong>wijspakket bieden dat<br />
wordt verzorgd door verschillende disciplines: pedagogiek, psychologie, rechten en medische<br />
wetenschappen en heeft als doel studenten goed voor te bereiden op beleids-, praktijk- en<br />
wetenschappelijke functies op het gebied van kin<strong>der</strong>mishandeling.<br />
Literatuur<br />
- Alink, L.R.A., Cicchetti, D., Kim, J., & Rogosch, F.A. (2009). Mediating and<br />
mo<strong>der</strong>ating processes in the relation between maltreatment and psychopathology:<br />
Mother-child relationship quality and emotion regulation. Journal of Abnormal Child<br />
Psychology, 37, 831-843.<br />
52
- Alink, L.R.A., Van IJzendoorn, M.H., Bakermans-Kranenburg, M.J., Pannebakker,<br />
F., Vogels, T., & Euser, S. (2011). Kin<strong>der</strong>mishandeling in Ne<strong>der</strong>land anno 2010: <strong>De</strong><br />
Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kin<strong>der</strong>en en Jeugdigen (NPM-<br />
2010). Leiden: Casimir Publishers.<br />
- Dobrova-Krol, N.A., Van IJzendoorn, M.H., Bakermans-Kranenburg, M.J., & Juffer,<br />
F. (2010). Effects of perinatal HIV infection and early institutional rearing on physical<br />
and cognitive development of children in Ukraine. Child <strong>De</strong>velopment, 81, 237–251.<br />
- Ellis, B.J. Boyce, W.T. Belsky, J. Bakermans-Kranenburg, M.J. & Van IJzendoorn,<br />
M.H. (2011). Differential susceptibility to the environment: An evolutionaryneurodevelopmental<br />
theory. <strong>De</strong>velopment and Psychopathology, 23, 7-28.<br />
- Frodi, A.M., & Lamb, M.E. (1980). Child-Abusers Responses to Infant Smiles and<br />
Cries. Child <strong>De</strong>velopment, 51, 238-241.<br />
- Huffmeijer, R., Tops, M., Alink, L.R.A., Bakermans-Kranenburg, M.J., & Van<br />
IJzendoorn, M.J. (2011). Love withdrawal is related to heightened processing of faces<br />
with emotional expressions and incongruent emotional feedback: Evidence from<br />
ERPs. Biological Psychology, 86, 307-313.<br />
- Joosen, K.J., Mesman, J., Bakermans-Kranenburg, M.J., Pieper, S., Van IJzendoorn,<br />
M.H., & Zeskind, P.S. (in press). Physiological reactivity to infant crying and observed<br />
maternal sensitivity. Infancy.<br />
- Lamers-Winkelman, F., Slot, N.W., Bijl, B., & Vijlbrief, A.C. (2007). Scholieren over<br />
mishandeling: Resultaten van een landelijk on<strong>der</strong>zoek naar de omvang van kin<strong>der</strong>mishandeling<br />
on<strong>der</strong> leerlingen van het voortgezet on<strong>der</strong>wijs. PI Research, Vrije Universiteit Amsterdam,<br />
Faculteit <strong>der</strong> Psychologie en Pedagogiek, WODC.<br />
- Maestripieri, D. (2005). Early experience affects the intergenerational transmission of<br />
infant abuse in rhesus monkeys. PNAS, 102, 9726-9729.<br />
- McCanne, T.R., & Hagstrom, A.H. (1996). Physiological hyperreactivity to stressors<br />
in physical child abusers and individuals at risk for being physically abusive. Aggression<br />
and Violent Behavior, 1, 345-358.<br />
- Moss, E., Dubois-Comtois, K., Cyr, C., Tarabulsy, G.M., St-Laurent, D., & Bernier,<br />
A. (2011). Efficacy of a home-visiting intervention aimed at improving maternal<br />
sensitivity, child attachment, and behavioral outcomes for maltreated children: A<br />
randomized control trial. <strong>De</strong>velopment and Psychopathology, 23, 195–210.<br />
- Sapolsky, R. M., Romero, L. M., & Munck, A. U. (2000). How do glucocorticoids<br />
influence stress responses? Integrating permissive, suppressive, stimulatory, and<br />
preparative actions. Endocrine Reviews, 21, 55–89.<br />
- Van IJzendoorn, M.H., Prinzie, P.J., Euser, E.M., Groeneveld, M.G., Brilleslijper-<br />
Kater, S.N., Van Noort-Van <strong>der</strong> Linden, A.M.T., Bakermans-Kranenburg, M.J.,<br />
Juffer, F., Mesman, J., Klein Vel<strong>der</strong>man, M., & San Martin Beuk, M. (2007).<br />
Kin<strong>der</strong>mishandeling in Ne<strong>der</strong>land anno 2005: <strong>De</strong> nationale prevalentiestudie mishandeling<br />
van kin<strong>der</strong>en en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Casimir Publishers.<br />
- Van Zeijl, J., Mesman, J., Van IJzendoorn, M.H., Bakermans-Kranenburg, M.J., Juffer,<br />
F., Stolk, M.N., Koot, H.M., & Alink, L.R.A. (2006). Attachment-based intervention<br />
for enhancing sensitive discipline in mothers of 1- to 3-year-old children at risk for<br />
53
externalizing behavior problems: A randomized controlled trial. Journal of Consulting<br />
and Clinical Psychology, 74, 994–1005.<br />
Discussie<br />
Paul Schnabel vraagt of zwakbegaafde mensen (waarbij vaak de combinatie van<br />
werkloosheid en zeer laag opleidingniveau speelt) een risicogroep zijn. Lenneke Alink<br />
beaamt dit. Met laag opgeleide mensen worden in dit geval bedoeld degenen die alleen<br />
de basisschool hebben afgerond of zelfs dat niet. Wij zouden bijzon<strong>der</strong>e aandacht moeten<br />
besteden aan zwakbegaafden die ou<strong>der</strong>s worden. “Ik zou het ou<strong>der</strong>schap niet direct willen<br />
verbieden, maar wel goede begeleiding bieden, als het kan binnen het familieverband<br />
zoals wel voorkomt. Als dat niet kan dan op an<strong>der</strong>e manieren.” Paul Schnabel merkt<br />
op dat de combinatie werkloosheid en laagopgeleid ook iets zegt over het vermogen van<br />
mensen om te reflecteren op zichzelf, naar zichzelf te kijken, hun emoties te reguleren.<br />
“Niet dat het bij beter opgeleiden altijd zo geweldig gaat, maar deze mensen zitten toch<br />
vaak in een situatie waarin ze eigenlijk overvraagd zijn voor hun taak.” Lenneke Alink<br />
denkt dat deze mensen wel sneller dan an<strong>der</strong>en gestrest kunnen zijn, wat funest kan<br />
zijn bij de opvoeding van kin<strong>der</strong>en als er veel problemen tegelijk spelen. “En ook al is<br />
het inlevingsvermogen van mensen in het kind niet perse een kwestie van opleiding of<br />
intelligentie, verdienen zwakbegaafde ou<strong>der</strong>s zeker extra aandacht.”<br />
Paul Schnabel gaat vervolgens in op de zogenaamde ‘nanny–uitzendingen’, en de<br />
