29.09.2013 Views

A (los bestand) Doordat in veel dialecten de ... - Flytande svenska

A (los bestand) Doordat in veel dialecten de ... - Flytande svenska

A (los bestand) Doordat in veel dialecten de ... - Flytande svenska

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

effen (bn) - (ook) 1. quitte: we staan effen, we zijn effen; 2. op zijn effen (komen, zijn) – op zijn<br />

plooi komen, <strong>in</strong> <strong>de</strong> plooi vallen, (weer) <strong>in</strong> or<strong>de</strong> zijn. // effenaan (bw) - 1. gelei<strong>de</strong>lijk,<br />

opeenvolgend; 2. zon<strong>de</strong>r haast // ef fenaf - 1. (bw) onverbloemd, gladweg, ronduit, zon<strong>de</strong>r<br />

omwegen; 2. (bw) werkelijk, echt, helemaal: ’t is effenaf schoon weer; 3. (bn) (Ant) stug: een<br />

effenaffe vent; 4. (Waas) zie effenop. // effentoe (bw) - (Waas) volop, zeer: effentoe zot; ’t<br />

regent effentoe. // effenop (bw) - één na één; zoals het uitkomt; zon<strong>de</strong>r te kiezen. // van<br />

effenop - (W) van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> komaf. // effenbrengen - (Waas) 1. (schul<strong>de</strong>n) vereffenen; 2.<br />

(ruzie) bijleggen. // effenklappen - (Meet, Kor) (een geschil) uitpraten. // effenrekenen -<br />

(Waas) (huur, loon, kosten) afrekenen. // vaneffentijd (bw) - (Gent) soms; vgl. vantijd.<br />

effort (m) [effôr] (Fr) - <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g: nen effort doen. // efforke, efforreke (o) - kle<strong>in</strong>e <strong>in</strong>spann<strong>in</strong>g:<br />

een efforke doen.<br />

efkens, efkes (bw) - even, eventjes: z’hebben zo we<strong>in</strong>ig kansen om nog efkes blij te zijn.<br />

(Wannes van <strong>de</strong> Vel<strong>de</strong> °9) - A, B. - Var: ùfkes (B).<br />

egalig (bn) - egaal (van kleur, van vorm) - Ant, Waas.<br />

ei (o; mv: eieren, eiers) <strong>in</strong>: 1. eieren of jongen - (Ant).[aren of joeng], (Brs) [aren of joengene]<br />

kiezen of <strong>de</strong>len; 2. met een ei <strong>in</strong> z’n gat zitten - angstig zijn. // eierkoek(e) (v) - (ook) omelet,<br />

eierstruif. // eierpotje (o) - (O) eierdopje. // eierschelp(e) - (v) eierschaal. // eirentrapper<br />

(m) - (Ant) behoedzaam persoon. // eiertertere (m) (

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!