manier waarop media dit on<strong>der</strong>werp behandelen. Ze suggereren hoe je snel even een<br />
kind kunt disciplineren, ook in gezinnen waarin het overduidelijk niet goed gaat<br />
en kin<strong>der</strong>en volkomen onhandelbaar lijken. <strong>De</strong> nanny komt keurig netjes gekapt<br />
en opgemaakt binnen en binnen een paar uur lijkt het probleem opgelost. Is het zo<br />
eenvoudig? Lenneke Alink: “Je zou je haast afvragen of een effectiviteitsstudie voor<br />
de nanny wel nodig is, want je ziet het voor je ogen gebeuren. Maar een nanny is niet<br />
per se slecht en een heleboel elementen in haar aanpak kunnen wel degelijk effectief<br />
zijn. Maar daarmee ben je er niet. Op TV zie je natuurlijk allemaal successtories, en<br />
ook op het moment dat er gefilmd wordt bij de nameting gaat alles fantastisch. Maar de<br />
regels die de nanny hanteert, vooral het orde brengen in een gezin, duidelijke grenzen<br />
stellen, kin<strong>der</strong>en moeten weten waar ze aan toe zijn, dat is allemaal niet verkeerd. Het<br />
bijbrengen van regels en grenzen is vaak in zulke gezinnen al een heleboel waard. Maar<br />
we moeten een stap ver<strong>der</strong> zetten: Wij moeten ou<strong>der</strong>s in staat stellen om te leren zich in<br />
te leven in hun kind, vanuit het kind te denken, zodat ze ook de signalen van het kind<br />
goed opmerken. Dat is een cruciaal aspect van het opvoeden.”<br />
Boudi Dortland (oud-secretaris KHMW) vraagt hoe het nu moet met de kin<strong>der</strong>en<br />
die buitenshuis zijn mishandeld of misbruikt, volledig zon<strong>der</strong> dat de ou<strong>der</strong>s daar<br />
iets van wisten. Zijn er methodes om die kin<strong>der</strong>en te behandelen en te genezen?<br />
Lenneke Alink antwoordt dat er de echt kindgerichte behandelingen zijn voor het<br />
posttraumatische stress-syndroom dat kin<strong>der</strong>en kunnen oplopen (het herbeleven van<br />
bepaalde ervaringen). En er zijn behandelingen die uitgaan van de gezinscontext.<br />
54
“Maar het is altijd van belang, zeker als het gaat om jonge kin<strong>der</strong>en, dat de ou<strong>der</strong>s<br />
worden betrokken bij behandelingen. Of ze nou da<strong>der</strong> zijn of niet. Of er nu sprake<br />
was van misbruik binnenshuis of buitenshuis. Maar we weten vaak nog niet goed wat<br />
het uiteindelijke effect is van behandelingen. Echt helemaal genezen van ernstiger<br />
vormen van mishandeling is misschien wel onmogelijk. <strong>De</strong> behandelmethoden die er<br />
zijn en waarvan we iets meer weten zijn behandelingen voor volwassenen. We zullen de<br />
effectiviteit van behandelmethoden in de on<strong>der</strong>zoeksagenda moeten opnemen.”<br />
Paul Schnabel vult aan dat wanneer er sprake is<br />
van een psychotrauma, en misbruik of geweld heeft<br />
een wond geslagen, je niet van te voren weet wat de<br />
gevolgen zullen zijn voor het kind. Maar sommige<br />
kin<strong>der</strong>en hebben een soort stevigheid, van nature<br />
of qua persoonlijkheid of wellicht door de steun van<br />
iemand in de omgeving, waardoor ze ermee kunnen<br />
omgaan. Van genezing kun je niet spreken. Lenneke<br />
Alink zegt dat mishandeling niet hetzelfde effect heeft<br />
op alle kin<strong>der</strong>en. Bij sommige kin<strong>der</strong>en zie je het niet<br />
of nauwelijks terug en dat is ook een van de redenen<br />
waarom het niet veel zin heeft uit te gaan van de effecten op het kind in de definitie van<br />
mishandeling. Punt één: je kunt ze niet altijd meten en punt twee: soms zijn ze er niet en<br />
soms zijn ze er wel, maar zie je ze niet. Mishandelde kin<strong>der</strong>en zitten vaak in een vicieuze<br />
cirkel. Ze hebben een zeer laag zelfbeeld, hebben moeite met emotieregulatie, en daardoor<br />
min<strong>der</strong> aansluiting bij an<strong>der</strong>e kin<strong>der</strong>en op school. Daardoor werken effecten heel erg door<br />
in het totaalbeeld. Alexan<strong>der</strong> Rinnooy Kan vraagt of er internationaal vergelijkbare<br />
cijfers zijn over het voorkomen van kin<strong>der</strong>mishandeling en of we iets kunnen leren van<br />
verschillen tussen Ne<strong>der</strong>land en an<strong>der</strong>e landen. Een an<strong>der</strong>e vraag is of er bewijs is voor<br />
de stelling dat kin<strong>der</strong>mishandeling effectiever voorkomen kan worden in kleine (dorpse)<br />
gemeenschappen met meer sociale controle dan in een grootstedelijke omgeving. Lenneke<br />
Alink begint met de laatste vraag, want dat lijkt de lastigste. “Ik kan mij voorstellen dat het<br />
melden van kin<strong>der</strong>mishandeling wat gemakkelijker is in zo’n omgeving. Ik heb zelf vaak<br />
nagedacht over de mate waarin mensen uit de omgeving verantwoordelijk gesteld kunnen<br />
worden voor het melden van mishandeling. En ook als je zelf voor je ogen iets ziet gebeuren,<br />
doe je dan wat op dat moment, spreek je de ou<strong>der</strong>s aan? Ik weet zelf ook niet op voorhand<br />
wat ik zou doen. Maar in kleine gemeenschappen is het misschien gemakkelijker, zo zou<br />
je ook uit het voorbeeld van mevrouw Gunning kunnen afleiden. Wat betreft de an<strong>der</strong>e<br />
vraag over prevalentie van mishandeling wil ik wijzen op de National Incidence Studies<br />
uit Amerika, waarop ook onze methodologie is gebaseerd. <strong>De</strong> meest recente studie laat<br />
zien dat het aantal per duizend in de VS 39,5 is bij ons 34. Amerika scoort net wat hoger.<br />
Een vergelijking is doorgaans lastig te maken. Verschillen in uitkomsten tussen an<strong>der</strong>e<br />
studies naar de prevalentie zijn soms te herleiden tot methodologische verschillen. Bij<br />
psychologiestudenten zul je vaak een hogere prevalentie zien dan in een an<strong>der</strong>e steekproef.<br />
<strong>De</strong> vergelijking tussen de VS en Ne<strong>der</strong>land gaat qua methodologie wel op, want die is min<br />
55<br />
Er is geen direct oorzakelijk<br />
verband tussen opleiding of<br />
werkloosheid en mishandeling,<br />
maar toch zou een forse investering<br />
in scholing en werkgelegenheid<br />
stress kunnen wegnemen<br />
bij gezinnen met risico op<br />
mishandeling.
of meer gelijk. Toch blijft het ook dan lastig, want hoe komt het dat wij wat lager scoren.<br />
Ligt het aan economische omstandigheden? Dat blijft gissen.“<br />
Paul Schnabel komt terug op het voorbeeld van Louise Gunning. “In zo’n kleine<br />
gemeenschap kan mishandeling bekend zijn, maar er wordt toch ook niets aan gedaan.<br />
Het is een soort geheim wat mensen met elkaar delen waardoor ze zelf ook betrokken<br />
raken en denken laat maar zitten. Dat is een patroon. Men weet het wel, maar er gebeurt<br />
niks. Interessant is het risico van alleenstaand ou<strong>der</strong>schap: 90 procent daarvan betreft<br />
moe<strong>der</strong>s, vaak met een laag inkomen (armoede komt bijna nergens zoveel voor als on<strong>der</strong><br />
eenou<strong>der</strong> gezinnen). Toch zijn deze vrouwen vaak alleen met een of meer kin<strong>der</strong>en,<br />
kunnen de taken niet delen, en zitten heel erg on<strong>der</strong> stress van combineren van te veel<br />
taken. Als kin<strong>der</strong>en dan lastig worden zit daar ook een risico in dat onvoldoende gedekt<br />
kan zijn door de sociale controle in de omgeving. Vreemde ogen kunnen dwingen<br />
maar niet zon<strong>der</strong> interactie.” Lenneke Alink bevestigt dat juist in dat soort gezinnen,<br />
alleenstaande ou<strong>der</strong>gezinnen, sociale steun zo belangrijk is. En wellicht is die er in een<br />
kleine maatschappij eer<strong>der</strong> dan in een stedelijke omgeving.<br />
Maarten van Veen, bestuurslid ILC Zorg voor later, vraagt hoe breed Lenneke Alink’s<br />
on<strong>der</strong>zoek gaat worden. Bij fysieke verwaarlozing, horen daarbij ook zaken bij als voeding?<br />
Te veel voeding, onregelmatige voeding, wat uitermate belangrijk is voor opgroeiende<br />
kin<strong>der</strong>en. Paul Schnabel: “MacDonalds als een vorm van fysieke verwaarlozing?”<br />
Lenneke Alink:”Als je elke zaterdag naar de snackbar gaat is dat uiteraard nog geen<br />
kin<strong>der</strong>mishandeling, maar het structureel onthouden van gezonde voeding aan een kind<br />
kan absoluut als kin<strong>der</strong>mishandeling worden beschouwd. In studies naar obesitas (die<br />
wij proberen in verband te brengen met studies naar kin<strong>der</strong>mishandeling) kijkt men<br />
naar de genetische kant (die ook een factor is) en naar opvoeding. Je kunt de relatie<br />
tussen kin<strong>der</strong>mishandeling en obesitas op twee manieren bena<strong>der</strong>en. Enerzijds kun je<br />
kijken naar te veel of te weinig eten en an<strong>der</strong>zijds naar de stress die kin<strong>der</strong>mishandeling<br />
genereert en die invloed kan hebben op hoe je lichaam met voedsel omgaat.” Paul<br />
Schnabel vraagt ten slotte welke rol misbruik van alcohol of drugs speelt bij prevalentie.<br />
Volgens Lenneke Alink is dit wel een risicofactor, maar een die samenhangt met heel<br />
veel an<strong>der</strong>e factoren en in dat verband wordt meegenomen.<br />
56
Marloes van Noorloos<br />
lid van de Nationale <strong>De</strong>nkTank en Universitair Docent Strafrecht Tilburg University<br />
Reflectie<br />
Vertrouwen in publieke organisaties was het thema van mijn<br />
jaargang van de Nationale <strong>De</strong>nktank. Hoe kunnen we het<br />
vertrouwen behouden en versterken in een veran<strong>der</strong>ende<br />
samenleving? In de bijdragen aan deze Jan Brouwer Conferentie<br />
is dit thema soms expliciet en meestal impliciet terug te vinden.<br />
Soms kun je te ver gaan in je vertrouwen, en soms kun je te<br />
weinig vertrouwen hebben en dan heel erg inzetten op preventie<br />
en controle, uiteindelijk misschien wel controle van de hele<br />
samenleving. Dit terwijl de samenleving erg aan het veran<strong>der</strong>en<br />
is. Hoe gaan wij daarmee om? Dat was de vraag die bij alle lezingen<br />
bij mij opkwam. Ik was erg geboeid en ik heb er veel van geleerd. <strong>De</strong> belangrijkste<br />
vragen waren: wat is kin<strong>der</strong>- en ou<strong>der</strong>enmishandeling, wie doet het, wat doen we er<br />
tegen en wie moet er tegen optreden?<br />
Wat is mishandeling?<br />
Het woord mishandeling verwijst naar handelen, maar het hoeft niet per se handelen<br />
te zijn. Het kan ook gaan om nalaten, of verwaarlozen - fysiek, maar ook affectief. <strong>De</strong><br />
definitie is een heel belangrijk on<strong>der</strong>werp, zeker in een veran<strong>der</strong>ende samenleving<br />
met veran<strong>der</strong>ende normen en met verschillende groepen, die alle weer an<strong>der</strong>e normen<br />
hanteren van wat normaal is. Dit geldt ook voor ou<strong>der</strong>enmishandeling. Professor<br />
Baartman zei dat kin<strong>der</strong>mishandeling eigenlijk een sociaal construct is. <strong>De</strong> norm kun<br />
je niet voor eeuwig vaststellen, die wordt door ons allemaal en met elkaar voortdurend<br />
gevormd en bijgesteld. Bovendien hangt mishandeling samen met de bijzon<strong>der</strong>heid van<br />
de omstandigheden of van een gezin. <strong>De</strong> ene pedagogische tik is de an<strong>der</strong>e niet. Het is<br />
daarom niet gemakkelijk om een definitie te geven.<br />
Wie doet het?<br />
Wie het doet is een van de complexiteiten bij dit on<strong>der</strong>werp. Het gaat om<br />
afhankelijkheidsrelaties, vaak in de familiesfeer, soms ook in instellingen. Dat maakt<br />
het zo complex, niet alleen bij de huilbaby, ook bij ou<strong>der</strong>en. Wat als een vrouw haar<br />
demente man steeds als zij het huis uit gaat heel stevig vast bindt, omdat hij de neiging<br />
heeft om brand te stichten. Hoe zit het dan? Het is niet zomaar een simpel good guy bad<br />
buy issue. Dat is het eigenlijk bijna nooit, maar in de samenleving zie je steeds vaker<br />
pleidooien voor de harde aanpak, the good guy bad guy bena<strong>der</strong>ing. <strong>De</strong> nadruk ligt heel<br />
erg op harde straffen in het algemeen, op zero tolerance, maar gelukkig werd vandaag<br />
terecht geconstateerd dat dit in ie<strong>der</strong> geval niet de enige kant is van het beleid van het<br />
kabinet. Er is meer. Mishandelende ou<strong>der</strong>s zijn niet alleen maar da<strong>der</strong>s. En de partner<br />
die haar demente man vastbindt is ook niet alleen maar een da<strong>der</strong>.<br />
57
Het strafrecht kan daarom niet de enige weg zijn in dit geval.<br />
Wat doen we er tegen?<br />
Wat betreft het strafrecht, mijn eigen thema, ben ik geen expert op dit specifieke gebied<br />
van mishandeling, maar ik heb er wat cijfers over opgezocht. Op 120.000 mishandelde<br />
kin<strong>der</strong>en per jaar vormen 800 aangiftes bij de politie eigenlijk maar een heel klein<br />
gedeelte. Driekwart daarvan gaat naar het Openbaar Ministerie. Daarvan komt 61<br />
procent voor de rechter, waarvan dan uiteindelijk 84 procent een veroordeling oplevert.<br />
In die keten verlies je steeds meer zaken en dus kan het strafrecht zeker niet het enige<br />
zijn. Het strafrecht wordt ingezet in de meest ernstige gevallen en dat is ook terecht.<br />
Het strafrecht moet een ultiem redmiddel blijven, omdat het gaat om de relaties tussen<br />
mensen, relaties die wij in veel gevallen toch op de rails willen krijgen of houden,<br />
behalve in de meest extreme gevallen, waar het echt niet an<strong>der</strong>s kan. Zulke relaties zijn<br />
niet altijd gebaat bij steeds har<strong>der</strong>e straffen.<br />
Gelukkig kan er ook veel aan preventie gedaan worden. We kunnen proberen mensen<br />
te on<strong>der</strong>steunen, bijvoorbeeld mantelzorgers. We kunnen zorgen voor een goede<br />
kin<strong>der</strong>opvang, heel erg belangrijk. Het erkennen van het probleem op zichzelf is al<br />
cruciaal, zeker bij ou<strong>der</strong>enmishandeling, wat een vrij nieuw on<strong>der</strong>werp is op de publieke<br />
agenda.<br />
Vervolgens kunnen wij voorlichting geven, educatie bieden en hebben wij<br />
interventiemogelijkheden zoals hulp bij de opvoeding, die ook een sterk positieve<br />
invloed kan hebben. Wat wij ons daarbij wel moeten afvragen is: hoe ver kun je gaan met<br />
dwangmaatregelen? In de politiek zijn daarvoor voorstellen gedaan. Wanneer kunnen<br />
wij iemand een verplichte opvoedcursus geven en gebruiken wij dan risicoprofielen om<br />
te besluiten wie wel of niet in aanmerking komt? Hoe ver ga je daarin? En zo zijn we<br />
weer bij de kwestie van het vertrouwen uitgekomen. Hoe ver kan de controle gaan in de<br />
samenleving? Sommigen, zoals Leefbaar Rotterdam, hebben gesproken over verplichte<br />
anticonceptie na falend ou<strong>der</strong>schap. Dat is de ultieme vorm van controle. Willen we<br />
dat? <strong>De</strong> uitdaging blijft om tussen verschillende vormen van interventie een balans<br />
in te vinden. Opvoedcursussen zou je ook bij ou<strong>der</strong>enmishandeling kunnen inzetten.<br />
Uitsluiting van ou<strong>der</strong>en, leeftijdsdiscriminatie, is een groot thema. Ou<strong>der</strong>en worden te<br />
vaak als een last gezien. Kun je in een cursus leren hoe je daarmee moet omgaan? Het<br />
lijkt mij iets voor een toekomstige denktank om op dit gebied van leeftijdsdiscriminatie<br />
oplossingen te bedenken.<br />
Wie moet aan de slag?<br />
Gelet op de mensenrechtenverdragen heeft de overheid een heel belangrijke<br />
verantwoordelijkheid bij het tegengaan van mishandeling. Maar zoals wij hier gehoord<br />
hebben, heeft ook de samenleving als geheel een morele verantwoordelijkheid om<br />
er tegen op te treden. Die geldt voor de nul- tot vierjarigen, maar ook voor ou<strong>der</strong>en<br />
die kwetsbaar zijn geworden. Hoe wij omgaan met kwetsbare kin<strong>der</strong>en en ou<strong>der</strong>en,<br />
bescherming bieden, is een reflectie van onze beschaving. Die is niet alleen de<br />
58
verantwoordelijkheid van de overheid en ook niet alleen van de gezinnen waarom het<br />
gaat, maar die is de verantwoordelijkheid van ons allemaal.<br />
59
Summary Eighth Jan Brouwer Conference 25 January 2012<br />
Vulnerable generations<br />
How can we prevent the youngest and oldest members of our society from being<br />
abused and mistreated?<br />
Drs. P.H.A.M. (Paul) Huijts<br />
Director-General for Public Health at the Ministry of Health, Welfare and Sport<br />
Vulnerable people in safe hands<br />
Not only does the term child maltreatment relate to children who are on the receiving<br />
end of physical violence, but also to those children who, as a result of neglect, suffer<br />
damage that will continue to affect them for the rest of their lives. It is estimated that<br />
more than 70,000 children in the Netherlands are emotionally or physically neglected<br />
and almost 50,000 children suffer physical or sexual abuse. The lives of those children<br />
are characterised by fear and loneliness and they also experience feelings of extreme<br />
sadness and shame. At the other end of the age spectrum, around 200,000 el<strong>der</strong>ly people<br />
in the Netherlands fall victim to various forms of violence. The Ministry of Health,<br />
Welfare and Sport (VWS) is taking steps to combat maltreatment, un<strong>der</strong> the heading of<br />
Vulnerable people in safe hands. Violence committed within relationships of dependency<br />
in the broad sense not only encompasses vulnerable children and el<strong>der</strong>ly people, but<br />
also disabled people (whether they live in an institution or not) and other groups of<br />
people that find themselves in a situation of dependency, whenever the same patterns<br />
of violence occur. The Ministry of Health, Welfare and Sport is seeking to implement a<br />
joined-up programme of measures aimed at preventing and identifying maltreatment, the<br />
provision of intervention and damage-limitation, involving all manner of organisations<br />
such as the police, the Public Prosecution Service, the probation service, youth care,<br />
education, family doctors, women’s shelters, social services and other relief organisations<br />
working together on an interdisciplinary basis. In or<strong>der</strong> to establish what methods can<br />
be used in this regard, practitioners have looked towards the United States among<br />
others. <strong>De</strong>centralisation was, and still remains, an important factor with regard to policy<br />
change: decentralisation essentially involves siting as many decision-making powers as<br />
possible at a local level. The reduction in the number of protocols involved should then<br />
provide scope, not only for a more specific approach, but also for combinations that<br />
respond more effectively to the diversity of people, families and urban environments in<br />
which they live. Municipalities must be in a position to fulfil their responsibility for the<br />
entire chain of activities from preventive care right through to aftercare. Ultimately,<br />
however, the people in the field are required to identify, intervene, correct and deal<br />
with situations that arise to whom we must give full scope and our full confidence to<br />
take difficult decisions. In that regard, the Government wishes to facilitate an effective<br />
balance. The fact that the Government is taking this matter seriously is evidenced by<br />
60
its endeavour to enable various departments to work together in or<strong>der</strong> to achieve an<br />
integrated approach on a national level. The Ministries of Health (VWS) and Security<br />
and Justice are working together on the Safe Children Action Plan [Actieplan Kin<strong>der</strong>en<br />
Veilig] and the El<strong>der</strong>ly People in Safe Hands [Actieplan Ou<strong>der</strong>en in Veilige Handen], in<br />
which prevention, repression, intervention and aftercare come together. This year, a<br />
total of 22 million euros will be spent for addressing violence in dependency relationship,<br />
to be raissed to 34 million euros in the next few years. The emphases within the Safe<br />
Children Action Plan lie upon prevention, educational support and a multi-disciplinary<br />
approach, amongst other areas. The El<strong>der</strong>ly People in Safe Hands Action Plan focuses<br />
on items such as prevention, awareness-raising, screening staff and a reporting code for<br />
professionals. Finally, a broad general publicity campaign (2012-2014) will focus on<br />
identifying violence committed in a domestic setting and what action needs to be taken<br />
in that regard.<br />
Prof. dr. L. J. (Louise) Gunning-Schepers<br />
Chair of the Health Council and Professor of Health and Society at the University of Amsterdam<br />
The power is in your own hands - support from society to help individuals take<br />
responsibility<br />
The responsibility of the individual is something that is highly important. Sometimes,<br />
however, society must play its part in helping parents, professionals or sectors fulfil<br />
their responsibility and prevent, identify and combat child maltreatment and provide<br />
effective aftercare. Young children are our future and deserve to receive the best possible<br />
start in life. At the same time, those young children are especially vulnerable, as their<br />
development during their first four years of life is so crucial. Two recently published<br />
reports provided us with an insight into the abuse or maltreatment of children and<br />
what measures can be taken in that regard. The first of these emerged from a case that<br />
involved the large-scale abuse of children in and in association with a children’s day<br />
nursery in Amsterdam (Hofnarretje). The report systematically examined the way in<br />
which all involved and the childcare sector itself set out to fulfil their responsibilities<br />
for very young children. How could it be that un<strong>der</strong> the noses of parents, staff, managers,<br />
supervisory authorities and the inspectorate, so many very young children could have<br />
been abused for so long? The report provides an insight into the microscopic world<br />
that exists in and around a children’s day nursery. Many things can go wrong whenever<br />
professionalism in personnel management (screening) or an effective approach towards<br />
rules (limiting the time that adults are left alone with children) are not observed, or<br />
whenever supervisory activities and acting on the basis of complaints and signs of abuse<br />
continue to circulate within the relevant bodies, without the difficult issues actually<br />
being tackled. Sometimes, however, parents too are too trusting and appoint the wrong<br />
individuals as child-min<strong>der</strong>s. It is apparent that young and inexperienced parents need<br />
help when it comes to fulfilling their responsibility towards very young children. The<br />
61
childcare sector also deserves support on a macro level. The Netherlands has an excellent<br />
school system from the age of four years onwards, but professional childcare for children<br />
aged 0 to 4 years only truly got un<strong>der</strong>way a relatively short time ago in the form of a<br />
subsidised sector within the free-market economy of supply and demand for childcare.<br />
Unlike the schools sector, the childcare sector is not subject to a quality regime. Staff<br />
working in the childcare sector are less well-qualified than in other countries and no<br />
requirements at all are in place in or<strong>der</strong> to govern who is, and who is not, allowed to<br />
run a childcare facility. Where demand is high and supply is scarce, the likelihood of<br />
irregularities or breaches of trust are greater than desirable. The aim of the committee’s<br />
recommendations was to improve the overall conditions that exist within the sector so<br />
that all those that operate within or around the childcare sector are able to fulfil their<br />
own responsibilities.<br />
Generally speaking, focusing attention on the interests of children forms a topic that<br />
has only emerged in recent times in the social history of the Netherlands. It was only<br />
150 years ago that child labour was abolished. One hundred years ago, laws were enacted<br />
requiring parents to raise their children and the Council for Child Protection was set<br />
up only 50 years ago. A second report issued by the Health Council focused primarily<br />
on aspects relating to the treatment of abused or neglected children. Part of that report<br />
was about a shift in perceptions, but also about identifying and developing effective and<br />
scientifically proven treatment methods. Without the availability of effective treatment<br />
methods, detection, identification and interventions will be left operating in a vacuum..<br />
Much is happening, but there is still an absence of a stackable body of knowledge in<br />
this area. In or<strong>der</strong> to achieve that, robust scientific support must be linked to the<br />
extensive knowledge that exists amongst practitioners. This is already taking place in<br />
the case of the National Programme for Parental Care. A breakthrough has already been<br />
achieved in that area, but not, as yet, in the childcare sector and associated sectors. As<br />
a society, we must be in a position to offer the educational infrastructure that is capable<br />
of supporting the academization and professionalization of the childcare sector and that<br />
also embraces foster care, care farms and other innovative forms of care that exist within<br />
the market. That is certainly achievable and we must achieve it. After all, the quality of<br />
the development of children between birth and the age of four years will determine the<br />
quality of our society in the future.<br />
Dr. J. (Jolanda) Lindenberg<br />
Scientific Researcher on Vitality and Ageing at the Leyden Academy<br />
The maltreatment of el<strong>der</strong>ly people in a broa<strong>der</strong> perspective: scientific insights into<br />
the un<strong>der</strong>lying mechanisms<br />
Until now, scientific research into the maltreatment of el<strong>der</strong>ly people focused primarily<br />
on the individual characteristics of victims and perpetrators. As a result of that<br />
research, we have now established that personality disor<strong>der</strong>s and cognitive and physical<br />
62
limitations form some of the risk factors. Now that we have become much more aware<br />
of the prevalence of the maltreatment of el<strong>der</strong>ly people, we are witnessing an increase<br />
in the attention being devoted to the relationship and interaction between the victim<br />
and perpetrator. What is more, greater attention is now being paid to environmental<br />
and un<strong>der</strong>lying factors that play a part in the maltreatment of el<strong>der</strong>ly people. In this<br />
presentation, which is based upon current research into aspects of the maltreatment of<br />
el<strong>der</strong>ly people carried out at the Leyden Academy on Vitality and Ageing, we will first<br />
of all discuss current insights into the broadening definition of what constitutes the<br />
maltreatment of the el<strong>der</strong>ly, the prevalence of such maltreatment and the risk factors<br />
that can be determined on the basis of that knowledge. Important risk factors in relation<br />
to the victim include being female and being of advanced years. Other risk factors,<br />
such as social isolation, being of a lower socio-economic class, vulnerable health,<br />
mental health problems and a history of family violence are also consistent with an<br />
increased risk of maltreatment. A number of risk factors have also been identified in<br />
relation to the perpetrator, namely stress or being overtaxed, a psychiatric condition<br />
or personality disor<strong>der</strong>, financial dependency, social isolation or a lack of empathy.<br />
Those are the factors that play a part in increasing the risk that maltreatment will<br />
be committed. On the one hand, what is striking within the interaction that takes<br />
place is the dependency, which, in many cases, is mutual, whilst on the other hand,<br />
experiences of maltreatment feature within the history of the family in question. That is<br />
what is known as intergenerational transmission. In 30 to 50 percent of cases involving<br />
maltreatment of the el<strong>der</strong>ly, the children or grandchildren of the victim are involved in<br />
the maltreatment. The research carried out at the Leyden Academy, which is attempting<br />
to chart this intergenerational transmission, therefore encompasses several generations<br />
and examines genetic and environmental factors. The objective can be clearly defined<br />
whenever someone is stated as having a ‘predilection’ or where reference is made to<br />
protective environmental factors as a means of providing a point of reference when it<br />
comes to prevention and intervention. Environmental factors may also involve elements<br />
of sexism and age discrimination. It is, however, already clear that in the case of ol<strong>der</strong><br />
women, sexism does not contribute towards an increased risk, but that age discrimination<br />
in the environment in the form of ‘ageism’ does increase the risk of maltreatment. And<br />
because social institutions reflect the society in which they are based and incorporate<br />
the standards and expectations that exist within that society (in other words, ageism),<br />
it is sensible to embed the research within an explanatory ecological model that sets out<br />
to look further than just the individual characteristics and situational circumstances of<br />
the victim. The research project can then focus upon the environment in which care<br />
is provided and the role played by doctors, specialists and other care professionals who<br />
ought to fulfil an important task in identifying and reporting the maltreatment of the<br />
el<strong>der</strong>ly, but who must not be prevented from doing so as a result of the negative dialogue<br />
about el<strong>der</strong>ly people or as a result of stereotypical conceptions. The reason for this is<br />
that this would hin<strong>der</strong> one’s awareness of the maltreatment of the el<strong>der</strong>ly and would<br />
restrict one’s ability to identify it. Raising awareness of these issues and circumventing<br />
‘unconscious principles’, perhaps by making screening in relation to the maltreatment<br />
63
of el<strong>der</strong>ly people part of the standard package of care, would form one area in which a<br />
solution may be found.<br />
Dr. L.R.A. (Lenneke) Alink<br />
Centre for Child & Family Studies at Leiden University (and the future hol<strong>der</strong> of the Jan<br />
Brouwer Chair at VU University, Amsterdam)<br />
Child maltreatment: where are we going wrong?<br />
The prevalence of child maltreatment can also be expressed as a relative figure and if we<br />
do this, it is possible to establish that 34 out of every 1000 children in the Netherlands<br />
fall victim to child maltreatment. More extensive police and media attention towards<br />
child maltreatment can perhaps be attributed to a growing number of reports of child<br />
maltreatment in recent years. In any case, we have not yet witnessed a reduction in the<br />
prevalence of child maltreatment in the Netherlands and this is reason enough to focus<br />
policy and scientific research towards the reduction in the number of victims, as well as<br />
towards the treatment and aftercare that are provided. In this context, a more detailed<br />
knowledge will be needed of the consequences of child maltreatment, as well as of the<br />
risk factors associated with it.<br />
The effects of child maltreatment can be consi<strong>der</strong>able. Children who are or have been<br />
a victim of maltreatment are more likely to develop emotional or behavioural problems,<br />
such as depression, anxiety disor<strong>der</strong>s, post-traumatic stress disor<strong>der</strong> or anti-social<br />
behaviour. Children who have suffered maltreatment are significantly less effective at<br />
regulating their own emotions than children who have not suffered maltreatment. For<br />
example, they more frequently display inappropriate emotions, display rapid shifts in<br />
emotion and become rigid whenever they become stressed. The inability to regulate<br />
one’s emotions effectively also forms an un<strong>der</strong>lying factor in the case of problems such as<br />
anxiety, depression or aggression. The ability of an individual’s brain to process emotions<br />
of others is influenced by one’s upbringing. People who experienced a great deal of<br />
rejection from their own mother are less able to cope with negative facial expressions<br />
displayed by others in their surroundings and their stress-system can be severely affected<br />
by maltreatment, which in the long term may lead to emotional and physical problems.<br />
Families in which the parents only enjoyed a low level of education or are unemployed,<br />
single-parent families, families with three children or more and stepfamilies are at<br />
greater risk of child maltreatment. The risk of child maltreatment is actually eight times’<br />
greater in families in which the parents only enjoyed a very low level of education,<br />
whilst the risk of maltreatment in families in which both parents are unemployed is<br />
almost five times’ greater. In the case of people of non-Dutch heritage who have lived<br />
in the Netherlands for some time, the fact that they may have enjoyed only a low level<br />
of education does not place their families at any greater risk of child maltreatment than<br />
the families of parents of Dutch heritage who received the same level of education. In<br />
the case of non-Dutch nationals who have arrived in the country more recently (many<br />
64
of whom are refugees), an increased risk of maltreatment still applies, even if the level<br />
of education is taken into account. The traumas suffered by families that fall into this<br />
category may play a major part. What is more, the risk of maltreatment was greater in<br />
single-parent families, in families with three or more children and in stepfamilies. We<br />
must also bear in mind that child maltreatment does not only occur in the risk groups<br />
referred to above. Socio-economic or family factors are not the only ones that distinguish<br />
abusive parents from non-abusive parents. For example, studies into neurobiological<br />
factors demonstrate that abusive parents display exacerbated stress responses whenever<br />
they see or hear the signs of emotion of a child. At the present time, we are carrying<br />
out research into the operation of a stress-system amongst abusive and non-abusive<br />
mothers, however we are also looking into the effects of one’s own experiences of<br />
maltreatment in one’s youth, as this constitutes a risk that one will go on to commit<br />
maltreatment in the future as a parent. This type of data is extremely useful when it<br />
comes to setting up (preventive) intervention programmes. As a low level of education<br />
and unemployment form the most important risk factors, investing substantial sums in<br />
education and employment is something that must obviously be consi<strong>der</strong>ed in or<strong>der</strong> to<br />
remove the stress within families in which stress forms a factor. That would make it easy<br />
for parents to respond effectively during the sometimes-stressful interactions with their<br />
children. As far as preventive interventions are concerned, success is being achieved<br />
using a method of video-feedback that helps parents to increase their sensitivity to the<br />
signs their children are displaying, so that discipline may become more child-focused,<br />
or helps them to explain what is and what is not permitted. It is important that proven,<br />
effective interventions of this type be introduced in a broad scale in or<strong>der</strong> to support<br />
parents in raising their children and to prevent maltreatment.<br />
Dr. mr. L.A. (Marloes) van Noorloos<br />
Member of the National ThinkTank and University Lecturer in Criminal Law at Tilburg<br />
University<br />
Final thoughts<br />
What can we do to maintain confidence in public organisations and reinforce it in<br />
our changing society? That was the annual theme of the National ThinkTank, and<br />
at this Jan Brouwer Conference, that topic featured explicitly, but mostly implicitly<br />
in the presentations delivered. Sometimes, we can take our confidence too far, but<br />
sometimes, one can lack confidence and place too great an emphasis on prevention<br />
and control. It is not as simple as a good-guy, bad-guy issue. In our society, however,<br />
we are more frequently witnessing individuals make a case for a hard-line approach, for<br />
the introduction of severe penalties in general and of zero tolerance. This cannot form<br />
the sole facet of policy, however. Abusive parents or abusive children are not merely<br />
perpetrators and so criminal law cannot be used as the sole remedy. Of the 120,000<br />
children who are maltreated each year, only 800 cases are reported to the police. Three<br />
65
quarters of those cases are referred to the Public Prosecution Service. Of those, 61 percent<br />
end up in court and 84 percent of those court cases ultimately results in a conviction.<br />
During that particular sequence of events, an increasing number of cases are not being<br />
brought to court. It is certainly true that criminal law must remain the ultimate remedy.<br />
After all, these types of case involve the relationships between individuals and in many<br />
cases, the aim is to get those relationships back within the straight and narrow and to<br />
keep them there. The same is also true of compulsory measures of the types that were<br />
proposed in political circles, such as compulsory contraception or compulsory courses in<br />
child rearing. Will we therefore use risk profiles as a means of deciding who is and who<br />
is not eligible for these? As a result of the human rights conventions, the Government<br />
has an extremely important responsibility with regard to combating maltreatment. It is<br />
also true, however, that society as a whole has a moral responsibility for children aged<br />
from birth up to four years, as well as for vulnerable old people. The ways in which we<br />
treat our vulnerable children and senior citizens is a reflection of our civilisation and<br />
that is the responsibility of us all.<br />
66
<strong>De</strong>elnemerslijst<br />
Titel Voor<br />
letters<br />
Achternaam Instelling/bedrijf<br />
Functie<br />
Prof. dr. J.T. Allegro ILC/Zorg voor Later<br />
Bestuurslid<br />
Dr. L.R.A. Alink Universiteit Leiden<br />
Centre for Child and Family Studies<br />
Prof. dr. J.T. Allegro ILC/Zorg voor Later<br />
Bestuurslid<br />
Prof. dr. R.B. Andeweg Wetenschappelijke<br />
Raad Jan Brouwer Fonds<br />
Lid<br />
Prof. dr. W.A. Arts Wetenschappelijke Raad<br />
Jan Brouwer Fonds<br />
Voorzitter<br />
Dr. C. Bakker ZonMw<br />
Programma Coördinator ou<strong>der</strong>en<br />
Drs. H. Bakkerode ILC/Zorg voor Later<br />
Bestuurslid<br />
E. van Beek KPMG Plexus<br />
Adviseur gezondheidszorg<br />
I. van Beek MOVISIE<br />
Senior adviseur huiselijk en seksueel<br />
geweld<br />
Dr. J.J. Bel<strong>der</strong>ok Stichting Geron<br />
Voorzitter<br />
L. van den Berg, MSc Universiteit Leiden<br />
Afd. Klinische Gezondheids- en<br />
Neuropsychologie<br />
Drs. M.T. van den Berg ZonMw<br />
Programmasecretaris<br />
Y. Benard ZonMw<br />
Programmasecretaris<br />
Prof. dr. ir. J.F. Besseling KHMW<br />
T.J. Bierman KHMW<br />
Mr. M.E. Bierman-Beukema Jan Brouwer Fonds<br />
toe Water Voorzitter<br />
D. van Bodegom Leyden Academy on Vitality and<br />
Ageing<br />
Universitair docent<br />
67
Prof. dr. M.G. Boekholdt ILC/Zorg voor Later<br />
Vice-voorzitter<br />
F.O.P. de Boer Minsterie van VWS<br />
Senior beleidsmedewerker<br />
Dr. S. Bot SCP<br />
Senior wetenschappelijk medewerker<br />
EJG<br />
Ir. B. Brakel-Uiterwaal Nationale <strong>De</strong>nkTank<br />
Prof. dr. P. Brakman Universiteit Leiden<br />
Emeritus hoogleraar<br />
Drs. A.C.M. Breij ILC/Zorg voor Later<br />
Bestuurslid<br />
G. Buijs NIGZ<br />
Senior adviseur jeugd<br />
Mr. P.A.G. Cammaert KBO Noord-Holland<br />
Ka<strong>der</strong>lid<br />
L. Compier-de Block Universiteit Leiden<br />
M.P.O. de Coole Geron<br />
Hoofdredacteur<br />
Mr. J.H. Dantuma KHMW<br />
E.W.C.M. Damen Cordaan<br />
Voorzitter raad van bestuur<br />
Ir. J.A. <strong>De</strong>kker KHMW<br />
Prof. dr. G. van Dijk KHMW<br />
Secretaris Natuurwetenschappen<br />
M. van Dongen Yulius Geestelijke Gezondheid/<br />
LPBO<br />
Voorzitter<br />
Dr. I. Doorten RVZ<br />
Senior adviseur<br />
Ir. B.M.Th. Dortland-Bier KHMW<br />
Oud-secretaris<br />
Prof. dr. P.A. Dykstra Jan Brouwer Fonds<br />
Wetenschappelijke Raad<br />
Lid<br />
Prof. mr. M. van Empel KHMW<br />
F. Engelaer MSc Leyden Academy on Vitality and<br />
Ageing<br />
On<strong>der</strong>zoeker in opleiding<br />
Prof. dr. W.H.O. Ernst KHMW<br />
Mr. J.J. van Es KHMW<br />
S. Euser Universiteit Leiden<br />
On<strong>der</strong>zoeker<br />
68
Mr. G.W. baron van <strong>der</strong> Feltz KHMW<br />
F. Fiechter ILC/Zorg voor Later<br />
Projectcoördinator<br />
N. Focken AEF<br />
Adviseur<br />
M. Geling Het Netwerkhuis<br />
Directeur<br />
G. Goei Regionaal Bureau Gezondheidszorg<br />
ZHN<br />
Beleidsmedewerker<br />
Dr. W.M. van den Goorbergh Vereniging Aegon<br />
Voorzitter<br />
Mr. A. Goris MBA STG/HMF<br />
Directeur<br />
Dr. D. Graas RMO<br />
Adviseur<br />
Prof. dr. L.J. Gunning-Schepers Gezondheidsraad<br />
Voorzitter<br />
L. den Haan ANBO<br />
Directeur<br />
Drs. M.J.C. Heeremans KHMW<br />
Drs. P.H.A.M. Huijts Ministerie van VWS<br />
Prof. dr. P.J. Idenburg Leyden Academy on Vitality and<br />
Ageing<br />
Lid Raad van Commissarissen<br />
S. Janssen MOVISIE<br />
Manager programma huiselijk en<br />
seksueel geweld<br />
Drs. K.S.M. Jurgens Raad van Advies Jan Brouwer<br />
Fonds<br />
Lid<br />
Dr. M. van <strong>der</strong> Klein Verwey-Jonker Instituut<br />
Senior-on<strong>der</strong>zoeker<br />
Drs. T. van den ILC/Zorg voor Later<br />
Klinkenberg Bestuurslid<br />
Prof. dr. D.L. Knook KHMW<br />
Dr. M. Kok Erasmus MC<br />
Coördinator Tigo<br />
B.J.C. Koolen GGD Rotterdam-Rijnmond<br />
Projectlei<strong>der</strong><br />
Mr. L.J.L. Koster KHMW<br />
Dr. C.G. Kruse KHMW<br />
69
I. ter Laak GGD Ne<strong>der</strong>land<br />
Senior adviseur<br />
Mr. J.J.J. van Lanschot KHMW<br />
Mr. C.J.A. van Lede KHMW<br />
Jkvr. Mr. P. van Lennep KHMW<br />
D. de Levita SeniorWeb<br />
Directeur<br />
Dr. J. Lindenberg Leyden Academy on Vitality and<br />
Ageing<br />
Wetenschappelijk on<strong>der</strong>zoeker<br />
Drs. S. van Manen KHMW<br />
Secretaris<br />
Prof. dr. B. Meyboom-de Jong NPO<br />
Voorzitter<br />
S. Molkenboer NVOG<br />
Vice-voorzitter<br />
H. Muller ILC/Zorg voor Later<br />
Bestuurslid<br />
Y. Mysyuk, Phd Leyden Academy on Vitality and<br />
Ageing<br />
Drs. R.W.M. Nijs KHMW<br />
Drs. A.A. Noordhof ILC/Zorg voor Later<br />
Bestuurslid<br />
Dr. mr. M. van Noorloos Nationale <strong>De</strong>nkTank<br />
Lid<br />
Drs. N.W. van Oerle KBO Noord-Holland<br />
Voorzitter<br />
A.A.M. van Oosterhout On<strong>der</strong>zoeker<br />
Drs. L.S. Ornstein Buitenhof VPRO<br />
Journalist<br />
Prof. dr. H.M. Oudesluys-Murphy, LUMC<br />
MB, PhD Social Paediatrics<br />
Drs. F.M. de Pater Stichting RCOAK<br />
Directeur<br />
A.F. Philips Stichting Emergo<br />
Voorzitter<br />
Prof. dr. B.M.S. van Praag KHMW<br />
Prof. dr. Mr A.W. Reinink KHMW<br />
Prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan KHMW<br />
Voorzitter<br />
Mr. R.E. Rogaar Bestuur Jan Brouwer Fonds<br />
Penningmeester<br />
70
H. Rolden Leyden Academy on Vitality and<br />
Ageing<br />
Junior on<strong>der</strong>zoeker<br />
J.W.F. Romme Nationaal Ou<strong>der</strong>enfonds<br />
Directeur<br />
M.J. van Rooijen NVOG<br />
Voorzitter<br />
Th. Royers Vilans<br />
W. Sandberg van Vereniging Het Zonnehuis<br />
Boelens Bestuurslid<br />
Drs. Th. Schippers ZegelGezond Ne<strong>der</strong>land<br />
Directeur<br />
Prof. dr. P. Schnabel SCP<br />
Directeur<br />
Mr. R.F. Schreu<strong>der</strong> CBG<br />
Voorzitter<br />
A.K. Sharma NDT<br />
Dr. P.A.E. Sillevis Smitt KHMW<br />
J. Slagter Omroep MAX<br />
Voorzitter<br />
Mr. K.W. Sluyterman van Loo Stichting Sluyterman van Loo<br />
Directeur<br />
Ir. C.J.C. Smeets KHMW<br />
Prof. mr. A. Soeteman Jan Brouwer Fonds<br />
Secretaris<br />
Prof. dr. ir. J.H.J. Spiertz KHMW<br />
Mr. W.F.C. Stevens KHMW<br />
M. Stoltenborgh Universiteit Leiden<br />
Drs. H.A.M. Suykerbuyk PPA Public b.v.<br />
Directeur<br />
D. Swart Vereniging Het Zonnehuis<br />
Manager<br />
D. Teeuwen Communication Concert<br />
Directeur<br />
Drs. J.J. Temminck KHMW<br />
Dr. ir. H.L. Tepper KHMW<br />
A. Tharner Universiteit Leiden<br />
Mr. dr. A.M. The <strong>De</strong> Werkvloer Centraal<br />
On<strong>der</strong>zoeker<br />
G. Tielen <strong>De</strong>min<br />
Voorzitter<br />
A. Tiems Ministerie van VWS<br />
Senior beleidsmedewerker<br />
71
Ir. M.C. van Veen KHMW<br />
Dr. A.A. Voors Raad van Advies Jan Brouwer Fonds<br />
Lid<br />
L.J. de Waal Humanitas<br />
Directeur<br />
Ir. M.A.E. van <strong>der</strong> Waal ILC/Zorg voor Later<br />
Directeur<br />
B.H. van <strong>der</strong> Wal Vakcentrale MHP<br />
Duovoorzitter<br />
F. van Weering Regionaal Bureau Gezondheidszorg<br />
ZHN<br />
Beleidsmedewerker<br />
Prof. dr. R.G.J. Westendorp KHMW<br />
Mr. J.W.B. Westerburgen Vereniging Aegon<br />
Vice-voorzitter<br />
Mr. C.G.A. van Wijk KHMW<br />
A.A.M. Willemse-van <strong>der</strong> Unie KBO<br />
Ploeg Bestuurslid<br />
Drs. H.J.Th. Willemse Publicarea<br />
Directeur<br />
J.J. Woudt Het Financieele Dagblad<br />
Waarnemend hoofdredacteur<br />
A.H.M. Wouters PMT<br />
Directeur<br />
72
<strong>De</strong> Achtste Jan Brouwer Conferentie werd voorbereid<br />
in overleg met de Wetenschappelijke Raad van het<br />
Jan Brouwer Fonds en het secretariaat van de <strong>Koninklijke</strong><br />
<strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen.
Uitgave:<br />
<strong>Koninklijke</strong> <strong>Hollandsche</strong> <strong>Maatschappij</strong> <strong>der</strong> Wetenschappen<br />
(deze uitgave is mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds)<br />
ISBN nummer: 978-90-78396-09-3